Anonimiteit op het net

BIJ MONDE VAN KAMERLID Cherribi gaf de VVD vlak voor het Kerstreces te kennen dat anonimiteit op het internet strafbaar gesteld zou moeten worden. Eerder al verklaarde een woordvoerder van de Landelijke Politiedienst (KLPD) dat alle internet-gebruikers een soort ‘kenteken’ op het net zouden moeten hebben, opdat eenvoudiger te achterhalen zou zijn wie wat doet en waar uithangt.

Zulke uitspraken zijn niet alleen een rechtstreekse aanval op de privacy, maar ook in tegenspraak met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarin privacy gewaarborgd wordt. Veel internet-gebruikers vinden dat het recht op privacy eerder uitgebreid dan ingeperkt moet worden, juist omdat op het net zoveel sporen worden vastgelegd. Het is vrij makkelijk om te achterhalen wie waarvandaan post en wat hij of zij nog meer geschreven heeft in de loop der jaren. Zelfs wie alleen maar een webpagina opvraagt, geeft al veel gegevens vrij: van het soort machine en besturingssysteem dat hij gebruikt tot de plaats waar hij zich bevindt, zijn inlognaam, en soms zelfs zijn wachtwoorden. Zelf heb ik eerder in Het Parool verslag gedaan van de schat aan gegevens die ik vergaarde toen ik iemands netgeschiedenis natrok.

Anoniem het net op gaan – de anonimiteit die de KLPD en de VVD nu aanvallen – betekent dat je surft, e-mailt, nieuws leest of post, programma’s ophaalt of chat zonder dat je identiteit meteen zichtbaar is voor derden. Er zijn heel simpele manieren om een zekere mate van anonimiteit te behouden. Je kunt remailers gebruiken: die verwijderen alle persoonlijke data uit de verzendgegevens van e-mail en nieuwsgroepberichten, en herversturen ze onder een pseudoniem. Je kunt anonymizers gebruiken: die zorgen ervoor dat voor de beheerders van webpagina’s verborgen blijft waarvandaan hun pagina’s worden opgehaald.

Soms is een zekere mate van anonimiteit prettig of belangrijk. Niet iedereen wil voor zijn omgeving weten dat hij kanker heeft of verslaafd is aan wat voor middelen dan ook en daar informatie over zoekt. Datzelfde geldt voor informatie en discussie over homoseksualiteit, veilig vrijen, weg willen bij je baas of kritiek hebben op de bedrijfsvoering, een contactadvertentie zetten of vragen of je, als je belastingpapieren zus-en-zo invult, er misschien een voordeeltje uit kunt slepen. Allemaal vreselijk legaal en allemaal dingen die de meeste mensen liever niet voor het oog van de buitenwereld doen.

Cherribi maakt een totaal andere afweging en vindt dat het recht op privacy het onderspit moet delven ten gunste van een groter goed: veiligheid. Volgens hem wordt het net namelijk alleen maar gevaarlijker met veel anonieme websurfers: “Als je in een vliegtuig stapt word je ook gecontroleerd. Dat geeft een gevoel van veiligheid. (..) Het gaat om de veiligheid van de staat.”

Uit die uitspraak blijkt dat de VVD niets van het net begrijpt. Cherribi spreekt over het gevaar van anoniem surfen: alsof men niet het recht heeft op vrije informatiegaring (overigens eveneens vastgelegd in het EVRM; misschien moet Cherribi de tekst van dat verdrag even op het net opzoeken?). Surfen is niets dan homepages bekijken en informatie verzamelen: surfen is van de ene openbare pagina naar de andere openbare pagina gaan. Je leest en bekijkt informatie die andere mensen of instituten vrijwillig, en met het doel om breed geraadpleegd te worden, op het net hebben gezet.

Die pagina’s zijn zelden illegaal (uitgezonderd de pagina’s met kopieën van commerciële programma’s, of pagina’s met mp3’s, nummers van cd’s) en voor zover ze dat wel zijn, overtreden ze hooguit het auteursrecht. Maar daar is werkelijk niets staatsgevaarlijks aan. Bovendien: zulke pagina’s mag iedereen bekijken, het is slechts het distribueren ervan dat strafbaar is. En het lijkt me niet dat de gebrekkige beveiligingsoftware van allerlei softwaremakers opgelost moet worden door iedere net-gebruiker zijn anonimiteit te ontnemen: daar zijn betere, en doelgerichter methoden voor.

Desgevraagd wil Cherribi vermoedelijk niet zozeer het anoniem surfen tot delict verklaren, maar vooral het anoniem posten en e-mailen. Maar waarom? Iedere Nederlander mag anoniem – en niet traceerbaar – bellen. Of moeten alle publieke telefooncellen volgens de VVD worden opgeheven? Mogen mensen ook geen brief meer verzenden zonder de afzender erop te zetten? Stel nu dat ze er een valse afzender op zetten. Moet de PTT eigenlijk niet van elke brief de personalia van de afzender controleren vooraleer de brief aangenomen en besteld mag worden? Waarom? Sinds wanneer is het zo dat je bij elke transactie, bij elke communicatie jezelf bekend moet maken en traceerbaar dient te zijn? Je mag toch anoniem over straat lopen, een krant kopen zonder jezelf te legitimeren, een kop koffie bestellen zonder je papieren te laten zien, iemand aanspreken zonder je paspoort te laten zien? De legitimatieplicht geldt alleen in enkele zeer nauw omschreven gevallen. Waarom dan zouden mensen hun doopceel moeten lichten om ‘legaal’ het net op te mogen?

Vanwege de algemene veiligheid en de staatsveiligheid in het bijzonder, zegt Cherribi – zonder overigens uit te leggen hoe anonimiteit die schaadt. Misschien is hij geraakt door het kinderporno-virus en is hij, net zoals veel andere mensen die voor hypes vallen, gaan geloven dat het net vergeven is van de kinderporno en dat het immens lastig is die criminelen te achterhalen. Dat is het niet: het vergt alleen wat deskundigheid. Ik ken mensen die in een middagje verschillende kinderporno-verstuurders hebben achterhaald, en als ze dan met die gegevens naar de politie liepen deed die er niets mee.

Het gaat de VVD en de LKPD vooral om het uitbreiden van justitiële en politionele bevoegdheden, vrees ik. Twee weken geleden pleitte het parlement immers ook al voor het massaal afluisteren van GSM’s. De burger dient bewaakt, zijn gangen transparant gemaakt, zijn handelingen traceerbaar en opvraagbaar te zijn. Maar mag ik de VVD en de LKPD eraan herinneren dat telefoontaps in Nederland – en hier zijn er meer dan in welk ander land ter wereld dan ook – zelden doorslaggevend zijn in het oplossen van strafzaken. In de IRT-affaire werden van een verdachte zo’n driehonderdduizend gesprekken afgeluisterd, en de man kon nog altijd niet veroordeeld worden.

Gratis aftappen

INTERNET AANBIEDER XS4ALL heeft zich altijd druk gemaakt over de privacy van haar abonnées. Ze was de eerste provider die openlijk weigerde een tap in te stellen toen justitie in 1997 inzage wilde hebben in het internetverkeer van een specifieke XS4all gebruiker. Justitie wilde kopieën trekken van diens e-mail en ‘meekijken’ wanneer die ene abonnée homepages bezocht. Het bevel voor die tap was juridisch niet in orde, noch was er een wettelijke onderbouwing voor het bevel meende XS4all, en zij vond dat justitie derhalve haar bevoegdheden verre overschreed c.q. onbehoorlijk oprekte. Ze maakten geen tap. Justitie legde zich niet bij deze weigering neer en daagde XS4all voor de rechter. XS4all won. De rechter oordeelde dat het bevel tot aftappen inderdaad onrechtmatig was.

In de discussies die indertijd ontstonden over internettaps vertelden diverse providers dat ook zij zulke bevelen van justitie hadden gekregen. Ze hadden die taps allemaal zonder morren geïnstalleerd. Maar pas na de weigering van XS4all veranderde de regering de wet en kregen zulke taps een wettelijke basis: de herziene Wet op de Telecommunicatie die zojuist is ingevoerd.

