Rafelrandjes

Respectvol zijn, vooral in gesprek blijven, openingen zoeken en die benutten – het zijn prachtige voornemens en gloedvolle woorden, maar tamelijk nutteloze uitgangspunten wanneer het over het bestrijden van extreemrechtse politiek gaat. ‘Gut, vertel ons eens wat u eigenlijk tegen migratie, homoseksualiteit, vluchtelingen, niet-christelijke religies, vrouwenrechten en internationale verdragen heeft? Misschien dat we dan tot een beter onderling begrip kunnen komen.’

Een kind begrijpt dat dat contraproductief is. Maar wat dan wel?

Afgelopen week las ik Will Storrs The Unpersuadables; de titel laat zich het beste vertalen als De onovertuigbaren. Het boek bestaat uit essays waarin hij de werking van het brein verkent, met name hoe we omgaan met informatie die ons niet uitkomt, en reportages waarin hij vrij genoeglijk optrekt met mensen die allerlei extreme opvattingen aanhangen. Hij ontmoet een creationist die zeker weet dat de aarde 7000 jaar geleden is geschapen, een wetenschapper die zich radikaal verzet tegen de notie van klimaatverandering, een veroordeelde Holocaust-ontkenner die een Stormfront-babe als pr-medewerkster in dienst heeft, en extreem sceptische mensen die elkaar meer napraten dan Storr lief is.

Mensen verwerken informatie makkelijker wanneer die past bij wat ze toch al vonden, constateert Storr. We zijn ongelooflijk goed in selectief luisteren, onszelf achteraf goedpraten, onze instincten en ingevingen na afloop van klinkende theoretische rechtvaardigingen voorzien, kortom: in het recht praten wat krom was. En ergens maakte Storr ineens een opmerking die me diep trof: voor sommige mensen zijn hun opvattingen hun identiteit dusdanig sterk gaan bepalen, dat ze zich niet langer afstand kunnen permitteren tussen zichzelf en hun ideeën. Dat maakt alles waarmee ze het niet eens zijn, meteen tot een bedreiging. In debat gaan betekent voor hen dat ze zich verharden, zich sterker terugtrekken in een ijzeren gelijk.

Quote uit ‘The Unpersuadables’

Daar word je niet vrolijk van: debat haalt bij hen kennelijk niets uit. Maar gelukkig zijn maar weinigen zo verhard: de meeste mensen zijn uiteindelijk wispelturig, waaien wat mee, pikken hier wat op, buigen daar wat bij, leggen hier wat af en passen zich daar wat aan. Alleen is het punt nu dat de wind zeer rechts waait. Misschien gaat het minder om de mensen, en meer om het algemene klimaat: welke opvattingen laat je de boventoon voeren, waar leggen we in debatten de nadruk op, wie hijsen we op het toneel?

Ik moest ineens weer erg aan Hannah Arendt denken. Volgens haar moeten we frictie voeden, de rafelranden in ons eigen denken prijzen, de momenten koesteren waarop onze eigen opvattingen met elkaar schuren. Niet de hapering of de twijfel moeten we schuwen, maar de mensen die volledig coherent zijn, die geen vraag kunnen horen zonder het antwoord al te weten, en een dichtgetimmerd wereldbeeld hebben.

Leve de rafelranden in ons denken.

Weerwoord

Baudet op de IJzerwake in 2014We worden ondermijnd door onze journalisten,’ bezwoor Baudet ons afgelopen woensdagavond. De NOS, waar hij graag op mag afgeven, zond die overwinningsspeech van 22 minuten integraal uit, en wist na afloop daarvan niet veel meer te doen dan een grap maken over dat rare woord ‘boreaal’, om vervolgens een cabaretière om commentaar te vragen. ‘Nou, die Thierry heeft grootse plannen hoor,’ zei ze, ‘ik denk dat we nog veel van hem zullen horen.’ Intussen kopte diezelfde NOS op haar website klakkeloos ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ – een poëtische frase die collega-FVD’er Hiddema eerder die avond had ontleend aan de socialistische dichter Herman Gorter, die zich nog urenlang snikkend in zijn graf omdraaide.

Dus dat van die ondermijning door journalisten, daar was ik het wel mee eens.

