De krant is geen omroep

[Voor de Mediafabriek – een organisatie die zich bezighoudt met media-educatie – schreef ik deze column.]

De kranten raken benauwd over internet. Er zijn weliswaar nog steeds mensen die het heerlijk vinden elke dag een vers exemplaar in hun brievenbus gedeponeerd te krijgen, maar hun aantallen lopen achteruit en ook de losse verkoop zakt. Veel mensen volgen het nieuws via televisie of internet en daarnaast verpesten al die gratis krantjes de markt, zo wordt aangevoerd. De kranten hebben er zelfs bij minister Plasterk op aangedrongen ze financieel te steunen, volgens een model zoals nu voor de omroepen geldt.

Er is meer aan de hand dan gratis krantjes en nieuws op internet en tv. Niet alleen is het medialandschap veranderd, dat geldt ook het advertentielandschap – en de teruglopende advertentie-inkomsten zijn waarschijnlijk een belangrijker reden waarom veel kranten nerveus worden.

Allerlei soorten advertenties die vanouds nergens anders terecht konden dan in de krant – voor personeel, voor huizen, voor relaties, voor onderhandse verkoop – hebben inmiddels elders een betere plaats gevonden. Er zijn tegenwoordig voor elke beroepsgroep specifieke bladen, waarin je als werkgever veel beter (want gerichter) kunt adverteren dan in een algemeen medium. De woning- en relatiemarkt is zowat in z’n geheel naar internet verhuisd, net als de tweedehandsverkoop. Ook de reismarkt is zich aan het verplaatsen. Logisch ook: Funda, Reisradar, Relatieplanet en Marktplaats zijn aanzienlijk beter doorzoekbaar dan een krant ooit kan zijn, en de beheerders kunnen allerlei mooie applicaties op de aangeleverde data loslaten, van GoogleMaps tot integratie met Twitter of Flickr, fora en chats. Bezoekers kunnen geweldige selectiemechanismes gebruiken, foto’s bij hun advertenties zetten,, rechtstreeks onderling contact leggen, meteen boeken, etcetera. Allemaal veel nuttiger – en verleidelijker – dan saaie krantenpagina’s kolom voor kolom doornemen.

De kranten hadden te laat door hoe interessant en gericht internet zou worden, hoe alledaags en doodgewoon het gebruik ervan. Je zou hopen dat ze inmiddels wijzer zijn, maar dat ze zich nu zo aan het omroepbestel vastklampen en daarin een model voor hun redding zien, stemt niet optimistisch. De publieke omroepen zijn al jaren ernstig gedeukt en gekreukeld: de commerciële zenders hebben veel kijkers weggetrokken. Maar ook met de commerciëlen gaat het niet buitengewoon goed. De televisie verliest langzaam maar buitengewoon gestaag kijkers. Aan datzelfde internet.

Die afkalving van tv-kijkers heeft andere redenen dan de dalende aantallen krantenlezers. Bij tv speelt – meer dan bij de krant – dat een dag maar zoveel uren heeft: zodra een nieuwe interesse opdoemt, heeft oud tijdverdrijf daaronder te lijden. Zodra je het drukker krijgt (een nieuwe hobby, een nieuw lief, meer doen op internet), laat je een paar series of vaste programma’s vallen – iets wat mensen met een krant niet snel zullen doen: die wordt toch meer als informatiebron gezien dan als verstrooiing. Want ongeacht de voorstelling van zaken die de verzamelde krantenhoofdredacteuren nu geven: veel mensen gebruiken tv als vulling, als iets wat je doet als je niks anders te doen hebt, en niet als een mooi educatief of informerend, laat staan opiniërend, medium.

