De nippertjeseconomie

De druk neemt toe. Het moet af. Nog een paar uurtjes extra doorwerken, dan krijg je het vast voor elkaar. Uitpuffen komt later wel. Toch maar op zondag aan de slag. Weer geen tijd om te ontspannen. Verdorie, zo laat al? Kom zeg, gewoon doorpakken, nog even de schouders eronder. Op het nippertje. Klaar, toch weer gelukt!

Zo gaat het al jaren. Bij mij, bij u, op het werk, thuis, op kantoren, scholen, in de zorg, op de werkvloer, in productieprocessen. De eindjes aan elkaar knopen. Beetje schuiven, beetje uitrekken, beetje dun smeren. Hier een uurtje van een proces afsnoepen en daar de productielijnen verkorten. Minder voorraad houden, dan ligt je kapitaal niet op de plank stof te vergaren. We bestellen wel bij als de spoeling dun dreigt te worden. Maakt niet uit, het is er toch morgen al. Uiterlijk overmorgen, als het uit een ander land moet komen. Wat? U kunt het dezelfde dag al bezorgen? Dat bedoel ik!

Dit hier kan best geautomatiseerd worden, en kijk, daar kunnen we een efficiencyslag maken, geen man overboord, nee hoor, echt niet. Huren we wel een flexwerker in om af en toe bij te springen. Is ook goedkoper. We kunnen echt met minder bedden toe. De overhead kan ook gerust omlaag. Koffiedrinken en bijkletsen doe je maar in je eigen tijd. Kun je niet gaan multitasken? Scheelt je echt uren! Veel goedkoper om het in een lagelonenland te laten maken, we zijn toch geglobaliseerd met z’n allen? Nou dan.

’t Is krap, maar het lukt net. Het is aanpoten, maar het gaat. We halen het, we halen het aldoor – op het nippertje, je houdt alle paarden in het span en legt de zweep over jezelf., terwijl je opgelucht denkt: weer gelukt. Totdat je vader van zijn fiets flikkert, ongelukkig neerkomt en wekenlang niets kan doen en je wilt bijspringen. De loze ruimte is glad op. Daardoor stort het een na het ander in, en bleek dat je al die tijd met een kaartenhuis aan het jongleren was.

Zoiets gebeurt nu wereldwijd, lijkt het wel. Tekort aan testsetjes. Tekort aan bedden. Tekort aan ventilators. Tekort aan spierverslappers, aan morfine, aan antibioticum, aan maskers, aan spatbrillen, aan pipetpuntjes, aan slangen en aan handen. Tekort aan rust. Tekort aan troost. Tekort aan adem, vooral. En daar duvelde het kaartenhuis in elkaar; systeemfalen.

In die zin is corona een tekenende ziekte. Het gaat vaak goed, het gaat lang goed, maar zodra er iets misgaat, gaat het hard. Dan moet iedereen alle zeilen bijzetten en alles uit de kast halen. Van het ene moment op het andere is alles kantje-boord, en bij het minste of geringste stort de godganse boel in. Het hart begeeft het, de nieren falen, de lever heeft het zwaar, en de longen kunnen het niet meer aan. Apparaten of technologie helpen dan niet meer, zelfs zorgzame handen niet. En iedereen die omvalt sleurt mensen in zijn val mee: de corona clusterfuck.

Die anderhalve meter interesseren me niet meer zo. Die nippertjeseconomie is het probleem.

[Beeld: Public domain images, bijgesneden en omgedraaid.]

Met de moed der wetenschapper


Informaticus Carl Bergstrom helpt al sinds de eeuwwisseling mee om een infrastructuur te bouwen die infecties, epidemieën en pandemieën in een vroeg stadium kan onderkennen. Hij is ook de drijvende kracht achter de leus ‘flatten the curve’. Tot nu toe konden alle aanzwellende ziektes – zoals sars, mers en de vogelgriep – nog worden bedwongen, schrijft Bergstrom, al was het soms ternauwernood. En altijd was er het gevoel dat iedereen er samen de schouders onder zette.

