De afgelopen dagen brak ik me het hoofd waarom ik aanslagen en dreigementen van fascisten en neonazi’s diep in mijn hart erger vind dan die van jihadi’s. Afgaande op de publiciteit zou ik precies andersom moeten reageren. De wandaden van jihadi’s in het westen zijn groter opgezet en krijgen massale aandacht van de media: ze ogen spectaculair en maken meer slachtoffers.
De aanvallen van neonazi’s in Europa en de VS zijn niettemin veelvuldiger, worden minder vaak verijdeld, krijgen – in elk geval ogenschijnlijk – minder aandacht van politiek en politie, terwijl ze in het afgelopen decennium gezamenlijk meer slachtoffers in het westen hebben gemaakt dan alle jihadi’s hier bij elkaar.
Juist dat maakt de opkomst van de neonazi’s naar mijn idee zo perfide: ze verrichten hun akelige werk sluipenderwijs, onder de radar; hun activiteiten halen zelden de voorpagina’s. We slaan minder acht op hun haat en hun geweld dan op dat van hun jihadi tegenhangers, al zijn beide groepen volledig complementair en parasiteren ze op elkaar. (De jihadi heeft de moslimhaat van de neonazi’s even hard nodig als de neonazi het schrikbeeld van de jihaditerreur.)
Maar het gaat niet om de cijfers, concludeerde ik. Het is de hypocrisie die ’t hem doet.
‘Wij’ roepen om het hardst dat we beter, geciviliseerder en democratischer zijn dan ‘zij’. Ondertussen vormen de stoottroepen zich hier onder onze eigen ogen, en houden we niettemin de blik koppig gericht op de ander, op de vermeende buitenstaander die de bron van alle kwaad zou zijn – blind voor de haat die onder ons groeit. Ik lees in artikel na artikel hoe jonge moslimmannen radicaliseren, maar zelden zie ik artikelen die beschrijven hoe hard en heftig voorheen ‘gematigde’ Nederlanders aan het radicaliseren zijn.
‘Wij’ eisen routineus dat de gemiddelde moslim publiekelijk afstand neemt van elke jihadi terreurdaad – en spreken daarmee elke moslim, nee elk méns met een Arabische achtergrond, ook de ongelovigen of de ietsisten onder hen, aan als potentieel geestverwant van de jihad – maar we houden zelf ferm de bek wanneer een clubje neonazi’s marcheert of wanneer moslimhaters een moskee belagen. ‘Wij daarvan afstand nemen? Waarom zouden we? Daar hebben wij niks mee te maken!’ En ondertussen maar afgeven op de islam, op moslims, op mensen met een Arabische voorouder. En vooral: al ‘die mensen’ gemakzuchtig op één hoop blijven vegen.
De crux is dit: elke moslim wordt al doende pars pro toto. De vreedzame moslim, de Marokkaanse moeder die voor haar rechten vecht, de derdegeneratie-gastarbeiderszoon die moeizaam zijn weg zoekt tussen moderniteit en het bewaren van familiebanden: ze zijn in de ogen van veel Nederlanders steeds vaker ‘eigenlijk’ geen zier beter dan de eerste de beste extremistische jihadi.
Intussen bedreigen de fascisten van Pegida de kinderen van een Leidse basisschool. Maar daar staan wij ‘gewone’ Nederlanders helemaal buiten, toch?