Amerikaanse autofabrieken willen niet meer hebben dat hun klanten met hun tengels aan hun producten zitten. Nu ja: mechanische onderdelen zoals bougies, banden of schokbrekers mag u desnoods zelf nog wel vervangen, maar de code die voor de besturing en diagnostiek van de auto wordt gebruikt, beschouwen de automakers voortaan graag als hun exclusieve terrein. Zodra iemand anders die software bekijkt, onderzoekt, verbetert of aanpast, wensen ze dat te bestempelen als een inbreuk op hun intellectueel eigendom. Als piraterij, kortom.
Da’s voor de veiligheid, hoor, claimen de fabrikanten. Vanzelfsprekend. Stel je voor dat iemand niet weet wat-ie doet en per ongeluk de cruise control vernaggelt, of de botsingsdetector.
Alleen is de groep mensen die in hun schuurtje, met een thermoskan koffie en de laptop erbij, de elektronische control unit (ECU) van hun auto eens fijn gaat uitpluizen, natuurlijk niet bijster groot. Om hen is het de fabrikanten ook niet te doen. Hun offensief richt zich op onafhankelijke bedrijven die zich hebben toegelegd op de tinkering, tuning & tweaking van moderne auto’s.
Want dat lijkt de automakers nou juist zelf zo’n lucratieve vorm van klantenbinding: wie een auto van ze koopt, mag tot in lengte der dagen de elektronica daarvan uitsluitend laten updaten, controleren of repareren bij door hen geautoriseerde dealers, die op hun beurt natuurlijk weer een percentage van de omzet aan diezelfde fabrikant afdragen. Via licenties, ketenbeheer en een beroep op intellectueel eigendom wordt de markt dichtgetimmerd, en de concurrentie tot piraterij verklaard.
Die aanpak past in een gaandeweg normaler wordende logica waarbij producten die we keurig hebben aangeschaft – software, tv-series of liedjes in iTunes, e-books – niet ons eigendom zijn. We blijken slechts een gebruiksrecht te hebben gekocht, wat onze gebruiksvrijheid nogal beperkt. Weggeven, uitlenen en doorverkopen worden problematisch. Bij software heeft het Amerikaanse verbod op onderzoeken en ontleden van de code – precies, ja: datzelfde tinkering dat nu in het geding is– ervoor gezorgd dat onderzoekers die cruciale fouten in software hadden gevonden, het spreken of publiceren daarover werd belet.
Hackers en hobbyisten hebben ingenieuze verbeteringen voor ECUs bedacht, waaronder manieren om efficiënter met brandstof om te gaan. Ze hebben serieuze gaten in de beveiliging van ECUs gevonden, en wat meer is: voorstellen voor verbetering ontwikkeld. Ze vonden de oorzaak van een rare fout bij General Motors, een fout die maakte dat auto’s al rijdend plotseling dood vielen. (Minstens 84 mensen zijn door die fout omgekomen.)
Dat de Amerikaanse autobranche met het veiligheidsargument komt aanzetten als legitimatie van hun poging om een onderhoudsmonopolie te verkrijgen, is derhalve nogal pijnlijk.