Maar nu het echt mis is, resteert er weinig van dat gevoel. Waar wetenschappers elkaar eerder ondervraagden, corrigeerden en bijstuurden, ze hypothesen, modellen en prognoses aanpasten, instanties en overheden adviseerden, en ook instanties en politici beleid herzagen naarmate er meer (en betere) kennis verzameld was, ziet Bergstrom nu vooral een gotcha-mentaliteit.

Wetenschappelijke bevindingen en aanbevelingen worden door beleidsmakers niet getoetst op hun degelijkheid, maar op hun politieke effect. Komt dit in mijn straatje te pas? Is dit populair? Win of verlies ik zo steun? Onderzoekers die hun standpunt bijstellen, krijgen op hun donder, soms ook van collega’s: alsof je standpunt herzien na evaluatie je onbetrouwbaar maakt, in plaats van een deugdelijk wetenschapper.

Bergstrom ontvangt dagelijks tientallen mails waarin hij wordt uitgescholden, gesmaad, en waarin wordt aangedrongen op zijn ontslag. Hij wordt bedreigd. Mensen wensen hem dood. Hij ziet hoe onderzoek moedwillig uit de context wordt geruk, feiten worden vervalst, en hoe deugdelijk advies wordt zwartgemaakt. Alles uit politiek gewin.

Wat hij het ergste vindt? Dit: ‘It turns out we’re not all in this together.’

Ondertussen breekt je hart als je ziet hoe ongekend hard het gaat met dit virus dat we nog zo belazerd kennen. In Italië, Spanje, Nederland en de Verenigde Staten schieten de besmettings- en sterftecijfers omhoog. En dan missen we nog een boel coronadoden ook: wie er wel door sterft maar geen ‘erkende’ patiënt is (want nooit officieel getest) telt niet mee in de statistiek.

In  Nembro, in de Italiaanse provincie Bergamo, zijn tot op heden 31 coronadoden geregistreerd. De burgemeester van Nembro deed onderzoek. Op grond van voorgaande jaren had hij verwacht dat er in het eerste kwartaal van dit jaar circa 35 mensen zouden zijn overleden. Tel daar de coronadoden bij op; dan kom je uit op ongeveer 66. Maar er zijn dit jaar al 158 inwoners van Nembro gestorven. Dat is 123 meer dan gemiddeld, niet 31 meer. De sterfte aan corona ligt dus vier keer hoger dan geregistreerd, vreest de burgemeester.

Vervolgens keek hij naar de overlijdenscijfers van twee andere gemeenten in de regio, Cernusco sul Naviglio en Pesaro: van hetzelfde laken een pak. Er zijn in die streek veel doden die niet als coronadoden worden geregistreerd. Dat is onwelgevallige wetenschap.

[Beeld: Pixabay]

De riskante run op een medicijn

Beeld: Wikimedia, malariaIn New York,­­ momenteel een brandhaard van het coronavirus, begint vandaag een klinische test met bestaande medicijnen, die samen mogelijk helpen tegen corona. Dat kondigde gouverneur Andrew Cuomo aan. Het gaat om een combinatie van chloroquine (een middel tegen malaria), hydroxychloroquine (dat tegen lupus en arthritis wordt gebruikt), en zithromax, een antibioticum. De Food and Drug Administration (FDA) heeft zijn fiat aan de test gegeven.

Verhalen over de mogelijke effectiviteit van chloroquine en hydroxychloroquine deden afgelopen week al de ronde. De basis daarvoor ligt in een Franse studie. President Trump, die voor de test tekende, betoonde zich uiterst optimistisch (‘a real chance to be one of the biggest game changers in the history of medicine’).

Anderen zijn terughoudend. FDA-bestuurder Stephen Hahn zei: ‘Wellicht is dit het juiste middel, maar we weten nog weinig over de geschikte dosering; misschien doet dit meer kwaad dan goed.’ Dr. Anthony Fauci, hoofd van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases, zei vrijdag dat het bewijs van de effectiviteit op zijn best ‘anekdotisch’ was.

Inmiddels hebben een aantal deskundigen de Franse studie (en andere data) onder de loep genomen. Gaetan Burgio, een Australische geneticus, ontleedde de gegevens op Twitter. De Franse studie keek naar slechts 20 proefpersonen, was niet gerandomiseerd, en in 16 gevallen was sprake van ronduit belazerde metingen. Zijn conclusie: er is geen enkel bewijs. In een ander draadje vat Jason Poque de bevindingen samen; hij trekt dezelfde conclusie.

