Embody / Us body

(Article in the catalog of the ‘Embody’ exhibition by Chaja Hertog and Nir Nadler, Israel, 2008. I met Nir while I was a mentor at Das Arts, where I had co-assembled the block ‘Who is I?’. I fell in love with Nir’s work and we became friends, which is how I was introduced to his wife Chaja, whose work I found equally impressive. Thus, I gladly wrote something for the booklet publishe for their exhibition. // Bijdrage aan de catalogus van de tentoonstelling ‘Embody’ van Nir Nadler & Chaja Hertog. De tentoonstelling opent 8 augustus 2009 in Israel en duurt twee maanden. Nir leerde ik kennen toen ik in 2008 les gaf bij Das Arts in het semester ‘Who is I?’, dat ik had helpen bedenken en opzetten. Ik viel als een blok voor het werk van Nir en we werden goede vrienden. Ook Chaja’s werk vind ik ronduit imposant. Toen Nir me vroeg of ik iets wilde schrijven voor de catalogus van hun gezamenlijke tentoonstelling deed ik dat van harte, temeer daar hun thema was geïnspireerd op wat ik bij Das Arts had trachte n over te brengen. De tekst voor de catalogus is in het Engels en het Hebreeuws; hier de Engelse versie.)

Us body

There’s something utterly special about our bodies: we simultaneously are them and have them. They contain us, and yet they’re not a mere receptacle: they define us. Our bodies decide how we move, how we are treated, where we are socially peg holed, and even: how we perceive the world.

It is common – and weirdly seductive – to envision a split between mind and body: as if there’s an invisible ‘I’ somewhere inside, lodged in the brain or in the heart, an intangible tenant who inhabits the corporeal flesh. But whoever accepts such a split, reduces their body to an appendage; I cannot be separated from my nerves, my cells, my blood flow, my breathing, the batting of my eye.

Bodies are not houses. We don’t live in them in quite the same way as we do in buildings of bricks and wood. And there’s no ‘I’ who lives in a body, I is not mind. Again, that would reduce our bodies – us bodies – to a mere ‘it’, and reintroduce that same split between mind and flesh, between pure idea and cumbersome practice, between invisible thought and wet, messy physicality. There really is no such easy splicing. Please don’t. You’re killing us if you do, you’d be chopping I into pieces. After all, a mind without a body is a ghost, and a body without a mind is a corpse.

I is body. Our mind is carved in flesh, the mind is an organ that floods trough our veins and tickles our toes. My mind is an instinct, my body makes firm decisions. I is mixed from both, and whoever makes us choose is lethal.

I carry my parents in my genes. My mother resides in my nose, my father in my hair. I once lost a breast and I am still me, whole and complete. I once lost a lover, and the gaping wound in my side has never fully healed: there’s still a part of me missing somewhere and living in somebody else.

I is permeable. And so is you. After all, I live in you.

I extends. My voice reaches over waters, over woods, over deserts to whisper in your ear. When I shut my heart, that same gesture closes the door to my house for you. The musical instruments that I love and play inhabit me: I play the piano on my ribs, I tune the violin strings in my arms and legs by stretching my limbs until they hit C sharp. I am InstruMan.

Medical interventions fuse. No longer do I wear glasses that can be taken off: my eyes are lasered. My heart runs on a pacemaker. I need to have my batteries replaced every six years. I change my mood with uppers and downers, my fertility with pills that need to wear off for months before I can conceive again.

Sometimes my body isn’t. My immune system gets confused occasionally. It’s trained to attack alien intruders, but mine thinks that I-cells are X-cells. My body believes me to be my own stranger. Thus I attacks I. I implodes.

I swallow and digest what politicians tell me, I digest and regurgitate it. I am a jukebox politician. Press play, and we’ll dance to the ideology of your choice. I don’t need a name. I carry yours.

I reach for you when you are in another country, and I am carried towards you. I merge with my surroundings to speed up my travel. I don’t see where I’m going because I only have eyes for you, you, who is too far away to be seen. You’re pulling me to you through skies, dunes and meadows, time stops while we travel, and when we meet I am you and you is me, and we’re both stateless. Later, I am right next to you, we are so close that we can almost touch, your breath touches my skin, my hair dresses your face, but suddenly we can’t cross the ten centimeters that separates skin from skin and I from you. Mind the gap. I is not you. We are bound to ourselves when we least want to be.

