Gokje

Morgen wordt bekend gemaakt wie de Nobelprijs voor de literatuur krijgt. Er circuleren zoals gewoonlijk allerlei namen, waaronder – ook zoals gewoonlijk – Cees Nooteboom, Amos Oz, Margaret Atwood en Carlos Fuentes. Atwood zou ik de prijs van harte gunnen maar al een paar jaar vind ik dat Haruki Murakami ‘m verdient.

In 1992 of 1993 las ik voor het eerst een boek van hem: Hard-Boiled Wonderland and the End of the World. Ik was zo overdonderd dat ik prompt begon aan een proefvertaling, totdat ik ontdekte dat een Nederlandse uitgeverij de rechten al had gekocht. HBWEW gaat over doolhoven, het geheugen, onderaardse gangen, eenhoorns, bibliotheken, onthechte mannen en vreemde meisjes, en doet dat op afwisselend nuchtere, sprookjesachtige en absurdistische toon. Ik was overdonderd en heb daarna alles van hem gelezen, en steeds met groot plezier. De man schept wonderlijke werelden die vertrouwd en vreemd tegelijkertijd zijn, en vertelt verhalen die je niet loslaten. En hij is uiterst citabel: “…the subconscious mind is always changin’. Like an encyclopedia that keeps puttin’ out a whole new edition every day.” (uit HBWEW)

Op 28 oktober aanstaande organiseert de SLAA overigens een avond over Murakami in de Balie, Amsterdam.

Buitenduik: epic fail

Deze zaterdag deden Nana en ik onze eerste twee buitenduiken met ons klasje: op naar de Vinkeveense Plassen. Ik had zo half en half een gebouwtje verwacht waar we ons konden verkleden en een bootje dat ons naar een diepe plek zou vervoeren, maar nee: het duikgedeelte van de Vinkeveense Plassen is een afgezet stuk bij Eiland 4 (de eilanden in de Vinkeveense Plassen blijken genummerd te zijn) van zo’n honderd vierkante meter, afgezet met boeien. Het water gaat daar tot zo’n 15 meter diep,en er liggen allemaal oefenobjecten: van een oude stadsbus tot kettingen waarlangs je kunt afdalen en een platform op vijf meter diepte waarop je kunt uitrusten.

We kwamen aanrijden over een weggetje en onze duikleraar reed daarna een nog smaller weggetje op met links en rechts parkeerplaatsen. Er stonden naar schatting zo’n tachtig auto’s geparkeerd: allemaal duikers, die allemaal die honderd vierkante meter gingen verkennen of hadden verkend. Ineens had ik visioenen van massasport, van onderwaterse files, van diepwater opstoppingen en botsingen (dat bleek later erg mee te vallen). Maar het was een raar gezicht: al die mensen die op dat kleine afgezette duikparcours afkwamen en die zich langs de kant van de weg stonden om te kleden.

We pakten de spullen uit en kleedden ons naast de auto om. Ik kreeg een lang pak en daaroverheen, voor de warmte, een shortie (da’s een duikpak met korte mouwtjes en halve benen), elk 7 mm dik; daaronder had ik een badpak en een lycra shirt. Het lange pak ging goed, maar toen ik de shortie eroverheen aantrok voelde ik me subiet benauwd. Alles zat net te strak, mijn keel werd afgesnoerd en mijn borstkas zat in een neopreen korset. We zetten onze apparatuur in elkaar en liepen naar de vlonders die langs het eiland zijn bevestigd. Tegen de tijd dat we in het water gingen, bonkte mijn hart van inspanning.

Het werd niks. Mijn automaat (da’s het ding dat je in je mond hebt om door te ademen) was een DIN, die leek zwaarder te ademen (je moest de lucht echt met een harde teug inademen, Nana had er ook last van) en ik kreeg mijn hart en ademhaling niet rustig. Wat de precieze reden was, ik weet het niet, of misschien was het een combinatie. Ik had een zware week gehad met weinig slaap, mijn pakken zaten zo strak dat ik me niet prettig voelde, en ik vond het ook eng daar straks in het open water zo diep te gaan. Toen ik na een minuut of tien nog niet rustig was zei ik tegen de duikleraar dat ik paste: ik kon wel blijven doorploeteren, maar omdat ik dan zo het gevoel zou hebben dat ik de anderen ophield zou ik nooit echt rustig worden, en maar beter van niet. Bovendien is de eerste les van duiken: nooit voorbij je eigen grenzen gaan. So no, alas.