Niettemin jagen mensen in paniek op de betreffende medicijnen, en zijn het blind gaan slikken. In Nigeria zijn twee mensen ernstig vergiftigd geraakt doordat ze chloroquine slikten. De prijs van de middelen is omhoog geschoten, en mensen die ze nodig hebben tegen lupus kunnen het niet meer bemachtigen. Ook in Nederland is al effect van de run merkbaar: afgelopen week dook een site op die chloroquine zegt te verkopen, zonder recept. Een bedrijf in Zeewolde dat chloroquine maakt, wordt sinds zondag ‘na een incident’ door de politie bewaakt.

Chloroquine heeft een waslijst aan bijwerkingen. Je kunt er een acute hartstilstand door krijgen, reden waarom het middel al jarenlang figureert op lijsten van medicijnen waarmee je zelfmoord kunt plegen. Maar zelfs daar waarschuwt men dat het een akelige dood oplevert, met veel stuipen en hartkramp.

Tech-magazine Wired achterhaalde dat het verhaal over chloroquine de wereld werd in geholpen via een tweet van blockchain-investeerder James Todaro, waarna het werd opgepikt door Stratechery, een goed gelezen tech-blog. Toen ging het verhaal viraal: een van Todaro’s mede-auteurs sprak erover op Fox News, waarna Elon Musk erover twitterde. Maar inmiddels is het Google Doc waarin Todaro zijn claims uiteenzette, ontoegankelijk gemaakt door Google, en stelt Stratechery dat het heeft meegedaan aan het verspreiden van misinformatie.

[Beeld: met malaria geïnfecteerde bloedcel, via Wikimedia]

Shit storm (met wc-papier)

Daar zijn we mooi klaar mee: een heuse pandemie. Welke strategie je overheid ook kiest: iedereen moet er doorheen, we hebben weinig keus. Individueel en als groep moeten we immuniteit opbouwen, en onderwijl iedereen die ziek en zwak is naar vermogen beschermen. Pas als dik de helft van de bevolking een besmetting heeft doorgemaakt, hebben we de eerste klap achter de rug.

Op veel punten staan mensen in Nederland er redelijk voor: we hebben een goede infrastructuur, schoon water, voedsel, riolering, en een redelijke weerstand. Plus natuurlijk die kilometers wc-papier.

Alleen: als tienduizenden ziek zullen worden, wil je dat spreiden, al was het maar omdat een deel in het ziekenhuis belandt (waarvan een deel op de intensive care, waarvan nog weer een deel verdomme zal overlijden). Wanneer te veel mensen tegelijk ziek worden, stort niet alleen de zorg ineen, wegens te weinig capaciteit, maar ook de infrastructuur. Daar moet je niet aan denken. Dan sterven er aanzienlijk meer mensen en raakt zowat alles ontwricht.

Deze pandemie maakt op slag duidelijk hoe immens belangrijk maatschappelijke voorzieningen zijn, en een degelijke sociale structuur. We hebben hier bijstand. Een ziektewet. Ziekenzorg. We hebben vangnetten. In Amerika zijn miljoenen mensen onverzekerd: zij riskeren opgezadeld te worden met onbetaalbare schulden zodra hun gezondheid hapert. Dat is ‘normaal’ al een kanjer van een probleem, en thans al helemaal niet meer te overzien.

 

Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft.

Plus dat flexwerk daar harder heeft huisgehouden dan in Europa. In Nederland zijn veel mensen afhankelijk van slecht betaalde baantjes waarbij de werkgever alle risico’s op hen heeft afgewenteld en zijzelf geen enkele zekerheid genieten. Van post- en maaltijdbezorgers tot schoonmakers en thuishulpen, van oproep- en invalkrachten tot nuluren- en tijdelijke contracten, van scharrelbaantjes tot schijnzelfstandigheid. Klinkt allemaal heel leuk, maar de meeste mensen leven zo van dag tot dag. (En nee, minister Wiebes: dat was zelden een vrije keuze.)