When I am alone, I am cut off. When I am with other I’s, I become you, and then, slowly, me.

The world is our body. I is relations.

Uitgesteld kijken

Een week of wat geleden belde ik UPC om de digitale televisie op te zeggen. De meneer van de klantenservice vroeg of-ie mocht weten waarom. ‘Ja hoor. Ik vind tv geen interessant medium meer,’ antwoordde ik.

Je hóórde hem van zijn stoel vallen. Kennelijk zeggen mensen alleen op omdat ze naar een andere leverancier willen overstappen, want deze overweging scheen volledig nieuw voor hem. ‘Ehm. Mag ik u vragen waarom?’ ‘Dat vertelde ik u net,’ zei ik, ‘ik vind de tv niet interessant meer. Ik zet ‘m alleen nog aan om een dvd af te spelen, en daar heb ik UPC niet bij nodig.’ Met moeite hervond hij zijn à propos en legde me de opzegvoorwaarden uit.

De servicemedewerker kan zijn borst natmaken: ik zal bepaald de laatste niet zijn voor wie de tv veranderd is van ontvanger tot een afspeelscherm, een minibioscoopje.

De tv als medium is ouderwets geworden, en te begrensd. Je wordt geacht te kijken wanneer het de omroep schikt en series te volgen in het tempo dat hen behaagt. Daar hebben we steeds minder zin in. Voor veel mensen – nrc.next wijdde er gisteren een mooi artikel aan – vormt het zogeheten ‘uitgestelde kijken’ een prettig alternatief. Met behulp van Uitzending Gemist of een dvd-recorders bepaal je zelf wanneer en in welk tempo je iets ziet, en kun je als je daar zin in hebt een heel seizoen in een enkel weekend proppen.

Andere vreugdes van het uitgesteld kijken werden in het stuk helaas onderbelicht. Je kunt een leuke of onduidelijke scène meteen terugspoelen om die beter te bekijken, en – o heerlijkheid – je kunt de reclames, de plaag van de tv, overslaan.

Maar nadat ikzelf twee jaar geleden een dvd-recorder had aangeschaft, bleek ik daardoor uiteindelijk nog minder tv te kijken. De reden? Het buitenland. En het internet. Wie een goede buitenlandse serie heeft ontdekt, wil niet één of twee jaar wachten tot een Nederlandse zender hem eindelijk programmeert. Die downloadt ’m en bekijkt een aflevering daags nadat die in Amerika of Engeland is uitgezonden. (Inmiddels zijn er zelfs vertaaldiensten op internet ontstaan: allerlei series worden van losse Franse, Spaanse, Duitse of Arabische ondertitels voorzien, die je apart kunt downloaden en die gewoonlijk van hoge kwaliteit zijn.)

De omroepen zullen zich ook daarop moeten bezinnen. Het gaat er tegenwoordig op de keper beschouwd niet alleen om uitgesteld kijken, maar ook meteen kunnen kijken: niet hoeven wachten tot een film of serie eindelijk in jouw land via de reguliere kanalen beschikbaar komt. Daarnaast zal het schaarstemodel waarop de Europese omroepen zijn gebaseerd, komen te vervallen: er hoeven geen zenduren meer te worden verhandeld. Wie niet op de tv past, kan immers via internet uitzenden.

Dat zoiets financiële consequenties heeft, snapt een kind. Reclames worden steeds meer gemeden, omroepverenigingen lopen leeg, de tv wordt verruild voor internet. Al die films en series moeten ergens uit worden bekostigd, maar waarom zou ik omroepbelasting betalen als ik alleen buitenlandse programma’s bekijk?

Kijkers willen gerust betalen, daar getuigen de stijgende cijfers van filmbezoek van (de enorme reclameblokken voor de film en de pauze middenin weggooien bleek erg probaat), en ook de verkoop van dvd’s loopt hard nu ze schappelijk geprijsd zijn en aantrekkelijke extraatjes hebben. Maar wachten: dát willen kijkers niet meer. De enge oplossing is de distributie te veranderen – wereldwijd.

