Eigen volk

Telkens opnieuw raak ik in de war door het concept ‘eigen volk eerst’. Dat je je eigen volk vooropstelt en buitenlanders als indringers beschouwt: dat kan. Maar dat je vervolgens landgenoten die jouw mening niet delen neerzet als vijand of verrader, suggereert toch werkelijk dat er iets anders aan de hand is.

Immers: als eigen volk ‘eerst’ hoort te staan, valt ál het eigen volk noodzakelijkerwijs onder die noemer. Dan stap je dus niet met een broodmes op een eigenlandse politica af, dan wens je een landgenote niet vinnig toe dat je hoopt dat zij zal worden verkracht door een van haar troetelvluchtelingen.

‘Eigen volk eerst’ verwordt zo ongemerkt en vrij desastreus tot ‘mijn mening eerst’, en al wie het niet met die mening eens is, ontzeg je voortaan woedend elk recht van spreken. Terwijl je nota bene tegelijkertijd beweert dat je doodsbenauwd bent dat die vluchtelingen en gelukszoekers onze mooie democratie onderuit zullen halen, schend jijzelf de eerste principes van diezelfde democratische principes.

Ja, ik snap dat mensen zonder werk, wachtend op een sociale huurwoning, bang zijn dat zij voor de zoveelste keer zullen worden gepasseerd. Toen ik, begin dertig, met een stok begon te lopen vanwege de MS en recht kreeg op een zitplaats in de bus, kreeg ik vooral boze blikken van middelbare dames. Eindelijk was de tijd aangebroken dat zij met egards zouden worden behandelden; met mijn brakke benen drong ik vals voor, vonden ze, en tastte ik hun rechten aan.

Maar het zijn niet de vluchtelingen die voor een absurde krapte in de sociale huursector hebben gezorgd; evenmin zijn het de vluchtelingen die grootschalige werkloosheid hebben veroorzaakt. Woningcoöperaties hebben zowat hun halve woningbestand moeten verkopen, daartoe geprest door de huurheffing die de overheid hen heeft opgelegd. Werk verdwijnt massaal door automatisering, outsourcing, herstructurering, en uitholling van functies.

Hoor je ooit iemand die hartstochtelijk voor ‘eigen volk eerst’ pleit, fulmineren tegen de machinaties van de banken, tegen de perfide bijverschijnselen van TTIP, tegen de groeiende kapitaalsophoping bij steeds minder mensen, tegen de financiële regels die bedrijfsfaillissementen afwentelen op de samenleving en deszelfders woekerwinsten in eigen zak laat steken, tegen het beleid dat Nederland een internationale belastingvrije haven heeft gemaakt?
Nee?

Hou dan alsjeblief op over ‘eigen volk’.

Want zulke maatregelen tasten het perspectief en de gedroomde zekerheden van de Nederlandse arbeider duizendmaal harder aan dan honderdduizend Syrische vluchtelingen ooit vermogen.

Mijn voornaamste probleem met dat ‘eigen volk eerst’ is dit. Het zet arme sloebers tegenover arme sloebers, uitzichtloze mensen tegenover uitzichtloze mensen.

Maar zij zijn niet het probleem.

Felipe

[Mijn afscheidsrede op de begrafenis van Felipe Rodriquez. Felipe overleed op 6 oktober 2015 aan de gevolgen van MS, en hij was godverdomme pas 46 jaar oud. Ik leerde hem in 1994 kennen en hij werd alras een goede vriend. Ik heb buitengewoon veel van hem geleerd en veel van hem genoten. Deze foto van ons tweeën is genomen in september 1995, toen we overlegden over de rechtszaak die Scientology tegen XS4all en mij had aangespannen.]

Felipe was het hart van ons aller internet. Hij was oprichter van XS4all, medeoprichter van De Digitale Stad — och wat, yada yada, yada yada, daar gaat het nu niet over. Zijn CV kennen we toch allemaal?

Ik wil liever vertellen over wat Felipe niet was, en een paar van zijn minder bekende kanten belichten.

