De schraalheid van wit links

verbondenJolande Withuis beweerde vorige week dat het streven naar diversiteit slecht is voor vrouwen, aangezien het feministische doelstellingen ondermijnt. Diversiteit, stelt Withuis, was ooit bedoeld om een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in allerlei sectoren en niveaus van de samenleving voor elkaar te krijgen.

Volgens mij noemden we dat toen gewoon gelijke rechten of kortweg emancipatie, en kwam ‘diversiteit’ pas in zwang ver nadat de grondwetsherziening van 1983 zich uitsprak tegen alle vormen van discriminatie, of dat nu wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of anderszins was.

Withuis betreurt dat kennelijk. “Inmiddels hebben ook allerlei minderheden zich onder deze paraplu weten te scharen en omvat diversiteit nagenoeg eenieder die niet behoort tot de vermaledijde categorie ‘oude, witte, heteroseksuele man’. [..] ‘Diversiteit’ veegt niet alleen wezenlijke tegenstellingen onder het tapijt, het diversiteitsstreven leidt er ook toe dat mensen op verkeerde gronden een plaatsje onder de zon eisen (of krijgen) in plaats van op grond van hun kwaliteiten. Diversiteit is een valkuil.”

En waarom is het een valkuil? Vrouwen zijn in Nederland inmiddels even goed opgeleid als mannen en zijn allang hun gelijken, dus je boet niets aan kwaliteit in als je meer vrouwen aanstelt. “Maar een bedrijfstop met meer ‘zwarte’, gehandicapte of transseksuele mannen gaat vrouwen echt niet helpen.” Een raar argument: alsof het tegengaan van racisme vrouwen zou moeten helpen. Withuis ziet zelfs niet in dat tenminste vrouwen van kleur daar baat bij kunnen hebben.

Ik ben het met haar eens dat diversiteit een amorf begrip is, en vaak wordt gebruikt om tegenstellingen te omzwachtelen. Eerder heb ik betoogd dat we te vaak doen alsof diversiteit uitsluitend neerkomt op gebrek aan kleur, en dat ‘streven naar diversiteit’ tegenwoordig een chique manier is geworden om toe te geven dat een organisatie of bedrijf eigenlijk gewoon akelig wit is.

Maar maakt dat het streven naar diversiteit nu echt tot een valkuil? De enige die daar met animo in dondert, is Withuis zelf. Want waar ze spreekt over vrouwen, is haar ondertoon: witte vrouwen. Ze heeft het over witte, heteroseksuele vrouwen zonder handicap. Ze doet het verder voorkomen alsof ‘gewone’ vrouwen, des mans gelijke – lees: wit, hetero, geen handicap – nooit bondgenoten vinden bij mensen van kleur, die niet hetero zijn, of mensen met makke.

Een paar dagen later kwam Eddy Terstall er achteraan, die op RTLZ pleitte voor een ‘beter’ links. “Ras, geslacht, geaardheid en opvattingen over het hiernamaals”: het deed er voor hem allemaal niet toe, en die progressief humanisten van hem hadden altijd alles heel netjes en uit eigen beweging geregeld voor de underdogs. Of ze even wilden opzouten, met hun diversiteit.

Dat was het moment waarop ik dacht: zulk links – voor mij hoeft het niet

Nooit moe van #MeToo

Hasna el Maroudi bij DWDDEen verbijsterende aflevering van De Wereld Draait Door, gisteravond. Hanneke Groenteman, ooit medemaakster van Neerlands allereerste feministische radio-programma Hoor Haar!, trapte af met de verzuchting dat ze die hele #MeToo-discussie beu was. Ik ben het ook zat dat we die discussie nu nog steeds moeten voeren, een paar decennia nadat zij en ik en duizenden andere vrouwen uit de tweede golf het debat over seksueel geweld entameerden. Maar ik ben vooral trots op de vrouwen die niet bij de pakken neerzitten, en die nu eigentijdse middelen aanwenden om seksueel machtsmisbruik en intimidatie opnieuw op de kaart te zetten.

