Antwoord aan Pink Ribbon

Op 12 oktober ontving ik per e-mail een uitnodiging van Susan Veenhoff (sinds januari 2012 de nieuwe directeur van Pink Ribbon) om eens te praten. Ze schreef me: ‘Je hebt een duidelijke mening over Pink Ribbon, jouw input op onze strategie zou ik erg op prijs stellen.’

Dat Pink Ribbon zich mijn kritiek na al die jaren eindelijk ter harte leek te willen nemen, of althans: er in persoon naar wilde luisteren, vond ik ronduit prettig. Maar aangezien ik momenteel tot over mijn oren in de, eh, persoonlijke omstandigheden zit, had ik geen tijd om Susan fatsoenlijk te antwoorden. En voor ik het doorhad meldde diezelfde Susan publiekelijk op de blog van Pink Ribbon dat ik weigerde op haar ‘verzoeken’ [let op het meervoud!] te reageren en dat ze bovendien sowieso niks begreep van mijn kritiek.

Het uitblijven van een antwoord mijnerzijds was onbeleefd; daarin heeft Susan Veenhoff volkomen gelijk. Maar dat ze mijn verzuim publiekelijk meldt en vervolgens uitbaat, is aanzienlijk onbeleefder. Helemaal nu ze een en ander aanvulde met een sneer aan mijn adres: mijn kritiek zou onbegrijpelijk zijn. Als ik zo wazig ben, waarom wilde je dan in hemelsnaam met me praten, Susan? Waarom was die afspraak dan zo belangrijk dat je publiekelijk kwekte dat ik niet had gereageerd? En vooral: snap je nu heus niet dat dergelijke openlijke aanvallen de oprechtheid van je invitatie ondermijnen? Dat je zodoende ook je toekomstige uitnodigingen aan anderen op voorhand in een kwalijk daglicht stelt?

Susans uitnodiging, en mijn verzuim daarop tijdig te reageren, is door Pink Ribbon helaas publiek gemaakt. Zodat ik mezelf vanavond eindelijk vermande en de vigerende directeur van Pink Ribbon alsnog per e-mail een uitgebreide reactie op haar uitnodiging stuurde. Leest u gerust mee.
 

***

Dag Susan

Allereerst mijn excuses voor mijn late reactie. [Korte uitleg van persoonlijke omstandigheden geknipt.]

Ten tweede: omdat je het uitblijven van een reactie mijnerzijds publiek maakte, maak ik ook mijn antwoord graag publiek. Onderstaande mail staat morgen op mijn website.

Ik werk sinds januari voor Pink Ribbon en ben druk doende om de koers te veranderen.

Het zou mooi zijn als dat je lukt. Dat meen ik oprecht, want borstkanker gaat me aan het hart – om niet te spreken van het lot van al die vrouwen die ermee kampen.

Ik zou het erg fijn vinden als je tijd kunt maken voor een kop koffie. Je hebt een duidelijke mening over Pink Ribbon, jouw input op onze strategie zou ik erg op prijs stellen. Jij mag zeggen wanneer en waar.

Mijn eerste tip: neem kritiek bloedserieus. Sommige critici zijn namelijk kanariepietjes in de kolenmijn. Toen ik in oktober 2006 en 2007 de marketingstrategie van Pink Ribbon publiekelijk bekritiseerde [hier en hier], was ik de eerste in Nederland die dat deed. Toen al kreeg ik opmerkelijk veel bijval, maar Pink Ribbon deed daar niks mee. Inmiddels is mijn kritiek van toen gemeengoed geworden. Sterker: terwijl Pink Ribbon nu probeert het glamourbeeld dat haar eerdere campagnes opriep enigszins te veranderen, krijgen jullie nu links en rechts die oude beelden alsnog om de oren geslagen. Je hebt, anders gezegd, deels te maken met na-ijlende kritiek.

Denk aan de kanariepietjes. Die vallen altijd eerder om dan de mijnwerkers; ze zijn vroeg signaal van een nakende omslag, en daarom waardevolle voorspellers. Had Pink Ribbon toen goed geluisterd, dan was de kritiek indertijd verstomd. Maar omdat Pink Ribbon toen niet luisterde, zwol die alleen maar aan. Zelfs in die mate dat het ‘merk’ Pink Ribbon inmiddels danig schade heeft opgelopen.

Mijn tweede tip: wimpel kritiek nooit af. Want natuurlijk begrijp je mijn kritiek op de jaarverslagen maar al te goed, ook al acteer je in een reactie op je blog van Pink Ribbon dat mijn becijfering je geheel boven de pet gaat. Doe dat alsjeblieft niet, Susan: je ondermijnt daarmee alleen je eigen positie.

