Heel veilig

De massale surveillance die de NSA en haar Britse evenknie GCHQ stiekem uitvoeren, was voor de twee inlichtingendiensten niet genoeg. Behalve ongericht ieders internetverkeer onderscheppen, wilden ze hetzelfde ook doen met mobiel verkeer. Maar aangezien mobiel verkeer standaard wordt versleuteld, hadden ze een probleem.

Ze besloten Gemalto onderhanden te nemen. Dat bedrijf, dat haar hoofdvestiging in Nederland heeft, levert jaarlijks ruim twee miljard chips die wereldwijd in mobieltjes worden gebruikt. Via hun illegale surveillance identificeerden de NSA en het GCHQ een aantal ‘interessante’ mensen binnen Gemalto, wier gangen vervolgens digitaal tot in detail werden nagetrokken. Hun e-mail werd uitgeplozen, hun contacten werden geïnventariseerd, hun wachtwoorden werden onderschept.

Stukje bij beetje wisten de inlichtingendiensten dieper in het netwerk van Gemalto door te dringen. Hun eigen hackers schreven intussen scripts om geautomatiseerd informatie bij het bedrijf te onderscheppen en weg te sluizen.

Wat de NSA en het GCHQ er stalen? De geheime sleutels die in de chips zijn meegebakken, en die enerzijds dienen om de kaarthouder identificeren en anderzijds om het verkeer met de provider te versleutelen. In porties van soms miljoenen tegelijk ontvreemdden de inlichtingendiensten die sleutels.

Het effect: al het verkeer van de bijbehorende mobieltjes is op slag volkomen transparant voor de inlichtingendiensten. Nooit meer hoeven aankloppen bij providers voor gegevens, doelgerichte telefoontaps zijnn niet meer nodig, nergens hoeft een rechter aan te pas te komen, en als bonus: de NSA en het GCHQ hoeven nergens verantwoording over af te leggen, aangezien niemand wist dat ze dit deden.

U kunt uw mobieltje dus niet meer vertrouwen, dat kan zo worden afgeluisterd O niet omdat uzelf verdacht bent, hoor, nee wees gerust: ze luisteren u uitsluitend af omdat u ergens werkt waar volgens hen mogelijk interessante gegevens worden verwerkt, gegevens waarvan zij als inlichtingendiensten menen dat ze er zonder last of ruggespraak bij moeten kunnen. U bent geen doel, U bent alleen maar hun instrument. Zij willen graag illegaal al uw gegevens hebben, opdat ze illegaal – en zonder dat er enige verdenking jegens hen bestaat – ook de rest van de mensheid overal kunnen afluisteren.

De hack van de NA en het GCHQ heeft ongekende repercussies. Want de chips van Gemalto beveiligen tevens bankpassen, creditcardsleutels, toegangspasjes en chips voor mobiel betalen. Gemalto’s klanten zijn niet de minsten: Vodafone, Orange, AT&T, Verizon, T-Mobile, MasterCard, American Express. Al dat verkeer hebben de veiligheidsdiensten in één klap gecompromitteerd. Voor uw en onze veiligheid…!

Gemalto beweert nu dat er niet veel aan de hand is. Allicht: ze zijn als de dood dat hun klanten een zaak tegen ze beginnen. Maar als ik Gemalto was, zou ik als de sodemieter aangifte doen van malversaties door de overheid.

Valse vrienden

Ineens kreeg ik op Facebook vriendschapsverzoeken van wildvreemde Afrikaanse mannen, die stuk voor stuk profielfoto’s hadden waarin ze smachtend in de lens keken. Ook kreeg ik veel persoonlijke berichtjes van andere Afrikaanse mannen die me schreven dat ze geraakt waren door mijn prachtige verschijning. Vast vleiend bedoeld, maar vermoedelijk waren de berichten het gevolg van mijn verse status van weduwe. Ik was het doelwit van een nieuw type Nigeriaanse scam, dacht ik, en klikte al die mannen weg.