Hoe nuchter en slim Felipe meestal ook was: hij hield enorm van mystificaties, en loog er bij vlagen vrolijk op los. Kijken hoe lang hij je voor het lapje kon houden, hoe ver je mee zou gaan in zijn met verve gespeelde verhaal. Zo heeft hij jarenlang volgehouden dat je zijn achternaam met een Q schreef. Een kwalijke vergissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand, legde hij omstandig uit. Hij was zodoende Rodriquez, met een Q, écht waar hoor! Tot op de dag van vandaag trapt zowat iedereen erin. En hij maar giechelen.

De vermoorde onschuld uithangen, dat kon-ie ook heel goed. ‘Maar beste Julia,’ zei hij tegen de woordvoerster van Scientology. Hij keek haar aan, legde zijn hand kort op de hare en gooide wat extra warmte in zijn stem: ‘Je begrijpt toch dat ik klachten over mijn klanten eerst terdege moet natrekken?’ Dan bloosde Julia Rijnvis haars ondanks en was ze eventjes totaal de draad kwijt. Wat Rijnvis niet wist, was dat de man met dat platte accent die haar daags ervoor had gebeld met een grillig spervuur aan vragen en die allerlei informatie had weten los te lullen, diezelfde Felipe Rodriguez was geweest.

Ja, Felipe was zeer geëngageerd. Maar hij was vooral een meester in het de-escaleren. De dingen lichter maken, de standpunten opener, de verdedigingslinies minder gewapend, de toon lichter, de proporties feitelijker. Niet dat-ie op compromissen uit was – helemaal niet: Felipe wilde vooral het eelt en de ideologie van conflicten wegkrabben. Hij keek liever naar wat er nu écht aan de hand was.

Ja, hij was ziek, al snel zelfs ernstig ziek. Maar hij is nooit zielig geweest. Eerst dacht-ie dat hij de MS er met zijn wilskracht wel onder zou krijgen, of anders met diëten. Maar ook toen zette hij niet alles op zijn eigen kaarten in: hij investeerde tegelijkertijd fors in een mogelijk medicijn. Helaas hielp hem dat allemaal niks.

Zelfs toen werd hij niet zielig. Het was zoals het was, vond Felipe, en bovendien was alles goed: want inmiddels was hij samen met Joke, de liefde van zijn leven. Hoe ziek Felipe ook was: wanneer Joke de kamer binnenkwam, lichtten zijn ogen op. Dan straalde hij. Iedere keer weer.

Felipe was, tot veler verrassing, ook religieus. Niet met een uitgewerkt godsbesef erbij, laat staan met duivel of hel: hij was eerder cultureel katholiek. Vandaar wellicht zijn morele gulheid bij conflicten: wie bakzeil haalde, vergaf-ie direct, zonder je ooit boetedoening of weesgegroetjes op te leggen. Ook zijn grenzeloze optimisme werd door zijn cultureel katholicisme geschraagd, denk ik wel eens. Felipe ging er ten diepste van uit dat alles uiteindelijk goed zou komen. Het was een kwestie van volhouden, en onderwijl vertrouwen houden.

Zijn vage geloof was op sommige punten zelfs buitengewoon stellig: met Joke wilde hij per se trouwen, juist ook in de kerk. Euthanasie was om dezelfde redenen voor hem nooit aan de orde. Bovendien: zijn tijd met Joke moedwillig bekorten? Hij piekerde er niet over, hij genoot immers van elke seconde met haar.

Felipe, we hebben helaas al te lang moeten oefenen in je missen.

Het is niet anders. Het is zoals het is, en je was prachtig. Bovendien: je laat ons je hart na. Dank je wel – voor alles.

Schijn en systeem

Het heeft er alle schijn van dat de politiek inmiddels grondig kapot is – en daarmee ook democracy as we knew it. Dat de parameters van beleid tegenwoordig vaker op internationaal niveau worden bepaald dan in nationale parlementen, is op zich geen ramp. Dat burgers slechts zijdelings betrokken zijn bij de samenstelling van die internationale organisaties en zowel zij als NGO’s amper invloed kunnen uitoefenen op de agenda’s, standpunten, procedures en besluitvorming daar, is dat wél. Evenals dat burgers en NGO’s hun eigen zorgen er zo belazerd weinig terugzien.