De cijfers zijn immers kraakhelder. De strategie van de vorige directeur van Pink Ribbon – de eigen vastgelegde jaarcijfers ontkennen of die jaren later, eh, hoe zeg ik dat netjes: radicaal en retrospectief herinterpreteren? – werkte niet. Jouw strategie lijkt nu te zijn om te doen voorkomen dat je accountantsverslagen niet begrijpt. Voorgeven dat je te dom bent om simpele jaarcijfers en gefundeerde kritiek daarop te begrijpen, maakt dat je jezelf neerzet als incompetent. Dat kan toch niet je bedoeling zijn?

Mijn derde tip: bevecht geen stromannen. Anders dan je stelt, heeft niemand beweerd dat jullie ‘geile vrouwen’ zouden inzetten in de strijd tegen borstkanker. Wél zeggen steeds meer vrouwen dat ze het stuitend vinden dat Pink Ribbon zo vaak gezonde, fotogenieke vrouwen (compleet met twee volle borsten) in haar campagnes inzet. Dat doet het beeld van borstkanker geen goed, en het doet bepaald geen recht aan de realiteit van vrouwen die daadwerkelijk borstkanker hebben, of hebben gehad.

Evenzo heeft niemand beweerd dat Pink Ribbon het Viva-forum heeft gecensureerd. Die schande valt uitsluitend de Viva zelf ten deel. Allerwege werd gespeculeerd dat de werkelijke schuldige Sanoma was, de uitgever van de Viva en van de Pink Rbbon glossy: Sanoma zou geen kritiek op Pink Ribbon tolereren.

Het had Pink Ribbon overigens gesierd wanneer zij publiekelijk afstand had genomen van Sanoma’s censuur van de bewuste column (die overigens bepaald niks nieuws zei, en alleen bestaande kritiek samenvatte). Hadden jullie de publicatie van de column verdedigd, dan had je mooi aangetoond dat Pink Ribbon best tegen een stootje kan, en daarenboven niet aan de leiband van Sanoma loopt. Jullie hielden echter je mond. Jammer, maar soit. Niemand die het jullie kwalijk nam. De woede en de hoon golden uitsluitend Sanoma.

Waarom geef je dan nu in hemelsnaam voor dat jullie het mikpunt van deze kritiek waren?

Daarmee bereik je precies was je niet wilt (of beter, niet zou moeten willen): namelijk dat je Pink Ribbon één op één vereenzelvigt met Sanoma. Immers, je reageert alsof de kritiek over de censuur rechtstreeks jullie betrof. Daarmee verkwansel je eigenhandig elke afstand die tussen Pink Ribbon en Sanoma bestaat. Wie aan Sanoma komt, komt evident ook aan Pink Ribbon. Je zegt het zelf!

Trouwens, nu je zelf begint over censuur: wellicht moet ik je geheugen opfrissen? Want ja, helaas doen jullie soms ook aan censuur. Of nou ja, je voorgangers deden dat. Alle vragen & kritiek met betrekking tot jullie jaarrekeningen die ik in november 2011 in reactie op twee artikelen op de website van Pink Ribbon heb geplaatst [hier en hier], werden aanvankelijk – soms helaas met grote vertraging – geaccordeerd, maar zijn kort daarop alsnog verwijderd. Wat tamelijk bizar is, aangezien juist mijn gepubliceerde doorrekening van Pink Ribbons jaarcijfers de aanleiding vormde voor die beide berichten julliezijds. Is het niet raar dat jullie op mij reageren en vervolgens al mijn reacties wissen?

Mijn vierde (en wees gerust: laatste) tip: neem een uitgestoken hand altijd aan, zelfs wanneer die handreiking je beleid doorkruist. Toen ik vorig jaar mijn funeste doorrekening van Pink Ribbons uitgaven publiceerde – er was niks naar wetenschappelijk kankeronderzoek gegaan, alleen geld naar psychosociaal gedoe – en bovendien vaststelde dat er al enige tijd miljoenen euros op de plank stof lagen te vergaren, bood ik subiet een constructieve oplossing. Het was een helder voorstel: oormerk alle nog liggende gelden voor fundamenteel onderzoek. Al was zelfs dan de beloofde jaarlijkse 15% besteding van door jullie ingezamelde gelden aan wetenschappelijk kankeronderzoek nog lang niet gehaald: het zou een prachtige handreiking zijn. Plus een bewijs van openheid: luisteren naar kritiek, bijstellen van inzicht. Zou Pink Ribbon dat voorstel accepteren, zo beloofde ik indertijd – dan was alles wat mij betreft subiet vergeven & vergeten. Dan werd ik desnoods persoonlijk – en met liefde – Pink Ribbons allereigenste postergirl.

Die handreiking hebben jullie toen botweg genegeerd. Net zoals jullie alle kritiek en commentaar hebben genegeerd die ik al in 2006 tijdens een gesprek met een bestuurslid van Pink Ribbon ventileerde. Sterker: mijn handreiking van 2011 hebben jullie belachelijk gemaakt, door valselijk te stellen dat mijn cijfers niet klopten. Het enige dat jullie wel deden, was goochelen met oude jaarrapporten en je eigen jaarcijfers anders optellen en herschrijven.