Als je weet dat het Forum die dag waarschijnlijk de meeste stemmen haalt en je kennelijk op voorhand besluit zo’n overwinningsspeech in z’n geheel uit te zenden, dan zorg je toch dat je mensen hebt klaarzitten die daar naderhand iets degelijks over kunnen zeggen? Als nationale nieuwszender heb je toch een grotere taak dan het leveren van beaat commentaar, dan wel om als naïef kwebbelend doorgeefluik voor een proto-fascistische speech te fungeren?

En daags erna kwamen ze weer hijgend aanrennen: de kranten en talkshows die, o zo verrassend, gesprekjes wilden met voeren met de FvD-stemmers. Wat waren dat voor mensen? Wat dreef ze eigenlijk? En opnieuw: alles zonder analyse, zonder weerwoord, zonder diepgang. De media speelden voor echokamer waarin iedereen ongegeneerd kon leeglopen.

We zagen het bij Fortuijn, bij Wilders, bij Trump en nu bij Baudet: te veel media die zich bij elke oprisping, fluim of stunt als echokamer en luidspreker gedragen, kennelijk zonder aandrang eens breder te kijken of door te vragen. Haast niemand die eens een verkiezingsprogramma van de nieuwe ‘frisse’ partijleider bestudeert, diens plannen doorrekent, of zijn netwerken in kaart brengt. (Lang leve Humberto Tan, die in 2010 als eerste journalist in een praatprogramma bewees het programma van de PVV grondig te hebben gelezen. De rest praatte elkaar na.)

‘We signaleren slechts,’ zeggen ze dan bij Jinek, Pauw en de Volkskrant. Dat is om twee redenen niet waar: ze signaleren namelijk nooit dat Baudet godbetere trots bij de IJzerwake sprak, waar de Vlaamse fascisten hun gevallenen herdenken, en zich permanent omgeeft met rabiaat rechtse politici. Hun ‘signalementen’ zijn vaak selectief: veertig gele hesjes krijgen het volle pond, maar duizenden mensen die tegen racisme demonstreren na Baudets winst worden amper belicht. Nu ja, op die ene reltrapper die daar verscheen na, natuurlijk.

Maar vooral: media zijn geen doorgeefluik. Een spotlight belicht niet alleen: het voedt, het vormt, het kneedt. En elk spotlight werpt een schaduw over alle andere onderwerpen, andere opinies en andere perspectieven. Een spotlight verblindt. We staren als konijntjes naar de koplampen waarmee de jager ons opdrijft.

Automatische piloot

Boeing 737 Max, foto: Wikipedia / Acelift‘Een robot is een prima back-up voor een menselijke bestuurder, maar de mens is een waardeloze back-up voor een robot,’ zei een specialist in zelfrijdende auto’s vorige week, naar aanleiding van de Boeing 737 Max die in Ethiopië was neergestort. Een snedige, maar misleidende quote: het probleem wordt ermee in de schoenen van de piloot geschoven. Mensen zijn gewoon niet goed genoeg meer, ze kunnen de techniek niet aan, suggereerde de man.

Maar juist in afwijkende situaties is een automatische piloot lastiger: hij vereist dan meer werk. Dat verhoudt zich bar slecht tot noodsituaties, zeker omdat dan per definitie weinig gebruikte functies in het geding zijn. Bovendien duurt het tegenwoordig altijd even voor je hebt uitgezocht wat er nu precies faalt: de besturing zelf, of de registratie, dan wel de weergave daarvan? Verliest het vliegtuig echt hoogte? Is er slechts een sensor defect? Faalt misschien het scherm dat de hoogte toont?

Boeing zelf valt meer te verwijten dan zijn piloten, of menselijke capaciteiten in het algemeen. Het bedrijf heeft herhaalde klachten van piloten over de onhandelbaarheid van het systeem consequent genegeerd. De automatische piloot is daarnaast al jaren geleden zo complex geworden – in de woorden van Nadine Sarter, een gerenommeerd industrieel ontwerpster en hoogleraar: bewilderingly baroque – dat allerlei functies en correcties diep in het systeem verscholen zitten, en je de meer ongebruikelijke functies alleen kunt bereiken door eerst een lange serie schermen te doorlopen.

Anders gezegd: de automatische piloot vormt een hindernis in noodsituaties. Diverse deskundigen beschreven de crashes van de 737 Max dan ook als een gevecht van mens tegen machine, en helaas won de machine.

Maar de mens had moedwillig slechte kaarten gekregen. Bij elk nieuw type vliegtuig trainen piloten gewoonlijk langdurig in peperdure grondcabines. Maar bij de 373 Max besloot Boeing dat piloten die al vertrouwd waren met de 737, de Max gerust wel onder de knie konden krijgen op een iPad. U leest het goed: op een iPad.