Er zijn twee andere, naar mijn idee doorslaggevende redenen waarom de tv aan belang inboet. Eén daarvan is, alweer, reclame; maar dan niet het wegtrekken ervan doch juist de overvloed, vooral bij de commerciëlen. Degene die ooit heeft bedacht dat je een aflevering of film gerust mag onderbreken met een reclameblok, mag wat mij betreft retrospectief worden gevierendeeld – wat precies is wat reclame met tv-uitzendingen doet: ze in onderdelen uiteenrijten totdat het lijdend voorwerp een blèrende dood sterft. Een paar jaar geleden was ik in Canada voor een lezing, en in mijn hotelkamer keek ik beduusd naar de tv: zoveel kanalen, en overal zoveel reclame. Ik heb ’t geklokt en gruwelde: per uur kreeg je minstens tien, meestal twaalf minuten reclame. Maar inmiddels zitten de Nederlandse commerciëlen ook op die verhouding van 1 op 5. Toen ik me dat realiseerde, besloot ik geen commerciële tv meer te kijken. Ik wil immers Lost zien, of House. Ik zet de tv niet aan voor advertenties voor waspoeder of aftershave. Mijn tijd is me kostbaar en zij verspillen ’m.

De tweede reden is beschikbaarheid en zelf kunnen timen. De tv heeft zijn eigen ritme, dat lang niet altijd spoort met het onze. Uitzendinggemist helpt al wat: ik hoef niet achter de tv te kruipen wanneer het hén uitkomt, ik kan tegenwoordig zelf bepalen of ik Pauw & Witteman ’s avonds live zie of pas drie dagen later tijdens het ontbijt. Maar ja, dan kijk ik dus via internet.

En eigenlijk – vanwege reden twee – kijk ik alleen nog maar tv via internet. Waarom zou ik wachten tot het enige omroep hier te lande behaagt om Battlestar Galactica, Californication of House uit te zenden als ik weet dat elders allang een nieuw seizoen is begonnen? Waarom zou ik de zoveelste herhaling van Friends bekijken als zometeen godlof Lost weer in Amerika begint? Lost en BSG wil ik, en via internet krijg ik ze: de dag nadat ze in de VS zijn uitgezonden, kan ik ze hier binnenhalen en ze bekijken wanneer het mij schikt. (En ja, ik koop ze daarna ook, goede series dient men te steunen, maar dat kan pas jaren nadat zo’n seizoen in de VS is vertoond. Want de omroepen hier willen ze eerst nog uitzenden, dus komt de dvd nog niet uit. En als het te lang duurt voor ze op de markt zijn, koop ik ze uiteindelijk niet. Dan ben ik immers alweer fan van een andere serie.)

De tv is derhalve, wat mij betreft, druk doende haar eigen graf te graven en mensen naar internet te drijven. Ik heb me voorgenomen de kabel én mijn abonnement op de omroepgids op te zeggen, ik gebruik ze toch niet meer. Doe mij maar internet. Wat ik wil zien kan ik immers bijna alleen via internet vinden, en wat ik aan dvd’s wíl kopen, kán ik vaak niet kopen. En dan klagen ze nog over piraterij ook.

Ik ben bepaald niet de enige. Voor de jongere generatie geldt dat idee van beschikbaarheid als het jou uitkomt, nog veel sterker. Dat is ook de voornaamste reden waarom zij naar de gratis kranten grijpen: ze pakken er eentje mee omdat-ie er toevallig ligt, niet omdat het soort verslaggeving erin – korte stukjes – ze nu zo bijzonder aanspreekt of hen beter bevalt dan de ‘oude’ verslaggeving van de betaalde krant. Beschikbaarheid is het toverwoord. Als iets niet voorhanden is wanneer jij het wilt, hoeft het voor hen niet meer. De tv overleeft de jonge generatie alleen wanneer zij het roer drastisch omgooit.

De kranten moeten hun eigen plan trekken en alsjeblieft niet naar het huidige omroepmodel kijken. De kranten hebben behoefte aan een nieuw, slim model. Kranten via internet, bijvoorbeeld, met achtergrondartikelen en columns die fijn ’s morgens – of ’s avonds, of wanneer jij dat wilt – thuis worden uitgeprint zodat je lekker in bed met een kop koffie en je allereigenste krant kunt wakker worden (zonder extra bijlages die je toch niet interesseren en die rechtstreeks de kattenbak ingaan) en de rest van de dag koppensnelt. Of kranten waaruit je de voor jou relevante onderdelen in je iPhone laadt, zodat je die in de trein of tram op je gemak kunt lezen. Voor zo’n krant wil ik graag betalen, desnoods het dubbele. En ik wil wedden dat dat ook voor de jongere generatie geldt.