Er gebeurde weer iets raars op Facebook. Ik bleek om de haverklap pagina’s te hebben geliked die ik nog nooit in mijn Facebookbestaan heb gezien, en als ik ze wél had gezien, piekerde ik er niet over om ze te leuk te vinden. ‘Vrienden van Nederland’, bijvoorbeeld, een pagina waar ik werkelijk geen enkele affiniteit mee heb. ‘Facebook wil zulke paginabeheerders vast laten zien dat het loont om er met je clubje te leuren, dacht ik, en haalde elke valse like weg waarop ik Facebook betrapte.

Vervolgens kwamen er vriendschapsverzoeken van mensen met iets te fraaie Nederlandse namen – Geertruida Hoogenboom of Mathilde Nooitgedacht enzo – en bleken die mensen bij inspectie geen profiel van betekenis te hebben: ze deden niks op Facebook, maar hadden wel een stapel vrienden.

En tenslotte kwam er een ris niet-smachtende Afrikaanse en Aziatische mannen om mijn vriendschap bedelen. Ze waren allemaal al vriendjes met steeds dezelfde groep halve kennissen in mijn Facebookkring, en deden zelf óók helemaal niks op Facebook, behalve een leuke exotische naam dragen. (Wat goedwillende, meestal middelbare dames steeds naïef deed uitroepen: ‘Wat ontzettend leuk dat je vriendschap met mij wilt sluiten!’)

Toen begon het me te dagen.

Voor Facebook zijn wij, de gebruikers die denken centraal te staan, niet het doel. Wij zijn slechts het middel: wij zijn hun handelswaar. Alles dat wij daar zo graag aan onze vrienden vertellen, is voor Facebook grondstof: onze verhalen en foto’s worden vermalen, verwerkt en verhandeld aan de echte klanten: adverteerders, spelletjesmakers, bedrijven die gerichte informatie over potentiële klanten zoeken, dataminers die profielen willen kruisen om hun mediastrategie te verfijnen.

Maar ja: om hun eigen handel te verkopen en hun aandeelhouders tevreden te stellen, moet Facebook wel steeds bewijzen dat ze heus, eerlijk waar, nog steeds groeien. En dat doen ze dus niet. De aanwas van nieuwe leden stagneert. En dus verzint Facebook tegenwoordig nieuwe deelnemers: ze scheppen steeds meer nepprofielen, nep-likes en nepvriendschappen.

Dat bevalt me eigenlijk wel. Die paniekstrategie van Facebook betekent immers dat de informatie over ons die Facebook te gelde wil maken, vervuild raakt, minder betrouwbaar wordt, en dus: minder waard.

Dus die rare likes laat ik tegenwoordig staan. Want ik vind het leuk wanneer Facebook zichzelf ondermijnt.

 
Edit, d.d. 22 juni 2015: Er blijken ‘Facebook Farms’ te bestaan waar mensen op bestelling valse accounts aanmaken. Hier staat een intrigerend stuk over het fenomeen.

Een paar centimeter

Overwerkt en vol verdriet waarmee ik geen raad wist, schoof ik de depressie in. Ik sloot me steeds verder af. Er kwamen maanden waarin de enige mensen die ik zag, de dames achter de kassa van de supermarkt waren. Zelfs die meed ik liever: pas wanneer de enige leeftocht in huis nog een oud blik artisjokkenharten was, kreeg ik mezelf zover om boodschappen te gaan halen.

Nergens fut in, nergens moed voor.

Wat ik deed? Niks. Eindeloos series kijken op de computer. Een geliefd forum tien keer per dag van voor naar achter uitlezen. Mezelf verdoven. Te laat naar bed gaan, te laat opstaan, en altijd gaan slapen met het vreselijke gevoel dat ik die dag weer niks had gedaan. Het loden gewicht op mijn schouders voelen drukken van al dat achterstallige werk, stiekem doodsbang zijn dat ik het geduld en de liefde van vrienden nu definitief had verspeeld door mijn eindeloze stilte.

Ik proefde ergens diep in me zelfs een koppig verzet tegen het weer moeten opkrabbelen. Wat een gedoe, waarom zou ik nog? Ik heb toch niks meer te bieden, laat staan iets te halen. Ik was op. Kapot. Defect. Voor mij hoefde het allemaal niet meer.