Justitie, politie en de binnenlandse veiligheids- en inlichtingendiensten kunnen sindsdien van alle providers eisen dat die een tap installeren, zodat deze diensten kunnen meekijken wanneer een specifieke gebruiker het net op gaat. Al het digitale verkeer dat die gebruiker genereert, kan zo onderschept worden. Dat betekent: e-mail lezen, chats afluisteren, kijken welke bestanden worden opgehaald, vaststellen welke homepages worden bezocht, bijhouden wanneer en hoe lang iemand on-line is, welke nieuwsgroepen hij leest, op welke mailinglijsten hij geabonneerd is en met wie hij contact onderhoudt.

Zulke internettaps zijn aan voorwaarden gebonden: er moet sprake zijn van een specifieke verdenking tegen een specifiek persoon. Alleen het ministerie van Justitie of een rechter-commissaris mag het bevel uitvaardigen iemands internetverkeer af te tappen, net zoals al regel was bij telefoontaps. Maar de wetenschap dat Nederland het land is met de meeste telefoontaps – zowel procentueel als (hoe verrassend) in absolute zin worden er in Nederland per jaar meer telefoontaps ingesteld dan in heel de Verenigde Staten en meer dan in alle ons omringende Europese landen – maakt dat er reden is tot zorg. Justitie in Nederland oordeelt nogal lichtvaardig dat een tap wenselijk is.

En een internettap levert gegevens op die aanzienlijk makkelijker te verwerken zijn dan een telefoontap: er hoeven immers geen opgenomen gesprekken uitgeschreven te worden, er hoeft geen mannetje daadwerkelijk mee te luisteren om ‘verdachte’ namen of termen eruit te vissen. Internettaps leveren gegevens op die met de computer doodeenvoudig geanalyseerd kunnen worden: van netwerk- en verkeersanalyse tot woordgebruik, alles rolt met een druk op de knop uit de computer. De verwachting is dan ook dat justitie massaal zal overstappen op internettaps, en dat het aantal taps explosief zal toenemen.

*

VEEL MENSEN LATEN ZICH op internet allang aftappen. Zonder dat ze het weten, en zonder dat daar ook maar een gerechtelijk bevel aan ten grondslag ligt. De zogenaamde ‘free’ providers die zich plotseling overal aandienen – de ene gratis provider beroept zich erop nog goedkoper te zijn dan de andere, en zo vonden ze gezamenlijk een nieuwe overtreffende trap uit: gratis, gratisser, gratuit – doen namelijk precies dat: aftappen. Ze houden het inbel- en surfgedrag van hun abonnées bij, analyseren dat (op vragen als: welke websites zijn populair bij mensen die vanuit een bepaald postcodegebied inbellen) en verkopen de resultaten door aan derden: aan marketingbedrijven, aan groothandels, aan reclamebureaus of aan grote concerns. Dat is de manier waarop de ‘gratis’ internet toegang wordt gefinancierd: de abonnées betalen hun ‘gratis’ internet met hun privégegevens.

De meeste gratis providers hebben in hun algemene voorwaarden een passage opgenomen waarin hun abonnees zich accoord moeten verklaren met een dergelijk gebruik van hun gegevens. Zinnen als: “De gebruiker geeft NOKNOK toestemming de gegevens van de gebruiker voor marketingdoeleinden beschikbaar te stellen” zijn daar vrij duidelijk over, maar anderen doen het achterbakser, alsof ze zich moeite getroosten om jou persoonlijk een plezier te doen: “Freeler zal op grond van de door Freeler verkregen gegevens/informatie actief inspelen op de behoefte van de gebruiker”. In gewoon Nederlands betekent dit uiteraard dat Freeler je adres en je andere gegevens doorverkoopt aan bedrijven die je daarna bombarderen met ‘op jou toegesneden’ reclame.

De gratis providers deden altijd erg besmuikt over deze wijze van financiering. En de meeste Nederlanders zijn niet te beroerd om een deel van hun privacy op te geven als ze in ruil daarvoor korting kunnen krijgen, of ‘gratis’ toegang. Maar de meeste mensen hebben simpelweg niet door wat er gaande is, zodat er geen sprake is van een afgewogen beslissing: betaal ik mijn internettoegang met abonnementsgeld of met mijn privégegevens?

Zodat XS4all besloot om via een reclamecampagne duidelijk te maken hoe de vork in de steel zit en per poster uitlegde hoe deze gratis providers met klantengegevens omspringen. De campagne was een parel van eenvoud: XS4all citeerde simpelweg uit de algemene voorwaarden van zulke providers, en sloot af met de zin “Uiteindelijk heeft alles een prijs”. De gratis providers waren woest en daagden XS4all voor de rechter. XS4all won. De rechter oordeelde dat XS4all alle recht heeft het publiek de mening voor te leggen dat gratis internet voor de consument ongunstige consequenties heeft en de klandizie van free providers te vertellen wat er met hun gegevens gebeurt, zeker nu de gratis providers de schijn van misleiding dragen. Want ze verkopen wel gegevens, ook al doen ze het voorkomen dat dit niet het geval is.

Inmiddels heeft de Consumentenbond zich aan de zijde van XS4all geschaard en heeft de Registratiekamer – de instantie die toeziet op persoonsregistraties en het gebruik daarvan – besloten een onderzoek in te stellen naar de praktijken van de gratis providers. De kans lijkt groot dat zij de wet op de persoonsregistratie massaal overtreden.

De gratis providers zullen wellicht moeten uitzien naar een andere manier om geld te verdienen. Misschien kunnen ze hun inmiddels opgebouwde expertise op tapgebied tegen die tijd doorverkopen aan justitie en aan de veiligheidsdiensten.

Dag eeuw!

AAN VOORUITBLIKKEN – millenniumkoorts of niet – heb ik een broertje dood. De bizarre fascinatie voor ronde jaartallen is een curieus, bijna kabbalistisch bijgeloof: mensen hebben eerst een tientallig stelsel gecreëerd en er een ijkpunt voor gekozen, en gaan dan vervolgens mystiek doen wanneer ze, al optellend en doorlevend, iets met een nul erin bereiken. Big deal. Ik zou het mystieker vinden als bleek dat we het jaar tweeduizend zouden overslaan – omdat iemand zich ooit ergens verrekend had, bijvoorbeeld. En aangezien voorspellen altijd een heikele zaak is en uitmondt in hetzij platitudes à la Lidewij Edelkoorts (“het thema ‘water’ wordt belangrijk, daarom worden de modekleuren voor het komende decennium pastel-achtig”), hetzij in het ventileren van particuliere obsessies dan wel wensen, acht ik vooruitblikken gekoppeld aan zulke numerologie vrij zinloos.

Een terugblik is daarentegen wel aardig: wat er komen gaat weet immers niemand, maar wat er geweest is wordt te snel vergeten.

Wat voor vorderingen zijn er gemaakt, de afgelopen honderd jaar? Je staat versteld als je erbij stilstaat. Aan het begin van deze eeuw hadden vrouwen geen stemrecht; ze hadden slechts bij uitzondering recht op bezit, ze kregen zelden scholing en stierven vaak in het kraambed. Vrouwen uit de boeren- en arbeidersklasse werkten zich, net als kinderen, de armen uit het lijf en vrouwen uit de hogere klassen waren veroordeeld tot veredeld nietsdoen, of, als hun man dat tenminste goed vond, charitatief werk. Middenklassewerk verrichten was voor hen ongehoord en het idee dat ze een academische opleiding zouden kunnen volgen, was absurd.

Vrouwen werden als aanhangsel van hun man gezien, en oude vrijsters waren eigenlijk een beetje gek. Scheiden kon vrijwel niet. Homoseksualiteit was net uitgevonden en ieder die zich daaraan bezondigde of ervan verdacht werd, kon sociale uitstoting en gevangenisstraf verwachten. Uit de buurt gejaagd worden was wel het minste. Tegelijkertijd konden mannen van stand zich vergrijpen aan wie ze maar wilden, en was het niet ongewoon dat mannen kinderen maakten bij hun kinderen of bij de dienstmeisjes. Geslachtsziekten waren slopend, vaak dodelijk, en wijd verspreid.