Wilma de Rek eiste dat er eerst cijfers op tafel kwamen. Maar zulk onderzoek wordt al sinds de jaren ’80 uitgevoerd, en levert consistent hoge cijfers op. Een EU-onderzoek uit 2014 wees uit dat één op de drie vrouwen boven de 15 rapporteert ooit met seksueel geweld te maken hebben gehad, een op de vijf is gestalkt, en één op de twee met seksuele intimidatie kreeg te kampen. Met zulke cijfers hoef je niet elk individueel verhaal onder de loep te leggen om te constateren dat hier sprake is van een tragische trend.

De winst van al dat nieuwe onderzoek? We weten nu dat ook mannen ten prooi vallen aan zulke praktijken, al moet je de cijfers dan grofweg door vier delen.

Jessica Durlacher zei dat het er allemaal bij hoorde (‘the way of the world’), en dat je gewoon volwassen moest worden en op z’n tijd iemand flink moest afsnauwen. En allemaal vonden ze dat het bij seks hoorde: een beetje verkennen en grenzen oprekken, en achtten ze deze discussie zo zonde voor de spanning, en een barrière tegen de vrije seks. Daarbij grandioos voorbijgaand aan al die vrouwen die ’s avonds met een sleutelbos in de hand over straat lopen, of schrikken van elke avance – juist omdat ze nooit zeker weten of hun ‘nee’ zal worden gerespecteerd.

De enige die haar hoofd helder hield, was Hasna el Maroudi. Als je het niet wilt en hij zet toch door, is het misbruik – punt uit, en #MeToo. Als je het wél wilt: niks aan de hand schat, en heb veel plezier! Het enige dat nodig is, als man: vráág het, en doe niets tenzij het object van je begeerte (zij of hij) van harte ‘ja’ zegt. En wanneer je macht hebt als vrager – omdat je zo iemands baas bent, of vader, grote broer, docent, beoordelaar, of omdat je zoveel sterker bent of vermoedt dat de tegenpartij toch nooit geloofd zal worden: houd je in, en vergewis je nog eens extra.

Hasna hamerde er terecht op dat pas wanneer vrouwen oprecht en zonder vrees voor consequenties ‘nee’ kunnen zeggen, er sprake kan zijn van oprecht vrije seks – voor beide partijen.

En kunnen we het nu dan eindelijk eens over daders hebben, zonder eerst hun slachtoffers minutieus onder de loep te hoeven leggen? Want wat de rest van het gezelschap bij DWDD deed, was weinig anders dan – heel ordinair – de verantwoordelijkheid voor misbruik bij slachtoffers leggen.

De bal ligt nu bij jullie, mannen

Weinstein en #MeTooDe beerput ging open; de verhalen van vrouwen die door Harvey Weinstein waren belaagd, stroomden eruit. Ineens werden de goede vragen gesteld. Niet: wat hadden die vrouwen verkeerd gedaan, maar: waarom hadden de mannen die ervan wisten, niets gezegd? Niet: hoe hadden deze vrouwen zich moeten gedragen om dit te voorkomen, maar: hoe kon hij zo lang wegkomen met zulk misselijk machtsmisbruik? Niet: waarom hebben deze vrouwen Weinsteins wangedrag niet eerder aangekaart (een deel deed dat, maar werd als aandachttrekker weggezet), maar: hoe kun je zulke intimidatie voorkomen?

Sindsdien gebruiken vrouwen op Twitter de hashtag #metoo, om te verduidelijken hoe vaak ze met seksuele intimidatie en verkrachting te maken hebben gehad. De tweets met die hashtag zijn niet bij te houden, zoveel vliegen er over je scherm. Wat te doen?

Mannen moeten vaker ingrijpen, werd meermalen voorgesteld. Het idee is nobel, en er zijn zat mannen die dat oprecht willen en soms ook doen. Maar de suggestie slaat de plank mis: want zelden speelt zulk wangedrag zich openlijk af, zichtbaar, met andere ogen erbij, in de publieke sfeer. Een op de acht vrouwen in Nederland is ooit verkracht; in 85% van de gevallen was dat door bekenden, en bijna altijd in een thuissituatie. Wie moet er dan iets van zeggen? Die vrouw? Naar haar wordt op dat moment niet geluisterd, dat is nu juist het probleem.