*

Zodat ik niet goed weet wat een nieuw gesprek tussen Pink Ribbon en mij kan teweegbrengen. Eerdere pogingen tot handreikingen mijnerzijds hebben duidelijk gefaald. Pink Ribbon wil nog steeds haar eigen fouten uit het verleden – te weten: bizarre marketing, ingezameld geld niet besteden aan beloofde doelen, valse voorlichting over het doel van de opbrengsten – niet vrijelijk toegeven. Sterker, Pink Ribbon ontkent de validiteit van mijn kritiek nog steeds. Je schrijft nota bene publiekelijk dat je mijn becijfering ‘niet begrijpt’.

Zodat ik niet anders kan dan me afvragen: wat is je doel met zo’n gesprek? Wil je bij die voorgestelde kop koffie tenminste proberen om mijn kritiek – en die van duizenden andere vrouwen – te snappen en die ter harte te nemen? Of liever nog: samen nadenken hoe het beter kan? Of wil je – en dat vrees ik, eigenlijk – vooral tegenover mij je verhaal afdraaien, zonder oprecht te luisteren naar het mijne?

Anderzijds: ik ben niet iemand die zich snel laat inpakken. Ik heb niets te duchten van zo’n gesprek; Pink Ribbon heeft er een boel te winnen wanneer ze haar oor te luisteren legt bij critici. En mij is er een boel aan gelegen om Pink Ribbon op een andere koers te krijgen.

Dus Susan, ik aanvaard je uitnodiging met beide handen. Maar een kop koffie biedt ons geheid onvoldoende tijd om tot een echt gesprek te komen. Wanneer je me uitnodigt voor een lunch, sta ik tot je beschikking.

met vriendelijke groet,
Karin Spaink

P.S. 2 november: Inmiddels heeft Susan Veenhoff me uitgenodigd voor een lunch. Ik heb (uiteraard) ja gezegd.

Censuur door Viva

Op het Viva-forum schreef ene LeonieV op 12 oktober een column over Pink Ribbon. Dat was een kritisch verhaal – redelijk in lijn met stukjes die ikzelf al eerder over Pink Ribbon heb geschreven. Maar Leonie had buiten de waard gerekend. Viva wordt uitgegeven door Sanoma, en Sanoma is de maker van de jaarlijkse Pink Ribbon glossy. En dus? Dus verwijderde Viva het kritische stuk. Kennelijk mag je binnen Sanoma-kringen geen kritiek op Pink Ribbon uiten. Met die geste maakt Sanoma de titel van LeonieV’s artikel – “De roze kanker maffia” helaas waar.

Om te vorkomen dat LeonieV’s stuk uit de annalen verdwijnt, neem ik het hier op mijn eigen website over. [N.B.: Ik heb geprobeerd LeonieV’s toestemming daarvoor te krijgen, maar ze is naar het schijnt niet meer te bereiken via het Viva-forum. daarom doe ik ‘t op de bonnefooi. En LeonieV: ik zou het prettig vinden wanneer je contact met me opneemt.]

De roze kanker maffia – door LeonieV

De hele maand oktober is gebombardeerd tot borstkankermaand. Niet een dag, ook geen week, nee een gehele maand aandacht voor één specifiek soort ziekte.

Gezonde memmen
Vrouwen en borsten. Ziek of niet, het blijft een fijne combinatie voor in de publieke ruimte, maar omdat een verminkt lichaam het marketingtechnisch niet zo lekker doet, staan er als gewoonlijk een paar gezonde jetsers op de billboards.

Door het woud van roze lintjes, glimmende make-up tasjes, glossy magazines, rinkelende geluksarmbandjes en glinsterende Swarovski steentjes, zou je bijna vergeten dat borstkanker bovenal een verschrikkelijk ellendige en bovenal dodelijke ziekte is.

Alles behalve glamoreus
Mijn moeder heeft vijf jaar lang borstkanker gehad en de wereld waarin zij zich begaf was alles behalve glamoureus. Het was een wereld van wachten op uitslagen, een wereld van pillen, bestralingen, chemo- en hormoonkuren, een wereld van ziek in bed liggen en net als je weer energie kreeg opnieuw dat vergif door je aderen laten lopen.

Net toen we opgelucht ademhaalde, mijn moeder gezond werd verklaard, was het twee jaar later wéér raak. Dat is de realiteit van (borst)kanker. Een realiteit die ver afstaat van het paraderen over een catwalk.

Roze-kanker-maffia
Mijn moeder en ik kunnen ons behoorlijk ergeren aan de roze kanker maffia. Op televisie, in de supermarkt en op straat: een maand lang wordt het in je gezicht gewreven.

