Vertrouwen [2]

[Zie ook de voorloper van deze column: Vertrouwen [1].]

Ook overheden maken fouten: niets menselijks is ze vreemd. De laatste jaren blijken er echter systematische fouten in beleidsmakerij te zitten en is een koers, eenmaal ingezet, amper nog te wijzigen. Naar tegengeluid en onderbouwde waarschuwingen wordt alleen voor de vorm geluisterd; wetten die in de weg staan worden omzeild.

De zorg is een tragisch voorbeeld. Het landelijk EPD was slecht doordacht, constateerde de commissie Elias recent. Dat zeiden critici tien jaar geleden al, maar hun doortimmerde commentaar werd terzijde gelegd. Het gerede vermoeden dat DBCs niet tot besparingen zouden leiden, maar tot meer bureaucratie, minder inzichtelijkheid en meer kosten? Idem dito. Korten op dagelijkse zorg en hulp aan huis zou leiden tot een groter beroep op verpleegtehuizen, waarschuwden kenners, en toch is de overheid ‘verbaasd’ dat veel mensen het thuis nu niet langer redden. En ze zijn, sinds de toegang tot verpleegtehuizen is ingeperkt, verrast dat zich sindsdien vooral ‘moeilijke’ gevallen aandienen en het werk er zoveel zwaarder is geworden. Stemt het parlement niet in met een wetsvoorstel? Proberen we de zaak er toch gewoon per AMvB door te drukken!

Ik schaam me voor mijn regering. De kortzichtigheid en vooringenomenheid van veel maatregelen, de ondoordachtheid van de zoveelste ‘betere’ aanpak tergen mijn verstand en hart. Veel beleid is totaal ad hoc, gaat voorbij aan geaccepteerde kennis en feiten, en lijkt op weinig anders gebaseerd dan platitudes als ‘veiligheid’, ‘efficiency’ of ‘doelmatigheid’, in de kennelijke veronderstelling dat het er dan ingaat als Gods woord in een ouderling.

Kwam een van de bewindslieden maar eens met een doordachte bespreking van een beleidsplan, iets waaruit blijkt dat er terdege over de geventileerde kritiek en gebleken voetangels was nagedacht: dat zou winst zijn. Maar nee. Voormalig privacyvoorvechter Lodewijk Asscher verkoopteen verdergaande koppeling van persoonsbestanden dan we ooit hebben gekend, met weinig meer dan een algemene verwijzing naar ‘fraudebestrijding’. Hij toont niet aan dat het huidige beleid tekort schiet, geeft geen cijfers of feiten; hij beweert zelfs niet dat er veel fraude is. Toch moeten we fraude met man en macht tegengaan. Leve de schending van ons aller privacy.

De Ombudsman constateerde koeltjes dat een adreswijziging twee dagen te laat naar de Sociale Dienst opsturen tegenwoordig al volstaat om iemand als fraudeur te bestempelen, een stempel dat je – vanwege diezelfde digitale koppelingen – de rest van je leven zal achtervolgen. Wat is in hemelsnaam het nut van nog fijnmaziger datakoppelingen, Lodewijk Asscher?

En waarom willen we burgers tot in elk detail van hun leven volgen om eventuele fraudeurs te vinden, terwijl we ondanks internationale druk bedrijven die elders op grote schaal belasting ontduiken, in Nederland hartelijk welkom heten?

We verdienen beter dan dit.

Vertrouwen [1]

Het is om je de haren uit de kop te trekken. Westerse overheden treden de wet met voeten, en zetten je weg als zeur of softie als je er iets van zegt. Wanneer je metterdaad aantoont dat de burgers willens en wetens worden belogen, belanden niet zij, maar jij in de gevangenis: je hebt staatsgeheimen verraden, het land in gevaar gebracht.

De Europese dataretentie-richtlijn, die lidstaten verplichtte om alle informatie over het belgedrag en internetverkeer van de 450 miljoen EU-burgers op te slaan, is door het Europees Hof ongrondwettelijk verklaard. ‘Ach,’ zei minister Opstelten vorige maand welgemoed, ‘dan passen we de wet toch aan?’ Alsof je een onterechte inbreuk op het Europees Handvest en de mensenrechten kunt omzeilen met een Nederlands gelegenheidswetje.

