Rustig buurtje

Vrijdagavond, net iets na twaalven. Er klonken fikse knallen iets verderop, MeisjeMax dook van schrik achterin de boekenkast. Terwijl ik naar het raam liep om te zien waar het vuurwerk was, drong tot me door dat er niks geen gesuis of gefluit te horen was: het waren korte, droge knallen. Tak… tak tak… [even stilte]. Tak. Tak tak tak. Tak tak. Zo tussen de vijftien en de twintig keer.

Het rare moment wanneer je plompverloren invalt: ‘Verhip, dat zullen toch geen geweerschoten zijn?’

Buiten viel niets te zien dan de weerspiegeling van mijn boekenkasten in de ruiten. Ik hoorde een scooter wegrijden.

Op straat gaan kijken durfde ik niet, want inmiddels wist ik vrij zeker dat het inderdaad schoten waren geweest. De politie bellen? Dat hadden anderen vast al gedaan. Ik deed de keukendeur open en liep de tuin in. Overal hingen buren over hun balkons. De buren rechtsboven wisten zeker dat het een kalasjnikov was geweest. Linksachter de daktuin die middenin ons wooncomplex ligt, hoorde ik een vrouw roepen: ‘Ben je gewond? Gaat het?’

Vijf minuten later reed het hele circus de straat in: een overvalbusje, politiewagens, een ambulance. Mijn huiskamer baadde in blauw licht.

Het bleek een heuse poging tot liquidatie te zijn geweest. Een gemaskerde man had met een automatisch wapen op een buurman iets verderop geschoten, die over een schutting naar de achtertuinen had weten te klimmen, en was daarna bij een eveneens gemaskerde kompaan achterop de scooter gesprongen. Het beoogde slachtoffer had slechts lichte verwondingen aan rug en arm, ik zag hem in het ambulancebusje zitten. Hij moest een nachtje naar het ziekenhuis en werd daarna door de politie ingerekend wegens een oud vonnis en twee openstaande boetes.

Het had iets ongelooflijk kneuterigs. Circa twintig keer vuren, van alles en nog wat raken – de kogelgaten zitten in ramen en muren zag ik daags erna – maar het slachtoffer hoofdzakelijk missen. Alsof de liquidanten totaal onervaren waren, buiten de terugslag van het vuurwapen hadden gerekend. Of neem het slachtoffer: mikpunt van een aanslag zijn, en dan nadat je wonden keurig door het ambulancepersoneel zijn verzorgd, door de politie worden ingerekend wegens je openstaande boetes.

De volgende dag kwam een cameraploeg van Hart van Nederland een schunnig stukje maken. Iemand was zo boos – de familie van het slachtoffer, getergde buren, wie zal het zeggen – dat ze uit het raam een vuurwerkbom naar beneden keilden. MeisjeMax schrok zich weer het lazarus, maar van het ‘bekogelen met een vuurwerkbom’ van de cameraploeg, zoals de nieuwskoppen later beweerden, was geen sprake.

Prompt hadden we de rest van de dag politie in de straat. Een van de wagens, die een uit-de-weg plaatsje zocht om te parkeren, knalde in zijn achteruit nog tegen een lantaarnpaal aan.

Het was knulligheid troef. Daar was ik eigenlijk erg blij om.

Alledaags

Sander van Walsum beschreef in de zaterdageditie van de Volkskrant zijn positie ten opzichte van het racismedebat – plus, en passant, van de zwartepietendiscussie. Hij was altijd solidair geweest met de strijd tegen discriminatie, maar met ‘de verhalen van mensen die zich in Nederland het slachtoffer voelen van racisme’ heeft hij weinig affiniteit, bekent hij, ‘want zij zijn niet rechteloos.’ Anderzijds sluit hij ‘niet uit dat hierin het onbegrip doorklinkt van iemand wiens voorouders vrije burgers waren van een welvarend land.’

Die laatste opmerking sneed nog het meest hout. Witte middelbare heren zijn niet de beste rapporteurs van alledaags racisme; dat Van Walsum dergelijke veelvuldige, soms zeer pijnlijke ervaringen aanmerkt als je slachtoffer ‘voelen’, alsof het een particuliere interpretatie is, onderstreept dat. Alledaags racisme is bepaald geen ‘gevoel’.

