Tussen Michael en Max verbetert de sfeer licht. Die feromonenspray die de dierenwinkel me aanbeval – het spul bevat de geur die katten zelf afstaan als ze met hun kop langs iets strijken, en ruikt dus naar gelukzaligheid; ‘t is een soort ecstacy voor katten – lijkt te helpen. Ik spuit Michaels stoel ermee vol plus de plekjes waar-ie steeds sproeide, en sindsdien is dat plassen over. Ook op Max heeft de spray effect, maar dan anders: afgelopen zondag zat ze op Michaels keukenstoel en ze leek helemaal verliefd: ze gaf de leuningen gretige, aanminnige kopjes. (Filmpje hier.) XTC indeed :)
Zaterdagavond wou Michael de kamer in, en ik besloot ze niet in de gaten te houden. Ze moeten het uiteindelijk toch echt met hun tweeën uitzoeken, ik kan alleen maar een beetje faciliteren. Michael klom op de vensterbank en hup, Max erachteraan. Michael wil dan alijd meteen geërgerd weg – ‘Heb je háár weer! Sheesh. Een mens heeft hier ook geen moment rust. Nou dan ga ik maar weer, hoor!’ – maar dit keer bleef-ie zitten, en Max ook. Ze hebben een paar minuten vlakbij elkaar op de vensterbank gezeten, achter de gordijnen. Ik wou niet kijken dus ik weet niet wat zich daar heeft afgespeeld, maar stilstand is in dit geval een fikse vooruitgang.
*
Het weer was vandaag zo prachtig dat ik in de tuin heb gewerkt. Max mocht mee, aanvankelijk nog aan een lijntje maar na verloop van tijd vond ik dat ze wel los mocht.
Ze bleef netjes in mijn buurt en ging tussen wat hoge planten zitten om onopgemerkt de omgeving te observeren, terwijl ik met snoeimes en vuilniszakken de uitgegroeide heesters en het onkruid te lijf ging. Gaandeweg werd ze ondernemender. Ze probeerde wat in een boom te klimmen – zie de foto hierboven – en ging haar nagels er uitgebreid aan scherpen, maar hield de grond angstvallig in de gaten. Af en toe riep ik haar, en dan kwam ze prompt naar me toe lopen. ‘Dat gaat goed,’ dacht ik: ik had me voorgenomen haar niet de hele tijd in de gaten te houden: daar worden we namelijk alletwee maar onrustig van, en de zaterdagse ervaring met Michael en Max had me in de gedachte gesterkt dat ze alles maar het beste zelf kon uitvinden.
Toen ze een vlieg achterna zat, rende ze in de richting van het vijvertje. Dat zit momenteel vol met waterleliebladen en kroos, en oogt dus verradelijk groen voor de niet-ingewijden. En jawel: Max stapte pontificaal op een lelieblad dat prompt zonk, en kreeg een zeikie. Ze schrok zich rot. ‘Mooi zo. Die heeft weer wat geleerd,’ dacht ik. Ze likte haar natte voorpoten en dat was dat.
Dat er links in de tuin een schutting staat met daaronder een grote kier en daarachter iets onbekends, had ze al weken eerder door. Dit was haar kans. Max glipte voorzichting onder de schutting door en ik deed mijn best niks te zeggen. Door de kier zag ik haar pootjes. Na een minuut of vijf sjeesde ze terug. Er was iets raars aan haar manier van bewegen: ze had iets grijs in haar bek, liet dat vallen, schoot er weer naartoe…. Verhip. Ze had haar eerste muis gevangen, dat was rap! Ze speelde er wat mee en ik geloof dat het diertje gelukkig betrekkelijk ongehavend is weggekomen: ze zocht eventjes, verloor daarna alle belangstelling en richtte zich weer op de tuin.