Maar in de VS is dat nog een paar slagen erger. Grote werkgevers als Amazon en Walmart betalen geen cent uit in geval van ziekte; sterker, je riskeert ontslag. Gevolg: mensen werken door, ziek of niet. The New York Times publiceerde dit weekend een akelig overzicht van werknemers zonder ziekteverlof in retail en de horeca. Ze werken, ook al moeten ze kotsen, hebben ze koorts of diarree. Als ze thuisblijven, staan ze zonder uitkering op straat – en riskeren ze hun huis te verliezen.

De regering heeft bedacht dat wie corona heeft, nu een dag of tien ziekteverlof kan krijgen. Maar ja, dan moet je wel aantonen dat het corona is – en dat kun je niet, omdat er onvoldoende testsetjes zijn, en je hoogstwaarschijnlijk niet verzekerd bent. Half coroneus Amerika werkt door totdat het erbij neervalt, en besmet ondertussen de andere helft. Welcome to the shit show.

[Beeld: Alexas_Fotos via Pixabay]

Macht, misbruik, en gezeur

De VPRO had zondag een documentaire over de zogeheten manosphere: de rommelige verzameling van theorieën van mannen over de rol die hen toevalt, nu vrouwen zich meer hebben geëmancipeerd. Dat ‘rommelig’ zeg ik niet voor niets: de ideeën binnen deze manosphere lopen nogal uiteen. Die variëren van mannen die oprecht nadenken over wat ‘mannelijkheid’ tegenwoordig behelst en op zoek zijn naar een herijking daarvan, tot mannen die vooral uit zijn op de bevestiging van hun ‘biologisch gedetermineerde’ dominantie over vrouwen.

Tussen die twee extremen, die in deze manosphere op één hoop worden geveegd, zit zacht gezegd nogal wat verschil – om niet te zeggen: frictie, ruzie en tegengestelde belangen. Nadenken over de vraag of partners over en weer aantrekkelijk voor elkaar blijven wanneer ze huishoudelijke taken en zorgtaken eerlijk verdelen, allebei carrière maken en geen van beiden over zich heen laten lopen, is serieus van een andere orde dan dealen met mannen die vinden dat ze een nieuwe vorm van dominantie moeten vinden en die in al hun vezels geloven dat vrouwen diep in hun hart ‘leiding’ nodig hebben.

Een aantal vragen werd in de documentaire secuur gemeden. Uiteraard is het goed dat mannen leren hun emoties te uiten, maar dat leek vooral neer te komen op schreeuwen, boos worden, je onwrikbaar betonen en dominantie bepalen. Nooit op klein durven zijn, om hulp vragen, steun geven, of solidair zijn. Wat vooral achterwege bleef, was dit cruciale punt: mannen aanpakken die vrouwen systematisch belazerd behandelen.

Geen van de mannen die aan het woord kwam, leek ook maar een seconde te hebben nagedacht over kwesties die hun eigen relatie te boven gingen – een lacune die, zoals elke vrouw ze subiet had kunnen vertellen, maakte dat ze de plank collectief missloegen. Want jij kunt als man privé nog zo’n schat zijn, maar als je negeert (of gewoon niet doorhebt) dat je vriendin of vrouw publiekelijk – op straat, in sociaal verkeer, op het werk, en in verwachtingen en reacties – met een totaal ander pakket moet dealen dan jij, snap je het niet.

Welke man heeft ooit, als-ie het wilde uitmaken met zijn vriendin, gedacht: fuck, als ik haar dat vertel, slaat ze me misschien halfdood? Welke man is ooit bang geweest om op straat door een vrouw van zijn fiets te worden gesleurd en door haar te worden verkracht? Welke man hoort ooit collega’s insinueren dat hij zijn promotie alleen dankt aan zijn lekkere kontje? Welke man breekt zich ooit het hoofd of hij is aangenomen omdat hij man is? (Man-kiest-man is normaal, maar elke aanstelling van een vrouw behoeft uitleg, argumenten en verdediging.)

Welke man ligt ooit wakker van de vraag: als ik laat merken dat ik seks lekker vind, mogen anderen me dan ongeclausuleerd als hoer wegzetten, en is dat een vrijbrief voor mijn verkrachting? Denk daarover na. Pas daarna wordt de manosphere relevant.