‘Beat it’ staat er met dikke koeienletters op een campagne posters van Pink Ribbon met daaronder een strijdlustige vrouw afgebeeld in sportkleding. Het idee dat wordt gepropagandeerd is dat je borstkanker kan overwinnen, zolang je maar positief blijft en hard genoeg vecht.

Negatieve slappelingen
Deze boodschap is op zichzelf nog niet zo schadelijk, maar wordt dit wel wanneer je even verder door denkt. Wie de strijd niet wint, heeft niet hard genoeg gevochten. Sterven aan kanker is iets geworden voor negatieve slappelingen.

Die boodschap is pijnlijk wanneer je in het ziekenhuis de meest positieve vrouwen ziet sterven. Die boodschap is ook pijnlijk wanneer je zelf gezond wordt verklaard en mensen je hierover op een feestje complimenteren.

Ondraaglijke gedachte
Kennelijk is het voor veel mensen nog altijd een ondraaglijke gedachte dat we niet alles zelf in de hand hebben. Wanneer je borstkanker krijgt, onderga je de behandelingen en kun je alleen maar hopen dat deze aanslaan.

Meer dan dat kun je helaas niet doen.

Boudewijn

Boudewijn van Ingen (also known as Bogie) died last Tuesday, September 4. He was 49.

Boudewijn was one of the first Dutch people who joined me in September 1995 when I put the Fishman Affidavit online. The Fishman Affidavit contains excerpts of the OT-levels, and Scientology had been rather successful in removing the document from the internet. Until the document hit the Dutch part of the internet: within a week, we had a hundred mirrors of the document. The ensuing lawsuit lasted for almost 10 years, and we kept winning; ever since 1996, the excerpts of the OT-levels as provided on my website are legal and anybody can copy and/or quote them.

Boudewijn joined the protest almost immediately. But unlike most others, he really read up about Scientology and decided that fighting the cult was a worthy cause. He became a real critic. He posted on alt.religion.scientology; he investigated; he joined IRL protests; he engaged (in as far as possible) in conversations with members, and – his most memorable feat – he engaged in debates with his co-critics when he thought that they were sloppy, immoral, or simply unkind.

Boudewijn was a kind and gentle person. Utterly smart but never condescending; utterly engaged, but never blinded.

*

The energy that he spent on Scientology, was even more precious because Boudewijn’s health sucked. He had hemophilia, the bleeders’s disease. His veins would break open at the slightest intrusion, and the blood clots that occurred everywhere in his body, had caused major disabilities. When I got to know him, he had to use crutches for support, and often a wheelchair.

A few years ago, Boudewijn got a brain hemorrhage that left him mostly incapacitated and very dependent (left side paralysis). He was forced to live in a nursing home while he tried to recuperate. And he hated that. It took him quite some time to finally be able to move back into his own apartment, and to feel independent again.

Last week, he got a new brain hemorrhage; and this time, he died. Somehow, I’m happy that Bouewijn didn’t have to negotiate another round of devastating adjustments to more and more minimal possibilities. Yet it sucks that he has died. Boudewijn has done everything he could possibly do to survive, and yet he managed to make time to try and help free others… May he never be forgotten.

[Picture: Nantko Schanssema, Jeta Eggers and Boudewijn van Ingen, August 2000.]

Max & valeriaan

Het is veel te lang geleden dat ik over Meisje Max schreef. Ze is inmiddels bijna tweeëneenhalf en heeft zich ontpopt tot een buitengewoon stoer katje. Michael daagt haar geregeld uit voor een gevecht – soms vriendelijk, soms serieus – maar Max is stukken sneller dan hij en heeft bovendien veel langere poten dan Michael, dus ze wint altijd van hem. Wat Michael natuurlijk extra narrig maakt en meer gespitst op een volgende wedstrijd, die hij dan ook weer verliest. (Maar vaak ook liggen ze vreedzaam samen op de bank, elk op hun eigen hoekje ervan.)

Max is niet zo van het sentiment. Ze komt geregeld even knuffelen en wil dan ritmisch op mijn buik of been trappelen, maar voor ik het weet springt ze weer weg en gaat ze heel iets anders doen. Vooral nu het zomer is, is er zoveel te zien, te ruiken, te jagen en te vangen in de tuin en op het dakterras, je hebt er een dagtaak aan om dat allemaal bij te houden, als kat.

Ooit heb ik rode valeriaan in de tuin geplant. Men zegt dat Valeriaan op katten hetzelfde effect heeft als catnip: het zou een soort XTC voor ze zijn. Nooit iets van gemerkt, terwijl dat spul zich ondertussen wel als een gek uitzaaide. Vandaar dat ik afgelopen weekend fors het mes in de alomtegenwoordige valeriaan zette.

Zo ergens bij mijn slaapkamerdeur restte nadien niet meer dan een klont kortgewiekte stengels. Eerder had de valeriaan daar gewoekerd en had-ie – omgevallen en al – minstens een vierkante meter in beslag gemomen. Max had het spul geen blik waardig gekeurd.