Sjouke bracht me naar de kant. Het uitkrijgen van mijn vinnen was nog een heel gedoe, met handschoenen aan kreeg ik de sluiting niet los en die vinnen niet van mijn duiklaarzen af, en na veel geworstel klom ik bekaf het trapje op.

Na drie kwartier kwam de rest terug. Ik zou het bij de tweede duik, na de pauze, opnieuw proberen, maar weer lukte het me niet. Zodra ik de bodem had bereikt en mijn hoofd wou draaien bleken al mijn bewegingen zo moeizaam te gaan dat ik opnieuw in paniek raakte. Boven wist ik me gelukkig wel te herinneren dat ik mijn vest moest opblazen om goed te kunnen drijven, maar mijn ademhaling was helemaal van slag. Nope, dit ging echt niet. Die twee mislukte pogingen hadden me zo bekaf gemaakt dat ik mijn duikpakken niet eens meer zelf kon uittrekken, ik had er hulp bij nodig. Zodra mijn shortie uit was had ik voor het eerst het gevoel dat ik weer fatsoenlijk kon ademhalen.

Nana heeft het wel gered. Ze vond het niet makkelijk, maar het lukte haar wel. De tweede duik vond ze eigenlijk moeilijker, ook al omdat ze inmiddels ook flink moe was.

Komend weekend gaat mijn klasje buitenduik 3 en 4 doen, en ik ga 1 en 2 dan opnieuw proberen. Dit keer met een rustiger week ervoor, en ondanks de kou toch maar met één pak aan in plaats van twee. Want dat knakworstgevoel dat ik had was bepaald onprettig: daags na mijn twee mislukte duiken had ik nog steeds een gevoelige keel van de druk die de pakken erop hadden uitgeoefend. Enerzijds vind ik het dapper dat ik ‘nee’ zei – grenzen trekken is ook een kunst – maar anderzijds vind ik het heel jammer dat het me niet is gelukt. Tegelijkertijd troost ik mezelf ermee dat ik mijn eerste introductieles ook verknalde en de tweede toen ineens erg makkelijk vond. Maar dammit, ik had dit graag gedaan.

(foto: Vinkeveense Plassen, courtesy of Scubadiving Amsterdam.)

Wim (2)

Het overlijden van Wim – zie ook ‘Om de hoek’ – heeft inmiddels (eindelijk) voor commotie gezorgd. De kliniek heeft, tegen de regels in, Wims overlijden niet bij de inspectie gemeld en het heeft er alle schijn van dat ze hem, alweer tegen alle regels in, de laatste acht uur niet hebben geobserveerd. Gisteren werd tevens een vernietigend rapport van de Inspectie d.d. 21 augustus 2008 over de betreffende kliniek (SPDC Oost) onder de pers en een paar vrienden van Wim verspreid. In de kliniek waren te weinig hupverleners, er werd te vaak geïsoleerd, de werkdruk was te hoog, de zorg slecht.

Inmiddels heeft de pers de kwestie opgepakt. Veel kranten besteedden er vandaag aandacht aan en bij Nova was het vanavond het hoofdonderwerp. Nova interviewde Jeroen Muller; Muller is voorzitter van de Raad van Bestuur van AMC De Meren, waar het SPDC Oost sinds begin deze maand onder valt.

Van zulke bestuurders wil je er meer hebben. Muller hoorde pas gisteren van Wims dood en van het onthutsende rapport van de Inspectie over de kliniek, heeft diezelfe dag nog een vergadering belegd, een plan van aanpak laten maken, de kliniek bezocht, met alle betrokkenen gesproken en een extern onderzoek aangevraagd. Daarna heeft hij de verpleegkundige, de psychiater en het afdelingshoofd die ‘over’ Wim gingen, hangende het externe onderzoek geschorst, de directeur en hun vertegenwoordiger in de raad van bestuur ontslagen, twee van de vier isoleercellen gesloten, een opnamestop ingesteld en meteen meer personeel aangenomen.