En nu? Het mag dan zo zijn dat er in Nederland evenveel vrouwelijke professoren zijn als in Botswana, zoals de Volkskrant laatst meldde, maar recht op scholing heeft thans elke vrouw en van het idee dat ze directeur, minister, lid van een raad van bestuur of schoolhoofd kunnen worden, kijkt niemand meer op. Veel vrouwen verdienen tegenwoordig hun eigen geld en zijn economisch zelfstandig. De opvoeding van kinderen is niet alleen hun taak maar wordt steeds vaker met mannen gedeeld. Vrouwen die alleen leven zijn normaal; het zijn thans de vrouwen die thuis voor de kinderen zorgen, hun leven aan het huishouden en de sociale contacten wijden en geen baan hebben, die licht meewarig worden aangekeken (behalve door Dorien Pessers). In allerlei media worden ook vrouwen naar voren gebracht als deskundigen op terrein zus-of-zo, en met alleen maar mooi zijn red je het tegenwoordig alleen bij RTL of Veronica.

Homoseksualiteit is grosso modo geaccepteerd. Dat ouders vaak even moeten slikken als hun kind ook-zo blijkt en dat niet iedereen even ruimhartig tegenover nichten en potten staat is bekend – maar mijn god, wat een verschil. Je kunt tegenwoordig je baan niet meer verliezen zuiver omdat je homosueel bent (en als je werkgever je wel op die grond tracht te dumpen, win je je rechtszaak daarover). Homoparen voeden kinderen op en mogen met elkaar trouwen; nu ja, op een margarinebriefje dan wel, maar toch. Van gevangenisstraf is geen sprake meer, al kun je maar beter niet in Urk of in Putten wonen. Innig gearmd op het Leidseplein lopen, zoenen in het stadspark of flirten in de disco kun je rustig doen zonder pal daarop een boze meute achter je aan te krijgen. Een paar van onze nationale helden zijn homoseksueel, en andere nationale helden hebben zich geprofileerd als nichtenmoeder, opdat iedereen elkaar hartelijk in de armen kan vallen.

Dat niet alles koek en ei is, is buiten kijf. Maar daar gaat het nu eventjes niet over. Daar mag iedereen straks weer uitgebreid over klagen en trachten iets aan te doen. Wat interessant is, is dit: de enorme, bijna niet te omvatten ontwikkeling die in een tiental decennia op allerlei terreinen heeft plaatsgevonden, en die maken dat vrouwen en homoseksuelen gewone mensen zijn geworden in plaats van afgeschermde, gepsychiatriseerde randgevallen. De veranderingen zijn veelvuldig, breed en ondertussen redelijk verankerd: in de structuur van de sociale zekerheid, in onderwijs, werk en opleiding; in verzekeringen, in familierecht en belastingplicht, in sociale omgang en sociale normen.

Het was in dat opzicht een mooie eeuw. Dag eeuw. Moge je opvolger minder rampen en oorlogen zien, en meer van zulke emancipatie.

Koning Voetbal blijkt illegaal

NA ALLE DISCUSSIES die de afgelopen maanden plaatsvonden over de vraag of asielzoekers, hangende hun aanvraag voor een verblijfsvergunning, alsjeblieft wat mogen werken (ter verdrijving van de verveling, ter inburgering, ter aanvulling van het beetje zakgeld dat ze krijgen, en vooral: ter leniging van de noden van het Nederlands bedrijfsleven), bleek vorige week dat sommige illegalen hier allang dik betaald worden. Of nee, laat me het netter formuleren: vorige week bleek dat veel aanstaand voetbaltalent illegaal in Nederland verblijft en werkt, en, in tegenstelling tot de meeste andere illegalen hier, uitgebreid toegejuicht worden.

Voetbal is een miljoenenbedrijf. De hoeveelheden geld die omgaan in sponsorcontracten, transfers, opties op transfers, deelname aan wedstrijden en het winnen van hele, halve en kwartfinales is riant en maken de betere voetbalteams beurswaardig. Dientengevolge schuimen alle nationale clubs de jeugdelftallen af op zoek naar toekomstige aanvullingen van hun teams. Getalenteerde voetballers zijn hun geld niet in goud maar in diamanten waard: is het niet met hun spel, dan wel met hun transfer. De scouts verdringen zich langs de velden.

Een deel van die jongens in training – junioren nog – is in de afgelopen jaren uit Zuid-Amerika en Afrika naar Nederland gehaald. Het zijn talenten in de dop, wier virtuositeit hier getraind en gevoed wordt. Sommigen, zoals Leonardo (heeft hij eigenlijk een achternaam?) zijn daartoe op hun twaalfde naar Nederland verhuisd. Ze hebben weliswaar een contract, maar ‘werken’ zogenaamd niet, ook al doen ze elke dag trainingen en spelen ze elke zondag: ze worden pas uitbetaald als ze achttien zijn geworden. (Een uitstelconstructie die bedoeld is om de wet te ontduiken: niemand in Nederland mag immers voltijds werken onder deze leeftijd.) Sterker, de meeste clubs hebben geen verblijfsvergunning geregeld (of weten te krijgen) voor deze jongens, zodat ze niet alleen illegaal werken maar hier ook illegaal verblijven.

Triest, zou je denken, dat voetbal nu al zo is verworden dat kinderen van twaalf uit Kameroen of Brazilië worden gevist en hier worden groot gebracht om later voor ‘hun’ club te scoren – hetzij in doelpunten, hetzij in transfergelden. En het is minstens even triest dat die jongens, waarvan sommige al dik vier jaar in Nederland verblijven, nu alsnog uitgezet zullen worden en terugmoeten naar hun land van herkomst. Want dat land zijn ze inmiddels natuurlijk ontgroeid; bovendien zijn hen gouden bergen beloofd, en al wat ze krijgen is een armzalig terugreis naar huis en verbrijzelde dromen.

Een van Nederlands internationale voetbalscouts, Piet de Visser, kwam vorige week uitgebreid aan het woord over de kwestie. Hij was degene die Leonardo op elfjarige leeftijd in een krottenwijk van Rio de Janeiro vond en hem indertijd inhuurde voor Feyenoord: “Leonardo was te arm om te leven, hij had geen vader en woonde in een huis zonder dak met gaten in de muren. ‘s Nachts zwierf hij rond op de straat. Op den duur was hij misschien lijm gaan snuiven, zoals zoveel jongetjes in Rio, en was hij in de criminaliteit beland. De verhuizing naar Nederland is voor velen een redding uit de goot.”

De argumentatie van De Visser is – in zijn mengeling van charitas en bewogenheid – bijna sprookjesachtig ontroerend, ware het niet dat de wetenschap dat de illegale import van jonge talenten vooral de clubkas ontziet en spekt, er een andere kleur aan geeft. De Vissers standpunt is in altruïsme verpakt eigenbelang, en daarmee nogal hypocriet. Zodra zulke jongens ouder worden, raken ze immers onbetaalbaar of kaapt een andere club ze voor de neus van de scout weg. En de club moet voortbestaan. De club moet winnen. Bovenal: de club moet verdienen.

Uiteraard was – en is – deze Leonardo dolblij. Dat zal niemand betwisten. Maar De Vissers argumentatie is, nu ja, licht eenzijdig. Er zijn talloos veel kinderen – en volwassenen – voor wie een verhuizing naar Nederland een redding uit de goot is: daarom zetten asielzoekers soms alles op alles om hier te mogen komen of te blijven. Zoals die Koerdische asielzoeker die kortgeleden teruggezonden werd, ook al waarschuwde hij iedereen dat hij in Turkije gevangen genomen en mishandeld zou worden. De Nederlandse overheid geloofde hem niet en zond hem terug. Maanden later kwam hij stiekem terug: gevangen gezet geweest en zo ernstig mishandeld dat de foto van zijn rug in de Volkskrant me bij herinnering nog doet rillen.

Jammer dat deze Koerd niet kon voetballen: hij is nu ondergedoken in Nederland, en geen scout die bij hem stilstaat of ook maar spreekt over zijn ‘redding’. Erger, geen enkele politicus trok zich het lot van deze Koerd aan.