De term alledaags racisme werd in de jaren tachtig geïntroduceerd door Philomena Essed; een koepelbegrip voor de stortvloed aan alledaagse terechtwijzingen, paternalismes, kleineringen, onwetendheden en soms agressieve bejegeningen die iedereen die niet wit is, ten deel valt. Ze muntte de term naar analogie van het toen net school makende begrip ‘alledaags seksisme’. Juist ja: de stortvloed aan terechtwijzingen, paternalismes, agressieve bejegeningen enzovoorts die vrouwen dagelijks ten deel valt.

Dat vrouwen rond die tijd gelukkig niet langer rechteloos waren – Van Walsums kennelijke criterium – was evident. Alleen vrijwaarde dat hen absoluut niet van dagelijkse hindernissen en pijnlijke kleineringen, van schofferingen in het sociale verkeer, op straat, op het werk, in hun loopbaan, ja zelfs bij de dokter en de rechter. Daarom was die term alledaags seksisme zo’n geweldige vondst: hij dekte het amalgaam van opvattingen die geen enkele wettelijke basis hebben maar teruggrijpen op het idee van de ondergeschikte positie van vrouwen.

Essed was een van de eersten die de vrouwenbeweging, waar ze deel van uitmaakte, wees op dier witte vooroordelen. Racistisch was de vrouwenbeweging nou ook weer niet, maar onnadenkend over ras en kleur? Nou en of. En dus: bevooroordeeld bij omissie, omdat ze zich zelden wezenlijk hadden verdiept in een de geschiedenissen en ervaringen van vrouwen die níet wit waren.

Net zoals mannen zich zelden wezenlijk afvragen wat het betekent vrouw te zijn in een wereld waarin mannen het hoogste woord hebben, zo verdiept Van Walsum zich nergens in zijn essay in de vraag hoe de levens van mensen die niet wit zijn maar zwart, mokka of bruin, er eigenlijk uitzien.

Liever beklaagt hij zich over de zwartepietendiscussie. Hadden we maar ‘een traditie, waarin het vermogen tot aanpassing besloten ligt’, haar werk laten doen. Op Twitter sneerden zijn vrouwelijke collega’s: ‘Het vrouwenkiesrecht was er ook vanzelf gekomen als we die mannen maar tijd hadden gegeven?’

Immuun

Wat een chaos. Het pond kelderde, de euro kreeg een opdonder. Premier Cameron kondigde zijn aftreden aan en deed er vervolgens hautain het zwijgen toe. Johnson en Farage, de twee grootste voorstanders van de uittreding van het VK, zeiden helemaal niets, behalve dan dat ze niet hadden gezegd wat ze eerder zo stellig hadden beloofd – ‘Die 350 miljard die straks niet wekelijks naar de EU hoeft naar het ziekenfonds overhevelen? Dat hebben we echt helemaal nóóit beweerd!’ – en haalden hun oude campagnesite ter adstructie schielijk offline. Verder waren ze vooral erg boos dat de voorstanders van blijven geen plan hadden wat te doen als de vertrekkers zouden winnen. Boris Johnson ging cricket spelen.

Cornwall, dat overwegend voor uittreding stemde, schrok dat het nu zijn jaarlijkse EU-subsidie ter waarde van 60 miljoen pond verspeeld had. Schotland wil in de EU blijven en overweegt nu uit het VK te treden, Ierland denkt dat het zijn twee helften kan herenigen, en Spanje lonkt naar Gibraltar.

Veel vertrek-stemmers kregen berouw. Ze hadden gedacht de EU en ‘de’ politiek even fijn een poepie te laten ruiken en veilig een proteststem te kunnen uitbrengen: want ‘blijven’ zou vast winnen, meenden ook zij. Maar ze wonnen, en een deel van hen zit nu met de handen in het haar: want daadwerkelijk uit de EU vertrekken was nu ook weer niet de bedoeling.

Wat te doen als je proteststem echte consequenties heeft?

Het deed me erg denken aan het vaccinatiedebat. Je kunt veilig weigeren je kind te laten vaccineren met een beroep op ‘vaccinatie leidt tot autisme!’ en ‘het is een complot van big pharma!’, zolang er maar genoeg andere mensen hun kinderen de broodnodige bescherming geven. De groepsimmuniteit beschermt dan ook je eigen kind, en daar lift je dan fijn op mee.