Alleen wou ik wel dat het SDDC Oost eerder was gefuseerd en Muller dus eerder had kunnen ingrijpen…

Blub

Jaren geleden deed ik al ‘s een proefles maar toen wou het van geen kant: mijn lichaam werkte niet mee. Ik geloof dat ik na afloop drie uur heb zittten klappertanden terwijl ik twee dekens om had en daarna twee dagen slecht liep. Inmiddels is de onderlinge verhouding tussen mij en mijn fysiek beter en toen Nana vorige maand zei dat ze wou leren duiken, zei ik: ‘Oh, ik ook! Al heel lang,’ dus nu zijn we diving buddies.

Vanavond hebben we onze derde duik gedaan. Nu ja, ik mijn vierde, want ik heb de introductieles twee keer gedaan omdat ik de eerste keer niet kon ademen. Wat ik helemaal niet doorhad – maar de instructeur meteen zag – was dat ik wel kon inademen maar amper uitblies. Waardoor er uiteraard niks meer bij kon en ik het gevoel had dat mijn borstkas zo ongeveer het maximale volume had maar er toch heus iets niet klopte. Da’s allemaal over, ik kan nu onderwater bubbelen dat het een aard heeft – als ik mezelf eerst even vijf minuten laat wennen.

Heel raar hoe dat gaat. Wat me afgelopen maandag nog in halve paniek bracht, deed ik vanavond met gemak. Zonder lucht negen meter vooruit zwemmen op twee meter diepte, onder water je masker afdoen en terugzetten en het dan leeg blazen, onder water je mondstuk eruit halen en je trimvest zelf opblazen en dan je mondstuk terugzetten, weten dat je negen meter zonder adem moet gaan zwemmen en bij de eerste slag je vin per ongeluk half uittrappen, die weer goed aantrekken en het toch zowat redden, of zomaar ineens flink moeten hoesten onder water – allemaal no problemo. Waar ik ineens wel weer van in paniek raakte was dat mijn mond enorm droog werd en ik daardoor het gevoel had dat ik niet meer kon slikken, en de instructeur juist toen een nieuwe oefening aankondigde – dat was me effies teveel. Omhoog, hoofd boven water, bril af, mondstuk eruit – en pas toen bedacht ik dat ik ook best mijn mondstuk met mijn tong had kunnen afsluiten en wat chloorwater had kunnen slikken.

Ik blijf erg veel moeite hebben met zweven in het water. Ik heb jarenlang mijn best gedaan opnieuw te leren overeind te blijven, maar onderwater moet je heel ander repertoire aan trucjes hebben. Bovendien werkt alles daar met vertraging door. Dus ik moet veel afleren en bijleren. Soms heb ik wat meer tijd nodig dan de anderen. Maar zweven vindt niemand makkelijk en het gaat steeds beter. Ik let inmiddels ook meer op de omgeving, op mijn buddy, en op rustig blijven. Deze keer was ik ook half niet zo moe als afgelopen maandag. Ik spartel minder tegen :)

De gedachte dat we over anderhalve week in open water tien of twaalf meter diep zullen gaan, vind ik trouwens nog steeds doodeng. En ik hoop bij onze buitenduiken op een erg warm pak want ik blijk razendsnel koud te worden. Maar ik geloof dat het me wel gaat lukken dat brevet te halen, desnoods met een extra les ertussen.

(foto: Flickr / CC, Alfonsator.)

De vraatzucht van Picnic

Picnic heb ik altijd allejezus duur gevonden. In 2006 kostte deelname aan het hele congres al 750 euro, nu – twee jaar later – is dat maar liefst verdubbeld tot 1480 euro. Reden om maar niet te gaan. Bovendien begrijp ik die hoge toegangsprijzen niet: Picnic krijgt buitengewoon veel subsidie (dit jaar 1,6 miljoen euro) en wordt door tal van grote bedrijven gesponsord.

Er gaat zelfs zoveel subsidie naar Picnic toe dat bijna alle andere aanvragen voor ondersteuning van projecten en plannen op het gebied van technologie en media in Amsterdam sneuvelen: Picnic zuigt al het geld naar zich toe. De gemeente subsidieert daarom vrijwel niets meer op dit vlak. Die vraatzucht heb ik altijd naar gevonden.