Wat ook niet helpt: alle nieuwe softwarefuncties worden doorgaans bovenop de bestaande gebouwd, mede omdat de automatische piloot anders van meet af aan gecertificeerd moet worden, wat een langdradige en dure affaire is. Beter gewoon een extra module erbovenop zetten, moeten ze bij Boeing gedacht hebben: dat is een korter traject, en dus goedkoper.

Jaren geleden werkte ik bij Fokker. Onze afdeling schreef de software die een vliegtuig in partjes ontleedde en voor elk onderdeel tijdig orders uitzette. Wij hadden ook van die aangegroeide software: module op module. Een van onze systeembeheerders ontdekte op zeker moment een oud snoer programma’s dat elke vrijdagavond autonoom draaide. We hadden geen idee wat die batch deed: documentatie en code ontbraken, er restte alleen machinetaal.

We durfden er niet meer aan te komen. En dat waren maar bestelbonnen.

Niets is wat het lijkt

Aan het einde van de gang staat een bankstel voor het raam, geflankeerd door een staande lamp en een kamerplant op een bijzettafeltje. Heel huiselijk. Pas van dichtbij zie je dat het tafereel van verf is en als camouflage voor een deur dient – een deur die vanaf deze kant alleen open kan wanneer je een code intikt op een toetsenbordje dat verstopt zit in de schildering.

Voor de mensen binnen is de deur een bank, niet langer herkenbaar als de uitgang naar hun oude leven. Voor de mensen die de code kennen is dit de gesloten afdeling, het almaar kleiner wordende wereldje waarin hun geliefden langzaam hun oude herinneringen, hun routines en uiteindelijk zichzelf verliezen, en langzaam inert worden.

Ze is dol op haar kat: een grijsbruin tenger diertje met extreem lange poten. Maar ze was hem steeds vaker kwijt. Toen ze nog boven woonde, buiten het schilderij, bij haar man, wilde ze aldoor weten waar de kat was gebleven. Zelfs als hij opgerold op haar schoot lag te slapen, vroeg ze ongerust: ‘Waar is Mickey eigenlijk?’ We kochten een robotkat voor haar, bedoeld voor wanneer ze naar beneden moest verhuizen. Een pluizige, mollige, oranje-witte knuffel die kon mauwen, snorren, een poot opheffen en op zijn rug rollen. We doopten hem Loulou.

De eerste middag beneden pruttelde ze: ‘Wat een akelig nepding.’ Twee dagen later lag hij bij haar op bed, zat-ie bij haar op schoot, praatte ze tegen hem zodra hij mauwde en noemde ze hem Mickey. Ze raken onafscheidelijk, en omdat hij mauwt wanneer ze te lang stil is, weet ze meestal waar hij is en komt dan zelf ook even tot leven. Dan aait ze hem, en zegt zoete woordjes. ‘Ach mannetje van me… Dag lieverd.’ Daarna doezelen ze allebei weer weg. Mijn vader was van plan de echte Mickey vaak mee te nemen als-ie op bezoek zou komen, maar durft dat niet meer: hij wil de schone schijn niet verstoren.

Boven jammert Mickey om haar, en ligt mijn vader ’s nachts zonder haar in bed.

Mickey bekijkt Loulou
Mickey bekijkt Loulou

Ze is dol op chocolade en glaasjes port. Mijn vader neemt die voor haar mee, maar ze weet niet goed hoe dat ook alweer ging. Hoe krijg je zo’n doosje bonbons open? Haar vingers zijn krachteloos, ze pulkt lukraak aan de verpakking, en nadat we haar helpen en de chocolade voor haar op een schaaltje leggen, eet ze de bonbons achter elkaar op, alsof ze een verplichte boterham wegwerkt. Ook het nippen is haar ontglipt: een portglas leegt ze in twee ferme slokken.

Boven kon ze soms plotseling uit haar stoel opstaan, ineens ongerust over iets, wijzend naar een tafel of naar iets anders. Dan stopte ze vaak halverwege, middenin een beweging of in een zin: wat was er ook alweer? Ze was het kwijt. Ze zocht nog even, in haar omgeving en in zichzelf, maar het was allang weg. Dan ging ze maar weer zitten.

Ze zit steeds vaker. De deur is een bank. De robot is een kat. Loulou is Mickey. Boven is beneden. Bonbons zijn brood. De wereld lijkt een illusie. Maar ze blijft altijd mijn moeder.