Tot het scharnierpunt is bereikt, en de groep niet meer de gewenste bescherming levert om je vrijblijvende proteststem uit te brengen. Of tot je acht maanden oude baby in aanraking komt met niet-gevaccineerde kleuters. Dan kunnen er ineens doden vallen – en zijn de rapen gaar.

De hele Brexitdiscussie leek in meer opzichten op het vaccinatiedebat: het ging niet meer om argumenten, om feiten, om onderzoek, om expertise. ‘We hebben genoeg van experts,’ bromde Brexit-voorstander Michael Gove op tv. Schijt aan de mensen die weten waarover ze het hebben. Wij zijn van de gevoelens, van de intuïtie, van het recht-door-zee doen wat je vindt.

Argumenten werken niet meer in dit stadium. Het debat is moe en wil naar bed, de argumenten zijn ziekelijk en licht overspannen, de beslissing heeft dringend behoefte aan vakantie. Expertise inbrengen helpt in dit stadium niet meer, want feiten zijn ook maar een mening, meent men.

Dat mensen in posities met macht zo verdomde verrot luisteren, en oprechte aarzelingen en tegenwerpingen zo weinig serieus nemen, helpt de zaak niet bepaald vooruit.

Flitscontracten

Onder het motto dat computers zakelijker en sneller werken dan mensen, is een bitcoinbank opgericht die financiële contracten automatisch uitvoert. Bitcoin is virtueel geld dat zonder toezicht, tussenkomst of ingrijpen van bovenaf door gebruikers onderling wordt uitgewisseld. Transacties worden door álle gebruikers gezamenlijk, en dus volkomen decentraal, versleuteld bijgehouden.

Ethereum begon een eigen variant van bitcoin. Hun extraatje: Ethereum kan anonieme contracten volautomatisch uitvoeren zodra aan bepaalde condities is voldaan. Bijvoorbeeld: zoveel dagen nadat een veiling is gestart, wordt het eigendomsrecht van het geveilde goed automatisch overgedragen aan de hoogste bieder en vallen diens geboden ‘ethers’ de verkoper toe. Of: elke keer dat de computerdatum gelijk is aan de geboortedag van je kind, krijgt de jarige X ethers overgemaakt.

Ook banken leek het een aantrekkelijk concept: anoniem en geautomatiseerd transacties uitzetten en uitvoeren klonk ze als flitshandel 3.0 in de oren. (Misschien dachten ze zelfs: jottem, weer een fijne offshore-optie erbij.) Elf banken, waaronder de ING, stapten in Ethereum.

Een nadeel van de constructie: de contracten worden afgesloten binnen mini-organisatietjes die als het ware bovenop Ethereum worden gebouwd. Een van de grootste Ethereum-organisatie is de DAO: een investeerdersclub die ruim 150 miljoen dollar aan ‘ethers’ inbracht en beheerde, en die samen bepaalde wat ze met dat geld zouden doen. De DAO wilde optreden als een soort van crowd-funded durfkapitaalfonds.

Dat Ethereum met semi-onafhankelijke organisaties werkt, ondergraaft het decentrale karakter ervan. Beslissingen moeten ineens in consensus worden genomen, de code achter de regels en contracten kan lokale loopholes hebben, enzovoorts.

Dat is precies wat er eind vorige week gebeurde. Een slecht geschreven contract stelde iemand in staat om 3,4 miljoen ethers – wat op dat moment gelijk stond aan bijna 80 miljoen dollar, de helft van het volledige kapitaal van de DOA – naar zijn eigen DAO-dochteronderneming over te schrijven. Hopla, weg was het geld. Het resultaat? De waarde van de ether kelderde met een derde, ook voor deelnemers die niet bij de DOA zaten.

‘Diefstal’ en ‘hack’ riep de bedenker van Ethereum, en hij zint thans op listen om een alle recente transacties teniet te doen om de malafide overdracht ongedaan te maken. Maar dat kost hem het vertrouwen in Ethereum zelf: wanneer transacties die volgens de gestelde regels zijn verlopen achteraf alsnog kunnen worden geannuleerd, is het systeem zelf niet betrouwbaar.

Gisteren maakte de vermoedelijke dader bekend dat zijn transactie geheel aan de regels voldoet, en zodoende binnen het systeem van Ethereum volkomen legaal is. Niks diefstal, niks hack.