12 januari 2009 / Mediafabriek, 21 januari 2009

1958

Dit weekend was ik bij mijn ouders. We hebben naar een oud filmpje gekeken dat in 1958 is gemaakt door een oom, Rinus. Rinus was getrouwd met Gusta, een zus van mijn vader, en samen zijn ze naar Amerika geëmigreerd. Soms kwamen ze over voor familiebezoek. Rinus had – heel modern, heel duur – een filmcamera die nota bene kleur aankon (kleurenfoto’s waren in die tijd al zeldzaam, laat staan kleurenfilmpjes). Van hun bezoek aan Nederland in de zomer van 1958 heeft Rinus van alles vastgelegd.

Een neef heeft die oude filmpjes laatst gedigitaliseerd en nu heb ik ook een kopie. Het is geweldig om te zien: veel Amsterdams stadsbeeld, met erg weinig auto’s en nog jonge bomen (kort na de oorlog heraangeplant), dames met petticoats en handschoentjes, mannen met hoge bandplooibroeken, stille straten, en natuurlijk allemaal beelden van familieleden die soms onherkenbaar jong zijn.

Hieronder een fragment van het filmpje dat bij ons thuis is gemaakt. Eerst zie je Rinus en Gusta binnenkomen, en dan onze familie: mijn vader in een wit overhemd en een heel stijve arm (da’s zijn prothese) die dartel door de tuin rent en die een verdomd mooie man was, mijn moeder in een blauwwitte jurk met een wijduitstaande rok en een heel serieus gezicht (ze hield er niet zo van om gefotografeerd te worden), en ik, met dunne spartelende beentjes op schoot bij tante Gusta. Ik was net een half jaar oud toen, en blond. Owww. Na de huiselijke scènes maakt het hele gezelschap nog een wandeling door het centrum van Weesp, waar we toen woonden. Enjoy :)

Medicatiefouten door EPD

We horen steeds maar het het elektronisch patiëntendossier – het EPD – de gezondheidszorg veiliger zal maken. Door het EPD zullen er mnder fouten met medicijnen worden gemaakt. Dat is de theorie. Maar elke technologie schept z’n eigen fouten, dus ook het EPD.

In Nederland is in augustus 2005 gebleken dat de EPD’s die bij apotheken worden gebruikt, bepaald niet foutloos waren. Door een rekenfout in de software werden van een aantal zare medicijnen (waaronder chemo) te zware doses voorgeschreven; het verhaal zingt nog steeds rond dat daar minstens één dode door is gevallen.

Een Amerikaans persbureau heeft via de Freedom of Intermation Act (de US variant van onze WOB) achterhaald dat in 50 ziekenhuizen vijf maanden lang – van augustus 2008 tot en met december 2008 – verkeerde medicijnen en behandelingen zijn voorgeschreven door fouten in het EPD. De patiënten werden niet op de hoogte gesteld en de ziekenhuizen hadden het voorval liefst geheim willen houden.


Patients at VA health centers were given incorrect doses of drugs, had needed treatments delayed and may have been exposed to other medical errors due to the glitches that showed faulty displays of their electronic health records, according to internal documents obtained by The Associated Press. [..]
The glitches, which began in August and lingered until last month, were not disclosed to patients by the VA even though they sometimes involved prolonged infusions for drugs such as blood-thinning heparin, which can be life-threatening in excessive doses. [..]
The VA’s recent glitches involved medical data — vital signs, lab results, active meds — that sometimes popped up under another patient’s name on the computer screen. Records also failed to clearly display a doctor’s stop order for a treatment, leading to reported cases of unnecessary doses of intravenous drugs such as blood-thinning heparin.”

De conclusie van deskundigen? Een EPD is leuk maar je moet het systeem enorm in de gaten gaan houden, en daartoe zijn we niet geoutilleerd.

Zie ‘Veterans given wrong drug doses due to glitch. About 50 medical centers reported problems with electronic health records’, MSNBC, 14 januari 2009, en Security.nl, 18 januari 2009.)

