MENSEN VERSPREIDEN VRIJWILLIG grote hoeveelheden persoonlijke informatie over zichzelf. In diepe gesprekken met vrienden, in aangeschoten of nachtelijke conversaties in het café, in achteloos op straat of in de bus gevoerde gesprekken, in debatten over politieke kwesties en levensvragen, in telefoontjes met intimi, in brieven, in sessies met artsen en hulpverleners.
Doorgaans vinden zulke gesprekken binnenskamers plaats en, hoewel ze lang in je hoofd kunnen blijven naklinken, zijn ze niet vastgelegd. Voor zover een van beide gesprekspartners de inhoud later doorvertelt, is dat uit de zaak der aard altijd in de vorm van een samenvatting. Je weet bovendien altijd aan wie je het vertelt: aan de een meer dan aan de ander, aan haar niets en aan hem alles. Op straat of het café bestaat de kans op toevallig gespitste oren, maar ja, die mensen weten verder toch niets van je. Dat is losse informatie, een flard zonder context, en daarmee van betekenis ontdaan.
Stel nu dat alle conversaties die je voert woordelijk worden opgeslagen: zowel de kletsgesprekjes als de serieuzer varianten. Stel dat die opgeslagen mededelingen, grappen, biechten en verhalen toegankelijk worden gemaakt: ze zijn geïndexeerd, en daarmee eenvoudig te doorzoeken. Op plaats of tijd, op persoon of op onderwerp. In sommige gevallen zou dat reuze handig zijn: gaten in je geheugen zijn eenvoudig op te vullen, vage herinneringen worden opgefrist, en gebeurtenissen, of veranderingen in opinie en houding, kunnen worden getraceerd en gereconstrueerd. Zo’n database vol gesprekken zou bovendien een geschenk uit de hemel zijn voor iedere biograaf.
Maar niemand zou z’n conversaties klakkeloos integraal aan een ander overdoen. Niet voor niets halen beroemdheden vaak hun dagboeken en correspondentie door de papiervernietiger als ze denken dat hun dood nadert, of bewaken nabestaanden dergelijke geschriften als een draak zijn schatten: er bestaat een verschil, hoe moeilijk te definiëren ook, tussen wat je privé wilt houden en wat publiek gemaakt mag worden. Dat verschil houdt verband met controle, of – om een term te gebruiken die de associatie met krampachtigheid vermijdt – met de wens te weten wie toegang heeft tot zulke informatie. Op zijn beurt houdt dat verband met de gerechtvaardigde behoefte om zeggenschap te houden over zulke informatie, om niet naakt te staan tegenover buitenstaanders, vreemden dan wel vijanden.
Nu, zo’n database bestaat. Het nieuwsgroep-gedeelte van Internet (Usenet) wordt keurig gearchiveerd. Vrijwel alles wat daar gepost is, is terug te vinden. Je kunt zoeken op onderwerp, op nieuwsgroep, op steekwoorden en op auteur. Je kunt simpelweg om iemands ‘auteursprofiel’ vragen: binnen de kortste keren rolt daar een lijst uit waarin staat hoeveel berichten iemand in allerlei nieuwsgroepen heeft gepost, en al die berichten zijn stuk voor stuk op te vragen.
Het curieuze is dat het niet zo voelt, schrijven op Usenet. Je richt je tot een specifiek iemand wiens vraag je beantwoordt, of met wie je een verschil van inzicht uitvecht; je stelt een algemene vraag, geeft informatie, bespreekt een dilemma of een probleem, je maakt een grap of een sneer. Sommige mensen in zo’n nieuwsgroep ken je voorts al langer; hen vertel je meer, zoals je vrienden meer vertelt dan je overbuurman of iemand die naast je in de rij voor de kassa staat. En dat doe je ondertussen allemaal thuis, in je eigen omgeving; eigenlijk is het niets dan een conversatie tussen jou en wat tekst, een gesprek met je computer in de intimiteit van je eigen omgeving, zo ongeveer zoals mensen soms hardop denken in een dagboek of zich ontboezemen tegen de kat die op schoot ligt. Maar er lezen soms duizenden mensen mee. Bovendien wordt alles tot in de eeuwigheid bewaard.
AFGELOPEN WEEK WILDE IK iets uitzoeken over iemand. Een vrouw die ik helemaal niet kende, en die liefst zo anoniem mogelijk wilde blijven, was mogelijk haars ondanks in een hoogst pijnlijke rel verzeild geraakt en ik wilde weten hoe dat nu zat. Wie was ze? Was ze wie ze claimde te zijn? Hoe stak haar geschiedenis dan in elkaar? Tijd voor een net search.
De vrouw postte in de nieuwsgroep via een tijdelijk account. Instanties zoals Hotmail geven je de mogelijkheid om, als je eenmaal op Internet zit, een willekeurige naam aan te nemen, en veel mensen denken dat ze daarna ontraceerbaar zijn. Maar verstopt in zulke berichten zitten verzendgegevens waaruit je kunt afleiden waar vandaan iemand post. Binnen tien minuten had ik achterhaald waar ze werkte en wat haar ‘echte’ account was. Die twee dingen volstonden om haar homepage op het WWW en haar auteursprofiel op Usenet te vinden. Via on-line telefoonboeken had ik binnen een mum haar adres en telefoonnummer.
Na een speurtocht van een paar uur wist ik meer van deze vrouw dan ik van mijn buren weet. Door stug door te lezen kon ik de losse flarden bij elkaar puzzelen, en lag er ineens een leven bloot.
Om een idee te geven hoe ver die gevonden informatie strekt: ze is 40, half Mexicaans, is geadopteerd (ik weet zelfs via welk bureau), heeft een zusje (eveneens geadopteerd) en is tussen haar tweede en achtste door haar vader seksueel misbruikt. Ze heeft antropologie gestudeerd, heeft een tijdlang bij een vage sekte gezeten, via een vriendje die eveneens een geschiedenis van seksueel misbruik had. Ze heeft antropologie gestudeerd en werkt nu op de universiteit. Ze heeft in negentienzoveel haar achternaam wettelijk laten veranderen. Ze heeft in veel therapiegroepjes gezeten en geeft nu zelf therapie, en heeft daarover een boek geschreven dat on-line verkrijgbaar is; nogal New Age-achtig. Ze is al een paar jaar getrouwd met Robert, de biseksueel is. Zij en Robert hebben hun anti-conceptie gereguleerd door temperatuurmeting, maar nu willen ze graag een kind; dat schijnt echter niet eentweedrie te lukken. Ze heeft piercings in haar tepels en in haar genitaliën. Ze is erg tegen roken.
Schrikt U? Zelf is ze enigszins boos vanwege de hoeveelheid informatie die ik over haar wist te verzamelen. De paradox is dat ze die gegevens zelf op het net heeft gezet: in gesprekken die ze op Usenet voerde – over adoptie, over seksueel misbruik, over therapie – waarin ze nooit idioot veel vertelde. Niet meer dan ze nodig achtte, tenminste. Hooguit een anekdote om te laten zien dat ze wist waar ze het over had. Een flardje informatie om een probleem beter te kunnen beschrijven. Een voorbeeld bij wijze van argument. Maar ze heeft nooit stil gestaan bij de gedachte dat alles werd gearchiveerd en bij elkaar gepuzzeld kon worden.
Dat is het privacy-risico dat automatisering met zich meebrengt. Losse handelingen, gedragingen, woorden, feiten en verhalen zeggen ieder op zich niets, tenzij ze aan een persoon gebonden worden en een samenhang krijgen. En dat is nu precies wat automatisering mogelijk maakt. Ineens is je leven doorzichtig geworden.