En verdomd. Ineens werd ze wél verliefd. Ze krulde zichzelf om de stronk, ze beet erin, ze likte eraan, ze klauwde erin, ze gaf hem kopjes en rolde haar witte buik bloot terwijl ze haar poten erin vast haakte. The juices were flowing!

Noot: in het begin van het filmpje ligt Max om de stronk heen gekronkeld; de valeriaanstengels bevinden zich dus op buikhoogte.

Platenkoffer

In de zomer zendt OBA Live (HUMAN) de serie ‘Het platenkoffertje van….’ uit, waarin de gasten een muzikaal zelfportret leveren aan de hand van hun platenkoffertje. De presentatie wordt verzorgd door Theodor Holman.

Vanavond is het mijn beurt, en draaien we een uur lang paatjes met praatjes. OBA Live oordeelde: “Karin heeft veel verschillende soorten muziek in haar platenkoffertje: Canta-balletmuziek, Arabische muziek, maar ook heavy metal. Haar koffertje is het merkwaardigste platenkoffertje uit de hele zomerserie.” De aflevering is tussen 19:00 en 20:00 hier te beluisteren.

Mijn lijstje:

  1. Scanner / Robin Rimbaud – Car Voices [Het Nationale Canta Ballet, 2012]
  2. Coil – Broccoli [album: Musick to play in the dark, 1999]
  3. Einstürzende Neubauten – Salamandrina [album: Interim, 1993]
  4. Godflesh – Baby blue eyes [album: Pure, 1992]
  5. Michael Gira & Don Matz: 17 hours [album: What we did, 2001]
  6. Fairuz – Shat Iskandaria [allerlei albums]
  7. Abdel Halim Hafez – Awel mara taheb [1957]
  8. Amal Murkus – Ya oud [album: The Rough Guide to Arabic Café, 2008]
  9. Adele – My same [album: 19, 2008]

Verloofd

Met het huwelijk heb ik niks. Met vriendschap en de liefde daarentegen wel; daarvoor wijkt wat mij betreft zowat alles. Zelfs in die mate dat dingen die je nooit wilde, of waar je pertinent tegen was, daardoor zomaar van kleur kunnen veranderen en ineens volledig logisch kunnen voelen. Wat meer is: dat je die dingen dan plotseling van harte en uit volle overtuiging doet.

Dus ja, tegen mijn eigen verwachting in ga ik binnenkort trouwen. Ik vind dat verrassend ontroerend. En bovenal vind ik het prachtig en heel bijzonder dat iemand me dusdanig vertrouwt, dat ze me vraagt mijn lot ook wettelijk met het hare te verbinden. Dit huwelijk is een kostbaar cadeau. Het is een bevestiging en een belofte van diepe trouw.

***

Nadat ik mijn verloving via een relatie-update op Facebook had bekendgemaakt, regende het felicitaties. Dat was overrompelend lief. Toen ik twee weken later de naam van mijn aanstaande invulde, maakte Facebook daar onbedoeld opnieuw een feestje van door onze verloving prompt in de categorie ‘verjaardagen’ te publiceren. Opnieuw vielen me tientallen welgemeende felicitaties ten deel. [Christiane, mijn aanstaande, helaas niet: zij had zich nog niet bekend gemaakt. Ze bekeek het gedruis op afstand en met veel plezier.]

Vrijwel alle felicitaties waren afkomstig van mensen die alleen mijn stukjes kenden. Vrienden op Facebook deden er zo ongeveer collectief het zwijgen toe. Waarschijnlijk vermoedden ze een grap. Spaink en trouwen, dat was immers water en vuur? Sommigen stuurden een verbaasd mailtje, met als grootste gemene deler de subject line: ‘Huh?’ Nadat ze het achtergrondverhaal hadden gehoord – er is altijd een achtergrondverhaal – lieten zij, net als C. en ik eerder hadden gedaan, subiet hun reserves vallen.

***

Terzijde: wat me verrraste, was dat allerlei mensen plaagden & klaagden: ‘Shit, Spaink is nu dus van de markt. Mijn droom aan diggelen!’ of: ‘Die verloofde moet wel heel bijzonder zijn, als jij je leven met haar wilt delen.’ [Ja, geloof me: C. is inderdaad heel bijzonder.]

Zulke opmerkingen strelen natuurlijk mijn ijdelheid en mijn ego, dus dank daarvoor. Maar juist omdat meerdere mensen zoiets zeiden, ging er gaandeweg iets rinkelen. Iets dat niks met mij te maken heeft, en alles met geldende idealen van aantrekkelijkheid of gewensd zijn. Is het niet bijzonder dat een grijsharige, slecht lopende vrouw met maar één borst en een onhandig arsenaal aan recalcitrante opinies, kennelijk als begeerlijk kan gelden, als iemand die je mogelijk wil werven?