Ik heb altijd hartstochtelijk in de politiek geloofd: jezelf engageren, jezelf informeren, luisteren en nadenken, je stem laten horen, steunen wat slim is, en waar nodig met meningen en feiten proberen het beleid te veranderen. Ik heb altijd geloofd in de macht van het woord, en vooral: in recht, rechtvaardigheid, en de kracht van de waarheid.

Maar dat geloof begint danig te tanen.

Vorige week publiceerde het Amerikaanse Congres een lijvig rapport over martelingen door de CIA, een praktijk die de CIA zelf vergoelijkend afdeed als enhanced interrogation. (Op Twitter schreef iemand dat verkrachting volgens die logica eigenlijk niks anders dan ‘enhanced dating’ is.) Verdachten werden in kerkers opgesloten, anaal verkracht, tientallen keren achtereen gewaterboard, moesten urenlang in pijnlijke posities staan, werden dagen en nachten aaneen wakker gehouden. Iemand die later godbetere per abuis als verdachte bleek te zijn bestempeld, stierf door hun toedoen aan onderkoeling.

De CIA verdedigde hun wreedheden met een beroep op veiligheid: om de natie te beschermen, mocht je het recht met voeten treden. Immers, alleen zo konden ze aanstaande terroristische complotten uit de verdachten persen en Amerika veilig houden.

Niet dus. De informatie die ze losmartelden, was verzonnen (dat haal je de koekoek: ik zou complotten bij de vleet bedenken wanneer ik tien keer per dag bijna werd verdronken), en in slechts één geval heeft de CIA mogelijk zinnige informatie gekregen, maar zelfs dat is twijfelachtig.

Daar sta je dan: de parel van de westerse democratie naar de filistijnen. De CIA heeft zich gedragen als de eerste de beste arrogante ISIS-commandant en heeft alle morele superioriteit van de Verenigde Staten te grabbel gegooid. Hoe kan de VS hierna andere landen ooit nog een schending van de mensenrechten verwijten?

John Kiriakou, de CIA-officier die documenten over de martelingen lekte, zit intussen al twintig maanden in de gevangenis wegens het verraden van staatsgeheimen. De CIA-officieren die dit beleid bedachten en uitvoerden, worden niet vervolgd.

Diaspora

Drie dagen in Londen vergaderd over onderzoekjournalistiek. Hoe doe je degelijk onderzoek, hoe bescherm je bronnen, hoe controleer je publieke uitspraken van overheden en bedrijven, hoe breng je schandalen naar buiten? Hoe houd je de vrijheid van meningsuiting overeind wanneer steeds meer onderwerpen in het geheim worden besproken, of zelfs tot kwestie van staatsveiligheid worden bestempeld? Zijn de vrijheid van meningsuiting en de ruimte om degelijk onderzoek uit te voeren nog gewaarborgd, wanneer privacy verdwijnt?

We zaten er met de fine fleur van onderzoeksjournalisten, klokkenluiders, advocaten, hackers en NGOs. Seymour Hersh, die zowel de Amerikaanse slachting van honderden ongewapende burgers in My Lai als het schandaal rond Abu Ghraib blootlegde; Lowell Bergman, die als eerste de dubieuze praktijken van de tabaksindustrie blootlegde; Eileen Chubb, die naar buiten trad met de barre staat van Britse verpleegtehuizen; Duncan Campbell, die het bestaan van afluistersysteem Echelon aantoonde; Daniel Ellsberg, die staatsgeheimen over de Amerikaanse oorlog in Vietnam naar buiten smokkelde en die als de Pentagon Papers in de krant wist te krijgen.

Gaande de conferentie werd duidelijk hoe groot het spoor van vernieling is dat overheden rond hun klokkenluiders trekken. Dat Chelsea Manning 35 jaar gevangenisstraf kreeg voor het lekken van leugens rond de oorlog in Irak is erg genoeg: niet zij, maar de leugenaars verdienen die straf. Zij hebben hun eigen volk voorgelogen – en de rest van de wereld.