Vrouwelijk

De internationale atletiekfederatie (IAAF) is ten derde male bezig een uiterst succesvolle sportvrouw uit haar gelederen te weren. De Zuid-Afrikaanse korte-baanloopster Caster Semenya moest eerder al een gênante geslachtstest ondergaan. Nadat de IAAF in haar broekje had gekeken – hé ja, toch een vrouw – wilde de bond haar testosteronspiegel weten, en warempel: haar scores werden te hoog geacht. Niet door doping, maar door een aangeboren conditie die vaker voorkomt.

Net als de vrouw die ooit van Fanny Blankers-Koen won, Foekje Dillema, is Semenya zoals dat tegenwoordig heet ‘hyperandrogeen’: haar lichaam maakt meer testosteron aan dan gemiddeld. Semenya moest van de IAAF daarom verplicht aan de testosteronverlagers, anders ze mocht ze nooit meer meedoen. Ze ging aan de medicijnen, vocht onderwijl de regel aan, en won.

Nu probeert de IAAF het opnieuw. De federatie eist strengere regels: iedere vrouw die meer dan 5 nmol (nanomol per liter bloed) testosteron heeft, moet volgens de IAAF verplicht aan de medicijnen om deel te mogen nemen; dit ‘om een eerlijke en open competitie te waarborgen’. In Nieuwsuur stak voormalig sprintkampioen Ellen van Langen vorige week wreed een dolk in Semenya’s rug: ‘Het is heel precair,’ gaf Van Langen toe, ‘maar ik had ook niet tegen haar willen uitkomen’.


My friend Caster Semenya is unequivocally female. Forcing women w/naturally high testosterone to give up ownership of their bodies & take drugs to compete in sport is barbaric, dangerous, and discriminatory. I stand behind her and hope she prevails. #IAAF https://t.co/L0VZ7sg2xC
— Billie Jean King (@BillieJeanKing) February 19, 2019

Het is bizar: elke vrouw die bovengemiddeld presteert in de sport, kan niet alleen tot een geslachtstest worden verplicht, maar bovendien tot een testosteronmeting: controleren of ze wel ‘voldoende’ vrouw is. (Ook de ‘vrouwelijkheid’ van tennisheldinnen Martina Navratilova en Billy Jean King werd jarenlang op vergelijkbare manier in twijfel getrokken. Eigenlijk waren ze allebei te goed om echt vrouw te kunnen zijn.)

Van Langen, quasi-onschuldig: ‘Dan zeggen mensen dat lange basketballers ook een voordeel hebben, maar dat is toch echt anders!’ Waarom? Lengte is toch aangeboren, net als hyperandrogeen zijn? En waarom zou Van Langen vrouwen met extra lange benen niet willen diskwalificeren? Het is toch even ‘vals’ wanneer iemand met benen die acht centimeter langer dan gemiddeld zijn, sprintjes trekt tegen vrouwen met een gemiddelde beenlengte?

Maar vooral verbaasde ik me over de nauwe marges die de IAAF voor vrouwen hanteert. Hun testosteronniveau hoort zich volgens de federatie tussen de 0,5 en 2,5 nmol te bewegen, met een maximum van 5 nmol. Maar de toegestane variatie voor mannen is aanzienlijk groter: van 7,7 tot liefst 29,4 nmol.


Experts on Semenya’s side have argued that not only are men not subjected to similar gender scrutiny, the IAAF’s understanding of gender is clearly outdated. What could have been an opportunity to challenge outdated perspectives and educate the world has turned into a paternalistic and invasive process.

QZ.com, 25 februari 2019

Deed de IAAF wat Van Langen voorstelde – iedereen die op enig biologisch aspect niet helemaal strookt met de vooroordelen die we over sekse hanteren, voortaan laten uitkomen tegen het andere geslacht – dan zou dat wel eens onvermoede consequenties kunnen hebben. Voor je het weet doen biologische mannen met formeel te veel oestrogeen of zonder testikels voortaan verplicht met de dames mee. Heeft Van Langen haar eigen testosteronniveau trouwens wel eens laten meten?

Wat de camera niet ziet

Het ene toezicht is het andere niet. Er wordt semipermanent gelet op zowat al onze publieke gedragingen: camera’s kijken of iedereen zich aan de snelheidsregels houdt, zich op straat niet agressief gedraagt, geen zakken rolt in winkels of verdacht rondhangt.

