Eng

[column van 29 december 015, met vertraging geplaatst]

Intussen begin ik de stand van zaken allemaal ronduit griezelig te vinden. Omdat fanatici aanslagen hebben gepleegd uit naam van wat zijzelf als de ‘enige en ware’ islam betitelen – waarbij ze eenieder die het met hun standpunt oneens is, hartelijk de dood toewensen, ongeacht of die dissidenten nu moslim, katholiek, joods of ongelovig zijn: al wie niet mét ons is, is tegen! – schijnen we het normaal te zijn gaan vinden dat alle moslims links en echts worden gediscrimineerd.

Donald Trump heeft het plan gelanceerd om alle moslims in Amerika te registreren, en wil buitenlandse moslims liefst permanent de toegang tot het land verbieden. Dondert niet of ze op de vlucht zijn voor diezelfde fanatici waartegen Trump zegt het land te willen beschermen: eenmaal moslim, altijd moslim – en dus ‘fout’. Want moslims zouden inherent ‘eng’ zijn: een gevaar voor de democratie, een bedreiging van ‘onze’ waarden en normen.

Dat duizenden imans zich inmiddels gedistantieerd hebben van diezelfde terreuraanslagen, helpt geen sikkepit: we blijven, als ‘verlichte’ westerse democraten, eisen dat elke individuele moslim zich minstens tien keer per dag distantieert van gekken waarmee hij geen enkele affiniteit heeft – diezelfde gekken die inmiddels tien tot honderd of – waarschijnlijker – duizend keer meer moslims hebben gedood dan westerlingen, maar ach, dode moslims, daar malen wij westerlingen niet om.

Elke moslim moet tegenwoordig door hoepeltjes springen. Ben je écht democraat? Accepteer je homo’s? Ben je serieus tegen geweld? Accepteer je ‘onze’ vrije normen en waarden?

Intussen accepteren wij – ja, wij, diezelfde mensen die zeggen dat ze normen en waarden zo immens hoog houden dat ze bereid zijn ervoor te vechten – dat relschoppers gemeentebestuurders bedreigen, auto’s in de fik steken, en vrouwen met wie ze het niet eens zijn, een verkrachting toewensen. Dit alles om Nederland ‘rein’ te houden.

Tel uit je winst. De mensen die zeggen ‘op te komen’ voor onze rechtstaat, verkrachten haar waar je bij staat.

Heeft werkelijk niemand meer oog voor mededogen verdraagzaamheid of tolerantie? Waarom vinden we het normaal dat de mensen die zeggen ‘onze’ normen te verdedigen, diezelfde normen openlijk met voeten treden?

De Volkskrant plaatste, net voor kerst, een lang interview met aartsbisschop Wim Eijk. Was Eijk een imam geweest, dan had-ie duizend vragen gekregen over de omgang van zijn geloof met homoseksualiteit. Immers: hoe een religie omgaat met homo’s is de moderne toetssteen voor elke islamcriticus, toch? Dus waarom diezelfde toets niet aan een ons ‘eigen’ religie opgelegd?

Fout. Geen enkele vraag daarover. Terwijl diezelfde Wim Eijk eerder is aangeklaagd wegens botte uitspraken over homoseksuelen in zijn colleges – ze zouden ‘inherent neurotisch’ zijn’ – werd hij daar geen seconde over doorgezaagd. Was Eijk een iman geweest, dan was hij daar van z’n lang zal-ie leven niet mee weggekomen.

Aandacht loont

Heerlijk, een ziekenhuis dat bij zinnen komt! Het Nijmeegse RadboudUMC heeft ontdekt dat het loont om langer met patiënten te praten. De trend is een heel andere: ingegeven door de efficiëntiedrang van zorgverzekeraars – die menen dat snel gelijkstaat aan goedkoper – is haast het devies. Korte gesprekken met de artsen, snelle diagnoses, vlotte behandeltrajecten, korte opnames.

Alleen: dat hoge tempo pakt onverwacht uit als ‘een efficiënte route naar hogere kosten’, constateert ook zorgverzekeraar VGZ. ‘De zorg wordt duurder, juist door te besparen op tijd.’