We moeten vrouwen die gewag maken van misbruik en intimidatie – plus de mannen die het is overkomen – serieus nemen, dat zou werkelijk een stap in de goede richting zijn. Want elke aanklacht of beschuldiging van seksuele intimidatie die publiekelijk geridiculiseerd wordt, draagt ertoe bij dat slachtoffers van vergelijkbare feiten wel beter uitkijken: die leren op afstand een akelige les, en houden voortaan liever hun mond.

Jackson Katz, een Amerikaans deskundige op het gebied van seksueel geweld, biedt een betere oplossing. Verleg de focus. Heb het minder over de vrouwen de het is overkomen, en meer over de mannen die het doen. Zeg niet: een op de acht vrouwen is verkracht, maar: mannen verkrachten een op de acht vrouwen – een subtiele doch ingrijpende verschuiving van perspectief, die de dader centraal stelt. Verkracht kunnen worden is geen eigenschap van vrouwen; verkrachting plegen is een eigenschap van teveel mannen.

Katz maakt, terwijl hij vrouwen voorop stelt, tegelijkertijd terdege duidelijk dat ook mannen lijden onder verkrachtingen gepleegd door andere mannen: ze zijn bang voor hun dochters, hun zussen, hun geliefde. Soms worden ze zelf het slachtoffer van verkrachting, vooral wanneer ze aan andere mannen zijn overgeleverd (denk aan het leger, aan sport, katholieke internaten, de padvinderij).

Zijn suggestie aan mannen? Maak duidelijk, altijd en overal, dat grappen over misbruik en ‘kleedkamerpraat’ het ultieme slechte voorbeeld zijn. Steun vrouwen, toon leiderschap, en laat seksisten vallen.

Noot: Inmiddels duikt de hastag #HimThough op, die ook de focus naar mannen en daders wil verleggen.

Rechts, rechtser, Rutte

Verplicht volkslied meezingenOp het oog is het een bont allegaartje, die uitgelekte plannen van het kabinet Rutte-III. Een beetje D66 hier, een heleboel VVD daar, een fikse dot CDA en een toef CU erbij: kabinet klaar. Maar mens o mens, wat een droefenis.

Terwijl de winst van grote bedrijven inmiddels torenhoog is en Nederland geldt als een van de grootste belastinghavens van de wereld, worden onder aanvoering van Rutte-III de middeninkomens nog weer wat platter geslagen. Het lage btw-tarief mocht ook gerust wat omhoog, menen Buma, Segers, Pechtold en Rutte in koor – die tegenvallende belastinginkomsten moeten immers toch ergens worden gecompenseerd? – terwijl ze het bedrijfsleven voor pakweg 3 miljard aan douceurtjes toestoppen.

De overbelaste zorg, de onderbetaalde onderwijzers: ze moeten allemaal niet zo zeuren. Gewoon de markt haar verheffende werk laten doen, elke dag het Wilhelmus in de operatiekamer zingen en elke schoolklas verplicht op excursie naar het Rijksmuseum, voor de broodnodige bijles in nationale trots. Dat is pas een degelijke opvoeding!

Maar het allerergste is wel dit. Rutte en Buma papegaaien al maandenlang Wilders en hameren in hun speeches en campagnes op ‘ons soort mensen’ versus ‘de gelukszoekers’ en ‘de onaangepasten’, en gebruiken de aarde die ze zelf zo vruchtbaar hebben omgeploegd nu als argument om een hele groep mensen als tweederangsburgers te behandelen.

We moeten wel, om “tegemoet te komen aan het breed levende idee onder Nederlanders dat nieuwkomers meer profiteren van de verzorgingsstaat dan zij. Om draagvlak voor vluchtelingenopvang te behouden is het verstandig rekening te houden met deze gevoelens”, zoals Carlijne Vos het zaterdag snedig in de Volkskrant samenvatte.

Het is een klassieke, maar daarom niet minder akelige move. Eerst een groep lange tijd allerlei onwelgevallige eigenschappen toeschrijven, daarna zeggen dat je die groep nu toch echt dient te beschermen tegen de woede die je over hen hebt afgeroepen, daarna beweren dat je voor hun eigen bestwil hun rechten inperkt en tot slot jezelf uitroepen als de grote kampioen die een mooi compromis tussen strijdende kampen uit zijn hoge hoed toverde.