En toch doorleven, hè, al was het dan wankelend op de rand. Maar vooral: elke dag verwachtte ik de mokerslag, dat laatste kleine duwtje dat me over de grens zou doen storten. De post maakte ik al een half jaar niet meer open, mail las ik slechts bij vlagen. Er kwamen boetes en aanmaningen. Pogingen van vrienden om contact te zoeken, ervoer ik als pijnlijke reminders aan mijn onvermogen.

Met gestrekt been schoof ik almaar dieper de ellende in.

Dank God voor de automatische overschrijving en voor wat financiële reserve. Zonder die twee dingen, realiseerde ik me, niet eens zo lang geleden, was de kans groot dat ik inmiddels allang wegens wanbetaling mijn huis zou zijn uitgezet. En dank Allah voor de loyaliteit van opdrachtgevers en vrienden: zonder hen was ik inmiddels weggevaagd.

Inmiddels krabbel ik langzaam op. Mijn schouders zijn lichter, mijn hoofd wordt helderder, ik zoek weer contact, ik schrijf weer wat beter, ik doe wat meer. Een goede vriend komt soms bij me zitten om als lieve stok achter de deur te fungeren: dan kan ik niet weglopen voor die allerlaatste hindernis, de ergste rotklus: het weer op orde brengen van mijn administratie en mijn financiën.

Ik kijk tegenwoordig anders naar de verkopers van de daklozenkrant. We denken zo makkelijk dat hun leven veilig ver is van het onze, dat de afstand tussen hen en ons kilometers groot is. Zulke domme keuzes als zij zouden wij nooit van ons leven maken!

Maar de afgrond is een stuk dichterbij, en wanneer die eenmaal in zicht is, is hij verdomd moeilijk op afstand te houden. Overwerkt zijn, je hartsvriendin die dood gaat, radeloos zijn van verdriet – meer is niet nodig. Al wat mij van de dakloosheid scheidt, is de automatische afschrijving, wat financiële armslag, en de loyaliteit van vrienden.

Bureauspeurders

CDA-kamerlid Pieter Omtzigt is tevens rapporteur Juridische Zaken en Mensenrechten voor de Raad van Europa. In die hoedanigheid publiceerde hij vorige week een rapport over de moderne massasurveillance.

Omtzigts rapport is heftig. De schaal waarop (vooral) de UK en de VS data van gewone burgers vergaren, noemt hij onthutsend: hij spreekt van ‘een op hol geslagen machinerie’. Veel van deze bespieding is volgens Omtzigt ronduit in strijd met de mensenrechten. Er worden geheime wetten, geheime rechtbanken en geheime wetsinterpretaties gebruikt; inlichtingendiensten hollen doelbewust allerlei waarborgen uit; burgers worden als verdachten behandeld; verdachten kunnen zich vaak niet verdedigen tegen aantijgingen, ook niet wanneer die op schrale gronden zijn gebaseerd; het optreden van afluisterinstanties onttrekt zich aan elke democratische besluitvorming, controle en verantwoording.

Het is nogal een waslijst.

En wat levert deze surveillance-industrie nu op, behalve een groeiende onvrijheid voor iedereen en miljoenencontracten voor de onderaannemers? Niets, constateert Omtzigt grimmig, zoals velen voor hem ook al deden. Er is geen enkele bewijs dat die hele machinerie enige aanslag heeft voorkomen.

Sterker: bij grote aanslagen blijkt na afloop telkens dat inlichtingendiensten de plegers ervan al eerder in het vizier hadden, maar dat hielp niet. Er was teveel werk: het wemelt van de meldingen via het systeem, en deze verdachten waren zodoende onderop de stapel beland. En de interne bureaucratie helpt ook niet; de verschillende takken van inlichtingendiensten werken langs elkaar heen, rapporten blijven halverwege hun weg omhoog in de pikorde ergens op een bureau liggen.

Omtzigts referaat past wonderwel bij de verhalen van ouders van Syriëgangers die we de laatste tijd horen. Bezorgde ouders melden de inlichtingendiensten of de politie geschrokken dat hun kind op het verkeerde pad raakt, maar daar gebeurt vervolgens nietsmee. In één geval stond de AIVD uiteindelijk zes weken later bij pa op de stoep, maar zoonlief zat inmiddels al dik en breed in Syrië. [Link 1] [http://www.at5.nl/artikelen/135127/vader-syriganger-waarschuwt-voor-radicalisering]

Wat heb je in hemelsnaam aan een alomvattende surveillancemachine wanneer serieuze meldingen van direct betrokkenen erin verzuipen?

