Bonte was

EEN BEGRIP ALS ‘hersenspoeling’ – iemands hoofd wassen totdat hij of zij geheel doordrongen is van één enkele opvatting, één enkel perspectief – wordt tegenwoordig als achterhaald beschouwd, hoewel eenzelfde concept tegenwoordig in de psychologie opgang maakt in de vorm van het ‘false memory syndrome’. Bij zo’n ‘valse’ herinnering gebeurt immers iets vergelijkbaars als wat indertijd onder ‘hersenspoeling’ werd verstaan: langzaam gaat iemand z’n geschiedenis herinterpreteren aan de hand van een specifieke, misschien onjuiste en door anderen gesuggereerde ‘herinnering’, een centrifugale gedachte die voor dat individu tot onomstotelijke waarheid wordt verklaard.

Een voornaam verschil is dat het False Memory Syndrome op individuele geschiedenissen wordt betrokken, terwijl ‘hersenspoeling’ met organisaties en vijanddenken in verband wordt gebracht. Voorts wordt het FMS vooral geassocieerd met incest en kindermishandeling, en hersenspoeling met geloof, spionage en sektes.

Dat gedoe met Scientology waar ik nog steeds middenin zit – er is een nieuw kort geding door hen aangespannen, waarbij ik de enige privépersoon ben die is gedaagd; op 26 februari aanstaande zal de zaak voor de rechter komen – maakt dat ik me nu regelmatig afvraag hoe dat zit met die gespoelde hersenen. Kan iemand zo krimpvrij worden dat hij of zij volstrekt gelooft in de doelen en methodes van de wassende instantie, en feilen en gebreken die de buitenwereld erover vertelt, consequent afwijst en zich beroept op complottheorieën, gevestigde belangen en wanverhalen?

Natuurlijk werkt die vraag twee kanten op. Door alles wat ik inmiddels over ze heb gelezen, sta ik bepaald niet meer frank & vrij tegenover Scientology en raak ik vooringenomen. Zodat ik me afvraag: in hoeverre wil ik slechte dingen over ze lezen? Sta ik nog open voor positief nieuws over ze? Ben ik niet teveel geneigd alles wat Scientology-leden meedelen, klakkeloos als leugen of verdraaiing te beschouwen? Kan ik afstand nemen? Hoe betrouwbaar zijn mijn bronnen?

Hoe werken zulke dingen eigenlijk, vooringenomen raken? Hoe maakt men zich strijkvrij en kookbestendig? Door feiten te negeren, denk ik, en ik zoek maar weer ‘s wat rechtelijke uitspraken op en tracht me aan bewezen zaken te houden.

Zo niet Scientology zelf. Ik zie het bijna elke dag voor mijn ogen gebeuren. Het Parool meldde begin januari in een artikel dat een Duitse minister overweegt Scientology in de gaten te laten houden door de veiligheidsdienst, aangezien de organisatie erop uit is de democratie te verstoren. Julia Rijnvis, woordvoerster van Scientology, schreef daarop een boze ingezonden brief en meldde daarin dat ‘in meer dan vijfentwintig uitspraken in rechtszaken’ inmiddels is bevestigd dat ‘Scientology een religie is’. Als ik dat lees, ploppen mijn ogen bijna uit mijn kassen. Hoe kan iemand zulke oogkleppen ophebben, en daarmee nog pronken ook?

In veel van die zaken was het al dan niet religieuze karakter van de organisatie immers geheel niet aan de orde; Rijnvis zou dat moeten weten. Maar belangrijker is dat in een aantal van die zaken beroep is aangetekend en als gevolg daarvan het Duitse Federale Hof recentelijk heeft geoordeeld dat Scientology niet als religie beschouwd kan worden, doch als commerciële organisatie aangemerkt dient te worden – een beslissing waartegen geen beroep meer mogelijk is; dit hof is de hoogste instantie. Het hof was overigens tot die conclusie gekomen na allerlei interne Scientology-stukken uitgebreid bestudeerd te hebben.

Het is simpelweg haar taak niet om zulke dingen te melden, denk ik dan; soit. PR-afdelingen – van welke club dan ook – zijn immers toegesneden op het op maat wassen van de waarheid en staan uitgebreider stil bij de verbreiding van een positief imago dan bij pijnlijke feiten. Bovendien is het beleid bij Scientology om, indien in een akelige positie gedrongen, ‘acceptable truths’ te vertellen: genoeg zaken weglaten om niet te liegen en toch fris en schoon gewassen te ogen. Dat leidt tot met Omo Power gereinigde communiqués: er resteren flarden van de waarheid. Dat de mot er toch heus in is gevallen, weet alleen wie de zaak beter heeft gevolgd.

In de Nederlandse Internet-nieuwsgroepen wordt Rijnvis’ taak waargenomen door Karel Jeelof, iemand die – zoals een ex-lid me schreef – stafmedewerker van de Scientology Kerk Amsterdam is en al twintig jaar lid. Van Karel moet ik elke keer vreselijk schrikken. Deze week kwam bijvoorbeeld Operatie Snow White ter sprake, een gigantisch project van Scientology’s geheime dienst, de Guardian Office, waarbij jarenlang in overheidsdiensten is geïnfiltreerd en talloze documenten zijn gestolen, respectievelijk vervalst. Bij een inval die de FBI in de jaren zeventig bij Scientology deed, kwamen de bewijzen in handen van de Amerikaanse overheid.

Er is jaren onderzocht en geprocedeerd, en uiteindelijk heeft Scientology – boze stemmen beweren: om erger te voorkomen – een aantal aanklachten toegegeven. Op grond daarvan hebben beide partijen een zogeheten ‘Stipulation of Evidence’ ondertekend. De crux van zo’n document is dat beide partijen verklaren dat het erin opgesomde materiaal onbetwist is. Op grond van deze Stipulation of Evidence werd Hubbards echtgenote veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf; Hubbard zelf, die indertijd op de vlucht was voor de Amerikanen en zich onder een valse naam schuilhield, werd erin benoemd tot niet-gedagvaarde medeplichtige (‘unindicted co-conspirator’).

Wat zegt Karel over die infiltratie van overheidsdiensten? “Operatie Snow White was een programma om de onjuiste informatie die nog in overheidsdossiers rondslingerde, te doen corrigeren.” Alsof ze daarmee iemand een dienst verleenden. Uit pure slordigheid, zo stelt Jeelof het voor, was de overheid er namelijk nog niet aan toe gekomen haar informatie over Scientology lelieblank te krijgen, dus nu ja, we hielpen ze gewoon een handje. ‘Onjuiste informatie die nog rondslingerde.’ Er moest even een vlekje worden weggewerkt. Zodoende hebben we dat zelf maar gedaan, dat spaarde de overheid nog tijd ook. Jeelofs verontwaardiging – om zoiets veroordeeld te worden vindt hij al te gortig – is griezelig. Infiltratie? Vervalsing? Welnee. Dit was dienstverlening, courtesy of Scientology.

Waarna ik maar weer een rechtbankstuk pakte, me verbaasde over de aberraties van de menselijke geest en bedacht dat Karel vast niet hetzelfde over Snow White heeft gelezen als ik.

Zijn Jeelof en Rijnvis nu gespoeld? Ik zou het niet weten. Maar ze maken het erg bont, en het lijkt me verstandig me niet met ze af te geven.