Natuurlijk is het een redding uit de goot voor Leonardo. Maar verhuizen naar Europa zou ook een redding uit de goot betekenen voor jongens (en meisjes) die geen lol en souplesse in voetbal hebben, en die zich daarmee niet toevallig op een terrein bevinden dat in Europa onderhavig is aan miljoenendeals en snerpende competitie. Er zijn miljoenen kinderen wier talenten verkwanseld worden en die zullen vervallen tot lijm snuiven, prostitutie, diefstal of de hongersnood. Maar laten wij de talenten redden, menen de scouts, in cynisch voorbijgaan aan al die andere kinderen en die andere levens.

Er zijn andere oplossingen dan voetbaltalenten hier illegaal te brengen en illegaal te laten werken. Twee grote clubs in Nederland zijn opleidingscentra ter plekke begonnen – Ajax heeft er inmiddels een in Zuid-Afrika en Feyenoord in Ghana – waar scouts hun pupillen kunnen plaatsen en opleiden. Het grootste voordeel is niet dat Feyenoord en Ajax zich zodoende niet aan de Nederlandse wet onttrekken en geen minderjarigen voltijds laten werken: het werkelijke voordeel is dat zulke centra ervoor zorgen dat er een opleiding in Afrika of Zuid-Amerika komt, dat het geld dat deze jongetjes krijgen nu niet naar Nederland vloeit maar daar blijft, en dat Nederlandse teams investeren in het werk en de infrastructuur ter plaatse. Dat ze, met andere woorden, iets terugdoen voor landen waarvan ze later de talenten hopen te oogsten.

Misschien dat zo het kennelijke grote gebrek aan voetbaltalenten in Nederland op een goede manier kan worden ondervangen. Dat de restricties in ons vluchtelingen- en asielbeleid daarmee nog steeds niet deugen en veel mensen, al dan niet gezegend met (voetbal)talenten, tot de goot gedoemd zijn, is een heel andere column. Een die de meeste mensen niet lezen wanneer Koning Voetbal niet in het geding is.

Vlaamse laster

VORIGE WEEK BEVESTIGDE een Belgische rechtbank dat het pas verschenen boek van Herman Brusselmans (laat me dit specificeren; gezien Brusselmans hoge productiviteit is er immers altijd wel een pas verschenen boek van hem op de markt: de gerechtelijke eis betreft zijn roman Uitgeverij Guggenheimer) uit de winkels teruggehaald moet worden. Voor 20 november aanstaande moeten alle exemplaren, voor zover nog niet verkocht, worden ingeleverd en door de papiermolen gehaald. Een en ander gebeurde naar aanleiding van een klacht van de Vlaamse mode-ontwerpster Ann Demeulemeester, wier naam – evenals die van veel andere bekende Belgen – danig door het slijk werd gehaald in Brusselmans boek.

Beledigd worden is nooit leuk. Al helemaal niet wanneer dat in de ogen van het slachtoffer onterecht gebeurt. Maar wanneer stelt het doelwit van een belediging het aan zijn adres gerichte commentaar ooit wel op prijs of acht hij die terecht? Alleen masochisten vinden de valse grappen, verbaal pootje-haken, hatelijke sneren en pijnlijke katten die hen ten deel vallen, op hun plaats. Het vergt een sterk karakter om de schouders over zulke beledigingen op te halen. Dat Demeulemeester persoonlijk geraakt was doordat zij met naam en toenaam op neerbuigende wijze werd beschreven, is begrijpelijk. Maar moest ze nu ook procederen, en eisen dat Brusselmans boek werd teruggehaald en gekuist?

Nee. Brusselmans schreef een roman. Een fictief verhaal waarin de vettige, valse, hypocriete en apert criminele hoofdfiguur Guggenheimer vuige taal uitslaat over tal van mensen. Sommige van die mensen lijken op mensen die echt bestaan. Op Hugo Claus, bijvoorbeeld. Op Monika van Paemel. Of op Ann Demeulemeestere. Over hen debiteert Guggenheimer tal van onwaarheden. Guggenheimer wordt bepaald niet als een aardig of geloofwaardig man beschreven, en dat er van zijn opinies geen hout deugt is elke lezer in een mum van tijd duidelijk. Hij zit vaak naast de waarheid, hij liegt, pocht en snoeft erop los, en het enige dat hij echt goed kan, is schelden en intrigeren. Guggenheimer is een mensenhater pur sang. En soms hilarisch in zijn zure tirades, maar helaas na verloop van tijd wat voorspelbaar.

Dat Brusselmans bestaande mensen verknipte teneinde ze tot personages in zijn boek om te bakken, is geen meesterzet. Je hoeft in een satire over het Nederlands omroepbestel John de Mol, Menno Büch of Willibrord Fréquin niet met naam en toenaam op te voeren om scherp, vals of actueel te zijn over dat omroepbestel. Sterker, zodra je van heuse namen en gebeurtenissen weet te abstraheren wint een satire aan zeggingskracht.

Maar dat is een zwakte van Brusselmans boek, geen morele of een civielrechtelijk te bestraffen fout. En los daarvan: wie gelooft ook maar een seconde dat Guggenheimers oordeel serieus te nemen is, zijn kritiek gefundeerd is en gerechtvaardigd? De beschuldiging dat Brusselmans eigenlijk Guggenheimer als vermomming gebruikte om veilig en tersluiks zijn eigen opinies te ventileren is al even mal: als Brusselmans al iets deed met zijn eigen opinies, was dat ze uitvergroten, opblazen en er bij monde van Guggenheimer satire van maken. In welk geval Brusselmans fictie van zijn mening maakte, en zijn eigen ideeën in een schril daglicht zette.

De rechter oordeelde tot twee maal toe anders: Demeulemeester had gelijk zich beledigd te achten. (Hoe curieus. Een rechter die het beroep over zijn eigen uitspraak behandelt. Allicht dat de man tot hetzelfde vonnis komt: hij zou anders zichzelf afvallen.) Hij bepaalde daarmee dat het verschil tussen fictie met quasi-bestaande personen enerzijds en de werkelijkheid met heuse mensen anderzijds irrelevant kon worden verklaard. Op last van de dubbel-dienstdoende rechter moet Brusselmans boek nu worden teruggenomen en mogen ze alleen worden heruitgegeven minus de gewraakte passages. Demeulemeester, aangespoord door dit succes, wil nu een schadevergoeding van Brusselmans eisen.

*

DAT BRUSSELMANS VOLGENS de Belgische rechter zijn personages geen grove beledigingen in de mond mag leggen indien die een schijnbaar bestaand persoon betreffen, is al verontrustend genoeg. Wat de kwestie bepaald heikel maakt, is dat Demeulemeester nu daarenboven eist dat Brusselmans boek ook in Nederland uit de winkel wordt gehaald. Wat zij en haar advocaat daarmee feitelijk nastreven, is Belgisch recht naar Nederland te exporteren en van een Nederlandse uitgever te eisen dat die zich aan buitenlandse rechtspraak houdt.

De Nederlandse wetten over laster zijn vrijwel zeker ruimer dan de interpretatie die zojuist aan de Belgische wetten gehecht is. Willem Frederik Hermans kon op zowat iedereen schelden. Welbespraakt, ook dat nog. Gerard Reve mocht god in een van zijn romans een ezel noemen, Theodor Holman kon in zijn columns over christenhonden spreken, Theo van Gogh mag Marcel Möring uitschelden, Martin van Amerongen en René Zwaap mogen in hun commentaren scherp afgeven op het leden van het koningshuis, en ik mag zeggen dat een rijkswachter die iemand overdreven uitgebreid in het kruis fouilleert, een klotenknijper is (zeker indien ik met die betiteling zijn echte naam uit de openbaarheid wilde houden).

Tenminste, dat mag in Nederland. En omdat wij allen Nederlands burger zijn en zulke dingen schreven terwijl wij ons op Nederlands grondgebied bevonden, heeft een Belgisch rechter daar niets mee uit te staan.

Gelukkig is Prometheus, de Nederlandse uitgever van Brusselmans, bedachtzamer dan Ann Demeulemeester. Prometheus vindt terecht dat alleen de Nederlandse rechter heeft te oordelen over de vraag of een in Nederland uitgegeven boek in Nederland uit de winkels gehaald dient te worden.