Bij het Radboud zijn ze, door meer tijd te nemen bij het bepalen welke vorm van prostaatkanker iemand heeft, inmiddels goed in staat te onderscheiden tussen agressieve versus de kalme, feitelijk ongevaarlijke vormen van de ziekte. Door ruim tijd te nemen om opties met patiënten te bespreken en ook de nadelen van diverse ingrepen fatsoenlijk te belichten, is het Radboud in staat om overbehandeling flink terug te dringen. Netto resultaat van hun aanpak: waar andere ziekenhuizen in 90% van alle prostaatkankers daadwerkelijk ingrijpen, doet het Radboud dat slechts in 70% van de gevallen.

Niet alleen uit besparingsoogpunt is dat een goede zaak. Veel prostaatoperaties zijn overbodig: de patiënt zal nooit last krijgen van de ziekte. Wél ingrijpen heeft daarentegen vaak heftige gevolgen voor de patiënt: er is een redelijk grote kans op blijvende incontinentie en impotentie. De kwaliteit van leven van patiënten gaat met deze aanpak zodoende met sprongen vooruit, vergeleken met de vlotte, ‘efficiënte’ aanpak..

Anders dan artsen op voorhand vreesden, kiezen patiënten na een uitgebreid gesprek over alle voors en tegens van behandelingen wat vaker voor een behoudender aanpak. Lang niet iedereen wil de meest invasieve, intensieve of agressieve behandeling. Terwijl dat in de rap-vlot-snel scenario’s juist de trajecten zijn die artsen voorstellen; een terughoudende aanpak vergt meer spreekkamertijd, nodig om tot afgewogen keuzes te komen. Je zit al snel een uur met een patiënt te praten over allerlei behandelopties, terwijl verzekeraars liefst zien dat artsen in tien minuten tijd vertellen wat het behandelplan is.

De allergrootste winst lijkt mij trouwens nog niet eens te schuilen in de kostenbesparing die het tegengaan van overbehandeling oplevert. Het ware nut van deze aanpak is dat hij vertrouwen schept tussen arts en patiënt. Patiënten krijgen grondige voorlichting, er is ruim tijd voor hun vragen, aarzeling en angsten, en in deze aanpak gaan artsen gaan niet simpelweg uit van een voorgeschreven traject van behandeling, maar luistert naar de wensen en overwegingen van de patiënt.

Dan voel je je in vertrouwde handen, als patiënt. Het grappige is: ook dat werkt kostenbesparend. Wie zijn of haar specialist vertrouwt, is minder bewerkelijk en minder veeleisend dan een patiënt die zich geen raad weet.

Stoere taal

Nederland wordt komend halfjaar voorzitter van de EU, en om dat heuglijke feit te markeren riep Mark Rutte op een internationale persconferentie parmantig: ‘Dat ding moet dicht!’ Hij had ’t over de grens tussen Turkije en Syrië, of wellicht over die tussen Turkije en Griekenland (niemand die precies weet tot hoever de EU zich momenteel uitstrekt).

Alsof een grens niet een denkbeeldige streep is met vage bakens her en der, gemarkeerd door weinig meer dan borden, kronkelpaadjes, rivieren en soms een zee. Rutte suggereerde dat een grens concreet, tastbaar en fysiek is: een ferme streep in het zand, een onoverkomelijk obstakel in het landschap. Een poort die je met donderend geratel kunt laten zakken, een hoge muur met slechts een enkele, liefst zwaarbewapende doorgang.

Een minister-president die de lijnen op de Bosatlas voor tastbare werkelijkheid verslijt. Wat doen we nou toch nodeloos moeilijk, suggereert Rutte met z’n stoere het-is-alleen-een-kwestie-van-doorpakken-taal: overal waar zo’n lijn loopt, kan de zaak toch gewoon ‘dicht’ worden gezet? Handen even uit de mouwen, klusje van niks. Alsof het een kwestie is van al getrokken lijnen in de Bosatlas even wat aandikken, met je zwarte viltstift in de hand. Alsof een ettelijke honderden kilometers lange grens een simplistisch ‘ding’ is, iets dat je aan dan wel uit kunt zetten.