Verkenningen

OP EEN RECENT verjaardagsfeestje dwaalde het gesprek naar het onderwerp ‘ontmoetingen’; in casu: hoe men de meneer of mevrouw waarmee men thans was, precies had leren kennen, en hoe de fase van toevallige kennismaking naar iets innigs was verlopen. Voor alle aanwezigen gold dat men elders had kennis gemaakt – hetzij bij gemeenschappelijke vrienden, hetzij in een min of meer zakelijk bedoelde context – en dat uit die ontmoeting het plan voor een volgend samenzijn was ontstaan, waarna de een de ander had gebeld en er een afspraak was gemaakt ‘om eens iets samen te gaan doen’.

Maar wat doe je dan, op zo’n eerste afspraakje? Dat is de prangende vraag. Men kent elkander amper, er is een vreemde fascinatie, een zinderende verliefdheid of een meer dan middelmatige interesse. Die zou zich tot iets substantieels kunnen ontwikkelen, vermoedt men, maar men weet het niet precies. Is die belangstelling ergens op gestoeld? Allicht, vanwaar anders die wens een afspraak te maken. Maar waarop dan wel? Op een zinneprikkelend fysiek? (Maar dan had je hem of haar misschien ter plekke naar het bed moeten noden. Geef het lichaam wat des lichaams is, doch verbindt daar geen verwachtingen aan, hooguit een ontbijt na afloop. Het was toch ook niet alleen om het vooruitzicht van seks? Nahh. Hoewel: je had na die eerste ontmoeting toch woelend in bed gelegen.) Op een sprankelende conversatie? (Maar die kon ingegeven zijn door de drank die op het feestje of bij het cafébezoek na afloop van de vergadering vloeide.) Op de behoefte aan een heuse verliefdheid? (Maar waarom denk je die in hemelsnaam daar te vinden, bij juist die persoon – hoewel, X was toch wel érg leuk. Toch?) Op intuïtie? (Ja ja, intuïtie. Klinkt heel overtuigend, maar zo’n verklaring is natuurlijk niets dan een legitimatie van – van wat? Ja verdorie, als je dat nu wist, wist je ook waarom je die afspraak wel wilde.)

En zo bibbert en beeft en dubt men naar de afspraak toe. De afspraak waarop uitgemaakt diende te worden of het inderdaad iets was, deze meneer of mevrouw, en wat dan wel en waarom, en daarna zag men wel weer verder.

En waa¡r af te spreken? Op neutraal terrein, uiteraard. Stel je voor dat het weerzien tegen zou vallen en het inderdaad alleen de drank, de momentane eenzaamheid of dito geilheid was geweest die de interesse had veroorzaakt. Dus niet thuis. Dat kan altijd nog. (Na afloop. Niet vergeten van te voren op te ruimen.) In een café? Maar dan zit men daar tegenover elkaar en moet men een conversatie voeren, en of dat mogelijk is weet je nu juist niet… noch of je dat wilt. Voor je het weet zit je met pijnlijke stiltes en verwoede pogingen een moeizame conversatie op gang te houden. Was het toch gewoon om de seks. Bovendien, in je stamcafé kennen ze je en geheid dat je later vragen krijgt over je onbekende gezelschap. De film? Geen denken aan. Met z’n tweeën in het donker, de uitnodiging om handjes en benen te gaan verkennen is al te impliciet en of dat de bedoeling is weet je nog niet, en straks mist X de laatste tram of trein en voor je het weet zit je met een ongewenste logé.

Dus het werd overdag. En het werd het museum, of de dierentuin. Dan heb je tenminste nog iets te doen bij die ontmoeting, is er een onderwerp buiten menzelf waarop men zich kan verlaten. Samen, maar toch veilig. Met anderen erbij, maar toch met de kans iets gemeenschappelijks te creëren want je kijkt naar hetzelfde. Met elkaar kunnen praten, maar niet per definitie over elkaar en toch stiekem kunnen peilen. Zonder doorzichtige smoezen te hoeven verzinnen gewoon kunnen zeggen dat je, als de schilderijen of de dieren op zijn maar eigenlijk omdat de herontmoeting tegenviel, nodig naar huis moet. Dat café of die film, en zeker dat huis, kunnen altijd nog. Men VVV’t kortom flink wat af, zo in de verkennende fase.

Twee van de verjaardagvierende en inmiddels tot een stel geworden aanwezigen meldden – tot grote hilariteit van de anderen – in de eerste twee weken van hun aarzelende verkenningen niet minder dan vijf musea te hebben bezocht voor ze elkaar durfden toe te geven dat ze elkaar inderdaad erg leuk vonden. In een zaaltje van het Kröller Möller konden ze zich ineens niet meer beheersen en waren ze uiteindelijk tot beider verlichting in elkaars armen gezonken, met veronachtzaming van alle kunst die al die tijd hun toevlucht en bliksemafleider was geweest. Twee anderen wisten al na het eerste aquarium in Artis dat ze zich terstond naar de privacy van een hunner huizen dienden te begeven; maar pas toen na afloop van het bezichtigen der dierenstapel in het café de mogelijkheid van een afhaal-Chinees ter sprake kwam, was er een geldig en niet te doorzichtig argument gevonden en reisden ze spoorslags af. Daarna duurde het toch nog uren voor de eerste zoen viel.

Het Openbaar Kunstbezit is kortom een relatiemakelaar.

Het grappige is dat mensen precies dezelfde gedragingen vertonen wanneer een verhouding opnieuw gestabiliseerd dient te worden. De klad komt in het huiselijk verkeer en men verveelt zich in elkanders aanwezigheid, maar boos roepen dat je nu je voorgoed bullen pakt en er de brui aan geeft wil je ook niet, en wat stel je voor? ‘Kom, laten we eens naar het museum gaan.’ Men heeft een brouille met een vriend of vriendin, wil opnieuw de oude vertrouwelijkheid hervinden maar niet alweer praten over de aanleiding tot de ruzie, da’s al zo vaak gedaan en het gaat er nu juist om een nieuwe gemeenschappelijkheid te constitueren, een recente herinnering over de oude te leggen en het verleden niet langer te herkauwen – en wat doen jullie? Op naar het Van Gogh, of Blijdorp.

De VVV heeft al heel wat verhoudingen tot stand gebracht en huwelijken gered. Laten wij de museumjaarkaart en het Hortus-abonnement prijzen. Ook al worden ze, als het goed is, slechts kort gebruikt.

Generatieconflict

IN ZIJN SERIE over de familie Hulsebosch, een ouderpaar dat hun zwaar zieke zoon liever zelf verpleegt dan hem in een inrichting te laten opnemen, heeft John Jansen van Galen een aantal wrange voorbeelden van de bureaucratie in de gezondheidszorg gegeven. Instanties hebben soms liever dat mensen opgenomen worden, ook al is dat de facto duurder, minder effectief en aanzienlijk minder liefdevol: volledige opname is namelijk regeltechnisch handiger. Of regels zich nu verhouden tot iemands feitelijke leefomstandigheden is voor de zorginstanties minder relevant: de subsidie of vergoeding zit nu eenmaal zus & zo in elkaar, en dat was het dan. Liever iemand een urgentieverklaring plus een verhuiskostensubsidie aanbieden dan een trapliftje voor in een gemeenschappelijke entree bekostigen, een liftje dat noodzakelijke verhuizingen voorkomt – want oh jee, de buren mochten ook eens gebruik maken van dat gehandicaptenliftje.