Het probleem is deels dat het reuze efficiënt klinkt, zo’n algeheel burgerbewakingingssysteem. In de praktijk genereert zo’n systeem veel goedbedoelde, maar foutieve meldingen. Die moeten natuurlijk wel allemaal worden nagetrokken. Zo genereer je een idioot grote berg werk, waarin vooral veel onzin moet worden afgehandeld. Een groter probleem is dat we stilletjes zijn gaan denken dat misdaad en terreur vanachter een bureau zijn te beheersen: dat we criminelen via databeheer kunnen managen.

De terreurbestrijding moet de straat op, achter de bureaus vandaan. Hef de massasurveillance van onschuldige burgers op, laat onschuldige handelingen voor wat ze zijn, en richt je op daadwerkelijke meldingen. Met 10% meer rechercheurs kom je verder dan met 100% datacontroles.

Geldgat

Waar is al dat geld bezuinigde geld eigenlijk gebleven, vroeg Theodor Holman zich gisteren af. Er is ingrijpend gekort op uitkeringen en pensioenen, op personeel, organisaties en voorzieningen; je zou denken dat nu ergens een surplus moet zijn ontstaan. Weliswaar niet bij de individuele burgers, het is immers hun werk en inkomen waarin is gesneden; maar de overheid moet toch weer over een aardige berg geld beschikken, waaruit we collectief kunnen putten?

Maar het gewonnen geld lijkt nergens terug te vinden.

Hoe dat in zijn werk gaat, werd diezelfde dag helder geïllustreerd door het relaas van V&D. Samen met de Bijenkorf, de Hema en anderen vormden ze Maxeda, dat in 2004 werd overgenomen door risicobelegger KKR. Binnen het jaar deed KKR al het vastgoed van Maxeda van de hand en boekte daarmee de lieve winst van 1,5 miljard euro, wat meer was dan het hele overnamebedrag. Vervolgens splitste KRR de dochters af: M&S Mode, de Bijenkorf, V&D, de Hema en Hunkemöller werden elk apart en met winst doorverkocht.

De resultaten? Alle bedrijven – die de panden eerder in eigen bezit hadden – moesten voortaan huur aan externe bedrijven betalen; er is jarenlang niet in de ketens geïnvesteerd; een aantal dochters tobt met grote schulden. Ze zijn leeggeplukt: KKR stak geen cent in het bedrijf, en boekte met de opsplitsing en uitverkoop van Maxeda in korte tijd twee miljard euro winst.

Gisteren maakte V&D bekend dat het bedrijf drastisch moet bezuinigen: de salarissen gaan geforceerd omlaag, en ze eisen huurverlaging van de pandeigenaren, anders gaan ze over de kop. Waar dat geld blijft? Dat dondert in een bodemloos gat: het derft de schulden waarmee KKR het bedrijf heeft opgezadeld.

Het is hetzelfde kunstje als APAX eerder met het krantenconcern PCM heeft uitgehaald: de zaak overnemen, uitbenen, in stukjes doorverkopen, wegrennen met de winst en het slachtoffer met de schuldenlaten zitten. Het is hetzelfde kunstje als de banken met de crisis hebben geflikt: anderen laten opdraaien voor hun verliezen, terwijl ze de winst konden houden. Wat weer hetzelfde kunstje is als de pensioenfondsen met Griekenland hebben uitgehaald: zwakke leningen laten afkopen door een sterk Europa, en de Grieken met de troep laten zitten.

Waar al dat geld blijft? Bij de mensen die er al meer dan genoeg van hadden. Een Oxfamrapport van januari 2014 toonde aan dat 95% van alle groei in de Amerikaanse economie sinds 2009 bij de rijkste 1% van het land terecht is gekomen, terwijl 90% van de overige bevolking armer is geworden.

We leven niet in een economische crisis. We leven in een economische herstructurering, en dat bezuinigde geld, Theodor, zie je nooit meer terug. Het is verdwenen in de zakken van de hedgefunds.