Dat steekt des te meer daar dat bedrijven wel lukt, en zij een willig oor vinden. Van de zoveelste verlenging van het auteursrecht of de uitbreiding van de reikwijdte van patenten; van intellectueel eigendom dat zo is opgerekt dat je ineens geen eigenaar meer bent van spullen die je toch heus eerlijk hebt gekocht – allemaal vérstrekkende veranderingen waar burgers niets en parlementen amper iets over te zeggen hebben gehad.

Daarnaast vormen en kleuren bedrijven ons dagelijkse leven zwaar, zonder dat burgers daar veel invloed op kunnen uitoefenen. Schaalvergroting, goedkoper fabriceren, werk uitbesteden aan rechteloze groepen, weigeren na te denken wat de rol van arbeid en loon nog is in een steeds verder geautomatiseerde wereld, is een vorm van korte-termijndenken die niet lang meer houdbaar is. Want wat moet er gebeuren met al die werklozen, al die uitgerangeerde mensen, zeker nu de staat zich ook steeds meer terugtrekt?

Hoe kan het dat het bedrijfsleven de winsten voor zichzelf houdt, terwijl ze de verliezen meestal behendig op de maatschappij weet af te wentelen?

En dan hebben we daar bovenop nog TIPP, NAFTA, CETA en andere handelsverdragen, die allemaal draaien om ISDS: the Investor-State Dispute Settlement. Een soortement van rechtbank waar buitenlandse bedrijven een land kunnen aanklagen wanneer dat beleid invoert dat hun ‘winstverwachting’ dwarsboomt. Een ‘hof’ dat bindende uitspraken doet, zonder de plicht die te publiceren, zonder dat burgers worden gehoord, en zonder mogelijkheid tot beroep. Dat hof heeft nationale regeringen al meermalen tot miljardenclaims veroordeeld, zuiver omdat zij door haar eigen burgers geëntameerde en uiteindelijk nationaal gesteunde beleidsveranderingen doorvoerden.

We zien het allemaal gebeuren, en niemand die een fatsoenlijk antwoord op deze ontwikkelingen weet te formuleren. Hou me ten goede – ik ook niet.

Wel ga ik steeds meer geloven dat het weinig zinnig is om politici individueel verantwoordelijk te stellen voor falend beleid. Want natuurlijk breekt elke politicus z’n verkiezingsbeloften binnen deze context. Het is allang niet meer de mens die het systeem faalt: het systeem faalt de mensen, politici incluis.

Wel mag je van politici eisen dat ze het falen van het systeem niet langer weglachen.

Kip en gas

Geweldig hoe Arjen Lubach een discussie in Nederland heeft weten los te maken over TTIP, het handelsverdrag dat Europa op korte termijn met Amerika wil afsluiten en dat zich nu in de laatste stadia van onderhandelingen bevindt. Milieu- en burgerrechtenorganisaties probeerden al eerder te wijzen op de nadelige gevolgen van het beoogde verdrag, maar tevergeefs.

Het is dan ook een complex verhaal. De kern: buitenlandse bedrijven kunnen nationale wetgeving omzeilen met een beroep op hun eerder gedane investering, dan wel op de wetgeving in hun land van herkomst. De chloorkip – Lubachs favoriete voorbeeld – mag in Europa niet worden verkocht, maar is in Amerika toegestaan. Aangezien zulk chemisch ‘schoongespoeld’ vlees in Amerika is toegestaan, mogen EU-lidstaten volgens de TTIP de chloorkip niet langer de toegang tot hun markten ontzeggen.

Open grenzen voor de chloorkip!

Maar dat is niet het engste aan de TTIP. Als consument kun je immers, ook na invoering van het verdrag, zelfstandig besluiten zulk vlees niet te kopen: ook de TTIP kan niet om een consumentenstaking heen.

Het heetste hangijzer is de provisie dat een buitenlands bedrijf een land kan aanklagen indien hun beleid de investeringen van zo’n bedrijf schaadt. Dat betekent serieus dat internationale bedrijven een land kunnen aanklagen wanneer dat beleid implementeert dat hun investeringen of hun winstverwachting schaadt. Alles wijkt voor winst.