In het voetspoor van de klokkenluiders wordt echter ook anderen hun rechten ontzegd. Veel journalisten zijn voor hun eigen overheid gevlucht. Uitgever Julian Assange zit al ruim drie jaar vast in de ambassade van Ecuador; de filmmaakster Laura Poitras – die als allereerste contact had met Edward Snowden – kan de VS en de UK niet meer in, evenals journalist Glenn Greenwald en diens partner David Miranda; Snowden kan Rusland niet meer uit; Sarah Harrison, die Snowden vanuit Hongkong naar Rusland begeleidde, kan haar moederland niet meer in. Meer en meer mensen die ons de verhalen van klokkenluiders brachten, leven nu – o ironie – in exil in Berlijn.

Op de derde dag van de conferentie zag ik Citizen Four, de documentaire die Poitras over Snowden maakte. En na twee dagen van verstandige, heldere, imposante en onthullende verhalen, was ik ineens totaal van de kaart. Niet vanwege de onthullingen van Snowden: die zijn me inmiddels akelig vertrouwd. Niet vanwege de botte leugens van de Amerikaanse overheid: de documenten van Snowden tonen aan hoe verwoestend verraden wij allemaal zijn door de Amerikaanse overheid, en door onze eigen overheden.

Het was de eenvoud van Snowden die me tot tranen toe roerde. ‘Ik zag wat we deden, ik wist wat er gebeurde, en ik vond dat iedereen dit moest weten.’ Ellsberg zei later: ‘Zo was het bij mij ook. Ik kon het bedrog niet langer velen.’

Jong geleerd

Schoolboeken zijn deels digitaal geworden: leerlingen doen hun taken achter de computer. Software houdt bij wat ze gedaan hebben, welke cijfers ze haalden, hoe snel ze waren, waar ze goed in zijn, waar ze blunderen en wat ze over moesten doen. Digitaal lesmateriaal is iets totaal anders dan gewoon maar een boek op de computer: de software observeert en categoriseert al doende elk kind dat met zulk digitaal lesmateriaal werkt.

Die gegevens worden teruggestuurd naar de uitgevers van de schoolboeken. Zij beschikken daardoor over een schat aan informatie over de deelnemende scholieren: inmiddels zitten er al ruim een miljoen leerlingen in hun systeem. En omdat ze dat wel handig leek, hebben de uitgevers van de scholen bedongen dat die tevens de persoonsgegevens van de kinderen naar hen zouden doorsluizen. Daaronder vallen ook gegevens over de ouders. Dit alles wordt verzameld in Basispoort, een portal waarin digitale lesmethodes voor de basisschool worden beheerd.

Alleen weet niemand wat de educatieve uitgeverijen – waaronder giganten zoals ThiemeMeulenhoff, Malmberg en Noordhoff – vervolgens met al die gegevens van en over de kinderen (en hun ouders) doen. Accountantsbureau PwC, dat de kwestie op verzoek van staatssecretaris Dekker van Onderwijs al in april van dit jaar onderzocht, betoont zich bepaald geschrokken in zijn rapport.

De privacywetgeving lijkt niet te bestaan voor de uitgevers. Scholen vertrouwen er maar op dat de uitgevers de zaak netjes op orde heeft: ‘Ik neem toch aan dat zo’n grote partij het goed heeft geregeld,’ verzucht een van de geïnterviewde schoolfunctionarissen. Zijn moedeloosheid en afhankelijkheid van die verzamelde uitgeverijen klinkt erin door. Maar niemand weet écht wat de uitgevers met die gegevens doen, en de uitgevers zelf houden de lippen stijf op elkaar.

Eén ding is duidelijk: uitgevers eisen en beheren veel meer gegevens dan waar ze wettelijk over mogen beschikken. Eén ander ding valt te vrezen: de uitgevers hopen spekkoper te zijn, en de vergaarde gegevens economisch te kunnen uitbuiten. Verkopen van de gegevens aan derden is niet ondenkbaar: wellicht hopen ze winst te maken door de gegevens van uw kinderen aan commerciële partijen door te verkopen.