[Beeld: MirceaIancu op Pixabay]

Tot tien tellen

‘Hoeveel waren het er ook alweer?’ vroeg ik de goede vriend die mijn halfslachtig ziekbed was komen verlichten. ‘Zeven, toch?’

Hij schudde gedecideerd zijn hoofd: ‘Tien.’ Uit het blote hoofd somde hij er zo vier of vijf op. Die had-ie goed, maar de rest moesten we opzoeken. Toen gingen we zelf tellen.

De veepest: check, meermalen zelfs: van varkens- en vogelpest tot aan de gekkekoeienziekte. Overslaan op mensen is, gezien de grote populaties van mens en dier en hun innige nabijheid gekoppeld aan toenemende mobiliteit, steeds makkelijker. Dus nu zitten we met q-koorts en covid-19.

Water dat bloed werd hadden we nog niet gezien, maar wel tragische, eindeloos veel beelden van bomen en struiken die in een rode vuurzee vuur veranderden: dat telde ook, vonden we eensgezind. Australië dus.

Hadden we de duisternis ook meteen gehad, want het is in delen van Australië door de dikke rookwolken dagen achtereen zo donker geweest, dat het overdag op z’n best permanent schemerde, al is was het er hoogzomer.

Sprinkhanen: makkelijk. Die vreten momenteel half Oost-Afrika kaal: Kenia, Somalië, Zuid-Soedan, Oeganda, Ethiopië. Ze zijn ook in Pakistan neergestreken. China stuurt Pakistan hulptroepen: het land vaardigt honderdduizend eenden af om de insecten op te vreten. Dat zijn biologische wapens die effectiever zijn dan bestrijdingsmiddelen,’ zei onderzoeker Lu Lizhi. Eén eend kan dagelijks circa 200 sprinkhanen op, maakt 20 miljoen sprinkhanen per dag.  Beat that, Monsanto.

Kikkers – bingo. Kikkers zijn het symbool van de neo-fascisten en vast ingrediënt in de memes van alt-right. En extreemrechts zie je tegenwoordig werkelijk overal de kop opsteken, inclusief blonde prinsesjes die de griezels graag willen zoenen.

Verhip. Zaten we al op vijf.

Muggen? Ook makkelijk: die zouden we aanstaande zomer in overmaat zien, gezien de absurd zachte winter waar we nu middenin zaten, en waarin sneeuw en ijzel ingeruild lijken te zijn voor herfststormen. Zes.

Toen werden we melig. De nieuwe sterke man, dat was de moderne versie van de stinkende zweer die zijn etter over iedereen uitbraakt. Blut und Boden, de nadruk op reinheid, de woest kloppende heethoofden, de bleke puisten, de roodgezwollen woede. Zeven.

Steekvliegen, of anders horzels, dat mocht ook. We keken elkaar peinzend aan. Die wisten we niet zo snel en even haalden we opgelucht adem.

Hagel, dan? ‘Nah, niet met dit soort winters,’ zei de vriend, en hij klaarde zienderogen op.

Mij brak het zweet plotseling uit. Ik realiseerde me wat de laatste plaag was: de dood van de eerstgeborenen. ‘Ave, keizer,’ zei ik, ‘lectori salutem.’

Gelukkig was het niets dan een plaagkoortsje.

[Beeld: Wikimedia]

De verkeerde zorgen

Hoe besmettelijk dat nieuwe coronavirus is, vragen we ons af. Moeten we hier in Nederland mondkapjes gaan dagen? Kunnen we nog wel veilig naar godweetwaar reizen? Maar dat zijn voor Nederland de verkeerde vragen – ze spitsen zich toe op het individuele risico besmet te raken. (Mondkapjes dragen heeft echt alleen zin in gebieden waar het virus rondwaart. Ze nu kopen, zorgt vooral dat mensen die ze nodig hebben, ze niet meer kunnen bemachtigen.)

Maar een pandemie gaat niet over individuen. Wie alleen is kan niet besmet raken, noch een ander besmetten. Een pandemie gaat per definitie over groepen mensen en hun onderlinge verkeer. Over collectieven en subsets, over hun onderlinge verhouding, over hun conditie voordat het virus uitbrak, over alledaagse toegang tot zorg, over voedselvoorziening, over humanitaire bejegening. En juist daar hebben we het weinig over.