Als ik Griek was, had ik ook op Syriza gestemd. En ik hoop dat hun nieuwe premier Piketty als beleidsadviseur inhuurt. Die wil dat vast wel onbezoldigd doen.

Nest

Samen zijn ze afgelopen weekend honderdvierenzestig geworden: hij is nu 84, zij nog eventjes 80. Sinds de eeuwwisseling worden ze elke paar jaar een centimeter korter. Ik ben tegenwoordig langer dan mijn vader, mijn broer is een hoofd groter dan zijn moeder.

Ze hebben kwaaltjes maar zijn kwiek. Mijn vader fietst, wanneer het weer dat tenminste toelaat, dertig kilometer per dag. Wanneer mijn moeder het over ‘ouderen’ heeft, doelt ze op mensen van ver boven de negentig; henzelf sluit ze blijmoedig doch ferm uit van die term. Wel is het vreemd dat ze tegenwoordig kinderen op gevorderde leeftijd hebben, een ervan loopt nota bene al tegen de zestig. Raar toch, zelf nog jong zijn en dan zulke oude kinderen hebben?

We gaan uit eten om de verjaardag te vieren. Ze komen ervoor naar Amsterdam, waar we een restaurant hebben gevonden waar we vroeg terecht kunnen: mijn moeder heeft een hekel aan terugreizen in het donker. Mijn vader en mijn broer praten over het zwermgedrag van vogels: elke spreeuw schijnt zes of zeven spreeuwen om zich heen in de gaten te houden en zich aan hun vlucht aan te passen, en zo blijft de hele zwerm in een chaotisch patroon keurig op koers. Mijn schoonzus vertelt over haar nieuwe boek: een filosofische verhandeling over de vrije wil. Zouden spreeuwen denken dat ze een vrije wil hebben? Boeken zijn kinderen, zeggen schoonzus en ik tegen elkaar. We hebben bij elkaar al een flinke zwerm gebaard. Haar jongste slaat volgende maand zijn vleugels uit en trekt de wijde wereld in. Ze hoopt innig op recensies.

Mijn moeder haalt anekdotes uit onze kinderjaren op en vertelt haar schoondochter verhalen over familieleden die zij niet gekend heeft. Uit dovigheid praat mijn vader vaak iets te hard, en luisteren is sowieso niet zijn forte. Wanneer-ie weer eens iemand middenin een zin in de rede valt, por ik hem in zijn zij. Mijn moeder laat het gekwetter over zich heen komen en leunt tevreden in haar stoel achterover. Ze overziet haar intimi. Ik grijp haar hand, en we klinken nog eens met onze glazen.

Ogenschijnlijk zijn we los zand, maar iedereen houdt elkaar intussen aardig in het oog. We blijven redelijk op koers, meestal zonder botsingen, en soms wordt het zelfs een prachtige dans. We praten over de doden, over de levenden, over herinneringen, over plannen, ideeën en wensen.

Buiten neemt iedereen uitgebreid afscheid van elkaar, sommigen wel twee of drie keer. Mijn broer brengt onze ouders naar de bus, ik krijg daarna bij hem en zijn vrouw thuis nog een nachtmutsje. Halverwege ons likeurtje belt paps op om te melden dat ze de trein nog net gehaald hebben.

Thuis begroet ik de kat, en ook het zwervertje dat hier al maanden eten krijgt, laat zich even aaien. Anderhalf uur later belt mijn moeder gewoontegetrouw op: ze zijn zojuist thuisgekomen. Het nest is weer op stok.

Soms is troost zo dichtbij.

Kilroy

Aanvankelijk dacht ik: het was de broers Kouachi niet zuiver te doen om een wraakneming vanwege die cartoons. Het was waaschijnlijk niet eens een poging om Charlie Hebdo zelf om zeep te helpen, al zijn ze daarmee een aardig eind op streek gekomen. De aanslag leek me vooral een misselijkmakende vorm van propaganda: aantonen dat je overal kunt toeslaan, dat beveiliging niets uithaalt tegen koppige kamikazestrijders, onderstrepen dat wie niet mét jou is geen recht van bestaan heeft. Voor de broers was de moordpartij een strategie: een middel om de agenda te kunnen bepalen, een middel om iedereen te laten zien dat wie het ware geloof in pacht heeft, geen grenzen meer kent.