Basispoort zelf blijkt overigens slecht beveiligd te zijn. Een van de servers bleek lek te zijn, en wekenlang konden onbevoegden – te weten: nog weer andere onbevoegden dan de uitgevers – bij de gegevens van de schoolkinderen. Half oktober waarschuwde het Nationaal Cyber Security Center al voor dat lek, pas eind november dichtte Basispoort het.

Mensen zeggen vaak: ‘Ik heb toch niets te verbergen.’ Nu betwijfel ik of dat werkelijk zo is: niemand wil serieus dat een derde partij alles over hem weet, en vervolgens aan de haal kan gaan met die gegevens. Maar als u echt vindt dat u niks te verbergen hebt, vindt u dan ook dat onbevoegde derden alles over uw kind mogen weten?

Golven

Niet alleen het programma was spectaculair, het belangrijkste gebouw was dat al evenzeer. Le Guess Who, Utrechts jaarlijks terugkerende avant-garde en underground muziekfestival, speelde zich goeddeels in het deze zomer geopende TivoliVredenburg af. In een joekel van een gebouw dat bijna achtduizend bezoekers aankan en dat totaal uitverkocht is, verwacht je dikke mensenmassa’s, mismoedig makende rijen, overal troep op de vloer en vooral heel veel akelig dringen.

Niets van dat al. Je zag overal hoge constructies, licht en lucht; grote vensters, brede trappen en deuren, ruime bordessen, overal zicht op de buitenwereld. Nergens het gevoel opgesloten te zijn in een entertainmentfabriek. Alle mensenstromen bewegen zich langs de randen van het gebouw, rond de vijf zalen die de middenas ervan vormen. (Het enige nadeel: de artiestengangen bleken nogal een doolhof.) Alle lof voor de samenwerkende architecten – duizenden mensen opbreken in plukjes her en der kletsende mensen is een kunst apart.

Een van mijn favoriete bands trad er op: Swans, strak geleid door veteraan Michael Gira. Maakte Swans vroeger muziek die zo deskundig op de luisteraars inbeukte dat bezoekers soms misselijk de zaal moesten verlaten, inmiddels zijn ze gemuteerd tot een iets vriendelijker maar nog altijd hypnotiserende band.

Ze legden laag op laag, net zolang totdat er een hechte muur van geluid was gemetseld. Muziek waartegen je met gemak kunt aanleunen zonder om te vallen, zelfs wanneer je, zoals ik, nogal wankele benen hebt en bijna twee uur lang staat. En langzaamaan verandert er iets in die brij: er komt een ritme bij, ergens wordt iets versneld, het zwelt aan en neemt terug. De muziek wordt als de branding die rollend tegen de rotsen slaat, hij trekt mensen naar zich toe en duwt ze weg, op je benen staan gaat niet meer, die zijn onder je weggespoeld, maar je wordt gedragen door de muziek, dus dat geeft niets. Onder me – ik stond veilig op het balkon – zag ik honderden mensen traag heen en weer deinen, als zeewier in de golven, de muziek had ze volledig ingepakt.

Intussen stond de percussionist met een trombone op zijn schouder te blazen, terwijl hij met zijn andere hand een xylofoon bespeelde. De tweede drummer legde nog een extra tik in zijn strakke ritme. Gira draaide om zijn as op het podium, keek de bandleden om beurten aan, en dirigeerde ze met zijn lichaam. Een en twee en drie en vier! En jij nú je extra laag er bovenop, en nu: jij! Stap stap op zijn linkerbeen, rechterbeen, links, rechts om het ritme aan te geven, zwaaiend met zijn bovenlijf als er een mutatie aan kwam, springend wanneer er een grote klap moest vallen.

Gira was heer en meester van de golven en duwde het publiek kopje-onder.