Vanmorgen las ik een reportage over de onzalige vorm die cameratoezicht in Dubai heeft aangenomen. Op straat, in taxi’s, in hotels, in winkels: iedereen wordt overal gevolgd, en die camera’s worden steeds slimmer. Ze doen aan gezichtsherkenning, ze kunnen je locatie aan elkaar doorgeven, ze kunnen al wie op een vip-lijst staat een voorkeursbehandeling geven en wie op een zwarte lijst voorkomt meteen bij de politie melden. Wie ergens op betrapt wordt krijgt subiet straf, en met mazzel word je alleen het land uitgebonjourd.

Het resultaat: Dubai oogt superveilig. Je kunt je tas op een terrasje laten liggen als je even naar het toilet bent. Maar voor minder zichtbare groepen is Dubai aanzienlijk minder veilig: voor vrouwen binnenskamers, of voor arbeidsmigranten die afhankelijk zijn van hun werkvergunning. 

Die nadruk op zichtbaar gedrag kleurt ook de publieke perceptie (en definitie) van misdaad en criminaliteit. Wat zich publiekelijk en onder het oog van buitenstaanders afspeelt, krijgt meer aandacht (en straf) dan wat moeilijk traceerbaar is. Wat openbaar gebeurt, valt meer afkeuring ten deel dan wat zich binnenskamers, in advocaatkantoren, vijfsterrenhotelsuites of chique directeurskamers voordoet. Corruptie vang je niet met een camera, omkoperij is zelden zichtbaar, witteboordencriminaliteit wordt veelal gedrapeerd in ingenieuze transacties.

Voor westerse landen geldt au fond hetzelfde. Op burgers houden we uitgebreid toezicht, maar op bedrijven, lobby’s en belangen amper. Gaat een bedrijf over de schreef, dan komt dat er over het algemeen genadig vanaf. De ING let niet op witwassen? Hier, een boete, en we hebben het er verder niet meer over. Je verkoopt tegen alle wetgeving in gebruikersdata aan schimmige bedrijven? Betaal een schijntje van je omzet ter genoegdoening, en alles is pais en vree. Illegaal dumpen? Tsja, we zijn afhankelijk van dit bedrijf, dus wat moeten we?

Wettelijk aangestelde toezichthouders zijn vaak tandeloos, of pleiten hooguit voor ‘betere registraties’ en ‘uitgebreidere meldplicht’. Maar bazen voor de rechter dagen, administraties doorspitten, btw- en dividendfraude naspeuren, belastingontwijking en -vermijding tegengaan, seriële faillissementsfraudeurs achtervolgen, zich misdragende commissarissen een bestuursverbod opleggen (laat staan, o hemeltjelief, ze tot een schadevergoeding veroordelen of ze aansprakelijk stellen) – nee, daar kunnen we echt niet aan beginnen.

Dat leidt tot twee akelige constateringen. Ten eerste: als je je misdaad maar complex genoeg maakt, ontspring je vrijwel altijd de dans, en: toezicht is voor losers. Wie meer geld en macht heeft dan de meute, kan zichzelf onzichtbaar maken.

Grondstof voor tech-giganten

Bedrijven als Google, Facebook en Amazon hebben inmiddels zoveel data over hun gebruikers verzameld en volgen die zo extensief, dat ze stuk voor stuk schatrijk zijn geworden aan de verkoop van onze persoonsgegevens en op maat gesneden advertenties. Nevenproduct: we worden zowat overal door hen gevolgd, gemonitord, gecoached en bijgestuurd – en niet alleen online. We zijn overal te volgen, we lezen wat Facebook en Twitter ons onder de neus duwen, we kiezen onze nieuwe aankopen op basis van algoritmes die bedenken wat wij interessant of handig zullen vinden. Dat fenomeen staat al enige tijd bekend als surveillance capitalism: geld vergaren door mensen in de gaten te houden.

Maar de tech-giganten hebben al doende niet alleen internet getransformeerd, doch ook onze noties van privacy, transparantie en databeheer. Hun reikwijdte strekt inmiddels ver voorbij het web. Amazon heeft een ferme greep op de hele Amerikaanse retail verkregen, en heeft al doende niet alleen monopolies verworven en hele ketens om zeep geholpen, maar vooral ook arbeidsrelaties dramatisch veranderd. Het bedrijf grossiert in piss poor jobs, waarbij werknemers onder het minimum loon werken. Protesteer je daartegen? Geen probleem, voor jou tien anderen. Wie zich niet voor een grijpstuiver uit de naad werkt, kan opzouten.