Via datzelfde mechanisme, beste meneer Rutte, is de praktijk ontstaan dat vrouwen zedig moeten zijn, en eigenlijk beter niet teveel gehoord kunnen worden. Al die vrijheden van vrouwen maakt mannen immers maar gek. Maar nooit, werkelijk nooit in de geschiedenis heeft het inperken van de rechten van een groep geleid tot een eerlijker, open samenleving.

Bovendien: als het volksgevoel dit kabinet-in-spe echt zoveel waard is, weet ik er nog wel een paar. Een minder grote vrijbrief voor het bedrijfsleven. Een eind aan brievenbusfirma’s. Minder controle op de burger, en meer op sjoemelende bedrijven. Burgers niet langer slechts als berekenende consument behandelen.

Het is de toon die de muziek zet, meneer Rutte, niet het volkslied.

De kerk weet van niets

banner van de showEr zijn inmiddels flink wat hoge lui bij Scientology vertrokken, wat tot een hausse in documentaires leidde. De beste serie tot nu toe is wel ‘Scientology and the Aftermath’ van soapactrice Leah Remini, die opgroeide binnen de sekte en na een lidmaatschap van ruim dertig jaar in 2013 uittrad. Remini schreef een boek over haar ervaringen, legde contact met andere ex-leden, en zette haar nieuwe netwerk in voor de serie. Ze kreeg er dit jaar een Emmy voor, en terecht.

Vergezeld van de eveneens uitgetreden Mike Rinder, jarenlang de internationaal woordvoerder van Scientology annex hoofd van hun inlichtingendienst (in de rechtszaken die de sekte tegen mij en mijn toenmalige geliefde aanspande, heb ik meermalen met hem te maken gehad), bezoekt Remini een stoet mensen. Ze legt feilloos de vinger op alle zere plekken: vrouwen die routineus tot abortus worden geprest omdat hun zwangerschap de sekte ‘slecht uitkomt’; families die verplicht worden alle contact met uitgetreden gezinsleden te verbreken; seksueel misbruik en geweld – ook jegens kinderen – dat onder tafel wordt geveegd; de gewelddadige uitbarstingen van David Miscavage, de huidige leider van Scientology; hoge leden die soms jarenlang gevangen worden gehouden; de eindeloze pressie om meer te doneren, weer een dure cursus te doen – het houdt maar niet op.

Een advocaat die een hoog ex-lid verdedigde toen de sekte na haar vertrek een zaak tegen haar aanspande, verzucht in een aflevering: “De tegenpartij maakt je cliënten vaak zwart; ik ben dat gewend, ik heb heel wat akelige zaken gedaan. Maar nooit, werkelijk nog nooit in mijn leven heb ik meegemaakt dat de tegenpartij mij, de advocaat, persoonlijk aanviel, en geloof me: het was niet mis wat ze bij mij uithaalden.”

De rol van Rinder, die trouw bij alle interviews aanschuift, is drieledig. Soms geeft hij achtergrondinformatie: hoe zit het beleid van de sekte precies in elkaar, waarop is het gebaseerd etc. Vaak weet hij uit zijn lange geschiedenis als insider de verhalen van de geïnterviewden te onderbouwen, en dist hij details op die alleen bij de hogere echelons bekend waren. En soms krijgt hij de tranen in zijn ogen wanneer een geïnterviewde vertelt: hij zit daar, zo proef je dan, ook deels om boete te doen. Want hij was immers hoogstpersoonlijk Scientology’s enforcer.

Remini verdient alle lof voor hoe ze deze precaire interviews aanpakt. Ze steunt, ze troost, ze weerlegt, ze vraagt door, ze relativeert, ze legt bloot.

Elke aflevering opent ze met de beschuldigingen die de sekte publiceerde over de mensen die ze spreekt, net zoals ze haar afleveringen doorspekt met passages uit de advocatenbrieven die ze zelf ontving. “De Scientologykerk ontkent dat…” “De kerk herkent zich niet in…” “De kerk heeft geen behoefte aan…”

Na verloop van tijd werkt het als een buitengewoon effectief stijlmiddel. De kerk weet van niets en ontkent alles. Maar de ex-leden vertellen intussen honderduit, nu al voor het tweede seizoen.