‘Wow,’ zei een vriend na afloop, ‘Eerst dacht ik: dit trek ik niet. Maar ineens had het me bij de lurven.’ Herboren gingen we naar huis. Daags erna zoemde Swans nog in mijn borstkas rond.

Zingend steen, lichtend pad

Alsof je vanaf de aarde een speldeknop gooit naar een muntje dat ergens op de maan ligt, en dan niet mist: zo beschreef iemand op Twitter de landing van Philae op komeet 67P/C-G. Net als miljoenen andere mensen zat ik afgelopen woensdag urenlang aan het beeldscherm gekluisterd, wachtend tot Philea naar huis zou bellen om te vertellen dat-ie veilig was geland.

De maanlanding heb ik indertijd live gezien. We waren op de camping, mijn ouders hadden speciaal voor de gelegenheid een draagbaar tv’tje van huis meegenomen (of nu ja, tilbaar was een beter woord), en zorgden zo voor een lokale live verbinding tussen Otterlo en de NASA. Ik was best al groot, wel elfeneenhalf, en mocht meekijken met de groep volwassenen die zich voor onze caravan had verzameld. Het was een bijzondere gebeurtenis, dat kon ik uit alles afleiden, maar de crux ervan ging mijn bevattingsvermogen te boven: de rommelige, rotsige beelden op het tv’tje kon ik niet paren aan die gladde, lichtgevende schijf aan de hemel.

Van 67P/C-G had ik tot voor kort nooit gehoord. Sinds die eerste maanlanding is mijn besef van wereld en wetenschap echter voldoende gegroeid om met open mond en gespannen schouders mee te leven met de vluchtleiders van ESA: hoe meer kennis je hebt, hoe meer geïmponeerd je kunt zijn door zulke kunststukjes. En ja, de speldeknop belandde precies op de plek waarop gemikt was. (Al stuiterde hij nadien nog wat door.)

Daarna volgden de foto’s van de komeet. Ruwe, grillige pieken, holtes en gaten. Een wild landschap onder een pikzwarte hemel. Philae boorde, snoof, voelde, luisterde, keek, mat, harkte en analyseerde, en stuurde alle vergaarde data naar huis. Met die gegevens kunnen we het verleden van onze eigen planeet beter begrijpen: we krijgen zodoende een zeldzame blik op onze eigen geboorte. Het klapstuk: Philae wist de oscillaties in de magnetische velden van de komeet te onderscheppen. ESA veranderde de frequentie van die trillingen opdat die voor het menselijk oor herkenbaar werden, en liet ons zo het lied van die verre komeet horen: zacht kwakende kikkers die langzaam muteren tot ruisende wind. We hoorden de kosmos. Toen waren zijn batterijen leeg en viel Philae in slaap.

Op een klein stukje aarde werd diezelfde week een ander wonder van techniek prijsgegeven: in Eindhoven stelde Daan Roosegaarde zijn lichtgevende fietspad open. Overdag verzadigt het asfalt zich met zonlicht, ’s nachts geeft het die energie weer prijs in de vorm van Vincent van Goghs sterrenstormen. Het pad ontvouwt zich voor je ogen. Het is betoverende, wonderschone technologie: Rosegaarde schonk ons een stukje hemel op aarde.

‘Wanneer technologie ver voortgeschreden is, is zij niet langer van magie te onderscheiden,’ zei sciencefictionauteur Arthur C. Clarke ooit. Niet god, maar de wetenschap geeft tover aan ons bestaan.

Schrijnend

Ontdekten we in augustus jongstleden dat er in Nederland vijfduizend ouderen met een indicatie al langer dan een jaar wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarbij de hulpverleners spreken van ‘schrijnende thuissituaties’, nu horen we dat de omstandigheden in verpleeginstellingen al even hemeltergend zijn. Demente bejaarden die stelselmatig zonder enige supervisie in groepjes bij elkaar worden gezet; verpleegkundigen die ’s nachts met hun tweeën vier afdelingen in de gaten moeten houden; mensen bij wie de urine langs de benen loopt; de inspectie die klaagt dat de mondzorg in verpleegtehuizen volstrekt ondermaats is en de tanden van de bewoners niet eens worden gepoetst.