Tienduizenden halfverzuipende vluchtelingen hebben aangetoond dat grenzen per definitie poreus zijn. Tientallen commentators hebben terdege uitgelegd dat als je mensensmokkelaars écht de pas wil afsnijden, het slimmer is om vluchtelingen eindelijk in staat te stellen een vliegtuigticket naar het westen te kopen – dan heb je bovendien, zoals Rutte graag wil, serieus meer invloed op wie hier naartoe komt.

Maar van zulke finesses wil Rutte niets weten. De grens, ‘dat ding’ moet gewoon dicht.

Het is stoeremannentaal. Ogenschijnlijk, tenminste. Want in de praktijk is het holle retoriek; er verandert geen klap door. De grens wordt er geen millimeter dichter van, de toestroom van wanhopigen vermindert er niet door, geen vluchteling is ermee geholpen. Maar voor de bühne klinkt het leuk: ‘Dat ding moet dicht.’

In doortastendheid toont zich immers het ware staatsmanschap?

Welnee. Rutte verkoopt wrange sprookjes. Hij ontkent alle bewezen haken en ogen van de realiteit, hij doet alsof oplossingen zoeken gelijk staat aan simpele one-liners debiteren, en hij zet zichzelf al doende pontificaal neer als kordaat en standvastig – ben ik nou niet een échte leider van het land? Bewonder mij. Stem op mij.

Terwijl het enige dat je hoort wanneer je naar écht naar Rutte luistert, een klein, bang jongetje is die met een viltstift steeds dikkere strepen op een kaart aan het krassen is en die intussen een beetje high is geraakt van de oplosmiddelen in zijn inkt.

Niets zo pathetisch als stoeremannentaal.

Meerstemmig

Aan The Daily Show is sinds het vertrek van Jon Stewart ogenschijnlijk niet veranderd. Opvolger Trevor Noah hield het vertrouwde format aan: een politiek item, satirische nieuwsreportages, plus een gast. Net als Stewart verbindt Noah alles met korte reflecties of anekdotes. De rode draad is de onderliggende vraag: ‘Vindt u dat nou écht?’ Politici worden geconfronteerd met oud beeldmateriaal waarin ze totaal iets anders beweerden dan nu, extremistische gasten krijgen hun vermeende gelijk uitvergroot terug geserveerd. Het is dertig minuten lang media-onderzoek: hilarisch en leerzaam.

Toch heeft de show een gedaanteverandering ondergaan sinds Jons vertrek. Stewart is een middelbare Joodse man, gepokt en gemazeld in het politieke debat, die zijn identiteit vooral gebruikte om aggenebishe grappen over zijn eigen onvermogen te maken. Noah is een jonge komiek, een Zuidafrikaan van gemengde afkomst, die zijn persoonlijk leven gebruikt om politiek te illustreren. ‘Wij konden door de rassenwetten niet als gezin over straat lopen. Mijn vader liep aan de overkant van de straat met ons op. Soms zwaaide hij naar me, en wanneer mijn moeder politie zag naderen, liet ze snel mijn hand los. Ik was haar hete aardappel, het bewijs van haar strafbaarheid.’

Met Noah is The Daily Show van kleur verschoten. Niet dat Stewart ooit iemand discrimineerde, al zette hij zichzelf graag neer als een goedbedoelende, maar licht ouderwetse man. Maar echte diversiteit zien we pas nu: in elke aflevering trekken mannen en vrouwen van allerlei pluimage aan ons voorbij.

Dat kleurt de onderwerpen, het verandert de verhalen die het programma opdist. Stewart behandelde geregeld de rellen en achtergronden van het racisme bij de Amerikaanse politie, maar pas nu krijgt de omvang van de alledaagse krenkingen die zwarte mensen ondergaan, het volle pond.

Noah trekt de rijkdom van diversiteit het programma in.

En beteuterd kijk ik dan naar de rest van de televisie. Overal mannen. Moslims tref je vooral wanneer er iets gezegd moet worden over de islam of terreur, nooit wanneer het over de belastingdienst of over hackers gaat. Vrouwen zijn schril in de minderheid in actualiteitenprogramma’s, en draven vooral op als het om vrouwenissues gaat of wanneer het bijzonder is dat zij ‘als vrouw’ iets doen.