TTIP verzekert dat bedrijven zich gedragen alsof winst maken een mensenrecht is. Worden ze gefnuikt in dat streven, dan kunnen ze een arbitragezaak beginnen – een zaak zonder rechters, zonder beroep, zonder inspraak, en zonder enige transparantie. Maar het zijn wél zaken die de machtsstructuur veranderen, die ons recht en democratie aantasten, en de beleidsvrijheid van alle aangesloten landen drastisch inperken.

Tegenlicht, het onvolprezen onderzoeksprogramma van de VPRO, wijdde zondag een uitzending aan TTIP en sloeg daarbij de spijker op de kop.

Stel dat Nederland TTIP nu al had getekend. Hebben we minister Kamp, die na de aardbeving in Emmen van afgelopen weekend plechtig aan meesterinterviewer Sven Kockelman beloofde dat de veiligheid van de burgers voortaan voorop stond, en dat hij heus de gaskraan verder zou dichtdraaien indien dat nodig was. Heel Nederland blij, en vooral Groningen.

Maar ja, TTIP was inmiddels getekend, hè. En een van de aandeelhouders van de NAM, verantwoordelijk voor de aardgaswinning in het Noorden, is ExxonMobil, een Amerikaans bedrijf. Dus die kan vervolgens de Nederlandse overheid voor een mistig arbitragecomité slepen en vijf of zes miljard euro schadevergoeding eisen. Meer dan de daadwerkelijk gedupeerden ooit zullen krijgen.

Plus dat zo’n onbetwistbare schadevergoeding vervolgens al het geld opsoupeert dat wijzelf heel hard nodig hadden om ons energiebeleid aan te passen. Maar ja, winst boven alles, toch?

Zonneschijn

In mijn omgeving wordt nogal geprutteld over de paus. Hij deugt niet, want zijn hele instituut is achterhaald; het pausdom is inherent ouderwets en conservatief. Het is een argument dat me bevreemdt: van de kerk moet ik bitter weinig hebben, maar ik ben niettemin opgelucht dat we van Wojtyla en Ratzinger af zijn en er, kort na deze dodelijk conservatieve paus, eindelijk iemand aan het hoofd van het Vaticaan kwam te staan die zich wat meer om de wereld, haar misdeelden en haar misstanden bekommert.

Zijn stringente veroordeling van het gebruik van condooms maakte dat paus Wojtyla medeverantwoordelijk werd voor de aidsramp die zich met name in Afrika voltrok, een ravage die honderdduizenden doden en evenzovele wezen in haar kielzog heeft nagelaten. Zijn clerus heeft hij op schandalige wijze de hand boven het hoofd gehouden toen de verhalen loskwamen over misbruik van kinderen door priesters. Rome heeft rechtszaken geschikt, schadevergoedingen betaald, en toen de mediarel te groot werd, uiteindelijk schuld bekend: maar bijna alle schuldigen en medeplichtigen heeft Wojtyla gewoon intern herplaatst, vaak op minder zichtbare maar niet minder invloedrijke posities.

Bergoglio heeft vrede met voorbehoedsmiddelen wanneer die iemand tegen ziekte beschermen, hij heeft het katholieke standpunt op scheiding flink versoepeld, hij bepleit waar hij kan scholing, arbeidsrechten en bestrijding van armoede. Hij vaart uit tegen neoliberaal kapitalisme, dat hij ‘modern kolonialisme’ noemt. Hij bepleit zorg om het milieu en matiging in consumptie.

Als je dan toch een paus moet hebben: doe mij er liever een als Franciscus.

Zeggen dat het niet dondert wat voor paus er zit, is vergelijkbaar met beweren dat het uiteindelijk geen klap uitmaakt wie (minister-)president van Griekenland, Engeland, Nederland of Amerika wordt. Ook al stelde Obama op sommige punten immens teleur: ik heb hem duizendmaal liever op die positie dan Bush, zowel vanuit het oogpunt van de Amerikanen zelf als bezien vanuit de internationale politiek. Evenzo zie ik liever Bernie Sanders zijn opvolger worden dan Hillary Clinton; om over Ben Carson of Donald Trump maar helemaal niet te spreken. Liever Jeremy Corbyn dan David Cameron. En ja, liever Diederik Samson of Lodewijk Ascher dan Mark Rutte.