Deze week werd ik gevraagd of ik op Picnic Clay Shirky zou willen interviewen na afloop van zijn lezing. Leek me erg leuk, zijn boek Here comes everybody: the power of organizing without organizations heb ik met veel plezier gelezen, en ik wist nog wel wat fijne kritische noten om te kraken.

Ik vroeg welk honorarium ze in gedachten hadden. Alleen al aan voorbereiding kost zoiets zeker een dag: Shirky’s boek herlezen, een paar video’s van z’n eerdere lezingen bekijken, andere kritiek opsporen, vragen voorbereiden. Het antwoord:


We bieden helaas geen honorarium. Om eerlijk te zijn, wel aan Shirky, maar verder aan geen van de sprekers in het congres.

Toen brak mijn klomp. Picnic heeft een begroting van 3,6 miljoen, krijgt 1,6 miljoen subsidie, ontvangt handenvol sponsorgeld en de sprekers – die toch de inhoud van het congres maken of breken – worden geen van allen betaald voor hun werk en inspanning (nu ja, op Shirky na, dan)? Wat een gotspe. Tegen de mevrouw van de belichting of tegen de meneer van de catering zeg je toch ook niet: ‘Sorry, maar we hebben besloten niemand uit uw branche te betalen. U moet het maar als reclame voor uw product zien dat wij u hier uitnodigen gratis iets voor ons te komen doen’?

Dus ik ga niet naar Picnic. En sinds dat mailtje van vanmiddag vraag ik me af

  • waar dat al geld dan in hemelsnaam naartoe gaat,
  • waarom optreden op Picnic – dat als een ‘professioneel’ congres wordt neergezet – als vrijwilligerswerk wordt beschouwd,
  • hoe het kan dat het duurste mediacongres in Nederland haar sprekers niet betaalt maar wel enorme toegangsprijzen vraagt,
  • waarom het publiek niet weet dat de sprekers hun optreden uit eigen zak moeten bekostigen,
  • of de organisatie zelf ook voor niks werkt,
  • waarom Picnic a free lunch én subsidie wil.

Klacht Raad voor de Journalistiek

Naar aanleiding van mijn column over het falende kinderpornofilter – ondanks alle beloftes van de minister dat er uitsluitend sites op de zwarte lijst zouden belanden die niet via justitiële weg zijn aan te pakken, bleken er in Nederland gehoste sites op de lijst te staan – heeft hosting provider Leaseweb een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek tegen mij, tegen Addie Schulte (de journalist die navraag deed over mijn bevindingen bij de KLPD en de twee providers die websites hostten op de zwarte lijst bleken te staan, te weten Leaseweb en Webazilla) en tegen Het Parool.

De klacht luidt dat beide artikelen feitelijke onjuistheden bevatten (zo zouden Schulte en ik hebben gesuggereerd dat Leaseweb willens en wetens kinderporno host, maar dat zeggen we nergens en dat denken we ook helemaal niet) en dat er geen wederhoor is toegepast. De zaak wordt vrijdag 12 september om 13:30 behandeld.

Update:

We hebben er ongeveer drie kwartier gezeten: eerst een praatje van de ene advocaat, daarna een praatje van de andere advocaat, tenslotte vragen van de leden van de Raad aan de advocaten en aan mij. Op het eind zei de voorzitter dat het ‘een lastige zaak’ was en dat de Raad over vier tot zes weken uitspraak zal doen.

Om de hoek

Zojuist hebben we Wim begraven.

Ik leerde hem in de zomer van 1994 kennen, hij sprak me aan tijdens een concert – voor zover dat mogelijk was tenminste, want het was een optreden van Entombed en Napalm Death, gewoonlijk kun je daar niet veel bij praten. Wim had cadeautjes voor me meegenomen: tekeningen van mij en teepjes van zijn eigen muziek. We zijn nadien altijd blijven corresponderen. We zagen elkaar geregeld op straat – hij woonde twee hoeken verderop – en altijd bij Neubauten. (Op alle live-albums van Neubauten in Amsterdam hoor je Wim wel een keer brullen.)