Zo niet bij Trevor Noah. Al doende leert hij me de waarde van meerstemmigheid, en veroorzaakt hij dat mijn empathie zich uitbreidt. Door de diversiteit die hij tentoonspreidt, maakt hij zijn kijkers menselijker.

De BBC is momenteel bezig met haar jaarlijkse project: 100 women, waarin ze vrouwen over de hele wereld een stem geven. Van een Soedanese vluchtelinge die supermodel werd, tot openlijk lesbische Chinese vrouw; van een Chileense Dwaze Oma tot een Londense vroedvrouw. Als ik het foto-overzicht van het project zie, denk ik: waar zijn al die stemmen toch in de Nederlandse media?

Verstilling

Midden in het geraas van het nieuws doemt iets heel anders op, iets kleins en stils, iets ongeremd sterks en krachtigs: de liefde voor de mensen van wie we houden, en de hunkerende behoefte hen te stutten en te beschermen. Een vriend die tobt met de liefde, mijn ouders die langzamerhand wel érg oud worden, een andere vriend die klem zit tussen twee twistende partijen.

Mijn ouders worden oud en het kost ze tegenwoordig meer moeite hun dagelijkse leven overeind te houden. Het wereldnieuws lijkt te groot voor ze te zijn geworden. ‘Hoe heet het ook weer, die stad waar al dat gedoe was,’ zegt mijn moeder. ‘Parijs,’ antwoorden mijn vader en ik tegelijk. De naam glijdt van haar af, of misschien denkt ze: het zal mijn tijd wel duren. We hebben het er dat weekend niet meer over. Twee dagen lang bestaat Parijs niet. Brussel is al helemaal niet ter sprake gekomen, zelfs niet in het vergeefs zoeken naar de naam van de stad.

Langzaam vloeien oude vaardigheden uit hun leven weg en sluipen er nieuwe , eenvoudiger gewoontes in. Mijn moeder, vroeger een godin in de keuken, bestelt visschotels als er bezoek komt, en ik krijg hoog met liflafjes opgetaste toastjes van de supermarkt als avondeten. Ze eten geregeld kant-en-klaarmaaltijden die zij wat oppept: kruidje hier, kruidje daar. Het kan ze niet zoveel meer schelen, ze hebben een lang en mooi leven samen gehad waarop het nu nog steeds fantastisch teren is.

Wat blijft en wat ze overeind houdt, is dit: de liefde.

We spreken veel over vroeger. Er komen steeds fotoboeken uit de kast, volgeplakt met vakanties, verjaardagen en verlovingen, met pasgeboren kinderen en spelende kleuters, uitjes met vrienden, jubilea waarbij de hele familie verzameld is. Vastgelegd geluk, waaraan het nog steeds goed laven is. Zachtjes strelen haar vingers de doden in de boeken. ‘Och, wat hebben we het goed gehad met die twee, ik mis ze verschrikkelijk,’ zegt ze bij een vlak na elkaar overleden oom en tante, of ‘Ze was zo graag bij ons,’ bij een oudtante.

Ze belt me vaker. Steeds opnieuw wil ze de verzekering dat het heus goed met me gaat.

Mijn vader – vroeger nogal ongeduldig van aard – legt haar nu trouwhartig, zonder enig spoortje van irritatie, vier keer op een dag uit hoe het Nespresso-apparaat ook alweer werkt. Hij kust haar vaak, zo in het voorbijgaan, even in haar nek, op haar wang, of op haar mond. ‘Dag meisje van me,’ zegt hij daarbij. ‘Dag man van me,’ antwoordt ze dan, glanzend door zijn liefde.

Vastberaden is ze ook. Alcohol is niet goed voor haar, en sinds ze dat weet drinkt ze geen druppel meer. Ze oefent haar geheugen met spelletjes, ze leest elke dag een halfuur hardop de krant aan hem voor om te wennen aan het praten met haar nieuwe gebit. Ze wil hem niet alleen laten: nooitniet, in niks. Ze wil bij hem blijven, ze wil voor hem – en voor haar kinderen – blijven zorgen. Het moet goed met ons gaan.

Fuck Parijs. Leve mijn ouders.