We hebben zo een uur of twee in pais en vree doorgebracht. Om de tien of vijftien minuten riep ik haar, dan kwam ze naar me toe en aaide ik haar even, en daarna gingen we alletwee door met wat we aan het doen waren. Ineens hoorde ik angstig gemiauw. Horen wel maar zien, ho maar: Max was nergens te bekennen. Zat ze soms bij de buren en was daar iets engs? Ik klom via de schutting op het muurtje dat onze tuinen begrenst – het muurtje is van de parkeergarage annex daarbovenopse daktuin die in het midden van ons huizenblok staat – en keek speurend bij de buurman in de tuin. Geen Max te zien. Zat ze soms nog een tuin verder? Ik hoorde haar angstig mauwen. Het klonk of ze hoger zat. Was ze soms op onnavolgbare wijze op de stellingen geklommen die langs onze achtergevels staan, en zat ze nu ergens op tweehoog ofzo? (De buitenboel wordt opgeknapt en mijn tuintje staat vol steigers.)
Ineens had ik het door. Oh fuck. De acacia. Zowel links als rechts in mijn tuintje staat een acacia, en uit de linkse klonk het gemiauw van Max. Het kostte me flink wat moeite haar precies te lokaliseren, ze zat veel hoger dan ik had gedacht. De acacia links reikt inmiddels ruim tot de vierde verdieping, en Max zat zo ongeveer ter hoogte van de derde.
Links: de acaciaboom, rechts: Max (met heel veel zoom op de camera).
Oh fuck again. Ik haalde een trap uit de berging en klom langs die trap op de eerste stelling. Ja leuk bedacht – via de trappen op de steigers kon ik vast wel op Maxhoogte komen – maar a) ik vond dat zelf doodeng en b) de afstand van de steiger op de derde tot Max was zeker anderhalve meter, dus daar schoten we geen van beiden veel mee op. Onderwijl klaagde Max miauwelijk, eh, miauwde Max klagelijk. Had ik al gezegd dat we alletwee duidelijk in de war waren?
Wat te doen? Hoe kreeg ik die kat uit de boom? Ze wou wel naar beneden, dat was het punt niet. Ze deed soms een stapje maar bond dan schielijk in. ‘Achterstevoren Max,’ zei ik, ‘niet met je kop naar beneden maar achterpoten eerst,’ maar ja, dat verstond ze natuurlijk niet. En dat je wilt kijken waar je je poten neerzet snap ik ook wel, alleen – als je van zo’n hoogte naar beneden kijkt wordt elke stap eng, beter het hoofd hoog en de kont in de krib.
Tot overmaat van ramp kregen de eksters haar in de gaten. Er zitten er hier een boel: ze maken bij vlagen een hels, schel kabaal, zijn voor de duvel niet bang en katten die hoog in de boom zitten, vallen ze zo half en half aan: hoog is immers hun terrein, vinden ze. Jaren geleden zat Tweety hoog in een boom op het dakterras, jagend op zo’n ekster, en het beest maakte zoveel pandoer dat al snel onduidelijk was wie nou precies op wie joeg. Max was nu gespot door twee eksters en die deden ernstig hun best haar weg te jagen: enorm kwetteren, dichtbij komen, vleugels laten fladderen, dreigduiken maken en wat al niet. Max wou bést weg, graag zelfs, daar waren heus geen dreigende eksters voor nodig. Alleen wist ze niet goed hoe…
Inmiddels had ik drie nuchtere dingen bedacht.
- Zelf rustig blijven, veel tegen Max praten, want dat kalmeert (dat hoopte ik tenminste) en bovendien voelt ze zich dan vast minder alleen en verlaten; geen zorg in mijn stem laten doorklinken. Vooral veel aanmoedigen, zeggen van ‘Knap zo Max! Goed gedaan! Nu die poot. Ja geweldig!’
- Katten klimmen makkelijker in bomen dan eruit, maar what comes up, must come down. Max weet zelf ook dat ze naar beneden wil dus geduld is een schone zaak. Desnoods, zo nam ik me ongevraagd voor, bleef ik tot diep in de nacht in de tuin omhoog naar de boom kijken en rustige zinnetjes tegen haar prevelen.
- Wellicht dat ik naar de buren van drie hoog kon en dan vanaf hun balkon een plank op een tak kon schuiven of zo, opdat Max in de hoogte het gat kon overbruggen. (Toen we hier net woonden en Kim het dakterras nog niet helemaal snapte – rechts van mijn tuin zit een gangpad dat een meter dieper is dan onze tuin, en Kim zat in dat gangpad: ze moest tweeënhalve meter hoger wezen om op ons muurtje te komen – heb ik het dekbed over de muur geworpen, waarna ze naar boven klauterde. Later leerde ze vanaf de schutting van de buren rechts dat paadje te overbruggen.)