Uit een stukje dat ik over onze eerste ontmoeting schreef:


Hij was uiterst openhartig. Na tien minuten wist ik al dat hij schizofreen was, dat hij getrouwd was geweest en zijn ex momenteel in een Duitse kliniek verbleef, dat hij vorig jaar in Santpoort had gezeten en daardoor helaas het optreden van Neubauten in Paradiso had gemist, dat hij afgelopen Pasen in de cel had gezeten omdat zijn bovenbuurvrouw de politie had gewaarschuwd in plaats van hem te vragen of het allemaal wel ging met hem toen hij zo moest gillen, dat hij meer van Blixa hield dan van Cave en dat Blixa, zie je wel, hetzelfde sterrebeeld had als hij: ze waren alletwee bom. ‘Bom?’ vroeg ik. ‘Ja. Augustus. Hiroshima,’ zei hij.

Wijn wilde hij niet, liever spa, zijn arts had hem alle alcohol verboden en in combinatie met zijn medicijnen was wijn inderdaad niet aan te bevelen wist hij inmiddels. Die tekening van mij was van toen ik bij Ischa was. Of ik een vuurtje had. Hij werkte aan een Duitse vertaling van Hans Fallada en de eerste grap in dit boek van duizendnogwat pagina’s stond op bladzijde honderddrieeëndertig. Hij schreef verhalen, altijd dezelfde zei hij lachend, alleen werd de eerste zin gaandeweg beter.

Zijn conversatie was verrassend. ‘Word jij ‘s morgens ook wel eens schreeuwend wakker?’ vroeg hij, en vertelde daarna dat in zijn dromen altijd alle dieren dood gingen. Hij rekende niet in jaren maar in mensen: toen ik hem beloofde een kaartje te sturen om te vertellen wat ik van zijn bandjes vond, vroeg hij hoe oud ik was: was ik van Blixa of van Cave? Met vereende krachten kwamen we erachter dat ik ouder was dan Blixa en jonger dan Cave. Dat deed hem deugd; dan zou hij namelijk voor het eerst een brief krijgen van iemand die ouder was dan hijzelf.
– Uit Cadeautje, juni 1994

Wim was al ruim vier jaar niet meer opgenomen geweest, dat was een persoonlijk record. Hij wilde zijn medicijnen afbouwen: hij werd er gedempt van en ze maakten hem moe en mat. Het deed hem goed, dat stoppen: hij schreef me dat-ie voor het eerst in zeven jaar had gehuild, en dat hij zich fitter en vrolijker voelde. Het deed hem slecht, dat stoppen: hij geloofde dat op 7 augustus, zijn verjaardag, de keizer van Japan twee minuten in het journaal te zien zou zijn om te vertellen over het bombardement van Nagasaki. Kort daarna werd Wim opgenomen en vorige week werd hij dood aangetroffen in de isoleercel.

Wim hield zich, ondanks de schizofrenie, meestal heel goed staande. Hij was een curieuze maar buitengewoon innemende man: buitengewoon slim, met een verstand dat soms op hol sloeg; een goth, maar dan in felle tinten gehuld (altijd met een turquoise, roze of gouden legging); hij was groot en had lang rossig haar; hij praatte altijd iets net te hard, te toonloos en te snel, stond altijd wat te dichtbij, en als-ie me begroette kreeg ik altijd een ferme natte zoen op mijn mond. Hij was een goed go-speler en zat altijd in bandjes. Hij tekende en schreef. Zijn enthousiasme was aanstekelijk en zijn hart groot. Wim was een soort opgetogen herdershond in zomerkleuren.

Bij de ceremonie vanmorgen werd een toepasselijk nummer gedraaid: Dead friends (around the corner), van Einstürzende Neubauten. Prachtig. Al bij de eerste klanken sprongen de tranen me in de ogen.