Solidair

In de Syrische stad Douma werd gisteravond een wake gehouden voor de slachtoffers in Parijs. Douma weet wat terroristisch geweld is: de stad is sinds 2012 belegerd, en heeft al een aantal fikse slachtpartijen achter de rug. Het Syrische leger legde de knoet over de stad toen inwoners zich tegen Assad keerden; het kwam in in juni 2012 zelfs tot een massamoord op zeker vijftig mensen, uitgevoerd door Assads troepen.

In oktober van datzelfde jaar wist het Vrije Syrische Leger de stad in handen te krijgen, maar Douma wordt sindsdien belegerd door regeringstroepen. De stad lijdt nog steeds onder gevechten en bombardementen. Op 16 augustus van dit jaar voerde Assad een serie raketaanvallen op de stad uit. Het doelwit was de grootste markt van de stad: er vielen bijna honderd doden en ruim tweehonderd slachtoffers. Kort nadat mensen zich naar de markt hadden gespoed om slachtoffers te helpen, trof een tweede serie raketten doel.

Ze weten daar kortom waarover ze het hebben. En dan middenin hun misère kaarsjes opsteken voor de doden en gewonden in Parijs – wat een ontroerend, groots gebaar.

Niet dat wij ooit iets dergelijks voor hén hebben gedaan. Westerse overheden bleven Assad, hun aanvaller, tot ver in 2015 steunen, ook al heeft de man inmiddels zo’n 200.000 onderdanen over de kling gejaagd. Na terreurdaden van ISIS in andere steden in het Midden-Oosten – Beiroet, Bagdad, om twee zeer recente aanslagen te noemen, houden we in het Westen geen wakes.

Dat maakt de eis van veel westerlingen dat moslims zich nu eens tegen terrorisme moeten uitspreken, zo onuitstaanbaar, zo vreselijk wrang. Want op onze beurt doen wij er het zwijgen toe als moslims met terreur kampen. Sterker, we hebben geen zin erover in de krant te leen, dus we weten het veelal niet eens.

Laat ons treuren om de slachtoffers van terrorisme, maar zullen we dan voortaan alsjeblieft ook eens stilstaan bij al die honderdduizenden slachtoffers die in het Midden-Oosten zijn gevallen?

En als de bombardementen op ISIS nu verhevigd worden, zoals de Franse president Hollande heeft aangekondigd, zullen we dan de daarvoor vluchtende burgerbevolking met open armen ontvangen? Zullen we ons inspannen dat ze zo kort mogelijk in asielcentra hoeven te blijven, zorgen dat ze de taal snel leren, en vlot hier een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen?

Zullen we bovendien de oorlogstaal wat temperen? Bombarderen en bewapenen helpt oorlogen niet de wereld uit, het verlengt en verspreidt ze alleen maar. We zijn niet ‘in oorlog’ met ISIS. Je kunt niet in oorlog zijn met een groep die niet aan een plaats is gebonden. Je kunt alleen proberen hun steunpilaren te ondermijnen: tegenwicht geven aan angst, honger, haatzaaierij en uitzichtloosheid.

Laten ons eerst eens proberen solidair zijn met de mensen van wie we nu op hoge toon sympathie eisen.

Robuuste rechters

De rechter die in 2013 het grootschalige, ongerichte bijhouden door de NSA van alle telefoongesprekken van de bevolking afwees, maakte gisteren korte metten met de afluisterstaat. Indertijd oordeelde Richard Leon dat zonder aanzien des persoons bijhouden wie wanneer, hoelang en vanaf welke locatie met wie belt, ongrondwettig was – en griezelig Orwelliaans. Niettemin bood hij in zijn uitspraak de NSA alle ruimte om de boel te repareren.

Maar iedereen pleegde obstructie. Individuen uitsluiten van massasurveillance kon écht niet, dat zou het hele systeem ondermijnen, zei de NSA. ‘Er komen binnenkort betere wetten,’ zei de Amerikaanse overheid. ‘Wij hebben toch toestemming gegeven? Dan mag het dus wél!’ zei het Congres.

Deze week – twee jaar later – was rechter Leon het beu. Volkomen beu. Hij vonniste gisteren dat de NSA per direct moet stoppen de metagegevens bij te houden van de telefoongesprekken die de eiser voert. Kan de NSA niet één enkele persoon uitzonderen van haar surveillance? Jammer voor de NSA: dan maar helemaal stoppen met het bijhouden van zulke gegevens van totaal onverdachte burgers. Leon: ‘De regering vraagt mij de facto om goed te keuren dat ze een sleepnet van ongekende proporties over alle burgers uitwerpt.’