Naar de Noordpool

Er was een groepje Nederlanders dat naar de Noordpool zou lopen. Lang geoefend in barre omstandigheden, eindeloos gepiekerd wat wel en wat niet mee mocht, maanden bezig geweest om sponsors vinden, veel gepraat om problemen voor te zijn. Het zou een reis van ruim twee maanden en dik duizend kilometer worden.

Ondanks alle voorbereidingen ging er natuurlijk van alles mis: ruzies over leiderschap (maar uiteindelijk bleek het qua voortgang geen lor uit te maken of je nu de drieste of de makkelijke route koos), iedereen kreeg ruzie met elkaar (en legde dat weer bij), en een teamlid kreeg zo’n pijnlijke rug dat-ie moest afhaken en jankend op het bevoorradingsvliegtuig stapte.

Ze kwamen steeds dichter bij hun doel. Om hen heen was alles wit en licht: niets dan ijs en sneeuw, en de nachten waren zo kort dat ze in een oogwenk in de dag overvloeiden. Maar de Noordpool was nabij, de plek waar ze jarenlang naartoe hadden gewerkt! Ze hielden vol. Het doel was nabij.

Wat dan volgt, is een hilarisch filmpje van drie zwaarbepakte mannen met een GPS-systeem. ‘89’9”, we zijn er bijna! Nog even!’ roept de een uitgelaten, en even later zegt een ander, ook kijkend op zo’n GPS, zwaar teleurgesteld: ‘Fuck. We zijn er al voorbij. Waar is die pool nou?’ Ze lopen terug, en weer vooruit, naar links en naar rechts, totdat iemand voor de zoveelste keer op zijn GPS kijkt en dan zegt: ‘Hier!’ En toen werden ze alledrie eventjes heel blij maar de omgeving was nog precies hetzelfde als tien meter daarvoor en als tien dagen geleden. Ze hadden de Noordpool bereikt. Maar er was geen klap veranderd. Eigenlijk waren ze licht teleurgesteld maar niemand durfde dat hardop te zeggen.

Want de Noordpool is geen ding. Je kunt hem niet aanraken. De Noordpool is een theoretisch construct, iets waarvan de locatie alleen bepaald kan worden met onhandige en soms onnauwkeurige instrumenten, en als je niet oplet loop je ‘m pal voorbij of zie je de verkeerde plek voor de plaats van bestemming aan. De Noordpool is niet zoiets als de overkant van de rivier – die zie je, die voel je, je hebt eindelijk weer vaste grond onder de voeten. De hemel kleurt niet bij toverslag roze als je er bent, noch staat er een ontvangstcomité met slingers en champagne om de plek te markeren. Alles ziet er precies, maar dan ook precies hetzelfde uit als tien, honderd of drieduizend meter terug of verderop.

Die Noordpool, daarvan kun je de plaats nog meten. Je ziet hem niet maar je apparatuur zegt: ‘hier is-ie’. Dan sta je daar, een beetje verloren eigenlijk, en ook wat verdwaasd. Zolang naartoe gewerkt. Nu heb je je doel bereikt en je ziet niks, je voelt niks. En dan wat?

Lastiger is het als je doelen stelt die onmeetbaar zijn. Respect, man. Wanneer heb je respect gewonnen? Wanneer heb je er genoeg van ontvangen om niks meer te hoeven eisen, om niet meer op je strepen te willen staan? Wanneer sta je op je eigen Noordpool?

Dat is precies wat me zo tegenstaat in debatten over waarden en normen. Vaagheid troef, en niemand weet wanneer je bent waar je zou willen wezen omdat je doel niets dan witheid is.

Van Praag-prijs

Oh wow. Ik werd net gebeld: ik heb een prijs gewonnen, de Jaap van Praag-prijs. Die wordt tweejaarlijks uitgereikt door het Humanistisch Verbond aan mensen ‘die in hun werk humanistische waarden uitdrukken en met hun oeuvre inspireren tot een samenleving waarin zelfbeschikking en verantwoordelijkheid samengaan’. ‘Het werk van de prijswinnaars is toegankelijk en kenmerkt zich door onorthodoxe en vernieuwende ideeën en benaderingen. Het levert tevens een inspirerende bijdrage aan debatten over maatschappelijk actuele thema’s’.