Helaas had ik ook twee erg niet-nuchtere dingen bedacht:
- Dat Max al bibberend naar beneden kwam en dan haar evenwicht verloor of op een dode tak zou stappen, zodat ze vanaf teveel meters naar beneden zou sodemieteren. Hopen dat haar val door de takken van de acacia zou worden gebroken was een tweesnijdend zwaard: er zitten immers akelige stekels aan die takken.
- En de ergste angst: dat ze zou blijven haken aan het tuigje dat ze nog steeds om had, en zodoende ergens machteloos aan een tak zou bungelen, op negen meter hoogte ofzo.
Kortom, ik pakte mijn sleutels, liep naar de derde verdieping en belde aan bij de buren links en rechts. De buurman rechts was thuis en ik vertelde hem dat mijn drie maanden oude katje in de boom zat, op zijn hoogte. Samen liepen we naar het balkon. Ik keek verbaasd naar de boom: huh, geen Max te bekennen… Was ze dan ineens al…? Tot ik me realiseerde dat we naar de acacia rechts tuurden, en Max zat in de linkse. Ja verdomd, daar zat ze, op ooghoogte. Ik telde balkonnen vertikaal en horizontaal: ja ter hoogte van de derde – dat betekende dat ze zo’n elf meter hoog zat – en bij het balkon van de buren een portiek verder. Ik bedankte de buurman en draafde weer naar beneden. Gauw eerst in de tuin kijken en bemoedigende, rustige dingen zeggen tegen Max voordat ik de buren een portiek verder zou lastig vallen en dingen met een plank ging uitproberen.
Oh wow. Toen ik weer in de tuin kwam, zat Max al een paar meter lager: ze had kennelijk moed gevat, misschien juist wel omdat ik er niet was? Ik pakte de trap en zette die naast de boom. ‘Ja goed, weer een meter lager, oh wat ben je een dapper meisje, ja je bent er bijna!’
Ik klom de trap op en Max de boom af. Ze raakte opnieuw op een punt waar haar buik over een tak hing en ze de zwaartekracht ernstig zou tarten als ze haar gewicht verplaatste. Ze was inmiddels dichtbij, maar niet dichtbij genoeg. Ik vermande mezelf – als Max dapper kon zijn kon ik dat gerust ook, en zette een been helemaal bovenop de trap en de andere op de schutting: zo kon ik net weer een halve meter hoger reiken. Ik kon haar nu aanraken, ze zette haar voorpoten op mijn hand, maar durfde niet te springen. Ik wist haar tuigje te pakken en sjorde wat; haar buik hing over een tak, een achterpoot zat dwars, en Max gaf niet mee. Wel miauwde ze erg klagelijk. Ik wou haar niet over de tak trekken – wie weet zat daar zo’n scherpe stekel. We hebben vijf minuten gemierd en ineens had ik haar: ik plukte haar aan haar tuigje de boom uit.
Met Max in mijn armen ging ik voorzichtig de trap af – been van de schutting af halen, evenwicht houden, terug de keukentrap op, stap stap naar benee, vaste grond, pfff gelukt!, tussen en door en over de steigers heen kruipend met een nahijgend katje in mijn armen, en toen: de keukendeur door, het huis in, op naar de slaapkamer. Op bed heb ik Max uitgebreid gestreeld. Ze snorde als een gek, en ik was zo blij dat ik dat kleintje veilig bij me had.
En ik maar denken dat Max helemaal afgemat zou zijn van al die avonturen van vandaag. Muis gevangen. In het vijvertje geplonst. Hoog, erg hoog, angstig hoog in een boom gezeten. Er toch uit gedurfd. Maar welnee: ze stiefelde vanavond door het huis alsof er niks speciaals was, vandaag. Het enige verschil is dat ze vanmiddag voor het eerst op bed heeft liggen loungen: door mijn snoeiwerk komt de middagzon nu weer in de slaapkamer, en Max was daarmee zeer tevree.