Had het Amerikaanse Congres ingestemd met deze grootschalige privacy-inbreuk? Doet er niet toe, sneerde Leon. Immers: het Congres mág helemaal geen toestemming geven voor wetten en praktijken die ongrondwettelijk zijn. ‘Het intrinsieke doel van het grondwettelijke recht op privacy zou volledig worden ondermijnd wanneer dit hof zich neerlegt bij de overtuiging van het Congres dat ieders persoonlijke vrijheid opgeofferd dient te worden in de strijd tegen hedendaags kwaad.’

Leons vonnis boet enigszins aan fermheid in wanneer je weet dat de bewuste afluistermaatregel over drie weken sowieso afloopt, en vervangen wordt door een nieuwe wet. Niettemin zet hij een nieuwe toon: massaal onverdachte mensen volgen, is serieus ongrondwettelijk, en gelegenheidswetgeving doet niets aan dat principe af.

Vorige maand was er hier een vergelijkbare overwinning: de langlopende rechtszaak die de Oostenrijker Max Schrems tegen Facebook voerde, en die nu eindelijk op Europees niveau wordt uitgevochten, leidde tot de uitspraak dat persoonlijke gegevens van Europese burgers niet op Amerikaans grondgebied mogen worden bewaard – waar ze feitelijk vogelvrij zijn, want wij vallen niet onder Amerikaans recht – en een deugdelijke Europese bescherming vereisen.

Als toetje oordeelde de Brusselse rechter gisteren dat Facebook niet langer gegevens mag bijhouden van bezoekers en passanten die zelf geen Facebooklid zijn. Per vandaag moet Facebook daarmee ophouden, op straffe van een boete van een kwart miljoen euro per dag.

Wie zijn rechten lief heeft, moet tegenwoordig bij het gerechtshof zijn – niet bij de politiek. Vandaag vierde ik een feestje voor de rechtstaat. En voor robuuste rechters.

Onrust in de tent

De beheerders van een forum waar ik veel vertoef, vroegen me vorige week hun team te komen versterken. Daags daarna kon ik overal achter de schermen kijken en had ik super powerzz.

Het werk van forumbeheerders beperkt zich gewoonlijk tot spammers vangen, uit de hand gelopen discussies weer op de rails te krijgen, ruziemakers uit elkaar halen, dubbele topics verwijderen, soms een berisping uitdelen, en vooral veel administratief werk. Rustig baantje, uurtje per dag, dacht ik nog, terwijl ik op mijn gemak de beheeropties verkende. Hoe deel je een waarschuwing uit, hoe sluit je een topic, hoe handel je een klacht af?

Vrijdagavond, amper acht uur nadat ik in functie was getreden, werd er van hogerhand een grote update uitgevoerd. De oudere teamleden wisten wel dat-ie eraan zat te komen, maar niet wanneer: de softwaremaker voert die op afstand uit, en is helaas tamelijk laks met waarschuwingen. Hop, forum ineens plat wegens groot onderhoud, en toen de boel de volgende ochtend weer werkte, was werkelijk alles anders. Andere lay-out, andere functies, andere wegwijzers. Veel was verbeterd maar het oogde allemaal volslagen onbekend, en de forumleden waren collectief de weg kwijt.

Ik ook, natuurlijk. Maar ik was inmiddels wél forumbeheerder, en dus: verantwoordelijk.

Het ongeluk wilde dat de rest van het forumbeheer dat weekend onbereikbaar was. De een had een burn-out, de tweede relatieproblemen, de derde zat in een grote verbouwing, de vierde had twee ernstig zieke familieleden, en de vijfde zat voor zijn werk op een booreiland. De personele krapte was juist de reden dat ze versterking hadden gezocht.

Het regende klachten. ‘Als de vorige versie niet wordt teruggezet, ga ik weg!’ dreigde de een. ‘Wat een botte ingreep, wat een machtsmisbruik,’ verweet een tweede. ‘Ik voel me hier niet langer thuis,’ piepte een derde. ‘Als ik dít doe, gebeurt er ineens dát, en dat hóórt niet,’ kreet de vierde.

