Max verandert licht van uiterlijk. Ze is nog steeds piepklein maar staat inmiddels iets hoger op haar poten. Haar staart is langer en vooral voller geworden, ‘t is niet zo’n armetierig pijpenragertje meer.
Max leert vlijtig. Ze kan steeds beter springen en studeert daar ook flink op. In mij springen is inmiddels een fluitje van een cent (filmpje). Het onderdeel Hoge Sprongen heeft ze al aardig onder de knie. Die oefeningen doet ze liefst op bed, de veerkracht daarvan werkt in je voordeel: het lijkt soms warempel of ze eventjes in de lucht zweeft. Ook in de categorie Verre Sprongen scoort ze al goed. De training bestaat eruit dat ze van de ene bureaustoelrugleuning bovenop de andere springt. Da’s driekwart meter ver op een hoogte van ongeveer één meter,; ze kan het inmiddels foutloos.
Het vak Etiquette heeft haar volle aandacht. Sinds een paar dagen houdt ze haar nagels in als ze haar poten om iemands hand of vinger slaat, da’s heel prettig. Ook als ze een hand met haar achterpootjes wegtrapt, doet ze dat met keurig ingetrokken nageltjes. Wat ze nog niet snapt, is dat het niet handig is om in mijn broekspijp te klimmen of op mijn schoot te springen als ik op de wc zit: nadien mijn kleding fatsoeneren terwijl zij erin hangt, gaat me niet bijster goed af. (Nu ja: dan heb ik ook wat te leren.)
In Patroonherkenning excelleert ze. Ze heeft door welke voorbereidingen ik tref als ik (eindelijk) naar bed ga en loopt dan enthousiast mee naar de slaapkamer. Als Michael schreeuwend binnenkomt bij het vallen van de avond, is het zaak zelf te gaan bedelen om een hapje blikvoer, weet ze nu; als Michael ‘s middags binnenkomt kun je dat gerust achterwege laten, want dan krijgt er toch niemand iets.
In Vertederen haalt ze alleen negens en tienen. In mijn armen kruipen als die vrij zijn en je neus in een elleboogholte of oksel verstoppen, mal omvallen en dan ineens op je staart kluiven, me verliefd aankijken met de motor in de hoogste snorstand, een veter in je bek nemen en dan hard schudden om hem dood te maken, tevoorschijn komen als ik thuis kom, achter me aanrennen als ik door het huis loop (goed oppassen bij het tussen de benen door schieten), je volkomen op mij richten als er bezoek is (zodat het bezoek zegt: owww wat een leuk stel die twee) maar dan na een uurtje toch ineens lief doen tegen de tot dan verwaarlooste visite (zodat die zich helemaal verguld voelt) – ze kent alle trucs uit haar blote hoofd en beheerst ze tot in de perfectie. Alleen kopjes geven doet ze niet. Misschien maar goed ook: dat was Tweety’s specialiteit, wij wreven vaak als tortelduiven onze hoofden tegen elkaar.
Wat Max niet weet is dat er allang geen examens meer zijn. Ze is met vlag en wimpel geslaagd. Ik ben dol op ‘r en geniet enorm van haar gezelschap. De enige dingen die ze echt nog moet leren zijn puur voor haarzelf: hoe handhaaf ik me buiten, en: hoe kom ik van buiten heelhuids weer naar binnen.
Gisteren zijn we daartoe voor het eerst samen in de tuin geweest, Max in een tuigje – ik wil niet riskeren dat ze ergens van schrikt en ineens wegschiet – en ik los. Ze liep heel voorzichtig rond, met oortjes die alle kanten op schoten: er zijn buiten héél andere dingen te horen dan binnen (filmpje). Soms bleef ze lang stil staan, geuren opsnuivend en alleen maar kijkend. Ze schrok amper van al dat nieuwe, Max is absoluut niet nerveus aangelegd, maar was wel erg op haar hoede. Eenmaal bleef ze zeker een minuut in de jachtstand staan: bovenlichaam dichtbij de grond, voorpoten vlak onder de borst, één achterpoot gestrekt naar achteren, de andere klaar om af te zetten, kop naar voren, oren gespitst.
Het plan is haar geregeld onder begeleiding in de tuin te laten rondlopen. Daarna mag ze los, zodat ze de boel op eigen houtje kan verkennen. Dan is het tijd voor mijn grote les: erop vertrouwen dat Max terugkomt. Dat wordt nog een hele klus. Want ik ga al op zoek naar Max als ik haar in huis niet meteen zie. Straks gaat mijn kleine meisje Max de wijde wereld in en zit ik thuis bezorgd te wachten tot ze terug komt.