Zelfrechtvaardigingen zijn geen excuus

Kat die het erg met zichzelf heeft getroffenCollega Theodor Holman heeft meermalen betoogd dat neonazi’s en fascisten trots zijn op hun ideologie: wie niet fier is zo’n overtuiging aan te hangen, is in zijn ogen geen fascist of neonazi. Stemgedrag telt niet, alleen hoe je jezelf benoemt en je trots daarover.

Een curieus argument. Veel mensen benoemen zichzelf diametraal anders dan omstanders doen: de klungelige klusser acht zichzelf een handige doe-het-zelver, het warhoofd betitelt zichzelf als ‘origineel denker’, de anorexialijder vindt zichzelf te dik, en de stalker meent oprecht dat hij slechts heel romantisch om iemands gunsten dingt. Multinationals noemen zichzelf nette belastingbetalers, al grossieren ze in nepfirma’s en ingewikkelde schema’s om honderden miljoenen weg te sluizen. Verkrachters beweren glashard dat hun slachtoffer ‘er zelf om vroeg’ en de eerste verkeershufter die zichzelf als zodanig betitelt moet ik nog tegenkomen.

Vrijwel iedereen die ongewoon, ongewenst of ongeaccepteerd gedrag vertoont, heeft daarvoor een geweldig excuus dat ze in eigen ogen vrijpleit. Behalve neonazi’s en fascisten dan: want die zijn volgens Holman volkomen eerlijk over zichzelf en over hun motieven.

Gisteren opperde Holman een tweede stropop: wat ‘als je je [..] Duits voelt? Als je daar nou trots op bent? En als je dan hoort dat je als Duitser niet trots mag zijn op je Duitse wortels en je Duitse gewoonten, omdat die teveel herinneren aan het Duitse Rijk, is het dan vreemd dat je eraan terugdenkt hoe het vroeger was, toen je nog werd gewaardeerd?’ Dan is het volgens hem geen wonder dat je op de AfD stemt.

Niemand beweert dat je niet trots mag zijn op je Bierstube, je Bratwurst of je Sauerkraut. Mogelijk is er minder vettig vertier denkbaar, maar dat is een kwestie van smaak. De AfD heeft echter iets fundamenteler ideeën over nationale trots. Hun voorman Gauland wil dat het land weer trots wordt op de Wehrmacht; een andere AfD-prominent vindt dat het Holocaustmonument een nationale blamage is – let wel: niet de Holocaust zelf, maar het monument dat aan die wandaden herinnert.

Mij interesseert het niet meer waarom iemand op extreemrechtse partijen heeft gestemd. De zelfrechtvaardigingen voor zulke steun ben ik beu. Dondert niet of je op extreemrechts stemde om wie dan ook ‘eens een poepie te laten ruiken’. Je helpt een extreemrechtse partij aan de macht, dát is het probleem.

Bovendien: wie bereid is voor het opsteken van zijn dikke vinger partijen te steunen die eng-nationalisme, vreemdelingenhaat, rassentheorieën en isolationisme propageren, doet dat over de rug van minderheden. Dat je hun rechten vrolijk verkwanselt te eigen gerief: dát is het probleem. Meelopers of fascisten: het is lood om oud ijzer.

Kunnen we ophouden met de eindeloze stroom verhalen over bange witte mensen, en meer plaats inruimen voor de verhalen van bange migranten, bezorgde homoseksuelen, gewantrouwde mensen van kleur?

Tweespalt onder de bewakers

drm slotGisteren kwam het tot een publieke breuk tussen twee groepen die elk het web wensen te redden. Aan de ene kant staat het World Wide Web Consortium (W3C), dat de standaarden voor het web definieert – en dus de regels voor browsers en hun achterliggende protocollen. W3C werd in 1994 opgericht door Tim Berners-Lee, de uitvinder van het web en van html; hij is nog altijd de directeur ervan.