Gevaarlijke medicijnen

(Gesproken column voor het radioprogramma De Prijktijk; met dank aan Nana voor de genoemde website.)

Tijden veranderen, en gewoontes daarmee ook – we weten het allemaal. Maar toch is het raar te bedenken dat er een tijd was dat morfine, opium, cocaïne en heroïne als regulier medicijn werden verstrekt, en vrijelijk te koop waren – vaak zelfs zonder dat er een recept voor nodig was.

We kennen zulke verhalen natuurlijk uit de literatuur. Zo was Eline Vere dol op haar tinctuur, daar werd haar geënerveerde gemoed rustig van, en ze kon uiteindelijk geen dag zonder. Er zal zonder twijfel opium of morfine in hebben gezeten.

Het is makkelijk te denken dat Eline Vere een tragische uitzondering was. Toen ik op een webpagina stuitte met oude advertenties voor medicijnen, was ik verrast. Opium, morfine en cocaïne waren kennelijk ooit een heel gewoon medisch ingrediënt.

Stickney and Poor’s, een Amerikaans bedrijf dat nu voornamelijk in kruiden doet, verkocht begin vorige eeuw een siroop die bedoeld was om slapeloosheid tegen te gaan. De siroop bevatte 46% alcohol en een beetje opium. De gebruiksaanwijzing? Een volwassene mocht een hele theelepel, voor een vijfjarige werden vijfentwintig druppels aanbevolen, voor een baby van twee weken oud volstonden acht druppels. Een baby van vijf dagen oud mocht ‘maar’ vijf druppels. En slápen dat ze deden…

Ook voor kinderen bij wie de tanden doorkwamen, was er een wondermiddel te koop bij drogist en apotheek: Mrs Winslow’s Soothing Syrup. Het spul bevatte ruim twintig milligram morfine per centiliter. En voor vijftien dollarcent kon je bij de drogist van het merk Lloyd hele goede druppels tegen kiespijn kopen waar cocaïne in zat. Het bedrijf Bayer verkocht een moderne pijnstiller die daarnaast hielp bij astma en tuberculose; ze noemden het medicijn heroïne. In diezelfde tijd bedacht Bayer aspirine, dat was wél een blijvertje.

Het spul was allemaal vrij te koop, en ja, er zullen vast wel wat mensen verslaafd zijn geraakt, net als het geval was bij Eline Vere, maar ik heb niet het idee dat de mensen uit de generatie van mijn overgrootouders nu allemaal permanent in de lorem waren en de hele maatschappij ontwricht raakte omdat deze verdovende middelen vrijelijk te bekomen waren.

Daarnaast: wij kennen onze eigen voorgeschreven verslavingen. Het aantal mensen dat totaal afhankelijk is geworden van kalmerende middelen zoals valium is groot – aanzienlijk groter zelfs dan de hoeveelheid mensen die niet meer zonder heroïne of cocaïne kan.

En niet alles wat wij gebruiken of voorgeschreven krijgen, is veilig. Mijn moeder belandde begin deze week in het ziekenhuis na een zware darmbloeding. We dachten natuurlijk allemaal stiekem aan darmkanker en hielden ons hart vast. Haar darmen werden onderzocht en bleken – gelukkig, hoera! – picobello in orde. De oorzaak was vrijwel zeker de pijnstiller die ze voorgeschreven had gekregen na een ingrijpende knie-operatie. Diclofenac is slecht voor maag en darmen, maar hoe slecht begrijp ik nu pas.

Overigens is diclofenac vrij te koop, zonder recept.

Anti-privacy

Paul Vogel beschreef deze week op de mailinglist van Nettime-nl zijn grote zorgen over het Nederlandse anti-privacybeleid, en staafde zijn zorgen met een tamelijk benauwend overicht van enkele maatregelen van de afgelopen jaren.

Vanwege mijn column van vandaag over het enorme wantrouwen waarmee onze regering haar eigen burgers bejegent, vond ik het gepast Pauls overzicht hier te plaatsen.

Lees en huiver, en weet dat dit bepaald geen uitputtend overzicht is.