Wie meldt zich ziek in een dictatuur? De kans dat je gevangengezet wordt, is groter dan de kans dat je een ziekenhuisbed en zorg krijgt. Wie meldt zich ziek in een vluchtelingenkamp? Daar zijn veel mensen systematisch verzwakt en ondervoed, daar zijn geen dokters, medicijnen of hospitalen. Wie meldt zich ziek als daarna straf dreigt? Wie meldt een zieke medepassagier op een schip, trein of vliegtuig als daarna niemand het voertuig mag verlaten, wat vooral het risico voor alle andere inzittenden ernstig vergroot?

We gedragen ons nog of we de ziekte kunnen stoppen. Daarvoor lijkt het te laat. Beter zou zijn te gaan nadenken over inperking: hoe kunnen we een pandemie remmen of vertragen. Dat betekent voorlopig: niet meer als haringen in een ton reizen, grote evenementen afgelasten, en bespreken hoe je groepsquarantaine het beste kunt aanpakken, zonder de geïsoleerde groep extra in gevaar te brengen.

Een stad of dorp stilleggen en afsluiten kan wellicht in China, maar lukt je niet in Italië – of in de Randstad. Hoe houd je de bevoorrading van zo’n stad op peil? En we moeten nadenken hoe we de zorg kunnen organiseren: een op de tien besmette mensen moet worden opgenomen. Hoe deel je informatie, terwijl je tegelijkertijd paniek voorkomt en desinformatie bestrijdt?

‘Burgers wordt niet verteld hoe ze zich kunnen voorbereiden op een pandemie. In plaats daarvan wordt hun voorgehouden dat de overheid het virus wel buiten de deur zal houden,’ schreef de Australische viroloog Ian Mackay dit weekend.

De vorige pandemie, de Spaanse griep, kon zo huishouden omdat mensen op een kluitje zaten (hij reisde mee met de Amerikaanse mariniers die over de oceaan stoomden), mensen ernstig verzwakt waren en troepen soldaten van land naar land werden verscheept (want Wereldoorlog). Naar schatting stierf eentiende van de wereldbevolking aan deze griep.

Ik houd mijn hart vast voor de mensen in vluchtelingenkampen. Dat zijn de beste verspreidingshaarden die je je als virus kunt wensen: ondervoede mensen zonder zorg, als haringen in een ton opeen gepakt.

[Beeld: pixabay]

Met spionage leer je veel, maar kun je weinig

Vittorio Reggianini: EavesdroppingHet was volgens de CIA zelf de ‘inlichtingencoup van de eeuw’: West-Duitsland (de BRD) en de VS waren de geheime eigenaren van een Zwitsers bedrijf, Crypto AG, opgericht in 1952. Crypto AG verkocht overheden machines waarmee berichten konden worden versleuteld. Ze bouwden een achterdeur in. Zo aten de VS en de BRD van twee walletjes: ze verdienden goud geld aan de machines, die aan bijna 130 staten werden verkocht; én ze konden op hun gemak de veilig gewaande communicatie van vriend en vijand doorspitten.

West-Duitsland en de VS lazen berichten mee over de militaire coup in Chili tegen Salvador Allende, over de grootschalige mensenrechtenschendingen in Argentinië onder Jorge Videla, over de gijzeling van VS-diplomaten in de Amerikaanse ambassade in Teheran, en de vredesbesprekingen tussen Israël en Egypte in Camp David, onder leiding van Jimmy Carter.

Het verhaal kwam afgelopen week naar buiten. Maar dat was niet voor het eerst: in 1986 meldde Ronald Reagan, indertijd de Amerikaanse president, dat de VS diplomatiek verkeer van Libië had onderschept en zo met zekerheid wist dat Moammar Gaddafi achter de bomaanslag op een Berlijnse disco had gezeten. Al snel werd de betrouwbaarheid van Crypto AG in twijfel getrokken.

In 1998 schreef journalist Wayne Madsen een exposé over Crypto AG, en vroeg zich daarin openlijk af of het bedrijf ‘de Trojaanse hoer van de NSA’ was. En in 2004 publiceerde veiligheidsexpert Bruce Schneier een artikel waarin hij alle geruchten over Crypto AG inventariseerde, en memoreerde dat Iran vrijwel zeker wist dat hun communicatie werd afgeluisterd, en zelfs een medewerker van Crypto AG oppakte.