Jansen van Galen laat in zijn stukjes zien dat de ouders van Toon behalve verplegers tevens “noodgedwongen ervaringsdeskundigen zijn geworden in het circus van stichtingen en bureaus die over de gehandicaptenzorg gaan”. Er is sprake van een ‘zorgbureaucratie’. Toons ouders: “Al die stichtingen die eindeloos zaken naar elkaar toeschuiven en nooit beslissingen nemen, menen dat ze goed doen, maar in werkelijkheid doen ze verdriet.” (Het Parool, 5 januari 1996)

Bij veel zorgstichtingen heerst een complexe mengeling van paternalisme en bureaucratie: zij weten wat goed voor patiënten is en zij maken uit wat die nodig hebben. Volgens de familie Hulsebosch is er gelukkig sprake van een kentering ten gunste van hen die hun naasten thuis willen verplegen: instanties zijn iets toeschietelijker geworden. Ze schrijven die invloed toe aan de invloed van aidspatiënten, die zich minder makkelijk “met een kluitje in het riet laten sturen,” een houding die zijzelf zich eveneens eigen hebben moeten maken.

Aidspatiënten en hun organisaties hebben inderdaad vreselijk veel teweeg gebracht in de gezondheidszorg. Neem alleen al het buddy-systeem, dat nu steeds meer als model voor mantelzorg wordt gekopieerd. Maar het zijn ook bij uitstek aidspatiënten geweest die de zorgbureaucratie tot gepaste spoed wisten aan te zetten. Een jaar wachten op een traplift of op een aangepaste douche en wc konden ze namelijk niet: dan waren ze meestal al dood. Dwarslaesiepatiënten (ook vaak jong en mondig) konden eerder nog wel aan het lijntje gehouden worden in de vele maanden die verstreken tussen gehandicapt worden en de noodzakelijke woningaanpassing: die tijd moesten ze toch al vaak doorbrengen in een revalidatiekliniek.

Maar aids bleek in veel opzichten een nieuwe ziekte, die een nieuwe houding afdwong. En dat ging niet zonder slag of stoot. Sterker nog: dat gevecht is gepaard gegaan met stigmatisering en met een vreemde agressie ten opzichte van homoseksualiteit. Te weinig mensen realiseren zich dat die strijd minder te maken heeft met aids of homoseksualiteit dan met de overgang van ‘ouderwetse’ naar ‘moderne’ patiënten.

*

EEN GOEDE VRIENDIN van mij heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop mensen die in en rond ziekenhuizen bij verzorging van aidspatiënten betrokken zijn, tegen deze ziekte en tegen hun patiënten en cliënten aankijken. De resultaten daarvan waren choquerend. Een vaak geventileerde klacht was dat aidspatiënten ongehoorde privileges voor zichzelf opeisen: ze willen later naar bed dan andere patiënten, ze hebben meer medische vragen dan anderen en eisen meer tijd voor hun verzorging en bij het verschaffen van medische informatie, ze luisteren slechter naar adviezen, zijn te eigengereid, krijgen teveel bezoek, ze klitten bij elkaar en wat dies meer zij. En telkens werden deze klachten in verband gebracht met homoseksualiteit: die homo’s denken maar dat ze ons de wet kunnen stellen, die homo’s zijn nooit tevreden en willen meer dan ‘gewone’ mensen.

Wat te weinig mensen zich realiseren, is dat de manier waarop aidspatiënten hun ziekte tegemoet treden en de mate waarin ze zich in hun behandeling en hun conditie verdiepen, niet zozeer eigen is aan homoseksuelen als wel gelegen is in het feit dat deze ziekte hoofdzakelijk jonge mensen treft, die – zoals duidelijk zou horen te zijn – nu eenmaal mondiger en zelfstandiger zijn dan zeventigjarige mevrouwen met Parkinson, demente bejaarden, ernstig verzwakte operatie-patiënten en dergelijke. De familie Hulsebosch is even eigengereid als de gemiddelde aidspatiënt. En er zullen alleen maar meer mensen als zij komen.

Het punt is dat niet het seksuele leven of het soort ziekte van aidspatiënten debet is aan bovengenoemde kwesties en conflicten. Deze mensen zijn simpelweg beter voorgelicht, zijn minder geneigd artsen en verpleging als vertegenwoordigers van medische almacht te zien, zijn niet gewoon om om tien uur ‘s avonds te gaan slapen en het licht uit te doen, ook al is dat de ziekenhuisregel. Ze zijn jong, goed geïnformeerd over hun ziekte, gewend zelf beslissingen te nemen en vertrouwd met de gedachte dat je je leven niet zonder meer in andermens’ handen moet leggen om daarna angstig en passief af te wachten.

De gezondheidszorg, en vooral de bureaucratie daar omheen, is niet vreselijk ingesteld op patiënten die goed geïnformeerd zijn over hun ziekte of over die van hun naaste, die onderzoeken naar medicijnen en behandelingen volgen, die weten wat er aan zorg te koop is en op de hoogte zijn van de regelingen waarop ze kunnen terugvallen.

Die instanties zullen dat moeten veranderen. Want de families Hulsebosch is, net als veel aidspatiënten, de vertegenwoordiger van een nieuwe generatie patiënten en zorgverleners.

Religieuze praktijken

DE RUZIE TUSSEN Scientology en haar critici wordt viezer en viezer. Aanstaande donderdag dient in Den Haag het kort geding dat de kerk heeft aangespannen over het zogeheten Fishman Affidavit, een rechtbankdocument dat stukken van het cursusmateriaal van de kerk bevat. (En ik waarschuw de lezers maar even: ik ben partij, samen met vier Internet providers.)

Veel critici – waaronder ook ik – zijn er inmiddels van overtuigd geraakt dat de kerk haar auteursrecht op dit materiaal hoofdzakelijk gebruikt als een wapen om critici mee tegemoet te treden; er mag in Scientology’s ogen namelijk nooit en te nimmer uit worden geciteerd, geparafraseerd of wat ook, en wie dat wel doet is in hun ogen in overtreding. De Washington Post, die in een artikel over de kerk slechts drie zinnen uit het document heeft geciteerd, werd door Scientology voor de rechter gedaagd (Scientology verloor dat uiteraard).

Een van de rechters die in Amerika die een vergelijkbare zaak behandelt als het komende kort geding hier, deed eind november uitspraken als:


Toen RTC [de divisie binnen Scientology die de auteursrechten beheert] het hof benaderde met het verzoek tot inbeslaglegging [van Lerma’s computer; Lerma is een ex-lid dat het Fishman Affidavit in een Internet-nieuwsgroep heeft gepost, in het kader van een debat dat daar werd gevoerd over de inhoud van het geloof], werd het geschil gepresenteerd als een duidelijke kwestie over auteursrecht en handelsgeheimen. Inmiddels echter is dit hof ervan overtuigd dat de belangrijkste reden waarom RTC Lerma, DGS [Lerma’s Internet provider] en de Washington Post heeft gedaagd, is om kritiek op haar organisatie de kop in te drukken en haar critici te intimideren En zoals de steeds giftiger wordende retoriek in de verhoren duidelijk maakte, lijkt RTC zich drukker te maken over zulke kritiek dan over de bescherming van haar auteursrechten.