Wie stelt dat het niets uitmaakt welke paus – of eender: welke president – ergens zetelt, beweert au fond dat keuzes er weinig toe doen. Zo iemand ontkent dat beleid ooit van koers kan veranderen, dat een instituut nieuwe wegen kan inslaan en dat er lessen uit de gang van zaken kunnen worden getrokken.
Erg optimistisch over de politiek (en de kerk) ben ik niet, maar dat staat het hebben van voorkeuren absoluut niet in de weg. Dat zoveel mensen deze paus van ganser harte omarmen, doet me deugd. Kennelijk zijn er meer mensen – véél mensen – die een ander beleid voorstaan dan dat van zijn voorgangers.

Woningen

Woedend was Wilders tijdens de algemene politieke beschouwingen. “Weet u waarom er te weinig huurwoningen zijn, meneer Roemer? Omdat die asielzoekers allemaal voorrang krijgen van de SP, waardoor al die SP’ers en heel veel anderen die op een huurwoning wachten, langer in de wachtrij staan. Dát is wat u doet, dáárom is er een tekort aan woningen.”

Welnee, meneer Wilders: er zijn zo weinig sociale huurwoningen beschikbaar omdat die op grote schaal zijn verkocht. Sinds 1998 mogen woningbouwverenigingen hun corporatiebezit verkopen aan de zittende huurders; en wanneer huurders vertrekken, worden veel huurhuizen uit het bestand gehaald en gaan ze de verkoop in. Sinds het Woonakkoord van 2013 is die transformatie van het woningbestand enorm versneld: de regels werden verder versoepeld, en huurcorporaties moeten sindsdien een forse heffing over hun bestand betalen. Door die heffing heeft minister Stef Blok vorig jaar 1,2 miljard euro opgestreken – geld dat de woningbouwverenigingen soms alleen kunnen opbrengen door weer extra huurwoningen in de verkoop te gooien.

Sommige woningcorporaties, zoals Vestia en Stadgenoot, verkopen de huurwoningen zelfs aan buitenlandse investeerders. Zodra de huidige huurders zijn weggewerkt, worden de huren ‘geliberaliseerd’.

Niks asielzoekers en niks SP: het is het uitponden van het sociale woningbezit – mede dankzij de liberaliseringsgedachte van Wilders eigen voormalige VVD – die huurwoningzoekers de das omdoet en die voor muurvaste wachtlijsten zorgt.

Afgelopen week heb ik een bevolkingsonderzoekje bij mijn eigen trapgenoten gedaan. In 1991 werden hier elf huurwoningen opgeleverd. Mijn huurhuis – een aangepaste woning – is van verkoop uitgezonderd; van de overige tien zijn er sinds 1998 liefst zeven verkocht. Van de vier huurders zitten er twee al sinds 1991 hier, en de andere twee net voor de liberalisering. Allevier willen we nooit meer weg: want waar moeten we in dan hemelsnaam naartoe?

Van de zeven tot koopwoning geconverteerde huizen worden er twee door de huidige eigenaars permanent verhuurd – aan buitenlanders, ja: Australiërs, Duitsers, Britten, Spanjaarden, Zuid-Amerikanen. Steeds zitten er nieuwe mensen, soms om het halfjaar. Een derde woning wordt geregeld als AirBNB verhuurd, omdat de eigenaars met een oude koopwoning zitten die ze – buiten de bank gerekend – aan de straatstenen niet kwijt kunnen.

U kunt de asielzoekers en de vluchtelingen nu wel de schuld geven, meneer Wilders, maar dat is een vals verhaal. In werkelijkheid ligt de oorzaak toch echt bij de schrikbarende afkalving van het aantal sociale woningen. De door de VVD afgedwongen ‘liberalisering’ van het huizenbestand heeft ervoor gezorgd dat de huren omhoog gaan, de markt voor sociale huurders potdicht is komen te zitten, en de lokale overheden steeds minder ruimte overhebben voor hun eigen sociale woonbeleid.

Fantastisch

Wat een opbeurende troonrede kregen we dit jaar te horen! Bezuinigen met een sociaal én ondernemend gezicht was het adagium, en verdomd: dat was precies wat ze deden.