Cybercops

“INTERNET IS EEN NIEUW openbaar terrein, en ook daar dient de publieke orde gehandhaafd te worden.” Onder dat motto heeft het Korps Landelijke Politiediensten een speciale eenheid opgericht die criminele activiteiten op Internet moet gaan bestrijden. Dat de noodzaak gevoeld wordt om een dergelijke eenheid op te zetten is een teken van de volwassenwording van het net: Internet wordt kennelijk steeds meer beschouwd als integraal onderdeel van het dagelijks leven.

Maar ook is het een bewijs van de uitzonderingspositie die datzelfde Internet inneemt: is er ooit een speciale sectie opgericht voor televisie, mobiele telefoons of voor faxverkeer? (Er zijn meer Nederlanders met een mobiele telefoon dan met Internet: ruim vijf miljoen mensen hebben een mobiele telefoon, en hooguit tweeëneenhalf miljoen heeft een internet-aansluiting, hetzij thuis of op het werk. En zowat iedereen heeft tv.)

Wat nu precies die potentiële criminele activiteiten op het net zijn, werd niet echt uitgelegd. Er werd een obligate referentie naar kinderporno gemaakt (maar het enige dat ik ooit op het net zie, zelfs als ik hard zoek, zijn dezelfde oude zestiger-jaren plaatjes). Er werd gespeculeerd over creditcard fraude via het net (maar zulk bedrog is ook eenvoudig te plegen door faxen te onderscheppen, bankbestanden te kraken of frauduleuze werknemers te lijmen). Er werd gesproken over racisme op het net (maar de Centrumpartij heeft haar homepage in de Verenigde Staten, waar ze wettelijk gezien meer mogen zeggen dan hier; en de enige Nederlander over wie het Openbaar Ministerie ooit een klacht wegens vermeend racisme in behandeling heeft genomen, zei werkelijk geen vreselijke dingen).

Komisch element daarbij is dat er nog nauwelijks politiemensen zijn die tegen die wat onduidelijk gedefinieerde taak zijn opgewassen: echt vertrouwd zijn de politiediensten nog niet met het net. De bewuste dienst wierf deswege paginagroot in de kranten voor personeel en mocht in afgelopen week op alle journaals gratis uitleggen dat ze graag mensen wilden aannemen; vooral hobby-hackers werden uitgenodigd. Veel te verdienen was er niet, legde de woordvoerder trouwhartig uit, maar de eer zou groot zijn, en het vaderland gered. Wordt cybercop! De orde handhaven! De misdaad uitroeien! Het net veilig maken! Onraad in de kiem smoren! Computers van misdadigers hacken en hun bestanden ontsleutelen!

Nou, dat klinkt allemaal reuzestoer, en op Terminator of Robocop lijken willen we allemaal wel. Ik had me haast aangemeld, als internet-deskundige wao’er. Hadden ze nog subsidie op me gekregen ook, vanwege mijn arbeidsongeschiktheid.

Maar er zitten adders onder het gras. In bijzinnen spraken de woordvoerders over surveillance op het net en daartoe te ontwikkelen software. Surveillance zoals wij die van oudsher kennen, is niets meer dan simpelweg en routineus rondhangen en je ogen de kost geven, in de hoop onrust op te merken en met de bedoeling burgers blauw op straat te laten zien ter geruststelling dat men over uw en onze bezittingen en veiligheid waakt. Surveillance via software is echter heel iets anders. De originele, traditionele surveillance heeft per definitie een kanselement in zich: je hoopt dat je als diender ter plaatse bent indien er iets gebeurt, of er tenminste snel bij kunt zijn.

Software die op surveillance gebaseerd heeft echter een radikaal ander karakter: het kanselement is daarbij uitgesloten. Je definieert op voorhand wat mogelijk verdacht is en houdt bij – en later eventueel vast – wie daaraan voldoet. Alle gedragingen, bewegingen en manoeuvres worden vastgelegd en later vergeleken met verdachte handelingen of verdachte mensen, en vervolgens onderzocht en gebruikt.

Surveillance op het net betekent niets anders dan logbestanden bijhouden, opslaan en onderzoeken. Wie bezoekt subversieve homepages? Wie stuurt e-mail aan deze verdachte? Welke onwenselijke, bezoedelde, strafbare woorden worden door wie gebruikt in een IRC of ICQ chat? Wie is waar, en wanneer?

Logs zijn extensief. Ze slaan genereus op. Ze leggen alles vast, inclusief de zaken die normaal zijn of mogelijk mal doch volledig legaal. Er wordt in zulke gevallen altijd meer bijgehouden dan ooit gebruikt wordt – wat in de praktijk betekent dat het gedrag van gewone, onschuldige, naïeve, rondlummelende burgers wordt onderschept, vastgelegd, en bestudeerd.

Heeft u over de telefoon wel eens iets besproken dat niet netjes was? Gezegd dat u zus-of-zo wel kon aanvliegen? Met uw boekhouder een mogelijk legale doch belastingdrukkende operatie besproken? Uw voorkennis van de beurs doorgenomen? Uw drugs per telefoon besteld? Geroepen dat alle feministen, homoseksuelen, islamieten, rechts-radikalen het land uit moesten of plat gebombardeerd moesten worden? Janmaat verdedigd in een gesprek, of RaRa? Uw lief per brief verteld dat u een wisseltruc heeft bedacht, bij wijze van gedachtenexperiment? Een vakantiefoto van uw zesjarige kind naakt aan zee aan oma opgestuurd? Pas maar op. U bent verdacht. En wordt vastgelegd. Als u zulks via het net doet, tenminste.

De nieuwe dienst in oprichting vroeg meteen om nieuwe bevoegdheden – zonder te definiëren welke. Maar er is allang een wet Computercriminaliteit in de maak die precies en heel nauwgezet regelt wie wanneer en waarom digitaal afgeluisterd mag worden, en onder welke omstandigheden. Zulke nieuwe bevoegdheden worden uitgebreid besproken en, zo goed en zo kwaad als dat kan, afgewogen tegen andere belangen, zoals daar zijn privacy, onschuldig zijn tot het tegendeel is bewezen, en het recht op vrije gedachten en vrije meningsuiting.

Niet alles wat kan, is wenselijk. Niet alles wat wenselijk is om de misdaad te bestrijden, is prettig of leefbaar voor de rest van de maatschappij. Maar de cybercops trappelen al van verlangen om hun verse taken ferm ter hand te nemen, en vragen op voorhand om meer dan wat opsporingsdiensten binnenkort officieel mogen en kunnen op het net. Vanwege de kinderpornografen, zegt de cypercops-divisie dan met zedig gezicht, of vanwege de voetbalvandalen die via Internet afspraken maken.

Stel dat zulke vandalen en pornografen teruggrijpen naar brief onder couvert en vaste telefoon. Zou er dan software moeten worden geschreven en een dienst moeten worden opgericht die bijhoudt en bestudeert wie met wie belt en wie aan wie schrijft, opdat zulke gegevens later eventueel gebruikt kunnen worden ter bewijsvoering van mogelijke rechtszaken?

Godsdienstwaanzin

BISSCHOP EIJK WORDT niet vervolgd wegens zijn uitlatingen over homoseksuelen, meldde het Openbaar Ministerie begin september. Dat is mooi. Iedereen, ook kerkprelaten – of mag ik in dit geval zeggen: kerkproleten? – heeft immers het recht er benepen, bizarre, curieuze, achterlijke, hilarische of ronduit idiote opvattingen op na te houden.

De mogelijkheid om stupiditeiten te debiteren ligt immers vervat in het recht op de vrijheid van meningsuiting. Op de keper beschouwd is domheid een mensenrecht dat logisch voortvloeit uit het recht op vrije meningsuiting: je kunt noch mag mensen dwingen om er alleen politiek acceptabele correcte opinies op na te houden. Zolang mensen maar geen handen & voeten aan domme of discriminerende woorden geven is er niet heel veel aan de hand, behalve dan dat discussie dringend gewenst is. Discriminerende handelingen en daden zijn terecht verboden, discriminerende uitspraken zijn discutabel maar dienen wat mij betreft in principe niet strafbaar te zijn.