Het kinddossier als ongecontroleerde vraagbaak

Vandaag in Security.nl:


Een database met de gegevens van 11 miljoen Britse kinderen zal door de politie gebruikt worden om misdaad mee te bestrijden. De ContactPoint database bevat namen, leeftijd, adresgegevens en informatie van alle kinderen onder de 18 jaar alsmede gegevens over hun ouders, scholen en of ze professionele hulp krijgen. Het project moet voorkomen dat kinderen langs het sociale vangnet glippen, maar nu blijkt dat de overheid de politie toegang tot de database geeft om naar bewijs te zoeken. Zodoende kunnen mensen vervolgd worden ook al zijn ze al lang volwassen. [..] Privacyvoorstanders en de Liberaal Democraten zijn geschokt over het voornemen. “Dit is schokkend. Het is de exacte definitie van een politiestaat. De politie heeft straks in de naam van misdaadpreventie de gegevens van een complete generatie.”

Ook in Nederland is het plan om anderen dan alleen zorg- en hulpverleners toegang te geven tot het Elektronisch Kinddossier (EKD): van buurtregisseurs tot politie. Een van de grote zorgen over dat `EKD is dat je verleden je dan nog jarenlang zal achtervolgen: één keer een – subjectieve en ongecontroleerde – negatieve opmerking van een juf of hulpverlener, en de politie vist je er telkens uit als ze op zoek zijn naar iemand die mogelijk zus-en-zo. Immers, alle aantekeningen van iedereen die met een kind of puber te maken heeft, belanden in het EKD, zonder dat er enige vorm van controle of corroboratie plaatsvindt. En die aantekeningen, zo is het plan, blijven staan totdat iemand 34 (!) is.

Daarnaast is het altijd een buitengewoon slecht idee om hulpverlening en politiewerk met elkaar te vermengen. Een dergelijke vermenging van functies maakt dat mensen hulp gaan vermijden, terwijl het doel van het EKD juist is om betere hulp te kunnen leveren.

Verhuisd (intermezzo)

On the moveMijn blog is, met veel dank aan Paul Wouters, verhuisd van XS4all naar mijn allereigenste site. In de afgelopen maanden heb ik alle berichten en commentaren van mijn oude blog hier geïmporteerd. Aangezien de blogsoftware van XS4all inmiddels zo oud is dat er geen enkel tooltje bestond voor im- of exporteren, moest dat allemaal met de hand, en dat was veel werk. Daarnaast is het plan om alle artikelen van mijn oude website in de blog te integreren; ik ben een eind op streek maar nog niet alles is gedaan.

Wat betreft mijn oude blog: ik had het mezelf makkelijk kunnen maken en alleen mijn eigen berichten kunnen overzetten. Maar dat wou ik niet: een blog leeft juist ook bij gratie van de reacties, en die niet meenemen voelde alsof ik mijn lezers wegsneed. Bovendien waren de commentaren soms heel leerzaam. Maar soms dacht ik ook wel eens: ‘oh dear – waarom doe ik dit in hemelsnaam?’ Want er was bij vlagen veel gekissebis. Ik hoop van harte dat de discussies na deze verse start meer open en onbevangen worden. Dat is immers een vereiste wil iemand ooit een stap verder kunnen komen.

Tot slot: alle commentaar op het uiterlijk en de functionaliteit van deze site is van harte welkom. Mocht je op fouten of problemen stuiten, meld het dan vooral. Mocht je oude artikelen niet kunnen terugvinden: heb geduld, dat komt na verloop van tijd goed.

Oh fuck. Dag Vera…..

Zojuist las ik dat Vera Springveer – ook wel bekend als Charles Lücker – is overleden aan de gevolgen van aids.

Vera zag, hoorde en ontmoette ik voor het eerst bij de Gay Dating Show in Mazzo, toen ze in het gevolg van Hellun Zelluf verkeerde. Vera had een stem als een klok and an attittude to match. Een paar jaar geleden timmerde ze een hommage aan David Bowie in elkaar en ik wou er niet naartoe: dat kon immers alleen maar fout gaan. Op aandringen van Janssen ging ik alsnog en ik stond paf. Ze flikte het ‘m. Vals, venijnig, scherp, sluw, sexy, over the top, en buitengewoon overtuigend, absoluut absorberend: je dacht niet meer aan Bowie maar alleen nog maar aan Vera zelf. Ze was geweldig. And It ain’t easy.

Dag schat.

Godverdomme.