‘Tsja,’ legde staatssecretaris Van Rijn desgevraagd uit, ‘de instellingen zijn helaas overbelast omdat mensen tegenwoordig langer thuis willen blijven. Er komen zodoende nu vooral zware gevallen binnen, en de zorg is daarop niet berekend.’

Het klonk als een plausibel verweer. Nou ja, op één klein puntje na dan, want het is immers Van Rijns eigen beleid om hulpbehoevende mensen zo lang mogelijk thuis te houden en plaatsing in verpleegtehuizen te reserveren voor de allerergste gevallen. Dat maakt de situatie ronduit bizar: de staatssecretaris geeft publiekelijk toe dat de verpleeginstellingen niet bij machte zijn om zijn beleid uit te voeren.

Onze oudjes (en hun mantelzorgers) kunnen hun borst natmaken. Met ingang van januari aanstaande wordt er flink gesneden in allerlei vormen van thuishulp: de financiering van veel landelijke zorg wordt overgeheveld naar de gemeentes, die het en passant met 15 tot 25% minder budget moeten stellen dan momenteel beschikbaar is. De kans dat voortaan ook thuis u de pis over de benen zal lopen en niemand tijd heeft om u te wassen en te verschonen, stijgt navenant.

Van Rijn heeft eerder gesteld dat familie, buren en kennissen maar vaker moeten bijspringen: niet alle zorg kan of hoeft volgens hem professioneel te worden uitbesteed. Maar inmiddels zijn we in de situatie beland dat de familie zelfs in verpleegtehuizen nog moet bijspringen: de verpleging trekt het simpelweg niet meer om de hoogstnoodzakelijke zorg te verlenen.

Wanneer je eigen vader in de media klaagt dat hij niet langer kan aanzien hoe belazerd slecht de zorg voor je moeder is, moet je als staatssecretaris toch iets gaan dagen. Je vervolgens verschuilen achter privé en niet-op-de-man-spelen is uiterst zwak. De moeder van Van Rijn is helaas geen uitzondering, en daarnaast: alle misstanden in de zorg komen aanvankelijk in persoonlijke verhalen naar buiten.

In Duitsland zijn vorige week zeven mensen een proces tegen de staat begonnen wegens de mensonterende situatie in verzorgings- en verpleegtehuizen. Misschien een leuke tip voor vader Van Rijn.

De staatssecretaris zelf kan maar beter aftreden. Nog even, en in de volksmond vervangen we het woord schrijnend door ‘VanRijnend’.

Bedrijven als staat

Raar, dacht Julian Assange: ga je in op een verzoek van Google-topman Eric Schmidt om samen uitgebreid te praten over de toekomst van technologie en internet, en dan neemt Schmidt drie companen mee, allemaal hoge pieten van Buitenlandse Zaken.

Voor Assange was die ontmoeting – ‘one part Google, one part Wikileaks, three parts State Departement’ – aanleiding om de banden tussen Google en het hogere echelon van de Amerikaanse overheid in kaart te brengen. Vooral met de afluisterdienst NSA en het ministerie van Buitenlandse Zaken blijken die hecht: er wordt veel samengewerkt, ze leveren elkaar technologie, en de drie zien elkaars personeelsbestand als natuurlijke kweek- en visvijver.

In zijn recente boek ‘When Google met Wikileaks’ toont Assange vrij overtuigend aan dat Google meer dan internetpolitiek bedrijft. Assange vat het zo samen: ‘Wanner een Amerikaanse internetmonopolist haar invloed in de wereld wil behouden, kan zij de politiek niet links laten liggen. De buitenlandstrategie en economische hegemonie van de VS zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden om je eigen marktaandeel te behouden en te vergroten.’

Daar is niks mis mee, zou je kunnen zeggen, maar opmerkelijk is dat Schmidt al doende vaak opereert als een voorpost van de regering. Schmidt is feitelijk een tweede minister van Buitenlandse Zaken, maar dan wel een die zich meer kan permitteren dan de echte, en die bovendien nooit door het Amerikaanse Congres ter verantwoording kan worden geroepen.