De discussie die ontstond nadat Eijks collegedictaten in de openbaarheid werden gebracht, richtte zich al snel op de vraag of zulke ouderwetse en licht achterlijke opvattingen nu onder de vrijheid van godsdienst vielen of niet. Eigenlijk is dat een rare vraag. Sterker: degenen die vinden dat godsdienstvrijheid het recht zou moeten inhouden om discriminerende opmerkingen te mogen maken en dito theorieën te kunnen ventileren, maken zich zélf schuldig aan discriminatie, zoals Marcel van Dam in dit verband terecht opmerkte in zijn column in de Volkskrant. Immers, wanneer vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat gelovigen het recht hebben om te beweren dat homoseksuelen inherent neurotisch zijn en niet-gelovigen precies diezelfde mening niet straffeloos mogen verkondigen, is er iets fundamenteel mis.

Het is toch raar dat je zulke dingen alleen maar mag zeggen als je rooms-katholiek, fundamenteel moslim, jehova’s getuige of – pakweg – scientoloog bent? Hebben atheïsten en agnosten niet evenveel recht om zulke dingen te beweren? Nee? Waarom niet? Dat is discriminerend. Sterker: dat is nota bene religieuze discriminatie!

Maar helaas, zulke culturele en wettelijke monstruositeiten kun je verwachten in een land waar de kerken, en later de confessionele partijen, eeuwenlang privileges voor gelovigen hebben weten borg te stellen. Wie kerkelijk was – van welke denominatie dan ook – heeft altijd meer voorrechten gehad dan de gewone, ongelovige burger: van extra scholen tot extra armenzorg, van belastingontheffing tot extra gelden, van mooiere begraafplaatsen tot de beste plek in de stad voor je clubgebouw.

Ik vind het niet zo erg, dat wat Eijk zei. Ik vond het eigenlijk wel best. Laat zijn gelovigen maar in opstand komen en hem afvallen, opdat de kerk merke dat haar dogma’s steeds minder door haar aanhangers worden gedeeld. Laat de kerk maar strijden, opdat zij aan interne strubbelingen en afkalving ten prooi valle. Of beter nog, laat de kerk maar conservatief wezen: dan ziet ze zichzelf in laatste instantie doodbloeden door gebrek aan nieuwe leden en frisse ideeën. Laat de kerk maar bewijzen dat ook het rooms-katholicisme haar fundamentalisten heeft, en zo de moslims bevrijden van het odium dat zij daar het alleenrecht op zouden hebben. Laat duizend bloemen debatteren en de helft zich al doende voor schut zetten, opdat de andere helft zich van haar afkere.

En liever dan homoseksuelen en hun vertegenwoordigers zich boos zien te maken over Monseigneur Eijk persoonlijk en aangifte tegen de bisschop te zien doen, had ik dat iedereen die zich geschoffeerd voelt deed wat progressieve kerkleden en ongelovigen een tiental jaar geleden deden uit protest tegen de immer aanmatigende houding van de kerk: zich massaal laten uitschrijven uit het bevolkingsregister als gelovige.

Dat voelt de kerk immers in haar portemonnee. Want iedereen die in een gelovig gezin is geboren staat zelf automatisch geregistreerd als gelovige, ongeacht de huidige staat van zijn of haar overtuiging, terwijl de kerken wel belastinggelden innen en gemeentelijke beslissingen beïvloeden op grond van de aantallen ingeschreven kerkleden – ongeacht of die leden inmiddels aarzelend, afgekeerd, atheïst of agnost zijn, of zelfs nooit echt gelovig zijn geweest. Schrijf u uit. Dat helpt om de invloed van kerkproleten te beperken.

De veelgeplaagde Bisschop Eijk wil ik slechts een ding meegeven – een conclusie gebaseerd op diezelfde bijbel die hem kennelijk zo lief is. “De bijbel bevat zes berispingen aan het adres van aan homoseksuelen, en driehonderdtweeënzestig berispingen aan het adres van heteroseksuelen. Dat wil heus niet zeggen dat God minder om heteroseksuelen geeft. Het wil alleen maar zeggen dat heteroseksuelen meer supervisie nodig hebben.” — Lynn Lavner.

Ingezonden brief Landmark

De column van Karin Spaink die werd gepubliceerd in het augustus/september-nummer van XL, bevatte diverse onjuistheden ten aanzien van Landmark Education en haar onderwijsprogramma, het Landmark Forum. Graag wijs ik op het volgende.

Niemand krijgt commissie als hij of zij een nieuwe cursist werft. De mensen die deelnemen aan de onderwijsprogramma’s van Landmark Education krijgen in het geheel geen commissie of enige andere betaling, in welke vorm dan ook, als zij vrienden of collega’s werven voor het volgen van de onderwijsprogramma’s.

Voorts oefent Landmark Education – anders dan in de column wordt gesuggereerd – geen groepsdruk uit op homo’s om haar onderwijsprogramma’s te volgen. De introducties voor het Landmark Forum worden gegeven om het publiek in de gelegenheid te stellen informatie over het Landmark Forum te krijgen, en daarbij wordt geen druk uitgeoefend op homo’s of wie dan ook.

Bovendien is – anders dan werd gesteld – Landmark Education niet opgericht door Werner Erhard. De heer Erhard heeft slechts een gedeelte van het onderwijsmateriaal ontwikkeld dat gebruikt wordt in het Landmark Forum. De heer Erhard is evenwel nooit een werknemer of aandeelhouder geweest of op enige andere wijze betrokken geweest bij de exploitatie van Landmark Education. Overigens is de heer Erhard ook nooit Scientology-lid geweest. Meer dan dertig jaar geleden heeft hij twee Scientology-cursussen gevolgd, naast meer dan vijftig andere cursussen die werden verzorgd door diverse organisaties, als onderdeel van een zelfeducatieprogramma in verscheidene disciplines (waaronder Gestalt-therapie en oosterse filosofie).

Landmark Education heeft geen connecties met Scientology.

Het is betreurenswaardig dat in de column onjuiste informatie is gebruikt om een onjuist beeld van Landmark Education te geven.

Art Schreiber,
voorziter van de Raad van Bestuur
van Landmark Education Corporation,
San Francisco, VS

Commentaar Spaink:

Kritische artikelen over Landmark worden gewoonlijk gevolgd door een brief van hun advocaat/voorzitter Art Schreiber, waarin wordt gedreigd met rechtszaken. Dat het dreigen ditmaal achterwege blijft is een indicatie dat ik er niet ver naast zat met mijn column over deze Tupperwarehandelaars in geluk. Slechts op één punt verdiende ik correctie.