Aan de andere kant staat de Electronic Frontier Foundation (EFF), zeg maar de Amerikaanse grote zus van Bits of Freedom, die in dit conflict tal van internationale associaties van bibliotheken, veiligheidsexperts, advocaten, professoren en burgerrechtenverdedigers achter zich weet. Plus – het moet worden gezegd – ook een flink deel van de werknemers van het W3C zelf.

Wat je noemt een majeure clash. Wat is er zo omstreden aan de nieuwe standaarden van het W3C?

Om video’s en andere visualisaties in browsers te laten zien, zijn nu vaak externe plug-ins nodig. Die zijn niet altijd veilig: denk aan alle zwakheden waarmee Adobes Flash haar gebruikers in de afgelopen jaren heeft opgezadeld. Zodoende dacht het W3C: laten we regels opstellen waarmee browsers zulke dingen voortaan zelfstandig kunnen afhandelen. ‘Wacht even’, zeiden de grote content distributors toen – denk Netflix, Amazon, tv- en filmmaatschappijen – ‘wij bieden hoofdzakelijk beschermd materiaal aan op het web, en dan moet je onze bescherming dus óók inbouwen in die nieuwe browserprotocollen van jullie’.

En dat deed W3C, onder groot protest van iedereen die heeft gezien welke ellende zowat ieder recent systeem voor digital rights management (drm) heeft aangericht. Zo is het verbreken van drm, ook voor onderzoeksdoeleinden, in allerlei landen inmiddels tot strafbaar feit verheven. Dat maakt onderzoek naar zwakheden en lekken tot een riskante onderneming, zelfs op universiteiten.

W3C weigerde een clausule in haar nieuwe standaarden op te nemen die zulke onderzoekers zou vrijwaren. Ook voor legaal hergebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal wilden ze geen provisies opnemen; citaten, satire, educatie, studie: het valt allemaal buiten de nieuwe standaarden.

En waar W3C gewoonlijk op basis van consensus tot nieuwe standaarden komt, lieten ze het nu plots op een stemming aankomen. De voorstanders haalden minder dan zestig procent van de stemmen, maar dat volstond. De nieuwe standaarden van het W3C werden deze week een feit.

Gisteren stapte de EFF officieel uit het W3C, en publiceerde een open brief waarin ze haar overwegingen uiteenzette. ‘Er is amper een onafhankelijke techneut te vinden die denkt dat drm werkt. Toch heeft het W3C besloten om de zakelijke belangen van bedrijven die niets met webontwikkeling van doen hebben, te laten prevaleren. [..] Het W3C geeft nu vrij baan aan bedrijven die hun privileges eerder hebben misbruikt.’

Als ik u was, zou ik mijn browser de komende jaren niet updaten.

Debat of inzicht?

standbeeld in parkDe publieke debatten vliegen je tegenwoordig om de oren, en eigenlijk ben ik ze beu. Gisteravond zat ik bij een mediacafé over journalistiek en klimaatverandering. De vragen waren oprecht en belangrijk: hoe kun je het beste verslag doen over zo’n alomvattend onderwerp, hoe voorkom je dat je je lezers plat slaat, hoe verschaf je perspectief en inzicht, hoe haak je met zo’n breed onderwerp aan bij het alledaagse nieuws, en wat zijn de valkuilen van je aanpak?

Om het debat te stimuleren, was ook Marianne Zwagerman uitgenodigd: iemand die graag heilige huisjes omver trapt. Het effect van haar bijdrage op het debat was tamelijk desastreus: veel uithalen en gesneer, veel roepen dat zowat ieder ander dan zijzelf het volkomen fout deed. Niemand schoot er veel mee op, behalve mogelijk Zwagerman zelf, die zich al doende weer fijn als ‘mediastrateeg’ op de kaart kon zetten.

“Was het maar een masterclass geweest,” verzuchtte een collega na afloop. “Want nu moest iedereen eerst weer eindeloos tegen elkaar in het geweer treden…” Ze sloeg de spijker vierkant op de kop.

Van een debat –van een mediacafé al helemaal – hoop je dat het de toehoorders inzicht verschaft in achterliggende processen, dat het keuzes blootlegt die gewoonlijk buiten zicht blijven. Hoe besluit een redactie, of de individuele journalist, wat de beste aanpak is voor een onderwerp? Welke overwegingen liggen aan die keuzes ten grondslag? Over welke methodes beschik je als journalist wanneer je een zo immens breed onderwerp wilt aanvatten? Hoe kom je erachter wat werkt, en wat niet?