Toen ik de lijst mensen zag die ‘m eerder hebben gewonnen, raakte ik licht ondersteboven. Annie Romein-Verschoor, Amnesty International, Anton Constandse, Boebie Brugsma, Simon Carmiggelt, Hella Haasse, Geert van Oorschot, Max van der Stoel, Hein Roethof, Pierre Janssen, Kees Schuyt…

De uitreiking vindt ergens in mei plaats, in het Muziektheater Muziekgebouw in Amsterdam. En dan krijg ik ook het juryrapport te horen. Ik weet nu al dat ik enorm ga blozen.

Lost in de Hudson

Over een week begint het laatste seizoen van Lost, ‘t is een van mijn favorieten. De serie gaat over een groep mensen die na een vliegtuigongeluk op een verloren eiland is gestrand. De makers zijn altijd buitengewoon goed geweest in viral marketing en in het mengen van fictie en realiteit. Zo maakten ze onder meer complete websites voor bedrijven en organsaties die in de serie voorkomen.

Toe ik vanmorgen de Volkskrant opsloeg en deze foto zag van het vliegtuig dat in de Hudson terecht was gekomen, dacht ik meteen: ‘da’s vast een reclamestunt voor Lost…’

Bellen

Vanavond ben ik weer wezen duiken – in een zwembad uiteraard… Volgende maand ga ik met mijn buddy en haar man naar Egypte voor een duikvakantie, en omdat ik ‘t stiekem toch nog griezelig vind mocht ik met Reinoud mee naar zijn duikclub voor een extra oefening.

Zoals ik M. vanavond schreef: het was opnieuw wonderschoon. Deze keer verloor ik me onverwacht in de bellen. Eindeloos kijken naar de lucht die anderen uitademen. Honderden kleine belletjes die in cohort opstijgen, en er zitten ook telkens een paar grote bij die aan de bovenkant worden platgedrukt en die het licht van boven vangen. Aan de onderkant muteren ze, ze bollen en stuwen de bovenkant omhoog, en wat je uiteindelijk ziet is een kwal-achtig iets met een perfect ronde, kwikzilveren bovenkant, die zichzelf naar de oppervlakte bolt en bubbelt, en die onderweg uiteenspat. Op zeker moment ging ik boven Reinoud hangen en probeerde zijn bubbels te grijpen, en later hing ik met mijn gezicht erboven. Dat voelt als een onderwaterdouche.

Ik word een groot duikfan, ik kom almaar zo blij thuis na een duik.

Ik kon dit keer stukken beter blijven zweven dan eerder, en zweven is belangrijk: om rustig naar iets te kijken, en om niks aan te raken (want dan maak je het kapot). Zweven is goed, zweven is zen. En Reinoud – die er al dik 200 duiken op heeft zitten – vond dat ik mooi rustig was, dus ik was trots op mij :). Reinoud heeft foto’s gemaakt, hierboven zie je er een, en de rest staat hier. Als ik ze terugzie vind ik wel dat ik erg met mijn benen spartel, ik ben net een verzopen sprinkhaan :)

Ogen

Een nieuw jaar strekt zich voor ons uit, vers en koud, maar ongerept was het na twee dagen al niet meer. ’t Is oorlog in Gaza. Er waren al honderden doden, duizenden gewonden, en overal kapotte huizen. En nu is het Israëlische leger daadwerkelijk binnengevallen.

Nee, ik ga het niet over de schuldvraag hebben. Alleen maar over die ogen.

In de kranten zag je foto’s van de binnenmarcherende infanteristen, allemaal jonkies nog, keurig in het gelid, met geweren in hun hand, helmen op hun hoofd en hun gezichten beschilderd in camouflagekleuren. Het zag er allemaal precies uit zoals een leger eruit hoort te zien. Behalve dan die ogen: de angst lekte eruit. Het brak mijn hart. Jongens van rond de twintig die op oorlog werden gestuurd en die doodsbenauwd waren. Jongens van twintig die oorlog moesten gaan voeren, die moesten gaan doden en zelf misschien gedood zouden gaan worden.