  1. Landmark geeft geen provisie aan mensen die nieuwe leden werven; dat had ik mis. Vrijwel iedereen werkt gratis voor Landmark, slechts een klein percentage (circa 450 mensen) krijgt betaald. Landmark is een commercieel bedrijf (omzet: circa 50 miljoen dollar per jaar) dat hoofdzakelijk op vrijwilligers draait. Je zou de wervers werkelijk een deel van de winst toewensen.
  2. Landmark staat bekend om de sterke druk die zij uitoefent op cursisten. Ik beschreef hoe dat er in de homo-wereld aan toeging. Ik heb nergens willen suggereren dat Landmark het uitsluitend op deze groep voorzien heeft, integendeel: de hele klasse van gegoede, licht over zichzelf bezorgde burgers, is doelgroep.
  3. Landmark beweert immer dat er niet zoiets bestaat als groepsdruk: je kunt iemand niet laten doen wat hij niet wil doen, is het adagio. Het is de fout van de (aanstaande) cursist als hij het aandringen der verkopers als druk ervaart. Herhaaldelijk en publiekelijk tegen iemand zeggen dat geen (vervolg)cursus willen een teken is dat je je door negatieve impulsen laat overmannen en dat wel intekenen een bewijs is dat je op de goede weg bent, definieer ik als druk uitoefenen. Net zoals de harde verkooptechniek (diverse malen per dag opbellen, geen ‘nee’ accepteren) en mensen drie dagen achtereen nauwelijks tijd laten voor eten of slapen.
  4. De link tussen Landmark en Werner Erhard (die eigenlijk John Rosenberg heet) is hard en evident. Erhard richtte “est” op, een groep die door haar sterk tirannieke praktijken (cursisten die urenlang niet naar de wc mogen, niet mogen eten en drinken buiten door de leiding aangewezen tijdstippen, sessies waarbij mensen publiekelijk onder handen werden genomen) en door rellen rond de persoon Erhard zelf een slechte naam kreeg. Est werd later omgevormd in Landmark, en Erhard verkocht de rechten aan zijn werknemers.
    Art Schreiber, de huidige voorzitter van Landmark, is Erhards voormalige advocaat. Zowel Erhards broer als zuster zitten hoog in de organisatie (Harry en Joan Rosenberg). Belangrijker nog is dat Landmark onder licentie van Erhard werkt, een licentie die in 2009 weer aan hem toevalt. Voorts krijgt Erhard vijftig procent van Landmarks brutowinst. (Bron: Metro News, San Francisco, 9 juli 1998.) Wellicht heeft Schreiber gelijk wanneer hij stelt dat Erhard niet betrokken is bij de exploitatie van Landmark, maar Erhard is zeker betrokken bij het verdelen van de winst.
  5. Schreiber meldt voorts dat Erhard “nooit Scientology-lid [is] geweest” en zegt daarna even zo vrolijk dat Erhard “twee Scientology-cursussen [heeft] gedaan”. Elke cult-watcher weet dat alleen Scientology-leden Scientology-cursussen mogen doen; de eindconclusie laat ik voor rekening van de lezers. Dat er connecties zouden zijn tussen Landmark en Scientology heb ik nergens beweerd; wel dat er overeenkomsten zijn. Dat vindt Scientology zelf trouwens ook: zij hebben Erhard er herhaaldelijk van beschuldigd materiaal van hen te hebben gestolen. Altijd leuk, zo’n moddergevecht tussen twee clubjes die in dezelfde vijver vissen.
  6. Het beeld dat ik van Landmark schetste, is volgens Schreiber onjuist. Het is jammer hij in zijn brief vergat dat ik uitgebreid uit Landmarks eigen stukken citeerde.
  7. Dat mensen van Landmark kunnen leren, zoals Tineke de Haan per ingezonden brief meldde, is goed mogelijk. Alleen vind ik het hoogst pijnlijk dat je ervoor en erna je chequeboekje moet trekken, en de ‘afstudeeravonden’ waar de gelukkige cursist zijn diploma kan ophalen, vooral gebruikt worden om diens intimi te werven. Maar zoals ik al in mijn column schreef: Landmark is niet de enige die zich op de handel in geluk heeft gestort. Veel andere clubs zijn geen haar beter.
  8. Tenslotte bied ik mijn oprechte excuses aan de firma Tupperware aan voor het misbruiken van hun naam. Bij hen krijg je tenminste iets tastbaars voor je geld.

Trieste vooroordelen

WAT EEN TRIESTE WEEK. De vooroordelen, kleinzieligheden en stupiditeiten vlogen je even rijkelijk om de oren als de regendruppels dezer dagen op je hoofd neerplensden, en zelden de keren dat iemand een paraplu aanbood.

Over seks en verkrachting, bijvoorbeeld. Een aantal Britse universiteiten deed onlangs onderzoek naar de vigerende opvattingen daarover bij de Britse jeugd. Een op de drie jongeren vindt het aanvaardbaar dat een man een vrouw tot seks dwingt, een op de vier vindt dat een vrouw mag worden geslagen als ze met een ander dan haar vaste vriendje naar bed is geweest, een op de zes vindt dat een vrouw die een uitgebreid seksleven heeft verkracht mag worden, een op de tien jongeren vindt dat een man mag verkrachten als hij enorm opgewonden is, of “als niemand het weet”.

Opgeteld kwam het erop neer, zo schreef NRC Handelsblad deze week, dat de helft van de Britse jongeren tussen de veertien en eenentwintig verkrachting “onder bepaalde omstandigheden” acceptabel vindt. De helft van de Britse jongeren? De jongens, zullen ze bedoeld hebben – want de meisjes waren iets liberaler in hun opvattingen. De genoemde getallen sloegen op de jongens, niet op de verhullende term “jongeren”, zo bleek uit het originele onderzoek.

Een schokkende uitkomst. Een op de zes Britse jongens zei dat hij zichzelf tot verkrachting in staat zou achten, en een op de tien jongens zou zonder meer verkrachting plegen wanneer ze dachten “dat toch niemand erachter zou komen”. Oh brave new world, that has such horrid boys in it.

Maar het ligt ook aan de onderzoekers: die vroegen niet of meisjes vinden dat zij overspelige vriendjes in elkaar mogen (of zouden willen) tremmen, noch of zijzelf wel eens handtastelijk zijn en zich aan ongewenste intimiteiten te buiten gaan. Evenmin vroegen ze aan jongens of die vinden dat zijzelf in principe ook het object van dergelijke praktijken zouden mogen zijn, of aan meisjes of die wilden dat ze met gelijke munt konden terugbetalen. Meisjes – en vrouwen – verkrachten namelijk ook wel eens, of mishandelen hun lief. Godlof op aanzienlijk kleinere schaal dan mannen (anders was de ellende helemaal niet te overzien), maar ontkennen dat het gebeurt vertekent de situatie alleen maar. Door uitsluitend naar vertrouwde wegen te vragen, raken vooroordelen alleen maar meer ingesleten.

In Nederland was het raak over asielzoekers en immigranten. De werkgeversorganisaties sloegen twee weken geleden alarm geslagen over de steeds krappere arbeidsmarkt, die maakt dat er in sommige branches ernstige personeelstekorten zijn. Asielzoekers moesten dat werk maar gaan vervullen, vonden ze. Enerzijds is dat een slimme oplossing, die de mensen in kwestie aanzienlijk eenvoudiger doet integreren en de taal leren dan het troosteloos rondhangen in een opvangcentrum. Anderzijds maakt het van asielzoekers klapstoeltjes: gedoemd tot niets doen in tijden van arbeidsovervloed, en tot aanrukken in tijden van arbeidskrapte. Maar een mooi plan is het, ook al komt het voort uit het weldoordachte eigenbelang van de werkgevers.

Het kabinet beloofde subiet de mogelijkheden te onderzoeken om de wettelijke periode die asielzoekers per jaar mogen werken, te verruimen van maximaal twaalf weken naar een half jaar; bovendien mogen asielzoekers mogelijk ook in andere sectoren dan de land- en tuinbouw aan de slag. Maar alleen in sectoren waar krapte heerst, riep het kabinet benauwd, en: recht op arbeid mag niet leiden tot een recht op verblijf. Hoe ruimhartig. Werken en dan oprotten. Het geeft het economische begrip ‘klapstoelarbeiders’ een heel nieuwe dimensie: deze mensen verworden tot weggooistoelen.

De directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) riep de week erop dat ze best willen bemiddelen om hun kostgangers aan de slag te krijgen en willen helpen om ze opleidingen te laten volgen (weet: studeren en werken mochten asielzoekers nooit, totdat hun aanvraag voor een verblijfsvergunning was gehonoreerd), en riep er donderwolkend bij dat dat dan wel moest inhouden dat wie niet ging werken, gekort zou moeten worden op z’n zakgeld. Op hun zákgeld. Ze krijgen al haast niets, mochten jarenlang studeren noch werken, zitten soms al twee jaar duimendraaiend te wachten op iets fundamenteels als een taalcursus, en nu dreigt pappa met het inhouden van hun zakgeld “om ze op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen”. De kleinzielige lummel.

Diezelfde week sprak de Amsterdamse hoofdcommissaris Jelle Kuiper. Ongerust meldde hij dat “uit onderzoek van de Amsterdamse politie was gebleken” dat twintig procent van de inbraken in de stad op conto van illegale immigranten moet worden geschreven, vijftien procent van de straatroven en maar liefst veertig procent van de zakkenrollerij. Opsluiten moesten we die criminele illegalen, totdat ze uitgezet konden worden, zei Kuiper.