Hoewel RTC een klacht indiende over schending van haar auteursrecht en haar handelsgeheimen, is thans duidelijk dat er een veel breder motief overheerste: critici de mond snoeren en tegenstanders vernietigen.

Wij zijn helemaal niet tegen kritiek, alleen tegen het verspreiden van leugens, zegt de kerk dan, dus da’s niet waar wat deze rechter zegt. Inmiddels heb ik voor mijn ogen het tegendeel zich zien ontwikkelen. De kerk kan niet tegen kritiek. De kerk kan ook niet tegen tegenstanders.

*

DE NEDERLANDSE GEDAAGDEN hebben besloten Steven Fishman (de man die aanleiding was tot al dit tumult, aangezien hij ooit ter verdediging delen van het kerkmateriaal als bewijs overhandigde die sindsdien onderdeel zijn van een rechtbankdocument) naar Nederland te halen. Om z’n gezicht te laten zien – wie is die man nu eigenlijk? – en om hem zijn kant van het verhaal te laten vertellen. Scientology immers beweert keer op keer dat hij psychotisch, crimineel, onbetrouwbaar en gevaarlijk is.

En zijn komst was nog niet aangekondigd op alt.religion.scientology (de Scientology-discussiegroep op Internet) of het vuil barstte los. Andrew Milne, de woordvoerder van Scientology op Internet en staflid van hun internationale tijdschrift Freedom, postte het meest beschuldigende artikel over Fishman dat ik ooit heb mogen lezen. Hij wist daarin tot ieders verbazing in een moeite door homoseksualiteit zwart te maken. Voorts meldde hij precies wat Fishman aan junkmail in zijn brievenbus kreeg – wat onbedoeld vermoeden deed rijzen dat Fishmans brievenbus door Scientology wordt gecontroleerd, dan wel dat Scientology voor die post zorgt.

Op mijn aankondiging in diezelfde nieuwsgroep dat er op 11 december een avond in De Melkweg zou worden belegd over Scientology, waar ook Fishman zou spreken en waar tevens een steunfonds voor de gedaagden zou worden gepresenteerd, volgde meer troep. Het ene Scientology-lid maakte critici opnieuw uit voor neo-Nazi’s, een ander lid verbasterde mijn naam herhaaldelijk tot KKKSpaink – een bepaald onfrisse verwijzing naar de Ku Klux Klan. (En vlak daarvoor had Andrew Milne zich nota bene nog beklaagd over de haat die critici jegens zijn organisatie tentoonspreidden. Een duidelijk geval van ‘pot, kettle, black’ zoals ze dat inmiddels in alt.religion.scientology noemen.) Op mijn openlijke verzoek daar om zich van dergelijke scheldpartijen van de gelovigen te distantiëren, heeft nog niemand van Scientology gereageerd.

In een aantal Nederlandse nieuwsgroepen postte bericht Felipe Rodriquez, de directeur van XS4ALL, een persbericht over de Melkweg-bijeenkomst van vanavond. Prompt reageerde Karel Jeelof, een Nederlandse Scientoloog die zich binnen de kortste keren ontpopte als de plaatselijke versie van Andrew Milne. Hij begon al in zijn tweede bericht Felipe in het wilde weg te beschuldigen: Felipe had zijn bericht gewist, Felipe tastte zijn grondwettelijke vrijheden aan, Felipe onthield anderen cruciale informatie en Felipe was laf. Het bericht stond er nog netjes; er was helemaal niets aan de hand. De man had waarschijnlijk gewoon het programma om z’n nieuws te lezen niet goed ingesteld (gelezen berichten zie je in dat geval zelf niet meer terug) – en had op grond daarvan meteen een tirade van heb ik jou daar klaarstaan, waarin hij anderen grof beschuldigde. Excuses? Ho maar.

Helene Schilders, die voor de Nieuwe Revu wekenlang aan een artikel over Scientology werkte, heeft met Fishman gesproken, met anderen die wegens het verspreiden van het Affidavit worden vervolgd en met twee woordvoerders van de kerk, Julia Rijnvis en Martin Weightman. Voorts heeft ze Internet afgezocht voor informatie over de organisatie.

Toen ze dit weekend het resultaat van haar stuk naar Julia Rijnvis faxte en met haar belde, bleek die woedend over het resultaat. Schilders werd doorverbonden met Leisa Goodman, de PR-medewerkster van OSA (the Office of Special Affairs, Scientology’s geheime dienst) in Amerika. Goodman was al even giftig en beet Schilders toe: ‘I hope you know what you are doing…!’, waarna Schilders beleefd informeerde wat ze daarmee bedoelde: was dat soms een bedreiging? ‘I hope you know what you’re doing,’ herhaalde Goodman en verbrak het gesprek.

Van zulke religieuze praktijken snap ik niets. Wel begin ik langzaam te begrijpen waar die Amerikaanse uitdrukking vandaan komt: ‘See you in court’.

Vergeten kinderjaren

[Voor Surplus.]

Dat Jezus een kindertijd heeft gehad, staat wel vast. Veel is daar echter niet over bekend: we weten niet veel meer dan dat-ie geboren is in een stal en veel kraambezoek kreeg. Maar wat er gebeurd is tussen geboorte en volwassenheid is uiterst vaag. Je mag toch aannemen dat hij opgroeide en onderwijl deed wat andere kinderen doen: balspelletjes spelen, kattekwaad uithalen, ruzie maken met de jongens van de buren, gaten in z’n broek vallen en later puberkuren krijgen. Maar niemand vindt de kindertijd van de jonge heer ooit een thema voor een verhaal. Da’s toch zonde. En ik ben ook wel benieuwd. Had Jezus – zoals elk fatsoenlijk kind, volgens de Freudianen tenminste – bijvoorbeeld last van een Oidipous-complex? Dat hij zijn vader wilde vermoorden en met zijn moeder wilde trouwen?

De schilderkunst heeft aanzienlijk meer aandacht voor de jonge Jezus gehad. Maar ze kozen bijna collectief voor dezelfde scenes: kind aan de borst, dan wel kind in moeders armen. Sir John Everett Millais, een van de Pre-Raphaelieten, heeft als een van de weinigen een schilderij gemaakt dat ‘m afbeeldt als jochie van acht; ik meen dat het werk ‘Jezus in de werkplaats van zijn vader’ heet. Het knulletje staat naast de werkbank en houdt zijn hand, die hij tot bloedens toe gestoten heeft, met betraande oogjes omhoog. Zijn oma Anna buigt zich troostend over hem heen. Van zijn hand rollen een paar bloeddruppels, die op z’n voetjes vallen. Aan de muur hangt een timmermanshaak die op een kruis lijkt. Millais werd vreselijk aangevallen vanwege dat schilderij: het zou blasfemisch zijn. Terwijl het zo mooi omineus was, met die premature stigmata, en Jezusje zo’n lief en onschuldig gezicht had, echt een schat van een kind.

Zou God een kindertijd hebben gehad? Zijn apostelen wijden er geen woord aan. Zelf zegt hij echter in zijn autobiografie (bezorgd door Franco Ferruci) van wel. De schepping stamt volgens God zelfs uit die tijd. Hij was namelijk alleen, wat kinderen niet prettig vinden, en deels om iets om handen te hebben, deels uit balorigheid, schiep hij toen maar de kosmos en maakte een sterrenstelsel. Eigenlijk niet eens doelbewust, hij rommelde maar wat aan, alsof hij met verf of met zand en water kliederde, en tot zijn niet geringe verbazing kwamen daar ineens planeten uit tevoorschijn. Waar hijzelf vandaan komt weet hij trouwens niet, wat reden was om de mensen te scheppen: hij hoopte indertijd dat die hem zijn oorsprong zouden kunnen verklaren. Helaas zijn de mensen wat dat betreft in gebreke gebleven.