Maar Assange staart zich blind op Google. Wat hij beschrijft, zie je bij alle multinationals gebeuren: ze fungeren als schaduwregering, ze voeren diplomatieke missies uit, ze leveren ministers en topambtenaren bij de vleet, en bieden weggestemde staatslieden werk.

Naomi Klein zette een intrigerende gedachtenstap. Zij beweert dat, na de stadstaat, de natiestaat en de federale staten, we nu naar een nieuwe regeringsvorm groeien: de bedrijfsstaten. Op veel punten groeit de invloed van internationale firma’s de ‘gewone’ politiek letterlijk boven het hoofd: via handelsverdragen wordt bedrijfsmacht boven die van individuele naties gesteld. Het nieuwe trans-Atlantische verdrag dat nu in de maak is, TTIP, geeft bedrijven zelfs het recht om schadeloos te worden gesteld indien een verandering in nationaal beleid hun belangen schaadt. Daarmee krijgen ze een ijzersterk wapen in handen om nationaal beleid te blokkeren.

Tekenend is dat delen van de rechtspraak worden overgeheveld naar het bedrijfsleven. De entertainmentindustrie hamert er al jaren op dat zijzelf als politie, aanklager, advocaat en rechter moet kunnen optreden, en wil dit deel van de rechtspraak liefst geheel zelf afhandelen. Ook het TTIP voorziet in rechtspraak door multinationals: als een bedrijf een overheid aanklaagt, zou een mediator – aangesteld door multinationals – in alle beslotenheid een bindende uitspraak moeten doen.

De staat wikt, de multinational beschikt.

Wees gegroet

Gezond zijn we hooguit tijdelijk; sommigen zijn het zelfs nooit geweest.

Ooit heb ik geprobeerd uit te rekenen welk percentage van de bevolking met een chronische ziekte of handicap leeft. Al kun je het aantal mensen met diabetes, astma, reuma, aids of vaat- en hartziektes niet simpelweg optellen bij de aantallen mensen die blind, doof, verlamd, spastisch, autistisch, dementerend of manisch-depressief zijn (nogal wat mensen hebben meerdere kwalen): je komt tot schrikbarende cijfers. Zowat de helft van de bevolking heeft serieuze fysieke problemen. En wie nu niks heeft, komt later geheid aan de beurt.

De montere kant van die morbide cijfers is dat we er kennelijk vrij goed in slagen om, mét al onze lichamelijke makke, een redelijk leven op te bouwen, Met soms wat extra moeite slagen de meesten erin gewoon te werken, lief te hebben, te reizen, sporten, reizen en uit te gaan. Aan veel mensen zie je van buitenaf niet eens dat ze iets hebben.

In de publieke sfeer valt ziekte daardoor buiten het zicht. We hebben een blinde vlek voor lek & gebrek. Dat – plus de enorme aandacht die er is voor behandeling, herstel en gezond leven in het algemeen – maakt het soms verrotte lastig om uit te zoeken hoe je dat nu eigenlijk doet: fatsoenlijk verder leven met een serieuze, blijvende ziekte of beperking.

Om die reden ben ik een groot fan van de geschiedenissen die mensen vertellen over hun makke. Ze bieden een persoonlijke inkijk in een parallelle wereld, de wereld waar mensen worstelen met hun lichaam. Zulke ziekteverhalen geven vlees en botten aan medische kennis en aan zakelijke informatie over behandelingen; ze maken van ziektegevallen weer echte levens, met alles erop en eraan (en eraf). Ze leren ons dat gezondheid prettig is, maar niet zaligmakend. Ze leren ons hoe arrogant het gezondheidsideaal eigenlijk is, en hoe onbedoeld onhandig of bot gezonde mensen kunnen zijn.

Inmiddels is er een heel cohort van mensen die nog een stap verder gaan: ze doen verslag van hun naderende dood. Aanvankelijk waren het vooral vrouwen die over hun ziekte en aanstaande dood schreven, ooit prachtig aangevoerd door Renate Rubinstein en Annemarie Grewel. Maar sinds Martin Bril durven steeds meer mannen publiek verslag te doen over hun aanstaande einde.