Al dagen denk ik aan Waltz with Bashir. De hoofdpersoon, Ari Folman, denkt door de nachtmerries van een vriend voor het eerst in zijn leven terug aan zijn eigen diensttijd in Libanon, dan twintig jaar geleden. Hij weet er eigenlijk niets meer van en kan zich uit die periode alleen nog zijn verloven thuis , in Israël herinneren. Maar plots droomt ook hij: hij komt met een paar kameraden uit zee, de stad is in lichtflitsen gehuld, er klinken machinegeweren. Wat is er gebeurd? Folman besluit het uit te gaan zoeken: wat heeft hij, wat hebben zijn kameraden precies gedaan? Hij graaft vruchteloos in zijn geheugen en besluit uiteindelijk zijn medesoldaten op te zoeken om ze naar hun verhalen te vragen.

Zijn speurtocht trekt een langzame spiraal naar de kern. Gaan de eerste verhalen nog over het peloton dat herhaaldelijk aangevallen wordt en over de dood van veel kameraden, gaandeweg realiseert Folman zich dat hij en zijn groep de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila gefaciliteerd, waar in twee dagen tijd twee- tot drieduizend Palestijnen werden neergeschoten. Een week voordat de Libanese president Bashir Gemayel zou worden ingehuldigd, werd hij vermoord. Woedende christelijke milities namen daarna wraak op de Palestijnen, en het Israëlische leger hielp bij dat bloedbad: ze verschaften de Falangisten nachtverlichting en controleerden de vluchtwegen.

En steeds maar die angst, die als een rode draad door de film loopt. Je ziet ’m in de ogen van de jonge soldaten die genadeloos een oorlog worden ingestuurd, in de ogen van de Palestijnen die worden opgejaagd en uitgemoord, in de ogen van de mensen die een straat uitrennen waar een tank achter ze aan zit. Overal, eigenlijk. Die ogen zag ik nu weer, ditmaal in de krant.

Nog steeds wil Israël niet weten van wat ze indertijd in Libanon hebben gedaan: het verhaal over Sabra en Shatila is diep weggestopt, niemand praat erover. En die jongens, die jonkies die de klus moesten helpen klaren, konden nergens met hun verhalen terecht.

Ooit las ik een uitspraak van de Pools-joodse publicist Hendryk Broder. Volgens hem zouden de Duitsers de joden Auschwitz nooit kunnen vergeven: daarvoor was hun schuld immers te groot. Die opmerking trof me als een diepe waarheid. Sindsdien denk ik wel ’s dat Israël de Palestijnen nooit zal kunnen vergeven wat zijzelf hen hebben aangedaan.

Broccoli

In alle gesprekken vanavond – goede vrienden, Oud & Nieuw – kwam naast veel andere dingen ook ter sprake wat we graag gedraaid zouden willen hebben bij onze begrafenis of crematie. (Nee dat is niet morbide. Ik was erg blij dat ik wist wat Jan gedraaid wilde hebben – niemand anders wist dat-ie Mood Indigo wilde laten horen, en in welke uitvoering precies, en zo kon ik op ‘t laatst nog iets extra’s voor hem doen. Dat was troostrijk.)

Al jaren denk ik dat ik Broccoli van Coil zou willen laten horen. ‘t Is een zo mooi en breekbaar nummer, etherisch en nuchter tegelijk, vervreemdend en lief, onwezenlijk en kwetsbaar en teder.

Dus zojuist luisterde ik weer naar Broccoli. En ineens drong het eindelijk tot me door: dat nummer gaat helemaal niet over mijn toekomstige dood of wat ik al wie dan afscheid komt nemen nog zou willen zeggen. Dat nummer gaat erover dat mijn ouders ooit dood zullen gaan, en hoe erg dat is, en dat ik mezelf al jaren probeer te wennen aan de gedachte dat zij er ooit niet meer zullen zijn.

‘Wise words from the departing. The death of your father, the death of your mother, is someting you prepare for all your life, all their life.’ (En om helemaal eerlijk te zijn: dat is waarom ik soms zo kwaad kan zijn op mijn kwijte broer – dat de bekommernis om mijn ouders alleen op mijn schouders valt, en ik hun dood niet met hem zal kunnen delen.)