De troonrede was een ware fusie van liberalisme, sociale betrokkenheid, ondernemerszin, toekomstvisie en no-nonsense. Dat de regering er en passant in slaagt om, naast de vele nieuwe uitgaven, niettemin zoveel te besparen op inmiddels structurele kosten en een slankere, minder bemoeizuchtige overheid blijkt neer te kunnen zetten, verraste vriend en vijand.

Laat me de hoogtepunten even samenvatten. Bij al dit goede nieuws is het immers moeilijk de hoofdlijnen vast te houden.

Nederland neemt volgens de nieuwe doelstellingen riant veel vluchtelingen op. De crux is echter dat die voortaan meteen als volwaardig burger worden beschouwd: ze worden niet eerst jarenlang opgesloten in asielcentra waar ze niets mogen doen. In de leegstaande kantoren die hen zijn toegewezen en die ze zelf mogen verbouwen, is deelname aan de taallessen de enige vereiste. Ook heeft de regering beloofd de diploma’s van vluchtelingen met spoed om te zetten naar een Nederlandse equivalent, zodat legaal werk ineens binnen handbereik van deze nieuwe Nederlanders ligt.

Voor mensen die al vijf jaar of meer in de bijstand of de WAO zitten, worden keuringen en controles afgeschaft: voortaan krijgen zij standaard een basisinkomen. Bijverdienen mag, uiteraard. Pas wanneer ze zelfstandig anderhalf keer het basisinkomen bijeen weten te sprokkelen, vervalt hun recht op bijstand: dan staan ze immers weer op eigen benen.

Saillant detail is dat het stoppen met het tot in elk detail controleren van alle uitkeringsgerechtigden – ongeacht of ze daadwerkelijk worden verdacht van fraude – zoveel budget blijkt vrij te maken dat een basisinkomens nu makkelijk te financieren blijkt. Voorts was ik erg opgelucht dat ook de regering zich eindelijk realiseert dat fulltime en vast werk steeds meer een zeldzaamheid aan het worden is.

Internationale bedrijven die Nederland jarenlang als vrijplaats voor belastingontduiking hebben gebruikt, krijgen nu alsnog de rekening gepresenteerd: ze moeten eindelijk dokken. Dat het kabinet Rutte/Asscher heeft besloten die opbrengsten volledig te besteden aan milieumaatregelen, was een extra opsteker. Wow – ineens twee miljard euro extra voor recycling, zonnepanelen, waterbeheer. Plus die geweldige nationale prijsvraag waarmee de overheid nieuwe groene ideeën stimuleert!

Dat in het middenmanagement gesneden moest worden, zag iedereen al jarenlang aankomen. Hoe heerlijk dat de overheid daar eindelijk een criterium voor heeft opgesteld: hoe platter de organisatie, hoe meer belastingaftrek; en omgekeerd: hoe meer managers, hoe meer belasting. Vooral de zorg zal daar immens veel baat bij hebben: handen aan het bed worden voortaan aanzienlijk minder belast dan handen aan de vergadertafel.

Hoezee, hoezee!

Privatisering en publiek terrein

In Amsterdam heerst zorg over de aankopen van buitenlandse investeerders in de stad. Het Paleis van Justitie op de Prinsengracht is in handen van een buitenlandse groep die er een hotel van wil maken, dure panden aan de grachten zijn door Chinezen en Russen gekocht, veel winkels op de Zeedijk zijn recent overgenomen door Egyptische Kopten die er ijssalons en steakhouses willen vestigen.

Mij kan het weinig schelen of binnen- of buitenlandse tycoons de parels van de stad opkopen. Het onderscheid tussen ‘Nederlands’ en ‘niet-Nederlands’ is sowieso irrelevant. Zowat alle van oudsher Nederlandse bedrijven zijn inmiddels in handen van buitenlandse eigenaars: van de Hema en V&D tot UPC en KLM. Voorts brengen globalisering, migratie, inburgering en de snelheid van investeerders inherent met zich mee dat iedereen in zowat elk land kan investeren.

Wie het marktdenken heeft omhelsd, heeft weinig recht van klagen wanneer voorheen nationaal of lokaal eigendom in buitenlandse handen raakt. That’s the whole game: wie het meeste biedt, wint binnen die denktrant nu eenmaal alles.