Wat te doen?

Het enige dat ik kon doen. Overal antwoord op geven, publiekelijk de problemen inventariseren, mezelf door de nieuwe interface heen werken, oplossen wat ik kon en die verbeteringen openbaar bijhouden in nette lijstjes, vertellen wat snel gefixt kon worden en wat langer zou gaan duren. En vooral: heel, heel aardig zijn.

Na een dag klonken er andere stemmen. ‘Geef het tijd,’ zei de een. ‘Oh kijk wat een leuke nieuwe functie ik net heb ontdekt,’ zei een tweede. ‘Ik ken die software wel, heb je tips nodig?’ vroeg een derde. ‘Het begint te wennen,’ constateerde een vierde. ‘Het werkt eigenlijk best goed,’ gaf nummer vijf toe, terwijl nummer zes druk bezig was om nummer zeven met een forumprobleem te helpen. Gaandeweg gingen meer leden over tot de orde van de dag: berichtjes op het forum plaatsen en vooral veel onderling discussiëren.

Ineens werd ik een stuk optimistischer over het vluchtelingendebat.

Felipe op de BBA2015

Bij de Big Brother Awards 2015 sprak ik onderstaand in memoriam uit voor vriend en internetpionier Felipe Rodriguez.

Meteen na mijn speech kondigde Hans de Zwart, de directeur van Bits of Freedom, aan dat de positive prijs die regelmatig tijdens de BBA wordt uitgereikt, wordt hernoemd: die heet nu niet langer de Winston Award, maar de Felipe Rodriguez Award. Een prachtige geste.

***

In Memoriam Felipe Rodriguez

Zonder hem geen XS4all. Zonder hem geen DDS. Zonder hem geen Meldpunt Kinderporno. En zonder hem geen Bits of Freedom.

Eerder deze maand overleed Felipe Rodriguez. Hij was pas 46 en was al een jaar of zes uit het publieke leven verdwenen, maar had op zijn veertigste al een CV dat menig tachtigjarige jaloers zou maken.

Felipe was een van de vele Nederlandse hackers die sinds eind jaren tachtig op bulletin boards rondhingen. Hij had zijn eigen BBS, Utopia, en via een bevriende sysadmin bij de Universiteit van Amsterdam hadden hij en zijn maten toegang tot internet. Op een nacht ontdekte hij, zoals zijn vriend Rop Gonggrijp het uitdrukte, dat alcohol en internet vaak niet goed samengaan. Het gevolg: Utopia en HackTic verloren hun gedoogde toegang tot internet.

Zoals alle hackers was Felipe inventief. Op de achterkant van een bierviltje becijferde hij dat als ze nu een bedrijfje werden en zélf een huurlijn naar NLnet inkochten en die verbinding met 500 mensen deelden, ze quitte zouden spelen. Felipe legde het geld op tafel, bestelde de huurlijn, servers en modems, en zo ontstond XS4all: de eerste publieke internet provider in Nederland, betaald uit de opbrengst van Felipes Spaanse restaurant. XS4all, de enige provider ter wereld die haar beginkapitaal vond in pulpo, paella en patatas bravas.

Tijdens een lange avond op Hacking at the End of the Universe, in 1993, verzonnen Felipe en Marleen Stikker samen De Digitale Stad, een gratis ISP gemodelleerd naar het concept van een stad, compleet met gemeentehuis, postkantoor, kiosk, huizen, pleinen, cafés en rosse buurt. Het werd een model dat overal ter wereld werd gekopieerd.

Felipe blonk uit in tactisch, nuchter nadenken. Waren er conflicten of ruzies, dan was hij altijd de eerste om mensen de hand te reiken: hij nodigde tegenstanders uit voor een kop koffie of voor een maaltijd in zijn restaurant Centra. Hij was een meester in de-escaleren, hij krabde alle eelt en ideologie van meningsverschillen af.

Presten politici om censuur van internet – terroristen! kinderporno! – dan kalmeerde hij ze. Censuur helpt niet, je schaadt altijd meer dan je redt, en bovendien verlies je zo het zicht op wat er gebeurt. Beter was het om goede procedures voor meldingen van overlast en misdaad te scheppen, rechercheurs op te leiden, sporenonderzoek te doen en gebruikers op te voeden.