Hun aanslag leek me een vorm van graffiti. Wat ze in bloederige hanenpoten met een kogelregen neerkalkten op de muren van de rechtstaat, was dit: Kilroy is here.

Maar nu het stof een beetje is gaan liggen en de contouren van de huidige agenda zich aftekenen, denk ik: haat, angst en verdeeldheid zaaien, dát was hun doel. Zorgen dat niemand – satiricus, politicus, atheïst of moslim – zich voortaan nog echt veilig kan voelen. Bevorderen dat mensen elkaar op een hoop gooien en stevige hekken om zichzelf en anderen heen timmeren: ik hoor hier en jij hoort daar, rot op naar je eigen soort, je eigen wijk, je eigen cultuur. Bewerkstelligen dat iedereen zich het apezuur schrikt zodra ergens een luide knal klinkt of er een auto met sirene voorbij spoedt. Bevorderen dat niemand zich vrijelijk durft uit te spreken. De angst voor moslims groeit evenredig aan de verdachtmakingen jegens moslims.

Ze zoeken de confrontatie. Lijden ook moslims onder hun daden, omdat die voortaan met de nek worden aangekeken? Des te beter, dat is onderdeel van het plan: ze hopen dat zich daaruit een vruchtbare bodem vormt waarin meer strijders zullen opgroeien en zich bij hun strijd voegen. Het is de jihadistische variant op de Verelendung.

En wat doen we het goed, wat houden we ons keurig aan het verhoopte scenario van de beide broers. We eisen prompt dat iedereen zijn kaarten op tafel legt en partij kiest: wie is voor ons, wie tegen ons? Woordvoerders van de inlichtingendiensten nemen de gelegenheid te baat om te eisen dat iedereen nog meer privacy moet opgeven. Politici buitelen over elkaar heen met plannen om het internet te filteren en haatzaaierij te verbieden, al is daar allang adequate wetgeving tegen en zou zulke aangescherpte wetgeving geheid ook tegen bladen als Charlie Hebdo worden gebruikt. Arabische en Egyptische regeerders komen in Parijs demonstreren, terwijl in hun eigen land journalisten jarenlange gevangenisstraffen krijgen.

Wat we wel zouden moeten doen? Op onze vrijheden staan, en op die van elk ander. Moedig zijn, risico accepteren en niemand veroordelen voor wat een ander heeft gedaan.

Hakken

[Voor het afscheid van hoofdredacteur Barbara van Beukering vroeg Het Parool alle columnisten een stukje te schrijven dat begon met de zinsnede ‘Barbara en ik’. Bij deze mijn stukje.]

Barbara en ik hebben een gezamenlijke liefde: hoge hakken. En toevallig zijn die dingen voor ons allebei lastig. Voor mij, omdat ik eigenlijk niet heel goed kan lopen; voor haar, omdat vrouwen in hoge posities met dito hakken vaak automatisch minder serieus worden genomen dan vrouwen met meer degelijke stappers; met blokhakken, ofzo. Hooggehakt zijn kwalificaties als ‘kittig’ al snel je deel, en niets ondermijnt je status zo rap als dat.

Is dat niet vreemd? Bij mannen –zeker indien al wat ouder– is het hun status die ze instant sex appeal verleent, ook wanneer zijzelf bepaald onappetijtelijk zijn. Bij vrouwen –zelfs indien al wat ouder– doen hun aantrekkelijkheid en verwijzingen daarnaar juist subiet afbreuk aan hun statuur.

Dus ja, op naaldhakken moet je flink balanceren, en niet alleen vanwege die dingen zelf. Waarom wij dat dan toch doen, Barbara en ik?

Mijn eigen motieven zijn –in elk geval voor mij– duidelijk. Voor ik MS kreeg, liep ik altijd op hakken: ik kon daar zelfs keihard op rennen. Ooit heb ik een man die me al vaker had lastiggevallen en die nu tot mijn schrik ineens buiten mijn huis stond te masturberen, hooggehakt drie bruggen over de Amsterdamse grachten nagerend. Ik had hem bijna te grazen. De vent schrok zich halfdood, en heeft zich nadien godlof nooit meer laten zien.