Een dergelijke inzet – ik zou dat graag als ‘constructief debat’ willen betitelen – vergt een heel ander format. Niet een waarbij je, heel klassiek, voor- en tegenstanders voor de zoveelste keer tegenover elkaar zet, maar een waarbij je van alle deelnemers hardop en vrijuit nadenken verlangt, en ook: de benodigde ruimte daarvoor schept.

Hoe kom je tot keuzes, waarop baseer je die, waar ging je de fout in, wat zou je bij nader inzien anders doen, waarop stuit je dan, en hoe kan het beter?

Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant, meldde een paar maanden geleden dat zij, na veel kritiek en verzoeken van lezers, hadden besloten klimaatberichtgeving anders aan te pakken. Voortaan zou klimaatverandering overal in doordesemen, en zouden ze geregeld ruimte vrijmaken voor langere, zij het niet per se actueel nieuws over dat onderwerp. Want juist de drang om telkens weer nieuws te brengen, verhinderde dat ze adequaat bericht gaven over de langetermijneffecten van klimaatverandering.

Dáár had ik nou graag meer over gehoord, bij dat mediacafé.

En ineens wist ik: een debat, waarin mensen hun opinies voor de zoveelste keer expliciteren, verhardt die standpunten hooguit. Ik wil helemaal geen strakker stellingnames. Ik snak naar meer inzicht – naar meer nadenken, liefst publiekelijk.

De poederbende

lepeltje poedeDe Coöperatie Laatste Wil heeft een poeder gevonden dat vrij verhandeld wordt en waarmee je makkelijk je leven kunt beëindigen: meng twee gram ervan met wat water, drink dat op, en binnen een half uur ben je dood. Het proces is onomkeerbaar. Het poeder wordt gewoonlijk als conserveringsmiddel gebruikt en doet je bloeddruk zo snel zakken dat je in coma raakt; ik vermoed dat je bloed erdoor stolt.

Terecht kondigde de CLW aan dat de pil van Drion nu eindelijk binnen handbereik ligt: een handzaam, effectief en verhoudingsgewijs vriendelijk middel om je leven te beëindigen.

De naam en besteladressen van het middel wil de organisatie alleen bekendmaken aan mensen die al geruime tijd lid zijn: dit om overhaast gebruik te voorkomen. Informatie geven over deugdelijke middelen voor zelfdoding en waar die te koop zijn, is niet strafbaar: veel boeken en brochures bieden zulke informatie al.

Het knelpunt is de verdeling. Kennelijk wordt het poeder minimaal per kilo verkocht, terwijl je voor dit doel maar twee gram nodig hebt. Vandaar dat de CLW tobt met de distributie. Het lijkt logisch om het poeder gezamenlijk in te kopen en het dan in afgepaste porties door te verkopen. Maar wie dat organiseert, distribueert dodelijke middelen en riskeert zodoende vervolging wegens hulp bij zelfdoding, en daar is het Openbaar Ministerie nogal alert op.

Allicht dat de CLW die distributie niet op zich wil nemen: ze zouden binnen de kortste keren in het beklaagdenbankje belanden. Nu er een goede oplossing voor de laatstewilpil is gevonden, is de nieuwe hamvraag: hoe kun je het risico op vervolging beperken?

De organisatie denkt zelf aan groepjes mensen die het spul samen inkopen en onderling verdelen. Maar op die manier is er voor de wet evident iemand aansprakelijk, te weten degene die de aanschaf deed, en – indien daar anderen bij betrokken zijn – tevens de mensen die de feitelijke distributie regelden. Dat lijkt me geen verstandige aanpak.

Waar ik op uitkwam, was anoniem uitdelen. Een aantal mensen koopt elk een kilo van het poeder en verdeelt die hoeveelheid in de benodigde porties. De CLW stimuleert haar leden vervolgens om regionale ontmoetingen te houden. Een paar inkopers gaan naar zo’n bijeenkomst, en een van hen laat daar wat potjes met poeder achter, dat leden desgewenst kunnen meenemen – maar niemand weet precies wie het spul nu achterliet.