Hij had gewoon fijn gebruik gemaakt van de lokale mazen.

Orlando

Wat de slachting in Orlando zo gruwelijk maakte, was niet alleen de schaal ervan – zelfs al was het een van de grootste individuele aanslagen die het westen de afgelopen decennia heeft gezien. Eén enkele schutter: 50 doden en 50 gewonden.

Waar Breivik het op socialistische jongeren had voorzien, de broers Tsarnaev op deelnemers en toeschouwers van de Boston Marathon, en in Parijs satirici, concertbezoekers en terrasgangers werden neergemaaid, was nu voor het eerst een groep het doelwit die al van oudsher en van vele kanten onder vuur ligt: lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.

Ja, het was een terroristische aanslag; ja, de dader riep dat hij dit uit naam van ISIS deed. Maar deze dader richtte zijn haat – meer nog: zijn machinegeweer – anders dan eerdere aanslagplegers heel specifiek op al wie niet netjes heteroseksueel was. Op lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.

Niemand die tot die groep behoort, is in zijn of haar persoonlijk leven gevrijwaard gebleven van angst, pesterijen, lastigvallerij of bedreigingen. Werkelijk iedereen die tot die groep behoort, schudt desgevraagd uit de losse mouw een akelige serie anekdotes van schrijnende discriminatie, gevaarlijke situaties, en confrontaties die nog maar net goed afliepen. Plus dat iedereen die tot die groep behoort, te veel verhalen kent van lotgenoten die op straat om niets in elkaar zijn getimmerd. Of nou ja, om niets – nee, zuiver omdat ze niet heteroseksueel zijn.

Iedereen die tot deze groep behoort, moet zichzelf dag in, dag uit wapenen. Tegen politici die beweren dat ze de jeugd perverteren. Tegen gelovigen die beweren dat ze hun god ontheiligen, en dus geen rechten verdienen. Tegen macho’s die ze wel even een lesje zullen leren. Geen homo, geen lesbo, geen transgender loopt ooit volkomen frank en vrij op straat.

Dat was het allerergste van de aanslag in Orlando: hij versterkte een reële, alledaagse angst door middel van een extreme daad. Er bestaat een continuüm tussen homoseksualiteit niet accepteren en potenrammerij, en dat continuüm werd afgelopen weekend tot zijn uiterste consequenties opgerekt.

Homofobie is niet voorbehouden aan de islam. Drie Amerikaanse presidentskandidaten spraken eerder dit jaar op een manifestatie waar een predikant de doodstraf voor homoseksuelen bepleitte. Amerikaanse christenen hebben jarenlang in tal van Afrikaanse landen gelobbied om er de doodstraf voor homoseksuelen in te voeren. Marco Rubio en Ted Cruz zeggen nu zalvend: ‘Our prayers are with you’, maar hebben zich hun hele politieke carrière ingespannen om van homoseksuelen tweederangsburgers te maken.

Ik weet het. Er zit een verschil tussen iemand zijn of haar rechten ontzeggen, en diezelfde mensen botweg doodschieten. Maar dat verschil is kleiner dan buitenstaanders wel denken, en dat is precies waarom de massamoord in Orlando er zo in hakt – onder mijn soort mensen.

Mondsnoering

We maken ons –terecht- nogal druk over mannetjesputter Erdogan, die meent zijn gekrenkte ego juridisch te moeten helen door journalisten, criticasters en satirici systematisch voor de rechter te dagen, zelfs wanneer ze niet onder zijn jurisdictie vallen. Vrijheid van meningsuiting? Lap aan je laars. Ander land, andere wetten? Dondert niet. Erdogan duldt geen tegenspraak, ook niet van buitenlanders. Kan hij je niet oppakken, simpelweg omdat je je elders bevindt: dan vervolgt hij je in je eigen land en tracht je eigen rechtssysteem naar zijn hand in te zetten.

Gelukkig trappen niet alle rechters erin, maar Erdogan is helaas niet de enige machthebber die deze nieuwe strategie beproeft. Buitenlandse critici de mond snoeren via hun lokale rechter lijkt opgang te maken.