Gelukkig hield criminoloog Frank Bovenkerk een paraplu op tegen dit vooroordeel: sarcastisch merkte hij op dat de politie nog geen paar procent van alle inbraken weet op te lossen, zodat het hem een raadsel was hoe onze hoofdcommissaris aan dat geweldige getal van twintig procent kwam. Bij straatroof heb je weliswaar per definitie een getuige, in de vorm van een slachtoffer: maar kun je aan iemands neus zien dat-ie een asielzoeker is? Korpschef Kuiper zwaait derhalve met uiterst dubieuze getallen en lijkt zich eerder te baseren op vooroordelen dan op ‘onderzoek’. Bovendien komt de politie zelden uitgeprocedeerde criminelen tegen in de misdaad: zouden de verhoudingen dan heus zo anders liggen bij hen die ni­et uitgeprocedeerd zijn?

Het regent, het regent. We hebben meer paraplus nodig, en meer gezond verstand.

Prinsjesdag en welvaart

VOLGENDE WEEK IS HET Prinsjesdag. In augustus lekte er al van alles uit over de te presenteren begroting. Het gaat Nederland goed na jaren van inschikken, bezuinigen en hoogconjunctuur, bleek uit de berichten. Het Centraal Planbureau voorspelt opnieuw economische groei: dit jaar 2,75 procent en volgend jaar zeker 2,5 procent. De voorspoed is structureel. (In politieke verband wordt alles dat langer dan vier jaar duurt, meteen als ‘structureel’ betiteld. Wat regeringen daarmee eigenlijk bedoelen is dat iets hun eigen kabinetsperiode overschrijdt. Verder dan die nabije toekomst kunnen ze immers niet kijken, noch wensen ze dat, tenzij er binnenkort verkiezingen ophanden zijn.)

De regering verheugt zich op flinke meevallers. Zowel via de belastingen als via premies kwam meer geld binnen dan verwacht (in gewone mensentaal: het snoeien op aftrekposten en het verhogen van belastingen bleek uiterst succesvol; u en ik hebben braaf geholpen de staatsfinanciën te saneren), en de aardgasopbrengsten vielen eveneens hoger uit dan geschat. Het financieringstekort is dramatisch teruggebracht: voor komend jaar wordt dat geschat op een luttele halve procent, lager dan ooit. Derhalve is er, zo heeft het kabinet besloten, ruimte voor lastenverlichting.

Geweldig. Mooi. Eindelijk geld om wachtlijsten op te ruimen, klassen kleiner te maken, de thuiszorg uit te breiden, verpleegkundigen fatsoenlijk te betalen, verpleegtehuizen menselijker te maken, vervuiling op te ruimen, openbaar vervoer te verbeteren? Heu, erm, nee… Van de over het volk te verdelen zeven miljard gaat vijf miljard naar een al eerder in het regeringsakkoord beloofde belastinghervorming. Wat zoveel wil zeggen als: minder schijven hanteren, zodat iedereen die meer dan gemiddeld verdient minder belasting hoeft te betalen over het meerdere.

Van die zeven miljard gaat er één naar daadwerkelijke lastenverlichting. In augustus werd al meegedeeld in welke richting het kabinet op dat vlak dacht. De geventileerde ideeën stemmen pessimistisch: ze helpen bepaald niet om de welvaart beter te verdelen. De kinderbijslag zal verhoogd worden (ongerichter sturing in de inkomenspolitiek is haast niet denkbaar: ongeacht of iemand afhankelijk is van de bijstand of een ton per maand verdient, de kinderbijslag is een vast bedrag en de welvarenden krijgen precies evenveel extra als de armlastigen). Het arbeidskostenforfait zal worden verhoogd, zodat iedereen die werkt makkelijker iets van de belasting kan aftrekken; de regering hoopt, zo legde Wim Kok uit, op die manier looneisen te beteugelen. Mensen met een AOW-uitkering kunnen een kleine verbetering tegemoet zien. En de btw op sommige arbeidsintensieve werkzaamheden – schoen-, schoon- en kleermakers – zal worden verlaagd. Het CBS voorspelt al met al een inkomensverbetering van ongeveer één procent voor werknemers.

Voor werknemers. En de rest? Wat zal er gebeuren met iedereen die van een uitkering moet leven? Krijgen mensen in de WAO eindelijk iets meer ruimte? Zal de regering voorstellen de bijstand iets op te trekken? Zal ze bedrijven aanmoedigen, via subsidies – of zelfs verplichten, via wetten en boetes – om werklozen en mensen die afgekeurd zijn aan te nemen? Welnee. Werklozen en WAO’ers dienen strenger behandeld te worden, zal Beatrix ons straks namens het kabinet vertellen.

Ik zit al tien jaar in de WAO. Mijn uitkering is maximaal tachtig procent van mijn laatst verdiende salaris. In die tien jaar is mijn uitkering gestegen van zeventienhonderdnogwat naar negentienhonderdnogwat: een inflatiecorrectie van net iets meer dan honderdvijftig gulden. In diezelfde tijd is alleen al de huur van het huis waar ik woon met dik honderdvijftig gulden gestegen. In diezelfde tijd heeft de overheid de WAO-keuringen strenger en strenger gemaakt (maar ik ben nog steeds honderd procent afgekeurd). Van wat ik bijverdien – met columns als deze – gaat alles wat boven de honderd procent van mijn oorspronkelijke salaris komt, terug naar de uitkeringsgever, zodat ik soms een deel van mijn uitkering kan terugbetalen.

Werken kan ik wel, zij het bij vlagen. Maar niemand die me wil aannemen. Ik ben onbetrouwbaar, want vaak ziek en moe, en heb bovendien een ziektegeschiedenis en een slechte prognose. Met de huidige ziektekostenverzekering ben ik bovendien te duur voor werkgevers: ik ben een wandelend risico. Ik ben gedoemd de rest van mijn leven in de WAO te blijven en nooit meer te verdienen dan tachtig tot honderd procent van wat ik eind tachtiger jaren verdiende, toen ik dertig was en net aan een nieuwe baan was begonnen.

De regering koketteert onderwijl publiekelijk met de gedachte dat WAO’ers strenger dienen worden aangepakt: dat zou hun herintegratie stimuleren en het wegzakken in een uitkering minder ‘verleidelijk’ maken. In diezelfde maand augustus werden cijfers over de WAO bekend gemaakt: ondanks de strengere keuringen is de instroom van WAO’ers nauwelijks lager. Er zijn amper meer WAO’ers aan het werk gekomen dan voorheen – en als ze dat al deden, was dat doorgaans op eigen kracht, niet met behulp van overheidsinstanties. Die reageren altoos te traag en te bureaucratisch. De overheidsorganisatie die toezicht houdt op uitkeringen, de CTSV, berekende eind augustus voorts dat alle bezuinigingen van de afgelopen jaren op de WAO absoluut niet hebben geholpen om WAO’ers aan het werk te houden of aan een baan te helpen; het enige waar die bezuinigingen goed voor zijn geweest, is voor de overheidsfinanciën. De regering heeft zichzelf op deze wijze immers ruim zevenhonderd miljoen aan uitkeringen bespaard. (Kijk, zo kom je aan meevallers.)

Het meest pijnlijke feit is nog dit: diezelfde overheid die indertijd mordicus tegen het instellen van een verplichting was om een bepaald percentage (gedeeltelijk) gehandicapte werknemers in dienst te nemen, en die vond dat streefcijfers voldoende waren, neemt zelf nauwelijks gehandicapte of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers aan. Geen enkele overheidsinstantie komt ook maar in de buurt van de nagestreefde vijf procent deels gehandicapte werknemers.

De uitkeringen zi­jn al verlaagd: dramatisch, zelfs. De werkloosheid in Nederland is tot normale proporties teruggebracht. Er is gezonde concurrentie op de arbeidsmarkt. Maar langdurig werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten zijn de laatsten die in aanmerking komen voor de banen die openstaan; zij kunnen slecht concurreren met jongeren die net van school en universiteit komen, of met herintredende vrouwen. De gedachte dat mensen vanzelf wel weer aan het werk gaan als je hun uitkering verlaagt is daarmee inmiddels grondig doorgeprikt.