De duivel, zou die ooit kind zijn geweest?

Bericht aan Izak

VEEL MENSEN DENKEN dat het alleen geklep en gemeier is in de nieuwsgroepen op Internet. Dat is natuurlijk ook zo, in sommige nieuwsgroepen tenminste (in anderen wordt op het scherp van de snede gediscussieerd en is een schat aan informatie te vinden, zoals in alt.religion.scientology), maar ook dat kletsen en grappen maken heeft zo z’n functie. Ze scheppen een gemeenschap.

Mijn favoriete is nl.misc: een vergaarbak voor discussies over alles & meer, waar het zowel gaat over het al of niet bestaan van god en over de merites van het Nederlandse vluchtelingenbeleid, als over de vraag hoe en wanneer vlinderbomen gesnoeid dienen te worden.

Op nl.misc worden tweehonderdvijftig tot driehonderd berichten per dag gepost. Soms nieuwe; vaker reageren mensen op berichten van anderen. Mensen die de groep regelmatig volgen, leren de andere deelnemers gaandeweg kennen. Zo is het inmiddels algemeen bekend op *.misc (zoals de groep gewoonlijk genoemd wordt) dat Christian cello speelt en zingt, sonates componeert en de neiging heeft om hopeloos verliefd te raken op dames met een alt (hij wordt met dat laatste in elk geval keer op keer geplaagd); dat Gerard in handen van Zeta-Talk, een nieuwe sekte aan het firmament, is gevallen en zichzelf Nancy’s boodschapper acht; dat Johan het niet op buitenlanders heeft, ook al wonen ze al jaren in Nederland, en verloofd is met Mirjam met wie hij op stijldansen zit; dat Pien zojuist een piano heeft gekocht, bas speelt en niet van opdringerige meneren is gediend.

Iedereen kout er genoeglijk met elkaar en alle onderwerpen raken binnen de kortste keren met elkaar in de war, omdat na tien serieuze reacties de behoefte aan plagerijtjes, grappen en stokpaardjes maken weer de overhand krijgt. Er is zelfs een homepage waar de min of meer vaste leden van *.misc allemaal op verzameld staan, met korte verhaaltjes over hen erbij die door anderen aangeleverd zijn.

In zekere zin is *.misc de elektronische variant van het buurtcafé, waar je in je lunchpauze of ‘s avonds na het werk nog even langsgaat om bij te komen, een paar bekende gezichten te zien, een krant te lezen en verse roddels te horen. Het gekke is: al die mensen kennen elkaar, maar de meesten hebben elkaar nog nooit gezien. Ze kennen alleen elkaars namen, woorden en stijl. Het is een gemeenschap die zuiver uit tekst bestaat. Die tekst blijkt meer dan voldoende om affiniteiten en antipathieën in het leven te roepen.

‘Beklijft dat nu,’ vragen sommigen, vooral buitenstaanders, zich af, ‘stelt dat nu echt iets voor? Die verhaaltjes en die eenregelige antwoorden, dat zijn toch geen echte vriendschappen?’ Nou en of ze dat zijn.

Ze effectueren zich ook. Mensen die op grond van hun contacten in *.misc onderling zijn gaan mailen, zoeken elkaar na verloop van tijd wel eens op: ze gaan bij elkaar op bezoek, gaan samen naar een film of gaan ergens iets drinken. En omdat iedereen eigenlijk toch wel nieuwsgierig is naar wie er nu achter al die e-mail namen schuil gaan, is er ooit besloten dat *.misc twee keer per jaar een bijeenkomst organiseert, waar iedereen die de groep volgt welkom is: de zogeheten SamenScholing ™.

Kortgeleden is er weer zo’n SamenScholing ™ geweest en hoewel iedereen daar vrolijk de conversaties voortzet die ook op Internet wordt gevoerd, is er de toegevoegde waarde van de verbazing: ‘Ah, ben jij nu die en die!’ verbazen mensen zich dan, en vragen zich af op grond waarvan ze zich een voorstelling van een bekende naam hadden gemaakt, en of er iets verandert wanneer ze nu een gezicht en een lichaam bij die naam kennen. (Nee – er verandert daardoor zelden iets. Hooguit wordt het leuker.) De afgelopen SamenScholing ™ was een dusdanig succes dat er meteen een nieuwe is afgesproken, en er ditmaal zeker twee keer zoveel mensen zich hebben aangemeld.

Het allerduidelijkste bewijs dat er sprake is van een gemeenschap, is wel dat wie een tijdje weg is – dat wil zeggen: geen acte de presence in *.misc geeft – wordt gemist. Zo iemand krijgt bezorgde mailtjes, om te informeren of alles wel goed is, of wordt uitgebreid verwelkomd als hij of zij zich weer meldt. Soms wordt er publiekelijk geïnformeerd of iemand weet hoe het met zusofzo zit: die is dan al te lang niet gesignaleerd. Van de weeromstuit meldden de meeste vaste deelnemers het eventjes aan de rest als ze op vakantie gaan, of het te druk zullen hebben om te posten. Om te voorkomen dat de anderen zich ongerust maken. Van de week kwam Marten weer terug, Marten die eerder dit jaar veel gepost heeft maar tijdelijk andere dingen te doen had, of misschien even zijn interesse verloren had. Hij kreeg een warm onthaal, compleet met koffie en chocolademelk en koekjes erbij. In tekst, dan.

Het mooiste monument voor missen werd van de week gepost. Izak, iemand die op *.misc een vanwege zijn humor erg geliefde deelnemer was, is al een tijdje uit *.misc verdwenen omdat hij zijn baan en daarmee ook zijn account kwijt raakte. Izak raakte van de week zijn account definitief kwijt.

Een vriend van Izak, Jeroen, heeft om Izak’s verscheiden van *.misc te commemoreren een prachtig gedicht in *.misc gepost, gevolgd door een lange lijst citaten uit Izak’s eerdere berichten.

Het was even alsof er een rouwadvertentie in *.misc stond.

Kinderdromen

ZELF DEED IK het met haar jongere zusje, Skipper. Die had een garderobedoos waarin je haar kon opbergen als spelen niet leuk meer was. Dan hing je Skipper in haar standaard, duwde de twee zijpanelen annex klerenkasten van de doos dicht en sloot het grendeltje. Vaag herinner ik me dat er laatjes in die doos zaten voor het opbergen van pietepeuterige troepjes als kammen, borstels, huisdieren en zacht-rubberen schoentjes. En je moest inderdaad verdomde goed opletten dat je dat minuscule spul niet kwijtraakte; die schoentjes waren nog geen anderhalve centimeter groot. Veel deed ik niet met Skipper, geloof ik. Wat met de kleertjes tutten en na gedane arbeid haar schoenen trachten terug te vinden. Soms haakte ik een jurk voor haar. Met Barbie zelf had ik helemaal niets. Lego vond ik veel leuker.