Mijn zorg is een andere.

Het Paleis van Justitie dat in Chinese handen is gevallen, de historische panden die de UvA aan de hoogste bieder wil slijten, de rare winkeltje sen karakteristieke cafés op de Zeedijk die nu achter elkaar in door Kopten gedreven, eenvormige toeristenvallen worden omgezet – het gaat niet om de nationaliteit van de investeerders. Sterker: je op de landsaard van de kopers focussen, getuigt van een tamelijk achterhaald nationalisme. Het werkelijke probleem is dreigende eenvormigheid en verlies van publieke ruimte.

We klagen al jaren dat winkelstraten in Deventer er tegenwoordig hetzelfde uitzien als die in Alkmaar of Maastricht: overal de Xenos, het Kruidvat, de AKO, de Blokker, de Albert Heijn of twintig andere inwisselbare zaken, met overal hetzelfde aanbod. Elke specificiteit verdwijnt. Je bent in een winkelstraat – in welke stad doet er niet meer toe. Diezelfde trend gaat zich nu aftekenen in de horeca: overal ijssalons, overal Starbucks, en overal dezelfde broodjeswinkels.

Wat zich nu onder onze neus afpeelt, gaat nog een stap verder. Publieke ruimtes en gemeenschappelijk bezit worden verkwanseld voor privé-eigendom. Iedereen kon de oude panden van de UvA verkennen, iedereen kon het Paleis van Justitie binnenlopen – stuk voor stuk prachtige panden, opgebouwd en jarenlang onderhouden met overheidsgeld. Maar nu ze van de hand zijn gedaan, zijn ze plots privébezit en afgesloten voor het publiek. Tenzij de burgers voor die toegang betalen, uiteraard. Marktdenken boven alles!

In The Guardian raasde eerder dit jaar een groot debat over de privatisering – en dus: afsluiting – van voorheen publieke delen van de stad. Het is tijd dat we het daar in Amsterdam ook over gaan hebben. Welke publieke ruimtes willen we voor de stad bewaren?

Toekomst

Over vijf jaar, in 2020, zou de uitstootreductie in Nederland volgens afspraken minstens 25% moeten zijn. Dat lukt nog niet erg. We maken het met sommige vervuiling juist bonter dan ooit tevoren: we hebben nog nooit zoveel kolen verstookt als in de afgelopen vijf maanden. In april van dit jaar haalden we zelfs het historisch hoogtepunt van bijna 1,3 miljard kilo kolen. Op die manier komt er bitter weinig van die afspraken terecht.

Je zou denken dar de overheid zich daarom met verve inzet voor duurzame woningbouw, zuiniger vervoer, zon-, wind- en waterenergie, en sluiting van verouderde kolencentrales. Want de wereld moet serieus schoner worden, willen we niet met ons allen naar de haaien gaan.

Tweede-Kamerlid Remco Dijkstra zei in een reactie op de gestegen broeigasuitstoot in Nederland dat hij niet tegen een beter klimaatbeleid is gekant, tenminste: ‘als het maar geen geld kost’. Hij had zijn eigen oplossing voor het probleem paraat: de VVD zet liever in op een handvol ‘slimme maatregelen’, zoals recycling en een bijmengverplichting voor brandstof.

Geweldig, Remco!

Afgelopen juli was wereldwijd de warmste maand ooit gemeten, en het jaar 2015 het warmste jaar. Sinds 1992 is de zeespiegel bij elkaar acht centimeter gestegen, en zonder drastische maatregelen versnelt dat proces zichzelf alleen maar. De NASA houdt serieus rekening met een zeestijging van één meter in de komende anderhalve eeuw. De effecten van de toenemende warmte zijn overal al merkbaar: de wereld kampt met grilliger en extreem weer, grote droogte op veel plaatsen, overstromingen in andere, en met heftiger en langduriger bosbranden dan ooit.

Maar de VVD meent dat wat extra recycling genoeg moet zijn om die trend te keren en de godganse zaak te redden. De toekomst van de wereld veilig stellen, zorgen dat onze kinderen een enigszins fatsoenlijke toekomst hebben: aardig idee, ja heus hoor! Maar het mag vooral geen geld kosten, want dan is de VVD faliekant tegen.