Schneider beschreef toen al het dilemma dat inherent is aan zulke praktijken: met dergelijke spionage leer je weliswaar een heleboel, maar in de praktijk kun je er vervolgens bitter weinig mee aanvangen, want dan verraad je jezelf. ‘Zouden de Iraniërs ooit achterhalen dat de NSA hun diplomatieke berichten konden lezen, dan zouden ze de onbetrouwbaar gebleken encryptiemachines terzijde schuiven, en zou de stroom van Iraanse geheimen subiet opdrogen.

Het grote geheim dat de NSA de Iraanse geheime communicatie kon lezen, oversteeg het belang van enig specifiek geheim waarin de NSA op die manier inzage wist te verkrijgen.’ Erger: op zeker moment weet je als afluisterende inlichtingendienst niet eens meer of wat je leest authentieke berichten zijn, dan wel valse berichten die doelbewust worden opgedist teneinde je om de tuin te leiden.

Geen wonder dat de Verenigde Staten zich momenteel buitengewoon druk maken over de mogelijkheid dat het Chinese Huawei, dat de infrastructuur voor het mobiele 5G-netwerk levert, daarin achterdeurtjes zal inbouwen. De VS zetten hun bondgenoten onder grote druk niet met Huawei in zee te gaan. Best begrijpelijk. De VS weten als geen ander hoeveel geheimen je in de schoot vallen wanneer je eigen inlichtingendienst zich in andermens’ communicatiestructuur weet te nestelen.

[Beeld: fragment uit Vittorio Reggianini, Eavesdropping, 19e eeuw]

Pling! Opgepakt. Pling! Afgevoerd.

Driekwart jaar geleden mocht ik een namenlijst bekijken. Een lange: hij omvatte volgens de opstellers ruim 4500 mensen en hun laatst bekende huisadres. Ik bladerde, las hier en daar een paar regels, bladerde dan verder. Ik herkende wat namen. Hij natuurlijk, en ja, hij ook, dat was te verwachten, en och, was dat zijn officiële voornaam?

Viereneenhalfduizend namen: dat zijn er veel. De lijst was niet uitgeprint, hij was ouderwets getypt. Ergens in mijn hoofd klonk de vrolijke pling die typemachines maakten wanneer ze het einde van de regel naderden. Tijd om de hendel over te halen en aan de volgende regel te beginnen.

Ik zat in een prachtige stijlkamer in het Stadsarchief en sloeg nog een bladzijde van de lijst om. ‘Kijk,’ zei de stadsarchivaris, ‘deze brief hoort erbij.’ De brief was van 16 januari 1941 en was auf Deutsch. De commissaris der politie van Amsterdam deelde de Sicherheitspolizei mee dat het een grotere klus was geweest dan verwacht, en er waren natuurlijk feestdagen geweest en ziek personeel, maar hier was dan toch alvast de sectie A tot en met L van ‘homosexueelen, die in mijne administratie voorkomen’ en dat hij zijn best zou doen de rest nog voor het eind van de week op te sturen.

In ’t Hooge Nest schrijft Roxane van Iperen: ‘In België wordt 30 procent van de gemeenschap naar concentratiekampen gedeporteerd. In Frankrijk 25 procent. Nederland voert binnen zesentwintig maanden 76 procent van haar joodse gemeenschap af.’ Dat kwam dus door lijsten als deze. Nederland had haar administratie keurig op orde. En op deze lijst stonden alle bekende en vermeende Amsterdamse homoseksuelen geboekstaafd, compleet met hun adres.

Pling! Opgepakt. Pling! Afgevoerd. Pling! Ondergedoken. Pling!

Natuurlijk waren deze lijsten nooit met dat doel aangelegd. Maar homoseksuele gedragingen waren verboden, dus wie op die grond veroordeeld was werd vanzelfsprekend ergens genoteerd, en dan was het ook wel handig om bij te houden wie van zulk gedrag verdacht werd, en ja, dan stopte je natuurlijk al die namen bij elkaar, anders kon je nooit iemand terugvinden wanneer het erop aankwam.