Intussen zijn we mijlenver verwijderd geraakt van het simpele ‘volgen’ van gebruikers. Zoals Evgeny Morozov vorige week in een lang essay uitlegde: ‘Wanneer tech-giganten hun bewerkte data gebruiken voor gerichte advertenties en het sturen van ons gedrag, creëren zij meerwaarde uit ons gedrag: wijzelf zijn gereduceerd tot surveillance capital.’ Ons leven is de grondstof geworden waaruit anderen hun geld munten.

Het is een trieste, tragische constatering. En al was ik zeer onder de indruk dat de Duitse mededingingsautoriteit vorige week besloot dat Facebook te machtig is geworden en hun beoogde data-integratie van Whatsapp, Instagram en Faceboook om die reden een halt moet worden toegeroepen, kan ik alleen maar denken: dat volstaat niet meer.

Want zo’n ingreep – hoe wezenlijk en dapper ook – baseert zich op een oud model: het stabiliseren van de machtsrelaties tussen consument en fabrikant. Maar dat model zijn we allang voorbij: we hebben tegenwoordig te maken met bedrijven die ons niet als consumenten zien, maar als grondstof, en die tezamen over meer kapitaal en macht beschikken dan zowat elke andere sector ter wereld. Dan is elke poging tot het beteugelen of reguleren van die macht op voorhand gedoemd: want wie is überhaupt nog sterk genoeg om tegen ze op te treden?

Het enige dat nog helpen kan, is een strijd op vele fronten. Kapitaalbelasting heffen. Belastingontwijking en -vermijding verenigd bestrijden. Vakbonden stimuleren. Het minimumloon invoeren en heilig verklaren. Transparantie eisen, en radicale privacy.

Oeps, vergeten: burgerrechten

Het Britse Prospect publiceerde vorige week een artikel over al te slimme steden, naar aanleiding van Googles plannen met een wijk in Toronto. Op circa 50.000 vierkante meter zou een slimme, data driven wijk verrijzen.

Robots voor de vuilnisophaal waren nog het eenvoudigste idee. Winkels en huizen zouden modulair zijn, en konden van dag tot dag van bestemming of functie veranderen; straatplannen werden aanpasbaar, de hele openbare ruimte zou programmeerbaar zijn, met technologie in elk hoekje, gaatje en gootje, en via oneindige datastromen en lerende algoritmes zou alles op rolletjes lopen. Google had al plannen om de wijk ‘downloadable’ te maken en naar andere gebieden te exporteren.

Tot verrassing van het gemeentebestuur en Google kwam de stad in verzet. Niet alleen had niemand ze gevraagd wat zij wilden, de plannen voorzagen sowieso niet in een menselijke stem. Hoe werd beslist wat er met de publieke ruimte gebeurde? Op welke grondslagen en met welke uitgangspunten zouden de algoritmes van de wijk worden geprogrammeerd? In wiens handen zou de onderliggende digitale architectuur zijn? Wie mocht de buurtdata uitponden? Welke zeggenschap zouden bewoners nog over hun omgeving hebben?


‘From Canada to the Philippines, from Belfast to Bangalore, national governments and civic authorities are convinced that big data can unblock their traffic jams, rationalise their energy use and fix their housing problems, not to mention their benefits systems and even their healthcare.’

Martin Moore, ‘Would you let Google run your city?’, The Prospect

In een jaar tijd viel zowat alle steun voor het plan weg. Google had, samen met het stadsbestuur, democratische eisen en burgerrechten even over het hoofd gezien.

Het artikel roept veel vragen op, niet in de laatste plaats omdat dergelijke steden ook elders in de maak zijn. In China, in Hangzhou, wordt op een ‘stadsbrein’ ingezet dat het leven van de 10 miljoen bewoners moet stroomlijnen. In de praktijk betekent het dat iedereen de hele dag door apparaten wordt gadegeslagen, vastgelegd, gecontroleerd, gecorrigeerd en gerapporteerd. Het model wordt thans naar Kuala Lumpur geëxporteerd.

Ook Singapore is een eind op streek. De stadstaat mikt op E3A: ‘connecting everything, everyone, everywhere all of the time,’ wat in de praktijk betekent dat elke burger permanent wordt gemanaged. De broer en zus van de premier zijn de stad om die reden ontvlucht.