Multiple sclerose verplichtte me later om de hoogte van mijn schoeisel drastisch te laten zakken. Toen mijn benen zo rond 2003 weer sterker begonnen te worden, nam ook mijn hakhoogte gaandeweg toe en man o man, wat was ik daar trots op! Sindsdien werd het een sport om elk jaar een centimeter hogerop te komen.

Inmiddels heb ik het tot 9 centimeter geschopt. Dat ik op zulk schoeisel niet kan rennen, neem ik tegenwoordig graag voor lief: ook zonder hakken lukt me dat immers al lang niet meer. Dat mensen me soms raar aankijken of verbaasd oorzaak & gevolg verwisselen –‘Heb je die stok om jezelf staande te houden ofzo, met die schoenen van je?’– kan me werkelijk geen ruk schelen. Sterker, ik schep daar extra lol in.

Naar Barbara’s motieven kan ik alleen gissen. Maar aangezien ze die hoge hakken van haar vaak combineert met bijzonder strakke jurken en ferme decolletés, acht ik dat eerlijk gezegd een educated guess.

Barbara zegt: ‘Ik ben sexy and I know it. En denk geen seconde dat ik daarom minder statuur heb. Als jij dat wél denkt en je daarnaar gedraagt, ontsla ik je desnoods op staande voet.’ Barbara laat zich niet kisten door stereotypen: je kunt gerust de baas van een hele krant zijn, en tegelijkertijd verdomde kittig wezen.

Barbara draagt helemaal geen fuck me heels. Ze draagt fuck you heels. Buig voor Barbara: gehakt en wel torent ze boven iedereen uit.

Dystopie

Een kennis werd afgelopen week oma. Ik feliciteerde haar oprecht, maar dacht er stiekem iets heel anders bij. De vriend die ik kort erna sprak, had dezelfde ambivalentie. ‘Ik ben al blij dat ik geen kinderen heb, laat staan kleinkinderen,’ zei hij. ‘De wereld staat er belazerd voor. Hoe is het over een jaar of twintig? Ik houd mijn hart vast voor de mensen na ons.’

Het begrip dystopie was vroeger onbekend. De eerste keer dat ik het woord in een manuscript gebruikte, trok mijn uitgever er een vinnige streep door. ‘Dat woord bestaat niet, hoor.’ Alleen mensen die graag science fiction lazen waren vertrouwd met de term. De dystopie is de omgekeerde utopie. Zoals de hemel tegenover de hel staat, staat de dystopie tegenover de utopie.

Om het lastiger te maken: science fiction leerde ons, lang voordat filosofen als Hans Achterhuis dat idee theoretisch wisten te onderbouwen, dat het streven naar een utopie vaak uitmondt in een dystopie. Zie Brave New World of This Perfect Day: een overheid die de burgers met veiligheid wil ommantelen, eindigt ermee de waarheid voor hen te verbergen, haar eigen geschiedenis te herschrijven, en iedereen monddood te maken.

Ons streven naar vooruitgang, naar groei, maakbaarheid, veiligheid en controle, is hard bezig een wereld te scheppen die voor de overgrote meerderheid van ons op korte termijn onleefbaar wordt. Een paar voorbeelden:

In Engeland is de overheid serieus van plan kleuterleidsters te verplichten te melden welke drie- tot vijfjarigen ‘mogelijk zullen uitgroeien tot terroristen’. Autobedrijf Daimler wil al zijn 280.000 werknemers driemaandelijks controleren op hun eventuele deelname aan terroristische organisaties. Wij allemaal worden op ongeëvenaarde schaal afgeluisterd door onze eigen overheid, en door een paar andere naties erbij.

De werkloosheid stijgt door privatisering, outsourcing, bezuinigingen en automatisering. Vooral laaggeschoold werk verdwijnt. De gemeentes gaan bijstandsgerechtigden nu verplichten om vrijwilligerswerk te doen, bij wijze van ‘tegenprestatie’. Dit omdat ze gratis zijn ontslagen. De rijken worden echt rijker, en de armen steeds armer – een trend die geldt voor elk land, alsook wereldwijd.