The Economist publiceerde afgelopen weekend een stuitend overzicht van moderne methodes tot mondsnoering. In Rusland, China en veel Arabische landen zijn de wetten strenger dan ooit, vaak na een korte opleving van vrijheid: na de Glasnost en de Arabische Lente zijn de nieuwe bewindvoerders dusdanig gespitst op het promoten van hun eigen glorieuze reputatie dat ze volkomen onbehouwen te werk gaan.

Sommige heersers, zo memoreert The Economist, gaan zelfs zover dat critici botweg worden vermoord. Poetin heeft al een aantal journalisten op zijn kerfstok staan, maar ook in Mexico vallen kritische journalisten bij bosjes, en in Bangladesh worden onafhankelijke bloggers geregeld letterlijk in stukken gesneden.

In Westerse landen is de censuur subtieler, maar niet minder perfide. Het vermeende recht om niet te worden gekwetst wordt daar als smeermiddel ingezet. ‘Uw opinie discrimineert mijn gevoelens’ is het motto, maar de praktijk wijst uit dat dit neerkomt op: uw opinie schaadt mijn belangen, uw opinie behaagt mij niet – en dus mag u hem niet uiten.

De fatwa die over Salmon Rusdie werd uitgesproken, zette deze trend in het Westen in, maar inmiddels is hij wijd verbreid. Kwetsen moet juridisch worden verboden.

En nu zitten we in de situatie dat mensen die pleiten voor een boycot van Israël, wegens derlui abjecte beleid jegens Palestijnen en de bezette gebieden, in steeds meer landen bloot staan aan juridische vervolging. The Economist heeft een schandalig lijstje van landen en instanties die mensen criminaliseren die zo’n boycot promoten. De vlag waaronder dat gebeurt? Antisemitisme. Alsof het beleid van een natie bekritiseren gelijk staat aan discriminatie.

Erdogan bekritiseren is geen vertoon van moslimhaat, Netanyahu’s beleid bekritiseren geen jodenhaat. En verwijten van blasfemie horen al helemaal niet thuis in zo’n debat: elke god mag te allen tijde worden ondervraagd, elk geloof mag worden betwijfeld.

Niets is heilig, behalve het debat zelf. Al wie dat in de kiem wil smoren, is verdacht. Al helemaal wanneer hij daarvoor een rechter inzet, in plaats van argumenten.

Niets is heilig

Zowat elk debat ontaardt tegenwoordig in ingegraven stellingen, moddersmijterij en verdachtmakingen. Dat maakt het zoeken naar toenadering, begrip en oplossingen schier onmogelijk. Iedereen verschanst zich in zijn eigen standpunt, ingenomen stellingen worden met de dag onwrikbaarder.

Open debat voeren, praten zonder reserves, oprecht luisteren, kritiek incasseren, je standpunten onderbouwen, bereid zijn je argumenten te heroverwegen – daar doen we nog amper aan in publieke debatten. Feiten die iemands standpunt weerleggen, worden bruusk terzijde geschoven – alsof ze niets meer zijn dan de zoveelste mening.

Erger: hoe goed gedocumenteerd en onderzocht sommige feiten ook zijn, zodra ze niet van pas komen worden ze weggerelativeerd en verdacht gemaakt. Wetenschappers zijn ook maar mensen en zijn dús bevooroordeeld, toch, het is maar net wie je het vraagt, en bovendien: wie betaalde dat onderzoek van hun nou helemaal? Oh, die club? Nou, dan weet je het wel, dat hoeven we dus écht niet serieus te nemen!

En hoppakkee: daar gingen de feiten, de cijfers, het onderzoek – plus, en passant, de distantie, de wens te begrijpen, het beroep op verstand, elk besef van complexiteit, de noodzaak afwegingen te maken – onvervaard het raam uit.

Alles uit naam van de eigen mening.

Niets mag onze eigen mening in de weg staan: de feiten al helemaal niet. Want feiten zijn niets anders dan een afwijkende mening met deftige kleding aan en een boel geld en obscure belangen erachter, geparadeerd om ons de mond te snoeren. Feiten zijn eigenlijk een vorm van censuur.

Dat pikken we niet: eigen mening eerst! Wij laten ons de mond niet snoeren door argumenten, door verhalen van het tegendeel, door feiten die ons niet uitkomen. Wij zeggen wat wij denken, en daar heb je maar naar te luisteren!