Nogmaals: hartelijk dank voor de complimenten aan mijn adres, maar de vraag daarachter is veel interessanter. We zijn allemaal gaan geloven dat we jong en gezond moeten zijn om bemind te kunnen worden. Maar misschien doet uiterlijk er op de keper beschouwd geen sodemieter toe, en is energie – of voor mijn part: charisma – het enige dat echt telt?

Wanneer de verloving van een middelbare, gehandicapte en obstinate mevrouw onbekenden uitlokt om grappen te maken over hun eigen deswege gemiste kansen (zie ook de cartoon bovenaan dit stukje), is er hoop. Veel hoop. Niet zozeer voor mij – want ik ben nu fijn onder de pannen – maar wel voor u, en voor ons allemaal. Want kennelijk kunnen we nog steeds voorbij gaan aan het media-ideaal van schoonheid en kunnen we een beetje beter & verder kijken. (Niet dat ik nou zo geweldig ben, hoor. Ik kan het vooral leuk brengen. Oftewel: makke telt minder dan presentatie. Wat zelf ook weer een onrustbarend concept is: moeten we ons dan allemaal druk gaan maken om hoe we overkomen?)

Enfin. Dat zijn zo van die gedachten die opkomen wanner half Facebook je ineens feliciteert met je verloving.

***

Nee, ik ben geen makkelijk mens, en Christiane – mijn verloofde – al evenmin. Maar we vertrouwen elkaar tot op het bot en we hebben elkaar nu hard nodig. Plus dat we in onze dertigjarige vriendschap hebben geleerd wanneer we zachtjes moeten doorzetten en wanneer we elkaar effies met rust moeten laten.

Nee, het verhaal achter dit huwelijk is niet alleen rozegeur en maneschijn. Maar dat maakt het des te mooier dat Chris en ik dit toch kunnen & mogen doen: dat we juist nu beloven elkaar door dik en dun te willen steunen.

Nee, dat allerlei halve onbekenden ons hun allerhartelijkste felicitaties aanbieden, is niet oppervlakkig. Het is imers nooit oppervlakkig wanneer iemand je geluk toewenst. Integendeel: het is ronduit prachtig wanneer iemand de moeite neemt om te zeggen dat ze op veel goeds voor je hopen. Want dat doen we eigenlijk erg weinig: elkaar alle mogelijke liefde en geluk toewensen.

Zodat dit aangekondigde huwelijk ook maakte dat ik ineens de zachtheid, de meelevendheid en de goede bedoelingen van anderen weer helder zag. Wat op zichzelf al een prachtig cadeau is.

Dansen met een tweede lichaam

Via Bright stuitte ik gisteren op een prachtig filmpje. De beelden zijn vervreemdend, ontroerend, hartverscheurend en betoverend tegelijkertijd; maar au fond vooral simpel, en juist dat maakt ze zo aangrijpend.

Je ziet twee danseressen die elk gekleed zijn in dunne zijden jurken met daarop een print van andermans lichaam. Zodra de danseressen bewegen, golft dat tweede lichaam om ze heen. En omdat de zijde dun is en toch hun eigen lichaam verhult, zie je pas bij een verdubbeling – wanneer het op zijde geprinte lichaam met het dragende lichaam eronder – de contouren van beide lichamen verschijnen.

En die contouren veranderen steeds maar. Zolang ze bewegen, blijft zowel hun eigen huid als hun tweede huid ongrijpbaar. Je ziet hoe ze hun tweede huid langzaam van elkaars ledematen wegtrekken of verschikken. Je weet wat er gebeurt. Maar het effect blijft onnavolgbaar.

Ook hun gezichten zijn niet stabiel. Je ziet die veranderen wanneer daar een zijden gezicht overheen wordt getrokken, of juist er langzaam vanaf wordt gehaald. En zelfs terwijl je beide gezichten ziet, weet je niet meer waar je moet kijken en wat nu echt is/

Het geheel is sprookjesachtig mooi. Lichamen zijn hier soms niet anders dan een vel, uiterlijk vertoon: ineens blijkt dat de mens die in die huid verpakt is, anders is (of kan zijn) dan de buitenkant doet denken.

Hier kun je het filmpje zien. Het duurt helaas maar drie minuten – van mij mocht dit gerust een kwartier of zelfs een uur duren….

de bedenker van dit geheel is Imme van der Haak. Haar project is ook tentoongesteld in Londen, maar helaas lipe die tentoonstelling maar tot 1 juli. Anders was ik alsnog spoorslags afgereisd.

Kiekeboe!

Toen ik een maand of vier geleden ’s morgens mijn lenzen wou inzetten, vond ik in het linkervakje van de container maar een halve lens. De overgebleven helft zag er raar uit, alsof-ie wreed doormidden was gescheurd. Nu kunnen lenzen inderdaad kapot gaan en zelfs scheuren, maar wat mij toen vooral verbaasde was waar die andere helft was gebleven.