Ook deze krant heeft sinds kort een columnist die zijn dood van nabij in de ogen moet kijken en daarover schrijft. De stukken van Albert de Lange zijn wondermooi, geestig, spits, soms onverwacht sereen. Er is werkelijk iets dat in een mens verandert zodra hij weet dat het bijna met hem gedaan is: de ophanden zijnde dood geeft je woorden gewicht, je beslissingen kracht, je hoofd helderheid. Zo is het en het gaat niet meer anders worden: dat slaat je een boel onzin en getut uit handen, het beent je leven uit tot de essentie.

De dood blijkt ons de mooiste levenslessen te kunnen baren. Maar het blijft hartverscheurend.

Tabakstaks

Afgelopen week vergaderde de World Health Organization in Moskou over haar tabaksbeleid. Het was een vreemde bijeenkomst. Canada en de VS weigerden te komen vanwege Poetins optreden in de Oekraïne; de overige deelnemers stemden eerst om het publiek van alle bijeenkomst uit te sluiten; daarna besloot men – geheel in Poetins geest – om de pers volledig te weren, wat nog bijna leidde tot de arrestatie van een journalist van de Times die nogal gehecht bleek aan zijn recht op vrije nieuwsgaring en transparantie van supra-gouvernementele beslissingen; en tenslotte besloot men om de gang van zaken slechts gedeeltelijk te boekstaven, en dat de rest beter maar geheim kon worden gehouden.

Het vreemdste van al was wel dat de WHO te Moskou besloot om de 179 aangesloten landen een forse verhoging van de tabakstaks op te leggen tot liefst 70%. (Nederland heft momenteel 50% accijns op shag en 57% op sigaretten). Het was een primeur: de eerste keer dat een internationaal orgaan een schier wereldwijde belasting uitvaardigde.

Dit alles om over uw en mijn gezondheid te waken, dat zult u begrijpen.
Alleen: het gaat eigenlijk al redelijk goed met het antirookbeleid. Daar gaat het zelfs zó goed mee dat nationale overheden de gevolgen ervan nu pijnlijk in hun portemonnee voelen. Minder rokers betekent immers ook minder gebeurde accijnsinkomsten. Nederland incasseerde vorig jaar bijvoorbeeld bijna 33 miljoen minder aan tabakstaks. En aangezien overheden net zo afhankelijk zijn van accijnzen als rokers van hun vermaledijde saffie, besloot de WHO de accijnzen dan maar flink omhoog te gooien.

Maar was gezondheid wel het voornaamste motief?

Geen middel is zo effectief om rokers van de tabak af te krijgen als de e-sigaret. Nicotinepleisters, -sprays, -kauwgoms en Champix: allemaal heel leuk, vooral voor de kassa van de farmaceutische industrie, maar hun nut om daadwerkelijk te stoppen met roken blijkt zeer beperkt te zijn. Daarentegen is dampen – de koosnaam voor e-roken – zes keer effectiever dan alles wat de farmaceuten hebben kunnen ophoesten. Rokers die eenmaal kennis hebben gemaakt met dampen stappen makkelijk over op dit veel onschadelijker alternatief, en de meesten van hen doen dat blijvend.

De favoriete stepping stone theorie van de gezondheidsorganisaties is al meermalen onderuit gehaald. Van dampen ga je niet beginnen met roken, van dampen ga je stoppen met roken. Daarnaast zijn de risico’s van dampen dusdanig kleiner, dat steeds meer hart- en longartsen zich vierkant achter de e-sigaret scharen. Want het is niet de nicotine die het probleem is, maar het inhaleren van brandende tabak – en juist dat doe je niet meer wanneer je dampt.

Maar daar had de WHO geen enkele boodschap aan. De e-sigaret en e-liquids moeten volgens hen op precies dezelfde manier worden behandeld – en met dezelfde accijnzen worden bezwaard – als tabak. Voor uw en mijn gezondheid, dát zult u begrijpen.