Het klimaat verandert snel: 2014 was het warmste jaar sinds 1500. Negen plaatsen in de toptien van de warmste jaren ooit in Europa, worden bezet door jaren na 1999. In Qatar werken gastarbeiders zich letterlijk dood om in de verzengende hitte de behuizing voor het WK voetbal te bouwen. In Lagos wordt gewerkt aan een offshore stad waar de allerrijksten der aarde zich kunnen afschermen van klimaatsveranderingen.

De grootmeesteres van de science fiction, Ursula LeGuin, kreeg afgelopen november een prijs die tot dan uitsluitend was toegekend aan ‘realistische’ schrijvers. ‘Ik vermoed dat er zware tijden komen, en dat we de stemmen van schrijvers de alternatieven kunnen zien, bitter hard nodig gaan hebben,’ zei ze kalmpjes.

Vertrouwen [3]

[Zie ook de voorlopers van deze column: Vertrouwen [1] en Vertrouwen [2].]

We zijn geconditioneerd geraakt dat de overheid onze gangen moet kunnen nagaan. Waar we zijn, wat we kopen, wie we mailen, bellen of sms’en, welke websites we bekijken: de overheid moet die informatie vastleggen. Het beoogde doel van deze ongeëvenaarde surveillance, wordt ons op het hart gedrukt, is terroristen vangen. Of criminelen. Mensen die in kinderporno doen. Of fraudeurs.

Mogelijk begon de grootschalige afluisteroperatie waarin we verzeild zijn geraakt, inderdaad zo: met het oprechte verlangen om boeven te vangen. Maar inmiddels zijn we in een radicaal andere fase beland.

De documenten die Edward Snowden prijsgaf, laten zien dat alle burgers in het westen permanent worden afgeluisterd, zowel door hun eigen als door andere overheden, en wel op grotere schaal dan iedereen voor mogelijk hield. Vrijwel niets wat gewone burgers doen, valt buiten de spiedende blik van de veiligheidsdiensten.

Ze beperken zich daarbij niet tot het legaal onderscheppen van informatie. De verzamelde westerse geheime diensten zijn inmiddels akelig proactief geworden.
Belgacom onderhoudt een van de grootste internethubs ter wereld: veel Afrikaanse en Aziatische internetverbindingen lopen via hen. De Britse geheime dienst – na de NSA de grootste afluistervink ter wereld – had geen wettelijke grond om toegang te krijgen tot de netwerken die Belgacom beheert, en besloot toen om de boel dan maar te hacken. Ze installeerden dusdanig ingenieuze achterdeuren in de systemen van Belgacom dat het bedrijf de hack pas twee jaar later ontdekte.

Heb je het ooit zo zout gegeten?! De Britse geheime dienst hackt een keurig Europees bedrijf in een bevriende natie teneinde toegang te krijgen tot al het verkeer van de internationale klanten van dat bedrijf, nota bene om daarmee de aan diezelfde geheime dienst opgelegde wettelijke beperkingen te omzeilen?

De Snowden-documenten die Der Spiegel dit weekend publiceerde, bewijzen dat deze Belgische affaire geen uitzondering is. De NSA blijkt ook de Grieken af te luisteren. Met welk doel of recht? Niet om terroristen of kinderpornohandelaars op te sporen, dunkt me.

Diezelfde documenten tonen aan dat de NSA zich al jarenlang inspant om encryptie te breken. Ze forceren bedrijven om achterdeuren in te bouwen in voorheen veilige protocollen, lekken in software houden ze achter teneinde die zelf te kunnen misbruiken, en tijdens internationaal vergaderingen over cybersecurity doet de NSA alles om veilige protocollen af te zwakken en deugdelijke standaards te compromitteren.

Dat uw bankverkeer straks niet meer veilig is, dankt u aan de NSA. Veilig bankverkeer vinden zij namelijk lastig, net als privacy dat eerder was.

We worden door meerdere overheden tegelijk in de gaten gehouden. Geen van die overheden legt daarvoor verantwoording af, en allemaal schenden ze op grote schaal burgerrechten, wetten en verdragen.

We leven in de DDR. In versie 2.0, dat dan weer wel.