Had ik de lens de vorige avond maar half in het doosje gedaan en hem doormidden gesneden toen ik de dop alsnog stevig vast draaide? Zou kunnen… Maar dan kon de andere helft van die lens niet ver zijn, en toch kon ik die nergens vinden. Hij plakte niet aan de buitenkant van het lezendoosje, lag nergens op de glazen schraag en ook in de wastafel zag ik geen spoor van een halve lens.

Vreemd. Hij zou toch niet nog in mijn oog zitten? Ik voelde niks maar onderwierp mijn linkeroog toch aan een grondige inspectie. Nee, dacht ik al: niks te zien. Ik pakte een nieuwe linkerlens en zette die in. Klaar.

In de maanden daarna had ik soms last van een tranend oog. Soms leek het of er een korreltje onder mijn ooglid zat. Ook ’s nachts en ’s morgens, wanneer ik geen lenzen droeg, voelde ik dat korreltje soms schuren, en wanneer ik mijn lenzen inzette ging dat oog vaak tranen.

Het korreltje irriteerde me dusdanig dat ik overwoog naar de huisarts te gaan, of desnoods naar de opticien: er zat iets in mijn oog dat me hinderde, maar wat ik zelf niet kon zien.

Op een ochtend inspecteerde ik mijn linkerlens. Er zat een raar wit bobbeltje op: een kleine verdikking, juist op de plek waar ik steeds dat korreltje had gevoeld. Schoonwrijven van de lens had geen enkel effect: de verdikking zat in de lens ingebouwd. Ik pakte een verse linkerlens en had sindsdien nergens meer last van. Hoera! Probleem opgelost.

Een week later – het was al middag, ik hoefde die dag nergens naartoe en had me nog niet aangekleed en had mijn bril op in plaats van lenzen in – kriebelde er iets in mijn linkeroog. Een uur lang wreef ik af en toe wat, maar toen dat niet hielp pakte ik een spiegeltje en liep naar het raam om beter zicht te krijgen op het euvel.

Over mijn oogwit zag ik dun een streepje lopen. ‘Ah, een kattenhaar,’ dacht ik, wat helemaal geen rare gedachte was. Er wonen hier immers twee katten en hun haren zitten overal. Ook in mijn neus of mond, dus waarom niet in mijn oog? ‘Da’s Max,’ oordeelde ik, want de haar in mijn oog was grijzig of wit, en Michael is zwart als de nacht.

Het spiegeltje lag op de vensterbank. Met mijn linkerhand trok ik mijn bovenooglid stevig omhoog, terwijl ik mijn rechterwijsvinger over mijn oogwit haalde om die verdomde kattenhaar eruit te vissen. Dat lukte. Meteen voelde mijn oog opgelucht aan: weg irritatie – eindelijk rust. Nog even knipperen om de laatste kriebel uit mijn oog te krijgen.

Toen ik de boosdoener wou bekijken, bleek mijn vinger leeg – geen kattenhaar te bekennen. Wel zag ik iets glimmen aan mijn wimper. Voorzichtig viste ik de glimmer eruit. Huh? Een halve contactlens? Nou ja! Het was de ontbrekende helft van die kapotte lens van vier maanden eerder.

Is dat niet raar? Ik heb vier maanden lang met een halve lens, inclusief afgescheurde en dus rafelige rand, in mijn oog rondgelopen zonder dat te merken. Ik heb er zeker zestien weken mee geslapen. Ik heb zeker zestien weken een héle lens over die kapotte lens in mijn oogbol gedragen, en ik heb al die tijd niks gemerkt. Nou ja, behalve dan dat ik sinds een maand of twee een ergerlijk korreltje in mijn oog voelde, maar dat kwam doordat er in de vervangende lens ook werkelijk een korreltje zat.

Zodat ik me – opnieuw – verwonder over de veerkracht van lichamen. Maandenlang een vreemd, aan één kant ruw geschubt voorwerp in je oog dragen en toch niks merken; maandenlang een kapotte lens in je oog hebben, zonder dat je daar een blijvende beschadiging aan overhoudt; maandenlang vagelijk iets raars voelen en de dag nadat je het vreemde voorwerp eruit hebt gevist, niks geen tranend oog meer hebben. Business as usual. Alsof er nooit iets aan de hand is geweest. Lichamen zijn verdomd veerkrachtig.

De enige vraag waarover ik nog pieker, is deze. Hoe kan zo’n lens in hemelsnaam in je oog scheuren, zodat maar de helft eruit komt terwijl de andere helft koppig blijft plakken?

[Foto: de weergevonden tweede helft.]

Liefde

[Mijn uitgever, Nijgh & Van Ditmar, heeft een column-estaffette op haar website. Ditmaal was de beurt aan mij. Het verzoek: een stukje in te leveren dat hetzij over schrijven ging, hetzij over Nijgh. Ik koos het voor eerste.]