Broccoli

Wise words from the departing
Eat your greens, especially broccoli
Remember to say “thank you”
for all the things you haven’t had
By working the soil we cultivate the sky
We embrace the vegetable kingdom

The death of your father,
the death of your mother
Is something you prepare for
All your life
All their life

Wise words from the departing:
The death of the mother, and the death of the father,
Is something you prepare for
For all of their life,
For all of your life.

Wise words from the departing:
Eat your greens, especially broccoli.
Wear sensible shoes, and always say “thank you.”
Especially for the things you never had.

Wise words from the departing:
By working the soil we cultivate the sky,
And enter the vegetable kingdom
Of our own heaven.
By working the soil we cultivate good manners.
We used to say “please”, and “thank you.”
Especially for the things we never had.

Wise words from the departing:
Eat your greens, especially broccoli.
And always say “thank you.”
Especially for broccoli.

[Op YouTube staat een live uitvoering van Broccoli maar op de plaat – Musick to play in the dark I – is het veel en veel mooier. Je kunt Broccoli hier beluisteren en hier kopen.]

Muntje

Vandaag las ik dat veel Nederlanders überhaupt geen goede voornemens meer maken voor het nieuwe jaar, maar voor zover ze dat wel doen staat ‘gelukkiger worden’ bovenaan hun liijstje. Daaronder staan dingen als meer sporten, minder roken, meer tijd doorbrengen met vrienden & familie, etc.

Dat vond ik zo raar. Alsof je je kunt voornemen om gelukkiger te worden en dat het afhangt van de diepte en oprechtheid van die wens of je erin slaagt ‘m te verwezenlijken. Alsof dat voornemen de crux is. Het klinkt of gelukkig zijn een wilsbeschikking is, een kwestie van instelling, en van hard willen.

Volgens mij werkt het precies omgekeerd. Gelukkig zijn is niet iets dat je kunt worden als je het als doel op zich nastreeft (nog daargelaten dat ‘gelukkig zijn’ altijd hooguit een tijdelijke en nooit een permanente staat is.) Gelukkig zijn is altijd en alleen een resultaat, een effect. Je doet dingen – een lastig stuk schrijven, een moeilijk gesprek aangaan en tot een goed einde brengen, bij iemand op bezoek gaan terwijl je daar eigenlijk geen tijd voor hebt maar wel weet dat het voor hen telt, jezelf inhouden en vermannen, iemand die je aangaat trachten te begrijpen, je eigen ego opzij zetten omdat je probeert te snappen wat iemand probeert te zeggen – en je wordt gelukkig als dat werkt. Je raakt blij & geroerd van de onverwachte verbintenis, van wat die connectie teweeg brengt, van de moeite van de over & weerse inspanning, dat je iemand lafenis brengt of – omgekeerd – dat iemand jou eventjes uit jezelf wegtrekt. Je kunt geluk nastreven tot je een ons weegt maar de enige manier waarop je het vindt is door dingen te doen waarbij je eerst diep moet ademhalen en dan denkt: ‘nou okee dan, god zegene de greep en ik hoop dat dit goed uitpakt’. En geluk is altijd tijdelijk, een moment, en geen staat van zijn.

En zelfs moeite doen biedt geen enkele garantie. Je kunt alle moeilijke dingen doen die je nodig acht, zonder dat je een steek gelukiger wordt. (Maar intussen heb je wel gedaan wat je nodig vond. Dat is een groot goed. En het helpt enorm tegen schuldgevoel.)

Geluk is geen muntje. Je kunt het niet kopen, je kunt het niet onderhandelen, en je krijgt het niet opgeleverd als je X of Y inwerpt. Geluk is tijdelijk, iets om je aan vast te houden en aan terug te denken maar nooit iets dat je permanent kunt zijn. Wat je wel kunt doen is afstand nemen van wat je apert ongelukkig maakt – want ongeluk is, anders dan geluk, wel een state of being.

Ik wens alle lezers hier dat ze in 2009 iets moeilijks kunnen doen en dat dat goed voor ze uitpakt.