Zo triest. Juist die verharding in het debat – ons onvermogen ons te verhouden tot afwijkende meningen, tot feiten en argumenten die ons onwelgevallig zijn – maakt dat we geen sikkepit verder komen en onszelf alleen verder ingraven.

De dooddoener ‘denkende elite’ versus ‘schreeuwend volk’ die vaak als verklaring voor deze malaise wordt opgevoerd, is vals. Heus: debatten gaan er inhoudelijk nooit op vooruit wanneer je eerst de halve bevolking van deelname diskwalificeert. Bovendien zijn er stapels ongeschoolde mensen die openstaan voor feiten en meningen die direct niet bij hun wereldbeeld passen, en veel goed opgeleide mensen die zichzelf zo gloedvol aan het complotdenken hebben uitgeleverd dat geen feit of argument hun geharnaste mening ooit nog kan schampen.

Wat te doen?

Benadrukken dat een mening tegenwoordig vooral een gevoel is, zelden onderbouwd met feiten. Gevoelens hun plaats wijzen: wat jij voelt, telt – en wat een ander voelt, telt óók. Compromissen vinden, overeenkomsten zoeken, accepteren dat je kunt stuiten op onoverbrugbare verschillen.

En vooral: je eigen mening niet heilig verklaren.

Mijn Amsterdam

Het Parool vraagt in zijn weekendbijlage steeds iemand wat volgens hem of haar het mooiste, liefste, meest verrassende of typerende van de stad is. Voor het interne medewerkerskrantje mocht ik mijn eigen editie daarvan schrijven. Bij deze!

Mijn buurt

Wittenburg, de parel van Centrum-Oost en bakermat van het Aardappeloproer. Omdat Wittenburg een schiereiland is, is er alleen bestemmingsverkeer, wat de buurt tot een oase van rust maakt. Op straat groeten veel mensen elkaar. Op zomeravonden hoor je de zeehondjes in Artis, overdag stikt het van de merels, meeuwen, halsbandparkieten en jochies op scooters. De beste haring en mooiste bloemen koop je hier, op de kop van Wittenburg. Alleen is het doodzonde dat de woningbouwvereniging elke leegkomende huurwoning subiet in de verkoop gooit. Alleen al in het portiek hier zijn inmiddels acht van de elf woningen aan het huurbestand onttrokken.

Dagelijkse boodschappen

In de brede omtrek zijn uitsluitend filialen van AH te vinden, dus er valt niets te kiezen. Gelukkig hebben wij wel het AH-filiaal met de allerliefste kassamevrouwen van de hele stad. Een ervan noemt me altijd ‘mop’.

Café

Saarein natuurlijk, de bruine, doch volledig gereviseerde kroeg voor de leukste dames en heren van Amsterdam. Met een mooie stamtafel, een overvolle kapstok, een happy hour met gratis vette hapjes op de vrijdagmiddag, en met meer herinneringen dan me lief is. Ze schenken een goede prosecco (hoezo is prosecco ‘uit’?) en ik kom er altijd wel wat kennissen tegen, met wie ik dan afspreek om weer eens af te spreken.

Restaurant

Choux, aan De Ruyterkade. Ze behandelen groente als een volwaardig gerecht en maken allersmakelijkste schotels met goudeerlijke ingrediënten waarvan je nog nooit hebt gehoord. De onvolprezen Hiske Versprille gaf Choux een 9-, maar mijn moeder overtroefde haar met gemak: die gaf zonder blikken of blozen een fooi van vijftig euro.

Met pek en veren de stad uit

Toeristenbussen, mensen die hun huis vaker airbnb’en dan ze het zelf bewonen, de bierfiets, stadsbestuurders die ontkennen dat de stad uitgewoond wordt door het toerisme, vrijgezellenpartygangers, mensen die hun vuilnis op straat dumpen. En de mussen had ik ook graag weer terug. De vlinders zijn we helaas al kwijt.

Museum

De Hortus, een levend museum van botanische wonderen. Aan het eind van de middag is de Hortus op z’n mooist: een verstilde plek vol geur en kleur. Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. En ik wil er altijd stekjes jatten. Of er desnoods als vrijwilliger komen werken.