Overzicht anti-privacy maatregelen:

Wantrouwen

‘Ik begrijp niet waarom de bestuurders van dit land zo keihard worden weggezet. Waarom er dingen worden gezegd als: dit kabinet bakt er helemaal niets van. Het komt voort uit een houding van wantrouwen, daar heb ik moeite mee.’ Dat zei Guusje ter Horst, minister in het kabinet Balkenende, eerder deze maand in VN. En: ‘Een maatschappij functioneert alleen als er een zekere mate van vertrouwen is, en die is in Nederland voor een deel weg.’

Verder vond ze dat de ‘culturele elite’ in Nederland zich vaker moest uitspreken, bijvoorbeeld tegen Wilders – en vermoedelijk vóór het kabinet. Of dan tenminste voor de PvdA.

Och gut. Meiske toch. Val toch alsjeblieft om.

Wantrouwen is naar, dat ben ik hartgrondig met Guusje eens. En ik begrijp niet waarom de burgers van dit land zo keihard door hun eigen overheid als onbetrouwbaar worden weggezet. Waarom geen land ter wereld zoveel eigen burgers afluistert als Nederland. Waarom de regering de gegevens van al onze telefoongesprekken, mails en chats wil laten vastleggen en bewaren. Waarom wordt vastgelegd waar en wanneer we met bus of trein reizen. Waarom er tegenwoordig geen rechter-commissaris meer aan te pas komt om te beoordelen of het terecht is dat de politie onze gegevens van bank, verzekeraar of klantenkaart wil hebben. Waarom we zelfs niet meer verdacht hoeven te zijn om onze gegevens geplunderd te zien. Waarom per maand van 250.000 burgers wordt nagevraagd welk telefoonnummer of e-mail adres ze gebruiken. Waarom advocaten keer op keer worden afgeluisterd.

Ik begrijp niet dat ons kabinet de grondwet telkens met voeten treedt en het dan raar vindt dat hun wantrouwen op ons overslaat. Ik snap al helemaal niet dat leden van zo’n kabinet ons nog durven te vragen hen te vertrouwen.

Ik begrijp niet dat Guusje ter Horst diezelfde ‘elite’, die nooit wordt gehoord als ze verstandige dingen schrijven over discriminatie, opsporing, dataverzamelingen, stemcomputers en blind geloof in automatisering of tientallen andere kwesties, nu ineens wel wenst te horen. Want als Wilders straks aan de macht komt, heeft het kabinet waaraan Ter Horst deelneemt een akelige infrastructuur voor Wilders klaar gelegd om erg enge dingen te doen.

Wat ik ook niet snap, is waarom het kabinet ons bewezen onbetrouwbare technologie in de maag splitst en met een stalen gezicht blijft volhouden dat er niks aan de hand is. De OV-chip kaart is van voren naar achteren en van onder tot boven gekraakt, maar toch voert het kabinet hem in en verplicht zij ons hem te gebruiken. Terwijl ziekenhuizen ferme boetes krijgen omdat ze slecht met elektronische patiëntengegevens omgaan en artsen en masse zeggen dat ze zelf niet in het EPD willen, doet het kabinet of haar neus bloedt en roept opgewekt dat het EPD gewéldig wordt.

Onze eigen inlichtingendiensten luisteren journalisten af die niets meer hebben gedaan dan opschrijven wat iedereen allang weet, namelijk dat de beslissing van het kabinet Balkenende om oorlog te voeren in Irak was gebaseerd op valse, klakkeloos van de VS en Engeland overgenomen informatie. Ik begrijp niet dat het kabinet, dat al onze gangen wenst na te gaan en opvraagbaar temaken, zichzelf niet transparant wenst te maken en in plaats daarvan liever een potje klaagt dat het zo akelig is dat ze ‘niet meer vertrouwd’ worden.

Ik snap niet dat Ter Horst zich niet doodschaamt.

Een goed afscheid

Eerder vandaag namen enige honderden mensen afscheid van Simon Vinkenoog op Sint Barbara. (De keuze voor die begraafplaats had me verrast, Simon was niet katholiek; zijn uitgever Vic van de Reijt vertelde me dat Simon hier graag wou liggen omdat hij, net als collega-dichter Frank Starik, hier geregeld eenzame uitvaarten met een afscheidsgedicht had opgesierd.)