En Felipe realiseerde zich al vroeg dat internet alleen sterk kan blijven wanneer niet alleen bedrijven en aanbieders zich organiseren. Ook de gebruikers van internet hebben hun eigen organisatie nodig: het verdedigen van digitale burgerrechten kun je qualitate qua niet overlaten aan ISP’s. Alleen wanneer ook de belangen van burgers worden vertegenwoordigd, kun je hopen op een waarlijk robuust internet.

Dat was het begin van Bits of Freedom. De eerste jaren was het heel hard werken, met weinig geld. En elke keer dat Bits of Freedom weer eens dreigde om te vallen, gaf Felipe gul.

Felipe was het hart van ons internet. Zonder hem geen XS4all, geen DDS, geen Meldpunt Kinderporno. En zonder hem geen Bits of Freedom.

Felipe: het was een eer je te hebben gekend.

Stoptober

e Britse overheid heeft na veel onderzoek geconcludeerd dat de e-sigaret minstens 95% minder schadelijk is dan roken. Ze propageren de e-sig nu: het is een effectieve methode om te stoppen met roken, en een veel veiliger alternatief. Amerikaans onderzoek wijst erop dat de e-sigaret voor jongeren, anders dan men vreesde, geen opstapje is naar roken. De e-sigaret weerhoudt jongeren daar juist van: in streken waar dampwaar slecht verkrijgbaar is, gaan meer jongeren roken dan in streken waar dampen makkelijk is. België, dat zeer vijandig jegens de elektronische sigaret was, heeft het beleid vorige week radicaal omgegooid en is nu een groot voorstander.

Waarom? Omdat dampen werkt. Het is zoveel lekkerder dan roken, en heeft amper risico’s. Mensen die zijn overgestapt, krijgen hun smaak- en geurzin terug, blijken alras schonere longen te hebben en een betere conditie. Voor omstanders is dampen veilig: in uitgeademde damp zitten, anders dan in uitgeblazen rook, geen schadelijke stoffen.

Antirookclubs en gezondheidsorganisaties hebben zich lang tegen het dampen gekeerd, maar de laatste maanden zijn ze hun standpunt gaan herijken. Derek Yach bekleedde jarenlang een hoge functie bij de World Health Organization en was verantwoordelijk voor hun tabaksbeleid. In februari van dit jaar publiceerde hij een essay waarin hij zijn medestrijders opriep in hemelsnaam hun afwijzende standpunt over het dampen te herzien: ‘de e-sigaret redt levens’. Niet de nicotine is gevaarlijk, maar de tabak, en bij dampen laat je juist die achterwege.

The Guardian had vorige week een lang artikel van Olivia Maynard over de e-sigaret. Ze constateerde dat het dampen vrijwel zonder risico’s is, en het meest probate middel blijkt te zijn om van het roken af te komen – aanzienlijk effectiever dan eerder bepleitte methodes, zoals pleisters, kauwgum of pillen. Ze wijst bovendien op een volkomen nieuw fenomeen: ex-rokers die rokers helpen om van de tabak af te komen. Voor het eerst wordt het stoppen met roken vrijelijk gepropageerd door ex-rokers zelf, worden rokers aangestoken door ex-rokers. Er ontstaat zelfs een subcultuur van dampers die elkaar helpen om het beste uit hun e-sigaret te halen, en die rokers bijstaan als ze willen overstappen.

Het meest interessante: de schrijfster van het artikel werkt voor Cancer Research UK, vanouds een tabakbestrijder.

Nederland blijft echter benepen doen. De Alliantie Nederland Rookvrij, waarin het KWF en het Longfonds deelnemen, is binnenskamers inmiddels een voorstander van de e-sigaret, maar schuwt nog steeds elk publiek pleidooi voor het dampen. In de Stoptobercampagne – ‘stop met roken in oktober’ – wordt de e-sigaret ook dit jaar volkomen doodgezwegen.

Zo dom van ze. Zelf was ik niet van plan ooit te stoppen met roken – tot ik een e-sigaret probeerde. Na 43 jaar kettingroken was ik op één avond om.