Mooiste gevel

De ballengooiende jongens net onder de daklijsten ergens op de Ceintuurbaan. De eerste keer dat ik ze zag – vanuit een stilstaande tram die moest wachten tot de brug over de Amstel eindelijk dicht kon – waande ik me op de Efteling. ‘Papier hier,’ hoorde ik er eentje zeggen, eerlijk waar.

Dieren in Amsterdam

De leguanen die stilletjes, ongemerkt haast, uit het Kleine Gartmanplantsoen omhoog komen kruipen. Maar ook het kattenparadijs hier – de daktuin op de ondergrondse parkeergarage die middenin ons huizenblok ligt – scoort hoog. Twee zwervertjes zijn via dat paradijs langzaamaan bij mij ingetrokken, en de grote, valse, argwanende zwarte die oprecht niet wist wat snorren was en die totaal verstijfde toen hij zag hoe mijn oude kat mijn schoot koos – ‘Bovenop een méns gaan liggen? Wat?!? Ben je nu helemaal zot?!?’ – werd uiteindelijk de allerliefste kat die ik ooit heb meegemaakt. Na zijn dood heb ik twee dagen volcontinue gehuild. Hij ligt begraven in het kattenparadijs.

Begraafplaats

De Nieuwe Ooster. Rustig, mooi, lief, met prachtige bomen en versierde Hindoestaanse graven; met Allerheiligen branden overal kaarsjes. Het beste crematie-alternatief voor het kille lopendebandwerk dat Westergaarde heet. Er liggen veel schrijvers, en er is vast ergens een ballenjongen die hen ’s nachts stiekem pen en papier bezorgt. Of een kat die ze innige kopjes komt geven.

Verliefd in Amsterdam

Ja, daar is het hoog tijd voor. Alleen vind ik geen kandidaat.

Een avondje stappen met…?

Renate Rubinstein. En dan allebei door de stad karren: zij in haar Arola, ik in mijn Canta. Kijken wie het hartste kan, en wie de mooiste bochten kan maken. En daarna samen lichtelijk dronken worden.

De laatste sigaret

Afgelopen week is de nieuwe tabakswet in Nederland ingegaan, de wet die akelige plaatjes op sigaretverpakkingen verplicht stelt. Wat weinig mensen weten is dat ook aan e-sigaretten via deze wet een streng regime is opgelegd: geen reclame, elke verwijzing naar ‘gezonder’ of zelfs ‘minder schadelijk’ moet worden vermeden, webshops moeten vette waarschuwingen naast hun dampwaren vertonen, enzovoorts. Verschillende dampwinkels in Nederland hebben het bijltje er al bij neergegooid.

Intussen komt het ene na het andere positieve rapport over dampen van de persen. In Engeland is vorig jaar een dik overheidsrapport verschenen dat becijfert dat dampen op zijn minst 95% minder schadelijk is dan roken. Wie overstapt op dampen, ziet zijn gezondheid rap verbeteren – precies even snel als mensen die helemaal gestopt zijn. Het grote verschil is dat overstappers veel minder vaak dan andere ex-rokers terugvallen in hun oude gedrag. Ook hebben ze, anders dan mensen die nicotinepleisters, -sprays of –kauwgum gebruiken, amper afkickverschijnselen: niet chagrijnig, niet geobsedeerd door hun eigen stopgebod. Ze merken dat ze de switch verrassend makkelijk hebben kunnen maken.

Zelf stapte ik na de e-sig één avond te hebben geprobeerd patsboem over, na 43 jaar kettingroken. Dat is nu bijna duizend dagen geleden – en al die dagen heb ik niet getaald naar een saffie. Ik ben onverwacht, totaal ongepland, geen roker meer. Dampen bleek veel lekkerder.

Toch doen met name de gezondheidsorganisaties in Nederland hun best om het dampen uit te bannen. Zo vreemd: hoe kun je nu het middel dat de meeste rokers van hun tabaksverslaving afhaalt, zo in het verdomhoekje wensen?

Het argument: dampen zou aanzetten tot roken. Geen enkel fatsoenlijk onderzoek bewijst die stelling. De Britse regering becijferde dat in hun land hooguit 0,02% van de dampers eerder nooit had gerookt – een verwaarloosbaar percentage. Maar e-sigs hebben inmiddels ongeveer een miljoen Britse rokers van de tabak af gekregen.