Een stadsbestuur kun je wegstemmen, een regering kan vallen. Maar hoe ontdoe je wijken, steden, landen en levens die volledig van technologie doordesemd zijn geraakt, nog van het langzaam indalende anonieme toezicht, compleet met ontoetsbaar geworden sturing, zonder daarbij ieders leven te ontwrichten?


‘…the cost to the citizen is the freedom to go about their lives without being tracked, monitored and managed by the authorities. Dissent, already difficult in Singapore, is becoming virtually impossible. The prime minister’s own brother and sister recently left the island complaining that “we feel Big Brother omnipresent.”

Martin Moore, ‘Would you let Google run your city?’, The Prospect

Een Canadese journalist vergeleek de plannen voor de wijk in Toronto met het leven in de greep van Amazons Alexa. ‘Alexa uit vrije wil in je huis installeren is wellicht handig, maar de zaak verandert wanneer de volledige publieke sfeer en het politiek bestuur in Alexa’s handen zijn.’ De grondwet beschermt ons tegen de overheid. Maar we hebben nooit goed nagedacht hoe we ons private en politieke leven tegen bedrijven kunnen beschermen. Willen we onze burgerrechten overeind houden, dan wordt het daar allicht tijd voor.

Via de achterdeur

Over Mark Zuckerbergs plannen om Facebook, Instagram en Whatsapp volledig te integreren in een groot onderliggend platform, is de afgelopen dagen al veel geschreven. Sommigen zijn enthousiast – de encryptie die Whatsapp gebruikt, zou ook in de andere applicaties welkom zijn – maar de meesten betonen zich bezorgd. Facebook heeft immers een belazerde reputatie op het gebied van privacybescherming, datahandel en datamining.

Ook na het immense schandaal rond Cambridge Analytica – waarbij de gegevens van 87 miljoen gebruikers werden doorverkocht en voor snode politieke doeleinden werden ingezet – houdt het maar niet op. Onlangs werd het bedrijf er alweer op betrapt dat het derden ongegeneerd, via een achterdeur, toegang gaf tot gegevens van haar gebruikers; ditmaal ging het om Netflix en Spotify, die via Facebook nog meer data verwierven dan eerder al werd aangenomen.


Het is voor Facebook echt heel moeilijk om niet creepy te zijn https://t.co/rrvvv1swr2
— Alexander Klöpping (@AlexanderNL) January 30, 2019

Zuckerbergs move lijkt ten doel te hebben Whatsapp eindelijk winstgevend te maken – dat is hem vooralsnog niet gelukt. Maar een gratis dienst winstgevend maken, kun je doorgaans alleen doen door de data van de gebruikers te verkopen. Dat zowel de oprichters van Instagram als die van Whatsapp vorig jaar onder veel rumoer het Facebook-concern verlieten, is een teken dat Zuckerberg iets anders met beide diensten wil dan de makers ervan voor ogen stond. Met name Whatsapp-ceo’s Brian Acton en Jan Koum legden bijtende verklaringen af over Facebooks plannen, en de privacy-implicaties daarvan.

Een andere verklaring: de aanwas van Facebook neemt af, mede vanwege alle schandalen rondom hun immense datahandel. Door de de drie platforms te integreren, kan Zuckerberg de uitloop stoppen en mogelijk zelfs in zijn voordeel ombuigen: ook wie pertinent niet op Facebook wil, wordt via de achterdeur van Whatsapp immers alsnog ingelijfd. Bovendien zijn de geïntegreerde gegevens van alle Whatsapp-, Instagram- en Facebook-gebruikers tezamen ‘rijker’, en dus waardevoller, dan diezelfde gegevens zijn wanneer er nog schotten tussen de applicaties staan.

Juist omdat Facebook op deze manier zowat onontkoombaar wordt, gaan er serieus stemmen op om de grote tech-bedrijven op te breken. Dat is hoog tijd, want niet alleen Facebook ontwikkelt zich tot een moloch. Ook Amazon doet dat, net als Apple, Google en Microsoft.

Een van de risico’s van zo groot en alomtegenwoordig zijn, werd vorig jaar duidelijk. Amazon blijkt bij veiligheidsdiensten en politie te leuren met haar software voor biometrie: identificatie van mensen op basis van uiterlijke kenmerken, zoals gezichtsherkenning. In de VS verwerkt Amazon 300.000 biometrische ‘transacties’ per dag, verkoopt herkenningssoftware aan politie, grenspatrouilles en ICE, en is – net als Microsoft – ‘partner’ in tal van overheidssystemen die ‘illegalen’ moeten detecteren. Het moment waarop je eigen telefoon je bij de overheid aangeeft, lijkt soms angstwekkend nabij.