Die desinteresse schijnt uitzonderlijk te zijn. Barbie is in honderdmiljoenenvoud uitgezet en wereldwijd spelen er miljoenen kinderen met haar. En honderdduizenden volwassenen die zelfs Barbie-beurzen afschuimen in de hoop oude modellen te kunnen of missende onderdelen te kunnen aanschaffen. Sinds ik bezig ben met het bewerken van een Barbie-vertaling (Voor altijd, je Barbie) weet ik meer van het popje dan ooit. Bijvoorbeeld dat het tegenwoordig mode is om veel Barbies te hebben – zes of zeven exemplaren is heel gewoon – en daarbij dan één Ken, die vooral als voetveeg voor de Barbies wordt gebruikt. Ken moet de auto voorrijden. Ken wordt gecommandeerd. Ken is de huisknecht. Ken mag de dames naar hun auto begeleiden en moet dan zelf thuis blijven. Ken is Assepoes.

Wraak, denk ik dan meteen, da’s wraak. Al die meisjes die flink hun gram halen. Lekker hun eigen regels maken en de jongens mogen niet meedoen, hooguit toekijken en hand- en spandiensten verrichten. Op commando.

Al dat gedoe rond uiterlijk en modieuze ensembles en beroepsuitrustingen – hoogst vrouwelijk, naar verluidt – blijkt een stevige leerschool voor feministen. Zelfs Gloria Steinem begon als Barbie-fan, begrijp ik uit het boek. In haar jonge jaren streefde ze zelf een vergelijkbaar uiterlijk na en schreef ze over hoe dat Barbie-ideaal te bereiken was: The Beach Book, een lijvig werk dat geheel gewijd was aan de vraag hoe je er mooi uitziet in een badpak en de aandacht van het schepsel man op het strand op jezelf weet te vestigen. ‘Niets is zo voorbijgaand, zo nutteloos en zo volmaakt begeerlijk als een gebruinde huid,’ merkt Steinem erin op. ‘Een bruine huid zorgt dat je er goed uitziet, en dat rechtvaardigt alles.’

Tientallen jaren voordat Jane Fonda en Barbie zelf de markt veroverden met hun aerobic video’s, schreef Steinem haar vrouwelijke lezers al een strak trainingsschema voor: ze moesten dagelijks twintig armbuigingen maken onder het uitspreken van de onsterfelijke woorden ‘I must… I must… I must develop my… bust’. Verder propageerde ze in haar boek oefeningen als: ‘Zuig aan de muis van je hand. Dit maakt dunne lippen voller, volle lippen steviger en dikke wangen slank.’

Het is daarna alleen maar beter met Steinem gegaan. Met Barbie trouwens ook. Steinem werd een wereldberoemd schrijfster en een gevierd feministe; Barbie bleek een ondernemend rolmodel en was al in de jaren zeventig een succesvol pilote. Alletwee nooit getrouwd, geen kinderen, maar wel de wereld rondreizen en uiterst gevarieerd werk doen. Dat zijn pas vrouwen. (Jammer trouwens dat er nooit een Construction Worker Barbie is geweest. Maar ja, in Barbies upper middle class chic past een vliegtuig wel, en kniebeschermers, een drilboor of een bouwvakhelm ni­et.)

‘t Is een fantastisch en onderhoudend boek. Koopt allen, en zo. Maar de rol die Ken in het geheel speelt: die blijft me dwarszitten. Niet omdat hedendaagse meisjes hem zo ongeïnteresseerd verwaarlozen of wraakzuchtig uitbuiten, en al evenmin omdat Mattel Ken jaar in, jaar uit slechts heeft gepromoot als privébezit, als een van de vele eigendommen van Barbie, en nooit als een zelfstandig personage. Wat ik zonde vind is hoe de schrijfster zelf Kens betekenis bagatelliseert.

In haar Barbie-biografie beschrijft Lord mooi hoe allerhande meisjes – en soms vrouwen – hun eigen projecties op Barbie loslaten en de pop geheel naar eigen hand zetten. Iedereen gebruikt de pop om hun eigen voorliefdes op los te laten. Meisjes vernielen Barbie, feministen maken een vals persbericht over een niet-bestaande Hacker Barbie (een wizz-pop met laptop), zwarte meisjes identificeren zich met Black Barbie of met Hispanic Barbie. Ze fotograferen Barbie en fantaseren zichzelf tot topfotograaf; ze trekken Barbie van alles aan en fantaseren zichzelf tot topmodel. Cineasten maken animatiefilmpjes met Barbie in de hoofdrol, op het web zit een homepage met lesbische Barbies (compleet met bondage-act) en actievoerders verwisselen de teepjes van He-Man en Barbie.

En zou dat met Ken niet gebeuren? Lord schrijft dat hij door veel meisjes in Barbies kleding gehesen wordt, maar dat spreekt voor zich (die van hemzelf is immers akelig saai). Maar wat doen jongens met Ken, of liever: mannen? Laten die nooit hun fantasieën op de pop los? Ik heb al zo vaak verhalen gehoord over volwassen homofielen die een Ken op hun nachtkastje hebben staan. Soms in uniform, soms in full drag (er zijn ook in Kens maat vast glamourpruiken te vinden). Mattel had dat beter door dan Lord: ze brachten ooit een Earring Magic Ken uit, die eruit zag alsof hij regelrecht op weg was naar de homobar.

Daar had ik graag meer over gelezen.

Mooie vergezichten

“BINNEN TWEE JAAR tijd moeten er een miljoen Nederlanders op Internet aangesloten worden,” sprak het Ministerie van Economische Zaken kortgeleden, en loofde daartoe zeventig miljoen gulden aan subsidies uit.

‘Aangesloten worden op Internet’. De uitdrukking bezorgt me altijd een lichte huivering: het klinkt alsof je een plug of een socket in je lichaam geimplanteerd zult krijgen, vervolgens aan een kabel wordt vastgeklonken en nooit meer los mag. Waarom hebben ze het niet gewoon over ‘toegang hebben’ of ‘geabonneerd zijn’? Mensen zijn toch ook niet aangesloten op de kabel, de giro of op het gas? Hooguit is hun huis dat.

Los van de akelige terminologie: in de stukjes die over dit streven van EZ in de kranten werden gepubliceerd, viel vooral het gebrek aan argumentatie op. Waarom moeten al die mensen en bedrijven Internet op, en daartoe bovendien van overheidswege worden gestimuleerd en gesubsidieerd? De toeloop op het net is nu al fors; de vraag is, zoals Francisco van Jole afgelopen zaterdag in de Volkskrant uitlegde, of de huidige infrastructuur dat allemaal aan kan zonder fundamentele ingrepen. Ook zonder dat EZ de burgers en bedrijven extra aanspoort, moeten de telecommunicatiebedrijven waarschijnlijk op korte termijn sowieso forse investeringen doen wil het Nederlandse deel van Internet niet ondraaglijk traag worden; dat gaat om investeringen die de beloofde zeventig miljoen ver te boven gaan.

*

WAAROM WIL DE overheid het gebruik van Internet eigenlijk bevorderen? Het werkgelegenheidsargument heeft Van Jole in voornoemd stuk al de grond ingeboord: eerder gaan er arbeidsplaatsen verloren wanneer Internet op grote schaal wordt gebruikt.