Het gevleugelde citaat van Derek Bok, een Amerikaanse advocaat en voormalig president van de Harvard University, drong zich aan me op. ‘If you think education is expensive, try ignorance,’ merkte de man droogjes op. De VVD verzet zich tegen serieuze, nu hopelijk nog enig effect hebbende milieumaatregelen omdat die nu wellicht geld kosten? Hebben ze enig idee met welke torenhoge lasten – en met welk schrijnend, wanhopig menselijk leed – hun kortzichtige boekhouderij onze toekomst opzadelt?

Wil de VVD geld besparen? A stitch in time saves nine. Nu doordacht en bloedserieus investeren in milieuherstel is duizendmaal goedkoper dan over dertig jaar de gevolgen van onze huidige nonchalance en kortzichtige zuinigheid bestrijden.

Ooh en aah

De eerste avond was ik het glad vergeten. Pas toen de kat grommend binnen rende, schichtig achterom kijkend naar de tuin, die zonder waarschuwing was veranderd in een gevaarlijk buiten waar het hard knalde, wist ik het weer. Sailvuurwerk. Max verschool zich achter de boeken in de kast.

De tweede avond van Sail kuierde ik ruim op tijd naar de kop van het schiereiland waar ik woon. Geweldig uitzicht op het vuurwerk heb je daar. Ik was de enige: geen hond – en zeker geen kat – te bekennen. In mijn eentje zei ik stilletjes ooh en aah. Thuisgekomen vond ik Max in bed verstopt: boeken acht ze alleen veilig wanneer ik ze bewaak.

De derde avond vonden meer mensen de kop van het eiland en stonden we met vijftien tot twintig mensen naar het vuurwerk te kijken. Pluimen, cirkels, cilinders gloeiden op in het donker en doofden traag uit. De flat achter ons ving de knallen gedeeltelijk op en echode bij elke afgeschoten vuurpijl zacht‘pieuw pieuw’, alsof iemand cowboytje aan ’t spelen was.

Op de weg naar huis zag ik tussen het huisafval een palm wachten op de vuilnismannen van de volgende morgen. Hij zag er opperbest uit en ik nam hem onder de arm: die kon best in de hal van onze flat komen wonen. ‘Zo, die mevrouw is even haar kamerplant aan het uitlaten,’ grijnsde een man die me halverwege passeerde. Pas toen ik Max onder het dekbed vandaan viste, wist ik dat ik had moeten antwoorden dat mijn kat die avond niet uit had durven gaan.

Op de vierde dag kwamen mijn ouders op bezoek. Met de Canta reed ik pendeldienst: ik bracht eerst mijn vader naar Sail en karde terug naar huis om mijn moeder op te halen. We reden langs het Zeeburgerpad, wat volgens de gemeente Manhattan aan het lozingskanaal moet worden, maar écht beter een fijne rafelrand kan blijven.

We liepen langs de kades van de Oranjehaven en zagen prachtige schepen en geestige pieremachochels. Gelukkig lag de Chileense Esmeralda buiten ons loopbereik, ik zou aanvechtingen hebben gehad er een blik ossenbloed tegenaan te keilen, al ben ik daar eigenlijk veel te braaf voor. Maar onwillekeurig huiverde ik een beetje bij elk wit tallship dat we aangemeerd zagen liggen.

’s Avonds liep ik naar het slotvuurwerk. (De kamerpalm liet ik thuis.) Deze keer stonden er zeker vijftig mensen te wachten. De nacht was zoel, mensen raakten al wachtend met elkaar aan de praat. We zeiden we gezamenlijk ooh en aah. Vuurwerk is bloemschikken in een donkere lucht. Wanneer je tussen je oogharen door keek, leek het net of die vuurbloemen op je afstormden.

Honderdduizenden mensen extra in de stad, overal boten en bootjes, en het was een groot feest. Sail is een van de vriendelijkste publiekstrekkers die Amsterdam in haar mars heeft.

Toen het IJ weer leeg raakte, dacht ik: zulke dingen moet je inderdaad maar eens in de vijf jaar doen. Als het altijd feest is, sloopt dat alles – zelfs het feest. Maar wat was het ooh en aah.