Geldverschuiving

Net voor de start van het World Economic Forum in Davos, waar dik honderd regeringsleiders en ruim duizend hoofden van internationale bedrijven de wereldeconomie bespreken, bracht Oxfam een rapport uit: het jaarlijkse overzicht hoe de verdeling van rijkdommen tussen landen en mensen zich ontwikkelt, zeg maar Oxfams kritische versie van The State of the World Union. Net als vorig jaar zijn de cijfers schokkend.

Afgelopen jaar kwamen er 165 miljardairs bij. Het vermogen van alle miljardairs ter wereld tezamen groeide met 12 procent, omgerekend liefst 2,5 miljard dollar per dag. Het totale bezit van de armste helft van de wereldbevolking daalde intussen 11 procent. Kort gezegd: de superrijken kregen er nog meer geld bij dan de allerarmsten verloren. Nog korter: de kloof tussen arm en rijk verdiept zich fors.

Terecht stelt Oxfam in zijn rapport, ‘Public Good or Private Wealth’, dat deze groeiende kloof tussen arm en rijk de strijd tegen armoede ondermijnt en zelfs vaak teniet doet. Deze almaar schever wordende verdeling schaadt werkelijk alle economieën en is wereldwijd een belangrijke motor voor publieke woede, maatschappelijke onrust en sociale wanhoop.

Want wat gebeurt er? De rijken – zowel individuen als multinationals – worden hoofdzakelijk rijker doordat ze, mede dankzij extensieve lobbies, door overheden worden ‘ontzien’ (want vestigingsklimaat! trickle down! die mensen hebben dat toch zelf verdiend!) en zodoende minder belasting hoeven te betalen. Voorts mijden en ontwijken ze belastingen dat het een aard heeft, plegen ze her en der belastingfraude (CumEx!), en weten ze, door met kapitaal te schuiven, overal gunstige regelingen te benutten. Het netto resultaat is dat bedrijven als Amazon, Shell en Apple amper belasting betalen.


The wealthy should care about Oxfam’s provocative poverty numbers: Criticizing Oxfam’s poverty methodology misses the point. Arguing over how the advocacy group calculates wealth distracts from the issues it raises about income inequality https://t.co/3KX1hwWHrL
— Robert Went (@went1955) January 23, 2019

 Overheden houden vervolgens weinig geld over voor publieke diensten, van onderwijs en gezondheidszorg tot infrastructuur en milieumaatregelen. De lasten daarvan wegen – u raad het vast – zwaarder voor iedereen die minder geld te makken heeft. Zo plant de scheve verdeling zich voort: wie rijk is, ontspringt de dans, wie weinig geld heeft, heeft steeds minder middelen om zichzelf te redden. En tot overmaakt van ramp wordt op onderwijs, zorg, openbaar vervoer en toeslagen bezuinigd, maar nemen de controles op mensen met uitkeringen toe: ze zouden eens misbruik maken van dat weinige geld dat ze ontvangen.

Oxfam bepleit een wereldwijde vermogensbelasting van 0,5 procent op het vermogen van de 1 procent allerrijksten ter wereld. Met dat geld kunnen de 262 miljoen kinderen die momenteel geen onderwijs krijgen, alsnog geschoold worden, en 3,3 miljoen mensen van levensreddende zorg worden voorzien.

Wat meer zou helpen: zorgen dat multinationals voortaan proportioneel belasting betalen, belastingontwijking en -vermijding drastisch aanpakken, en het leger sociale controleurs omscholen tot kapitaalinspecteurs.


Davos is reünie van mensen die alle problemen hebben gecreëerd: Bedrijven en superrijken moeten vanaf nu weer gewoon belasting gaan betalen — Interview @WvNoort met @AnandWrites, auteur van ‘Winner takes all: the elite charade of changing the world’ https://t.co/nF9Y69J3tp
— Robert Went (@went1955) January 19, 2019


Hoe groter het bedrijf, hoe minder belasting het betaalt. Onderzoek van de Tsjechische econoom Jansky naar 10.000en multinationals, betaald door de Europese Groenen. In @destandaard NL staat er uiteraard ook tussen, ergens vrijwel onderaan… pic.twitter.com/meBaaaR8oY
— Lise Witteman (@LiseWitteman) January 24, 2019