***

Nooit gedacht dat ik ooit een boek over een auto zou schrijven. Ook nooit gedacht dat juist dát het vrolijkste, meest frivole boek uit mijn carrière zou worden. Spaink is immers altijd bloedserieus? Nou, ditmaal niet!

Want nu schreef ik een lofzang op een klein, kek autootje: de Canta, een gehandicaptenvoertuigje. Hij valt op door zijn afmetingen en privileges (smal en hoog, en je mag ermee op het fietspad), maar ’t is zijn vormgeving die hem tot een echte blikvanger maakt. Nadat ik op Twitter om foto’s van Canta’s had gevraagd, klaagden sommige inzenders maanden later nog dat door deze queeste hun blik voorgoed was aangetast. Ze konden dat autootje niet meer van zich afschudden: ze waren verslaafd geraakt aan het Canta-spotten.

Zelf was ik allang verliefd op dat autootje, dat me mimmers ijn vrijheid teruggaf toen mijn benen onbetrouwbaar bleken.

Nadat in de Canta-fabriek had gebivakkeerd om te achterhalen hoe het ding werd gemaakt, werd ik ook verliefd op de makers. Er komt veel vakmanschap aan te pas. Al die autootjes worden met de hand in elkaar gezet en tot in detail aan hun toekomstige bestuurder aangepast. Plotseling ging mijn boek niet alleen over vrijheid en beweging, maar ook over beroepstrots, over technisch vernuft en over innovatie. Ooit bedacht hoe je vanuit je rolstoel met een joystick een Canta kunt besturen?

Dat de Canta is verzonnen door een Nederlandse coureur, Dick Waaijenberg, was natuurlijk geestig. Maar het riep ook vragen op. Waarom besteedt een snelheidsduivel vijftien jaar van zijn leven aan het ontwerpen van een autootje voor gehandicapten?

Dick – notoir wars van interviews – wilde ditmaal wel praten. Ik luisterde tussen zijn zinnen door en ontdekte drie, nee vier dingen. Eén: dat racen niet over snelheid gaat, maar over auto’s aanvoelen en daar één mee worden. Twee: dat coureurs hartstochtelijke sleutelaars zijn en als geen ander weten dat je auto’s eindeloos kunt aanpassen. Drie: dat dit hem bij uitstek kwalificeerde om te snappen dat je auto’s aan mensen moest aanpassen in plaats van andersom.

Les vier was lastiger. Het was vooral een les voor mezelf. Ik schrijf altijd over abstracte onderwerpen, of over groepen mensen. Nooit eerder verdiepte ik me voor een boek in een specifiek persoon. Nu wel: ik werd per ongeluk biograaf. En ik ontdekte dat je, om oprecht over iemand te kunnen schrijven, daarmee één moet worden.

Pas wanneer je om iemand geeft, kun je hem doorgronden. Of wellicht werkt het andersom: wanneer je in iemands huid bent gekropen, ga je van hem houden.

Zodoende leerde ik – opnieuw, maar nu anders – dat liefde en schrijven precies hetzelfde zijn.

Ballet klaar!

Het ballet is achter de rug. En het was prachtig. Ik heb bijna alles kunnen zien, maar nogal hap-snap; een scène hier en dan weer een scène daar, omdat ik natuurlijk ook zelf iets moest doen. Gisteren hebben we drie voorstellingen gedaan: ‘s middags de generale repetitie, en ‘s avonds de twee publieksvoorstellingen. Het ging alledrie de keren vrijwel foutloos! Nergens schade ook, alleen een zijspiegel eraf geloof ik :)

Het was een ecclatant succes. Bijna elke scène kreeg applaus, en na afloop kregen we beide keren een staande ovatie die zeker vijf miunuten duurde. Er zijn later enorm veel mensen op me afgekomen die me vertelden dat ze tot hun verrassing geroerd waren, dat ze de tranen in hun ogen hadden. en veel mensen hadden zelfs gehuild…

Ik trouwens ook. Bij de eerste doorloop woensdag sprongen me onverwacht de tranen in de ogen zodra het eerste autootje opkwam, en toen er eenmaal zestien rode Canta’s rondreden, rolden de tranen over mijn wangen. Maartje kwam naar me toelopen en zei: ‘Spaink, ik moet zo huilen…!’ Toen hebben we samen een tijde jankend zitten kijken naar dat prachtige schouwspel daar op de dansvloer. Het gebeurde nu allemaal echt!

Zondagavond wordt het ballet uitgezonden bij de NTR op Ned2, van 19:00 tot 20:00. Allemaal kijken!

Oonderstaand een paar foto’s van mijn pas-de-deux met Casey Herd, eerste solist van Het Nationale Ballet.

Foto: Het Nationale Ballet / ©Angela Sterling

Foto: Robert Scheer