Laten we wel zijn: niet de nicotine is het probleem, maar de tabak, de eraan toegevoegde chemicaliën, en vooral het verbranden daarvan. Een roker ademt verbrandingsresten in, een damper niet. Bijna elk goed opgezet onderzoek wijst uit dat er mogelijk risico’s aan dampen zijn verbonden, maar dat die in geen vergelijking staan tot de enorme gezondheidswinst die je behaalt wanneer je van roken overstapt op dampen.

Horizon, het wetenschappelijke programma van de BBC, wijdde dit weekend een aflevering aan de e-sig. Een wetenschapper voorspelde in dat programma dat er later nog eens dikke boeken zouden worden geschreven en felle debatten zouden worden gevoerd hoe het in godsnaam mogelijk was dat juist veel gezondheidsorganisaties zich zo fervent verzetten tegen het dampen – de e-sig is immers de geniale uitvinding die meer rokers van de tabak af kreeg dan wie ook voor mogelijk had gehouden.

Trukendoos

PostNL heeft mot met haar pakketbezorgers. Die mogen contractueel uitsluitend voor PostNL werken en zijn dus geen echte zzp’ers, terwijl PostNL ze wel zo bejegent. De rechter heeft PostNL daar vorig jaar voor op de vingers getikt.

Vorige week betoonde ook de Arbeidsinspectie zich boos over de behandeling van de pakketbezorgers. De werkdruk en fysieke belasting is dusdanig dat de Arbowet systematisch wordt geschonden. De Arbowet geldt óók voor zzp’ers, nep of niet, bromde de Inspectie, en eiste dat PostNL de werkomstandigheden van de pakketbezorgers per 1 september verbetert. Anders volgt een boete.

In een procedure die de zzp’ers tegen PostNL hebben aangespannen, legde de woordvoerder van de pakketbezorgers uit hoezeer de schijn-zzp’ers in de tang zitten: ‘Subcontractors worden binnengehaald met mooie toekomstverwachtingen. Werken ze eenmaal voor PostNL dan zijn ze, mede door investeringen die ze moeten doen, volstrekt afhankelijk. Vervolgens verlaagt het bedrijf stelselmatig de tarieven en laten ze de zzp’ers niet meeprofiteren van de groei van de pakkettenmarkt.’ De associatie heeft een miljoenenclaim tegen PostNL aangespannen.

Ik zie zelf hoe achterbaks de zzp’ers worden afgeknepen. Op een forum waar ik actief ben, bestellen veel leden spullen in China; die pakjes worden, eenmaal in Nederland, afgehandeld door PostNL. Kort na de staking van de schijn-zzp’ers vorig jaar werden veel pakjes waarvoor een handtekening vereist was – en die dus door de pakketbezorgers moesten worden afgeleverd –door PostNL botweg met een sticker overgeplakt wanneer ze door de brievenbus pasten, en aan de brievenbezorgers overgedaan. Niksniet werk voor de pakketbezorgers: hup, gewoon mee met de brievenpost. Lap die vereiste handtekening maar aan je laars, verzender!

Kennelijk waren de verzenders niet erg blij met deze nieuwe aanpak, want na een maand was die grap weer voorbij. Te fraudegevoelig, waarschijnlijk.

Sinds vorige week gebruikt PostNL een nieuwe truc. Ineens worden onze Chinese pakjes niet aan huis bezorgd, maar op een afhaalpunt gedumpt. (Voor de kenners: vroeger kregen ze een s3rimu-code, nu een s3reta.) De pakketbezorger moet zulke pakjes allemaal op het ‘servicepunt’ achterlaten en krijgt niets voor de bezorging. Lekker goedkoop voor PostNL.

En reuze onhandig voor de geadresseerde. Kreeg ik mijn spullen vroeger fijn aan huis bezorgd, nu moet ik naar een afhaalpunt twee kilometer verderop, dat bovendien op zaterdag dicht is. (Je kunt niet zelf een afhaalpunt kiezen.)
PostNL liegt bovendien over haar beweegredenen. ‘Dit is op verzoek van de verzender,’ beweerde het bedrijf. Maar mijn verzender ontkent dat.

En omdat PostNL vaak ‘vergeet’ de geadresseerde een ophaalbericht te sturen, gaan er bovendien ineens erg veel pakjes onbesteld retour naar China.

Geweldig beleid, PostNL!