Buiten miezerde het, binnen lagen kleurige boeketten naast de open houten kist. De rij voor het rouwregister was een half uur lang; naast het register lag een kopie van de condoleance die Beatrix aan Simons nabestaanden had gestuurd. (Dat was erg fideel van Beatrix.) Het was drukkend warm in het kerkje en desalniettemin werd Edith niet moe mensen te omhelzen.

Het was triest, het was goed. Simon kan terugkijken op een vol en rijk leven, op erkenning en verdienste, op liefde en op veel vrienden. Toen de kist in het graf lag, iedereen een laatste saluut had gebracht en een schepje zand had gestort, stak er een windvlaag op en begon de lucht te janken.

(Op de foto: Edith Ringnalda en Simon Vinkenoog, bij de begrafenis van Robert Jasper Grootveld in maart van dit jaar. Foto: Debra Solomon / CC, some rights reserved.)

Vloeken helpt

Wie zich bezeert en dan vloekt, voelt minder pijn dan wie niet vloekt of wie neutrale woorden gebruikt, zo blijkt uit een Brits onderzoek dat vandaag werd gepubliceerd:


The study, published today in the journal NeuroReport, measured how long college students could keep their hands immersed in cold water. During the chilly exercise, they could repeat an expletive of their choice or chant a neutral word. When swearing, the 67 student volunteers reported less pain and on average endured about 40 seconds longer.

Although cursing is notoriously decried in the public debate, researchers are now beginning to question the idea that the phenomenon is all bad. “Swearing is such a common response to pain that there has to be an underlying reason why we do it,” says psychologist Richard Stephens of Keele University in England, who led the study. And indeed, the findings point to one possible benefit: “I would advise people, if they hurt themselves, to swear,” he adds.

(via BoingBoing: ‘Swearing mitigates pain’.)

Oh dammit…

Afgelopen nacht is Simon Vinkenoog overleden. Nu zou hij 81 worden deze maand, dus helemaal onverwacht is het niet en de man heeft een geweldig rijk en brisant leven gehad, maar toch schrok ik even.

Eerder deze maand werd hem een been afgezet en ik werd helemaal blij over zijn verhalen erover. Ja natuurlijk was het naar en onhandig maar de wereld verging niet, hij had nog steeds zin in het leven, de liefde, het plezier en de recalcitrantie. Hij sprak er heerlijk nuchter over: ‘nou ja een been kwijt, we zien wel,’ zo zonder gehuil en niks van oh zo zielig. De man spatte van levenslust. Dat deed me erg deugd.

En hij ging me sowieso aan. Ik ben hem geregeld tegengekomen, met zijn vrouw: Edith. We spraken wel eens, en ik werd er altijd erg blij van te zien hoe die twee van elkaar hielden. Dat was opwekkend en lavend. Mooi, vrolijkmakend. Ze deden elkaar goed en ze eerden elkaar. Mensen die beter werden door elkaars aanwezigheid. En nu moet Edith alleen verder. Och arme meid… Je hebt een goede vent gehad. Ik denk aan je, ik denk aan hem.

Zelfmoord II

Er is al maandenlang een mooie, bijzondere en soms hartverscheurende discussie over zelfmoord gaande op deze site, waarin mensen die de zelfmoord dichtbij zijn met elkaar spreken en mensen die zelfmoord niet begrijpen met veel respect meepraten over hun eigen reserves en hun eigen leed, hoeveel moeite dat ze ook kost. Ik vind het een klein en te koesteren wonder dat al die mensen hier zo in gesprek raken over hun problemen, hun aarzelingen, hun angsten en hun woede. Meestal gaat het goed, hoewel een enkele keer de emoties hoog oplaaien of ineens iemand niet echt meer luistert maar vooral met ‘adviezen’ komt.

Die discussie is nu zo lang geworden dat de betreffende pagina uit zijn voegen barst: er zijn inmiddels al bijna 900 reacties, mijn website zucht en kreunt eronder, en de pagina moet eindeloos laden voor je verse reacties ziet.