Die aanpak voorkomt dat er een rechtstreeks verband tussen ‘helper’ en dode kan worden vastgesteld, terwijl het OM juist dat nodig heeft om tot vervolging te kunnen overgaan. In het slechtste geval kan het OM proberen de CLW en haar leden in hun geheel als criminele organisatie aan te merken, maar aangezien die aanpak zelfs bij notoire motorbendes heeft gefaald, lijkt dat me een onwaarschijnlijk traject.

Sinds hun aankondiging heeft de CLW haar ledenaantal verdubbeld. Dat zie ik een willekeurige motorbende nog niet doen.

Hypocrisie [2]

plaatjeAllereerst mijn excuses. Ook wanneer je roept dat het je niet om de cijfers is te doen, moet je wel zorgen dat je die op orde hebt, en in mijn vorige column sloeg ik daar de plank vreselijk mis. De hoeveelheid doden die jihadi’s en extreemrechts het afgelopen decennium in de VS op hun geweten hebben, ontlopen elkaar weliswaar niet veel; studie A meent dat jihadi’s meer slachtoffers hebben gemaakt, studie B dat extreemrechts met die wrange eer strijkt [1] [2] [3]. Maar voor Europa geldt dat, anders dan ik beweerde, absoluut niet: jihadi’s hebben hier aanzienlijk meer slachtoffers gemaakt dan extreemrechts.

Maar, zoals ik eerder schreef: het zijn niet de cijfers die me angst aanjagen. Ik ben – ook met de correcte statistiek – banger voor extreemrechts geweld dan voor dat afkomstig van jihadi’s. Het is namelijk niet het geweld zelf, maar de cultuur eromheen die me soms tot op het bot doet huiveren.

Want extreemrechts geweld, of de dreiging daarvan, wordt te vaak opzij gezet met het excuus: ‘ja, maar hullie’. Alsof we wel móesten. Alsof extreemrechts geweld een soort van verzetsdaad zou zijn. Alsof ‘hullie’ dat helemaal zelf hebben uitgelokt – alleen zijn de mensen die daarbij worden aangevallen of bedreigd nooit de jihadi’s zelf, maar vrijwel altijd doodnormale moslims, gewone mensen, of vermeende politieke tegenstanders.

Wat me angst inboezemt, is dat Nederlandse would-be hippe neofascisten hun onzalige ideeën hier zo gemakkelijk en kritiekloos in de media kunnen ventileren. Wat me angst aanjaagt, is dat de NOS op haar website zonder aarzelen Breitbart News als een serieuze en legitieme bron citeert. Wat me angst aanjaagt, is dat neofascisme in Nederland – en daarbuiten – in onze democratische instituties doordringt: het FvD heeft twee Kamerleden, en maakt zich op om ook zetels in gemeenteraden te veroveren. Wat me onthutst, is dat er racistische koppen op de voorpagina’s van Nederlandse kranten verschijnen. Wat me benauwd maakt, is dat er extreemrechtse adviseurs in het Witte Huis rondlopen en we het inmiddels al normaal zijn gaan vinden dat Trump mensen vergoelijkt die de Hitlergroet brengen en nazileuzen scanderen.

Terreur van jihadi’s is godlof een Fremdkörper in het Westen: een indringer, een griezelige aberratie,; maar hoewel het onderhuids leeft en soms de akelige kop opsteekt, is het niet gegrond, niet ingeburgerd – en er wordt door heel veel instanties, van welzijnswerkers tot inlichtingendiensten, gelukkig keihard aan gewerkt om dat zo te houden.

Maar van een vergelijkbaar breed offensief om extreemrechts de kop in te drukken, is helaas geen sprake. Integendeel: woordvoerders van allerlei pluimage daarvan hebben akelig gemakkelijk toegang tot de media, en hun venijn sijpelt op steeds meer plaatsen door.

Het allerengste is dit: de wetenschap dat zowel jihadi’s als extreemrechts uit zijn op een totale clash. Om die te voorkomen, moeten we beide kanten afwijzen – niet alleen de jihadi’s.