Dus toen de Duitsers een kopie wilden, was het eigenlijk slechts een kwestie van alles keurig overtypen en ieders laatst bekende woonadressen in de gemeentelijke administratie opzoeken en erbij zetten. (Je mag innig hopen dat het administratief personeel links en rechts allerlei namen uit de kopie voor de Sicherheitspolizei wiste, of per ongeluk expres fouten maakte in de o zo zakelijke opsommingen.)

De brief is nu bijna tachtig jaar oud. Maar zulke lijsten maken we nog steeds, ook van mensen die alleen maar ‘verdacht’ worden van iets, en tegenwoordig doen we dat geautomatiseerd, met handige algoritmen.

Ik was blij toen de rechter vorige week het gebruik van Syri verbood: het belang van fraudeopsporing woog niet op tegen de inbreuk op het privéleven die het systeem pleegde.

[Beeld: fragment van de Nederlandse versie van de brief.]

Goudlokje en de pandemie

pomponsAls virus moet je flink schipperen. Je overleving hangt af van passen en meten. Ben je heel besmettelijk, dan raak je snel door je gastheren en -dames heen; je kunt jezelf dan al snel niet verder verplaatsen, en dus niet vermenigvuldigen. Ben je heel gevaarlijk, zoals ebola of marburg, dan leg je je eigen voedingsbodem binnen de kortste keren om en roei je uiteindelijk ook jezelf uit, plus dat iedereen die je ongenode bezoek heeft overleefd, voortaan immuun is.

De Spaanse griep was zo’n heftig virus. Die woedde ongeveer twee jaar – van begin 1918 tot eind 1919 – en besmette naar schatting een half miljard mensen (indertijd eenvijfde van de wereldbevolking), waarvan er 20 tot 100 miljoen doodgingen. Vrij plotseling was het over; wie toen nog leefde, was immuun.

Het is net Goudlokje die inbrak in het huis van de drie beren: de pap die ze daar jat, wil ze niet te heet en niet te koud hebben, maar zo net ertussenin; het bed waarin ze zich wurmt, niet te klein en niet te groot, maar zo net ertussenin.

Veel virussen stappen van dieren naar mensen over, vaak met behulp van een tussenstop. Het hendra-virus dat in 1993 in Australië woedde, was afkomstig van de vleerhond (flying foxes, een groot soort vleermuis). De vleerhonden konden goed met het virus leven. Zo niet de paarden die met hun pies of poep in aanraking kwamen. Van de zieke paarden sneuvelde driekwart. Via hen kwam het virus bij mensen terecht; onder mensen leidde besmetting in bijna tweederde van de gevallen tot de dood.

Intussen doen wij mensen erg ons best het virussen naar de zin te maken, en een passend bedje voor ze te spreiden. Vroeger moesten ze het doen met rondtrekkende mensen, die meestal niet harder gingen dan een paard kon rennen; tegenwoordig kunnen virussen met onze hulp de TGV of het vliegtuig nemen, en zijn ze in een wip in een ander werelddeel. Ook virussen kunnen nu shoppen: bevalt het ons hier, of daar toch beter?

Door onze oprukkende steden en landbouw perken we de habitat van dieren gaandeweg in. Dat zorgt ervoor dat wijzelf dichterbij hun enclaves komen te wonen, of zij verplicht in onze buurt belanden: als wij het gebied inpikken waar een diersoort foerageerde, trekken ook zij naar de steden. Dat bevordert de overdracht van virussen van soort naar soort naar mens. En passant roeien we tal van natuurlijke vijanden van diersoorten uit: als de aantallen kleine knaagdieren niet langer door vossen, uilen, wezels, haviken en wat dies meer zij op peil worden gehouden, nemen hun aantallen toe – en zo ook het reservoir voor mutaties van de virussen die zij bij zich dragen.

Vandaar dat virologen denken dat een nieuwe pandemie al met al niet lang kan uitblijven: we doen immers als soort onze uiterste best de rode loper voor Goudlokje uit te rollen, en bieden haar keuzes en kansen over. Deze pap te heet voor je, liefje? Probeer deze dan eens! Deze pap te koud? Ach, dan warmen we ’m toch voor je op?

[Beeld: fragment van pompons, via PublicDomainPictures]