Dit bericht is bedoeld als een verse start. Ga vooral door met lezen en reageren: ik wil de discussie juist niet onderbreken, alleen maar hanteerbaarder maken. Wie de vorige bijdragen wil lezen, kan dat hier doen. Spreek, lees en schrijf vooral verder. Het mag hier, het kan hier, het is hier welkom. Schrijf je verhaal of je reactie hieronder.

Lost in het nieuws

Kortgeleden bemachtigde een Boliviaanse tv-zender twee dramatische foto’s van het Air France-vliegtuig dat enkele weken daarvoor was verongelukt. Op de eerste foto, genomen vanuit de cabine, zag je mensen in paniek naar de zuurstofmaskers grijpen die uit het plafond waren neergedaald; de staart van het toestel is afgebroken, een groot gat gaapt achter de passagiers. De tweede foto is nog heftiger: je ziet hoe iemand door het luchtdrukverschil uit het vliegtuig wordt gezogen en het blauwe niets wordt ingeslingerd.

Beide foto’s werden herhaaldelijk getoond terwijl de nieuwslezeres de gruwelijke details beschreef. De camera waarmee de foto’s waren gemaakt, was aan de hand van het serienummer geïdentificeerd en de eigenaar ervan was inmiddels achterhaald: ene Paulo G. Muller. Muller liet een vrouw en twee kinderen na.

Vlak daarna nam een Poolse zender het nieuws over. Ook BNR Radio had de primeur en wist op haar website te melden dat ze deze foto’s van ‘een betrouwbare bron’ had ontvangen.

Alleen klopte er niets van. Het Air France-toestel is ’s nachts verongelukt en op de foto’s is de lucht helblauw. De foto’s waren in widescreen. De vrouw vooraan die op de eerste foto naar een zuurstofmasker grijpt, draagt handboeien en lijkt verdomd veel op actrice Evangeline Lilly. De foto’s waren stills uit de tv-serie Lost.

Dezelfde foto’s zijn al eerder als authentiek verspreid: de Braziliaanse blogger Carlos Cardoso claimde in september 2006 dat ze waren genomen in een Braziliaans toestel dat boven de jungle was neergestort na een botsing met een privévliegtuig. Ook toen trapten een paar zenders in de val. Cardoso wilde aantonen dat onze nieuwshonger makkelijk verhindert dat we kritisch nadenken. Een vliegtuig stort neer, de luchtdruk valt weg, en de inzittenden gaan foto’s maken? Kom nou. Research naar serienummers en eigenaars? In beide vliegrampen stond er helemaal geen Paulo Muller op de passagierslijst. Betrouwbare bron? Welnee. Zo snel mogelijk doorzetten naar uizending en website, uit angst dat de concurrentie je voor is en een ander je ‘primeur’ voor je neus wegkaapt.

Dat Cardoso juist Lost koos als testcase, maakt de affaire wrang geestig. Lost speelt in alles met de scheidslijn tussen waarheid en fictie, tussen spel en realiteit. De serie strekt haar vingers steeds over de rand van het beeldscherm heen en klauwt zich de echte wereld binnen. Bedrijven uit de serie blijken heuse websites te hebben, ze adverteren in de krant, een boek dat een ‘passagier’ uit Lost heeft geschreven is daadwerkelijk gepubliceerd en staat bij Amazon te koop. En ook de personages uit Lost weten geregeld niet zeker of ze hun eigen ogen wel kunnen vertrouwen. En nu werden scènes uit Lost zelf voor waar versleten en als nieuws gebracht. Verder kun je het haast niet schoppen als tv-serie, dunkt me.

Maar het zijn niet alleen de media die zich laten beduvelen. De foto’s werden door talloos veel mensen naar anderen doorgestuurd: ‘Oh kijk eens! Dit is er gebeurd! Wat vreselijk, niet?’ Er is kennelijk een schreeuwende beeldhonger, en intussen zijn we zo doodgegooid met overtuigende maar in elkaar gezette beelden dat we, in onze zucht naar meer en erger fictie voor realiteit willen verslijten.

‘Als we geen beelden hebben is het geen nieuws,’ zeggen verslaggevers wel eens. Dat lijkt inmiddels een achterhaald standpunt. Als er geen beelden zijn, is het niet gebeurd,. Als er geen beelden zijn, is het niet erg.

(Met dank aan L. voor de tip.)