De teledemokratie dan? Onze versie van demokratie is thans op het top-down model gebaseerd: er worden plannen en voorstellen over de burgers uitgestrooid, maar iets terugzeggen helpt bitter weinig. Slechts bij verkiezingen en (eventueel) bij referenda kun je je mening laten horen. Stemmen via het net kan hooguit een aanvullende methode zijn, zoiets als de machtiging nu is, zolang niet alle burgers toegang hebben tot het net en ermee vertrouwd zijn.

Politieke discussies dan? Debatten op het net zijn vaak structuurloos en altijd gelijkwaardig: iedereen kan op alles iets terugzeggen en je ‘daagse’ status heeft op het net niet veel betekenis. Zinnig argumenteren en goede argumenten leveren, dat telt. Antwoord krijgen is daarbij een eerste behoefte. Een stelling bij digitale burgers dumpen en dan menen dat daar na verloop van tijd vanzelf een conclusie of meerderheid komt uitrollen, is grenzeloos naïef. Iedereen wil wel over van alles en nog wat spreken, doch niet op commando, zeker niet wanneer er geen garantie is dat men gehoord wordt.

Bij mijn weten is er op overheidsinitiatief slechts eenmaal een redelijke (maar saaie) discussie op het net gevoerd: in de Digitale Stad werd een debat gehouden over de rol van moderne media in de informatievoorziening, bij overheidsdiensten en in het democratisch proces. Er golden strenge regels: alle bijdragen moesten eerst door een moderator worden goedgekeurd. In dit geval werd er bovendien gestreden om een prijs: het interessantste stuk werd aan Binnenlandse Zaken voorgelegd.

*

WAT ME HET meest bevreemd is dat de overheid zelf zo weinig met Internet doet. Ze zouden zich hun eigen woorden ter harte kunnen nemen. Internet biedt een van de snelste en meest omvattende manieren om informatie te aan te bieden en te vinden; de overheid maakt daar echter een hoogst oppervlakkig gebruik van.

Wie bijvoorbeeld via de Digitale Hofstad op de pagina’s van de Tweede Kamer belandt, krijgt een overdosis uiterst nutteloze informatie. Je ziet een eindeloze rij namen aan je voorbij komen: alle leden van de Eerste Kamer, alle leden van de Tweede Kamer, alle leden van de regering, allemaal op alfabet – en van elk van hen kan een minibiografietje van tien regels worden opgevraagd, met gratis pasfoto. Voorts wordt er, verstopt tussen al die namen, een cursus staatsinrichting voor wereldvreemde beginners opgedist: hoe vaak vergadert de Kamer, wat zijn kamervragen, hoe wordt een wet behandeld, en wat is de troonrede eigenlijk?

Er is voorts een trefwoordenpagina. Ha, eindelijk, wetsontwerpen, amendementen en wetsteksten, dacht ik, en tikte braaf WAO in. Het register ontsloot slechts berichten van verhindering en de voornoemde ellenlange lijst parlementariërs. Wetsteksten zijn simpelweg niet beschikbaar. De pagina die ik uiteindelijk vond, vertelde me dat ik naar de Kamerbibliotheek moet om ter plekke iets te lezen, of dat ik een kopie bij de griffie kan bestellen.

Het geheel wordt besloten met het parlementaire nieuws. Bij opvraag heet dat nieuws ‘Het wekelijkse weetje’. Wat was het grote nieuws dat het Nederlands parlement deze week aan haar digitale burgers kwijt wilde? Wat denkt U? Keus genoeg: de IRT-enquête, de gouden handdruk die Van Randwijck kreeg, de uitbrander die Van Traa zijn IRT-commissieleden gaf, de afschaffing van de ziektewet, de plannen van Nuis voor een gereduceerd kabelaanbod. Welnee. Geen woord erover. Het grote nieuws van deze week is: mocht Ruud Lubbers benoemd worden tot secretaris-generaal van de NAVO, dan is hij niet de eerste Nederlander in die functie.

De trutten.

En het kan wel. Via de Digitale Stad Amsterdam zijn de gemeentearchieven vanaf 1980 te raadplegen; op grond van simpele trefwoorden als ‘stadsmobiel’, ‘werkloosheid’ of ‘gehandicapten’ krijg je een compleet overzicht van de notulen van raads- en commissievergaderingen en kun je alle verordeningen en voorzieningen oproepen, kopiëren en op je gemak lezen.

Laat EZ daar maar ‘s gaan kijken. En voor het ontwerpen van zo’n systeem voor de Tweede Kamer, mag de overheid van mij haar eigen subsidie krijgen.

Naschrift: Pas later bleek me dat de gemeentearchieven van Amsterdam op Internet niet meer worden bijgehouden. Het kostte de ambtenaren naar verluidt teveel tijd…

In de tang

SCIENTOLOGY JAAGT OVERAL ter wereld op kopieën van een rechtbankstuk waarin een deel van hun materiaal is ingebracht. Dit stuk, het zogeheten Fishman Affidavit, geldt als het zoveelste bewijs dat de sekte haar leden hersenspoelt, critici intimideert, fraude pleegt, moordcomplotten smeedt, het recht misbruikt et cetera. Wat dit ene rechtbankstuk onderscheidt van vele andere over de sekte, is dat juist in Fishman fragmenten worden geciteerd uit de duurbetaalde cursussen die Scientology aan haar hogere echelon verkoopt. Het is een kolderiek samenraapsel uit een space-opera, compleet met galactische federaties en opperheersers; de allerhoogste lessen eruit leren hoe men met planten en dieren kan communiceren. Met als argument dat in dit rechtbankdocument hun auteursrecht en hun handelsgeheimen worden geschonden, maar waarschijnlijker omdat Scientology bang is hierdoor leden en zodoende inkomsten te verliezen, heeft de sekte een groot aantal zaken aangespannen tegen mensen die het stuk via Internet aanboden.

Ook in Nederland wilden ze Fishman weg hebben. Aanvankelijk stond het maar op één plaats: op de homepage van Fonss bij XS4ALL. Nadat de sekte om die reden beslag had laten leggen op de computers van XS4ALL, ontstond er binnen de kortste keren een massaal protest waarbij meer en meer Nederlandse Internet-abonnees het stuk zelf ook toegankelijk maakten. Momenteel zijn er ruim tachtig plaatsen in Nederland waar Fishman te vinden is; onder de deelnemers bevinden zich Tweede Kamerlid Oussama Cherribi, schrijver Marcel Möring, de Tros, De Groene Amsterdammer en ikzelf.

Alle Internet-aanbieders die op deze manier bij de zaak betrokken zijn geraakt, hebben inmiddels brieven gekregen van het advocatenkantoor dat de sekte in deze vertegenwoordigt: Nauta Dutilh. De advocaten sommeren de providers om het stuk verwijderen en dreigen anders met een rechtszaak. Maar zo’n zaak is – nog los van de geldigheid van de claim van de sekte – complex: is de aanbieder verantwoordelijk, of ligt die verantwoordelijkheid bij de betrokken abonnees? En mag een aanbieder zomaar de pagina’s van haar abonnees wissen? Daar is nog geen wetgeving over.

Alleen al om een slepende procudure over die vraag te voorkomen, zo veronderstelden de deelnemers aan het protest, zou de sekte liever een individu voor de rechter dagen dan een Internet-provider. Maar deze aanbieders geven de namen en adressen van hun abonnees niet zomaar door. De sekte moest dus op zoek naar persoonsgegevens van de mensen die Fishman op hun homepage aanboden. Nu, die hebben ze gevonden: als enige van de toen nog zestig deelnemers visten ze mij eruit. Cherribi – wiens gegevens via de Tweede Kamer vrij opvraagbaar zijn – durfden ze kennelijk niet te lijf.

Ik durf wel voor de rechter te komen. De vraag is of Scientology dat ook durft. Ze staan vreselijk zwak: ze hebben uiteraard copyright op hun eigen materiaal, maar rechtbankstukken zijn openbaar en eenieder mag ze vrij verspreiden. In het stuk staan niet de volledige hogere cursussen, maar slechts fragmenten daaruit – wat volgens het citaatrecht mag. En bovendien is er een publiek belang met de toegankelijkheid van het Fishman Affidavit gemoeid; uit het stuk wordt meer dan duidelijk dat de sekte illegaal en misdadig te werk gaat. Juist dat publieke belang van Fishmans getuigenis wordt voorts onderstreept door de omvang van het protest en doordat publieke personen deelnemen aan de actie – een kamerlid, een krant, een schrijver, een omroep en een publiciste.

Op brieven van de advocaat van XS4ALL, waarin iets dergelijks wordt beweerd in antwoord op de sommatie het stuk te verwijderen, heeft Nauta Dutilh nog altijd niet gereageerd. Wel stuurt het kantoor exact dezelfde brief als die XS4ALL indertijd mocht ontvangen, naar de andere providers die door dit protest bij de zaak betrokken zijn geraakt. XS4ALL’s advocaat, die inmiddels meerdere Internet-aanbieders in deze zaak vertegenwoordigt, stuurde dan ook een tamelijk gepikeerd briefje aan Nauta Dutilh. In gewone-mensentaal luidde dat: ‘Mij niet antwoorden, en ondertussen wel andere providers op dezelfde manier aanschrijven? Waar blijven jullie met je argumenten, en met je dreiging de zaak voor de rechter te brengen? Is dit alleen maar bluf, en intimidatie?’

Die kans bestaat. Als de sekte de zaak hier verliest, heeft dat internationale cosequenties. In de VS lopen vergelijkbare zaken, die de sekte allemaal heeft aangespannen op grond van schending van haar handelsgeheimen en van haar auteursrecht. En bij elke zaak verliest Scientology meer: de ene Amerikaanse rechter heeft nog niet bepaald dat Fishman geen handelsgeheimen kan bevatten omdat het stuk al jarenlang circuleert, of de andere Amerikaanse rechter vraagt zich af of hun auteursrechtclaim überhaupt wel rechtsgeldig is. Ze verliezen momenteel op alle fronten. Een uitspraak van een Nederlandse rechter, waarin bepaald wordt dat Fishman als geheel normaal geopenbaard mag worden aangezien het niets meer en niets minder dan een rechtbankstuk is, kunnen ze er absoluut niet bij hebben. Dat zou immers behelzen dat het stuk, dat de sekte zo moeizaam uit de openbaarheid poogt te krijgen, officieel vrij is in Nederland. En Internet werkt nu eenmaal zo dat een stuk dat hier aangeboden wordt, vervolgens vanaf elke plek ter wereld te vinden is.

De andere vraag is of de sekte het zich kan permitteren hier geen zaak aan te spannen. Hun ‘geheimen’ liggen hier dan immers letterlijk op straat – op de digitale snelweg – en iedereen die een computer en een modem heeft, kan ze oprapen. Verder zou het in de zaken die ze in Amerika hebben aangespannen, wat vreemd staan als advocaten van de verdediging de sekte er fijntjes op wijst dat ze de stukken in Nederland ongemoeid hebben gelaten, op wat flauwe dreigbrieven van Nauta Dutilh na.

Scientology zit in de tang. En goed ook.

In plaats van met één Fishman, zitten ze er nu met tachtig. En ondertussen zijn er momenteel meer mensen in Nederland die zich in Scientology hebben verdiept dan in jaren gebeurd is. Allerlei mensen zoeken Internet af op informatie over de sekte, en vrijwel iedereen komt tot dezelfde conclusie: dit is een onvoorstelbare beerput.

Taalvernieuwing

[Voor Surplus.]

Voor de processen die zich in ons gemoedsleven afspelen, is onze terminologie vrij armzalig. Probeer maar eens een ander nauwkeurig uit te leggen wat er in je om gaat en hoe een bepaald gevoel tot stand is gekomen. Er is slechts een zeer beperkt aantal woorden dat direct naar het mentale functioneren en naar emoties verwijst. De meeste van zulke termen hebben bovendien betrekking op psychische toestanden. Voor psychische processen of ontwikkelingen is nauwelijks een vocabulaire voorhanden.

Opmerkelijk is dat vrijwel alle uitdrukkingen die we gebruiken om zulke toestanden en processen te beschrijven, metaforen zijn en dat machines er de hoofdmoot van zijn. Piet Vroon en Douwe Draaisma, die daar in 1985 een boek over publiceerden, wezen erop dat zowel de filosofie als de psychologie keer op keer terugvallen op vergelijkingen tussen mens en machine en dat elke tijd een nieuwe groep metaforen voortbrengt, die verbonden is met de techniek van dat moment (‘De mens als metafoor’). De klok, de stoommachine, de verbrandingsmotor en electriciteit zijn allemaal vruchtbare leveranciers van zulke metaforen gebleken. Denk maar aan stoom afblazen, van de kook raken, op spingen staan, druk op de ketel zetten, een uitlaatklep nodig hebben (stoom); of aan opgewonden zijn, van slag zijn, overspannen zijn, veerkracht missen (klokken en veren); aan bijtanken, op de rem gaan staan, gas terugnemen en vastlopen (auto); aan onder spanning staan, weerstand voelen, de stoppen die doorslaan, moeten omschakelen en jezelf moeten opladen (electriciteit).

Het wachten was natuurlijk op computermetaforen. Langzaamaan sijpelen ze het taalgebruik binnen. Laatst hoorde ik iemand over zijn gebrekkige communicatie met een ander zeggen dat ze ‘een interface probleem’ hadden en dat die ander ‘niet gebruiksvriendelijk’ was. Ik zeg wel eens dat ik een nieuwe versie hoofd wil (Spaink 1.4) of anders tenminste geheugenuitbreiding, extra simmetjes. ‘Kun jij niet multitasken dan?’ vroeg een kennis die verbaasd was over mijn verbazing dat hij naar de radio luisterde terwijl hij tv keek, daarbij een boek las en met iemand telefoneerde.

Afgelopen week las ik Microserfs van Douglas Coupland. Wie op zoek is naar moderne metaforen, kan daarin naar hartelust grasduinen. Het verhaal beschrijft het wedervaren van een groepje programmeurs voor wie de omgang met computers eenvoudiger is dan die met mensen en wier taalgebruik doordrenkt is van nerd lingo. Het knappe van Coupland is dat hij met zijn nieuwe metaforen een ander licht weet te werpen op oude verschijnselen: een vrouw die geplaagd wordt door nare herinneringen zegt ergens dat ze bang was ‘een read-only bestand’ te zijn; machines worden beschreven als het collectief onderbewustzijn van mensen; lichamen zijn harde schijven waar informatie in kan worden opgeslagen en van af kan worden gelezen.

Alleen wacht ik nog op het moment waarop iemand op de opmerking: ‘Tsja, het systeem was down’ zal antwoorden: ‘Dan had je ‘m toch kunnen opvrolijken?’