Pas op uw voordeur

‘t Is dat de jurering van de Big Brother Awards al heeft plaatsgevonden, anders was dit geheid de winnaar geworden in de categorie ‘Voorstellen’. We zullen dit onzalige plan bij de uitreiking van de Awards echter zonder twijfel noemen, al was het maar om er bekendheid aan te geven. Nemand van de jury – toch allemaal mensen die goed zijn ingevoerd in privacyzaken – wist namelijk dat dit plan speelde; het blijkt nota bene al als wetsvoorstel bij de Tweede Kamer te liggen. Onderstaand artikel is overgenomen van het Nederlands Dagblad van vrijdag 15 januari.

Let op de details: het gaat om een draconische maatregel, maar het kabinet ‘verwacht hierdoor niet meer fraude op te sporen dan nu het geval is’. Dat betekent dat het kabinet zelf al aangeeft dat er van nut, noodzaak of proportionaliteit geen sprake is. Dat blijkt ook uit de passage dat een verdenking niet nodig is vooraleer een ambtenaar de woning mag binnendringen: waarom moet iemand überhaupt gecontroleerd worden als er geen sprake is van verdenking? Voorts lijkt dit voorstel bedoeld om eerdere, door de rechter afgekeurde maatregelen er alsnog door te krijgen: ‘Het doorzoeken van een woning van iemand die niet verdacht is, mag sinds 2007 alleen nog wanneer de burger vrijwillig meewerkt.’ Dus nu moet het vrijwillig, een contradictio in terminis. Is ergens binnenkomen door te dreigen met een korting op je uitkering ‘vrijwillig binnenlaten’? Mij komt het eerder voor als chantage…


Ambtenaar mag toegang tot woning eisen

DEN HAAG – Miljoenen Nederlanders moeten binnenkort controleambtenaren binnenlaten, zonder verdenking, maar op straffe van verlies van kinderbijslag, AOW of bijstand.

Ook voor weduwen en weduwnaren, wezen en oudere arbeidsongeschikten geldt: wie de controleur niet binnenlaat, wordt daarvoor gekort. Dat staat in een wetsvoorstel van het kabinet dat in behandeling is bij de Tweede Kamer. De kinderbijslag wordt in het wetsvoorstel wanneer de controleambtenaar niet binnen mag in zijn geheel ingehouden, de andere uitkeringen voor de helft. Rechtsgeleerden achten het wetsvoorstel in strijd met het thuisrecht van burgers, dat is vastgelegd in de grondwet, en met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Op grond van de nieuwe wet mogen gemeenten, de Sociale Verzekeringsbank en het UWV zelf bepalen wanneer zij toegang tot iemands woning willen. Dit om na te gaan of iemand echt alleen woont, of zijn eigen kinderen verzorgt.

Draagvlak

Het kabinet acht de wet noodzakelijk om ‘het draagvlak van sociale voorzieningen’ in de samenleving te behouden. Van het wetsvoorstel moet ‘een preventieve werking’ uitgaan. Maar het kabinet verwacht dankzij de ruimere controlebevoegdheden níet meer fraude op te sporen dan nu het geval is. Dit omdat het allang is toegestaan huisbezoeken te doen bij burgers, als zij worden verdacht van fraude.

Het doorzoeken van een woning van iemand die niet verdacht is, mag sinds 2007 alleen nog wanneer de burger vrijwillig meewerkt. Veel gemeenten willen echter al bij de eerste aanvraag van een uitkering een kijkje kunnen nemen in de woning van de aanvrager; het wetsvoorstel moet dat mogelijk maken.

Mallemolen

Als kind en tiener is Nathalie ernstig misbruikt. Indertijd heeft ze zich daar doorheen geslagen door haar hoofd uit te zetten. Niet meer denken, niet meer voelen; er niet meer zijn. Dat proces heeft haar lang beschermd, maar nu sloeg het op hol. Ze kon ineens verstijven, niet meer in staat een woord uit te brengen. Of ze was zomaar kwijt wat er de afgelopen uren was gebeurd en wist niet waar ze was. Ze kraste in haar armen en benen, ze kon geen aanraking van anderen velen, ze had paniekaanvallen en wou dood.

Ze belandde in de ziektewet en er werd een diagnose gesteld. Er vielen zware termen: vroege en chronische traumatisering, dissociatie, borderline, persoonlijkheidsstoornis. Er moest hulp komen, dat was duidelijk.

En die hulp kwam. En vergaderde. Met haar, maar vooral met elkaar. Er kwam soms een hulpverlener bij of er ging er een weg; er kwamen tussendoor nog twee nieuwe hulpverleners bij. Een deel van de hulp werd wegens een reorganisatie overgedaan aan een andere instantie. Haar ‘geval’ bleek na anderhalf jaar zo complex te zijn dat de hulpverleners zich genoodzaakt zagen de hulp in te roepen van weer andere hulpverleners. Er werd een coördinator aangesteld die met iedereen ging overleggen. Er kwam iemand die ze te allen tijde mocht bellen, maar die ging met vakantie. Of misschien werd die overgeplaatst – inmiddels ben ik namelijk de draad ook allang kwijt.

Ondertussen worden zelfs de meest elementaire zaken niet geregeld. Nathalie kan niet met het openbaar vervoer (ze raakt geregeld weg en weet dan niet waar ze is of moet zijn). Dus kwam er een taxivergoeding om haar naar de therapeut een half uur verderop te brengen. De taxi kwam vaak te laat of vergat haar soms helemaal, zodat ze zelf steeds het bedrijf achter de vodden moest zitten. De aanvraag voor de vergoeding bleek niet te kloppen; de taxiregeling werd ingetrokken, aangehouden, ging weer door, verviel en herstartte.

Nathalie kreeg hulp in de huishouding. Er kwamen steeds andere mensen over de vloer, of ze kwamen niet opdagen. Sommige huishoudelijke hulpen kletsten urenlang tegen haar aan, wat Nathalie zo uitputte dat ze de rest van de dag van de kaart was. Of de hulp kwam ’s middags, op tijden dat ze volgens afspraak de psychiatrische dagopvang in de buurt zou bezoeken.

Nathalie heeft erge kiespijn. De hulpverleners zijn bezig haar bij een tandarts te krijgen. Eerst dachten de hulpverleners dat ze verzekerd was bij A, en toen alles net rond was, bleek Nathalie verzekerd te zijn bij B. Er zou een hulpverlener meegaan naar de tandarts, maar die zei af. Nathalies kiespijn duurt nu al drie maanden.

Haar therapeuten zeggen dat praten over haar verleden te riskant is, dat kan Nathalie niet aan vrezen ze, het zou teveel oprakelen. Nathalie wil het er wél over hebben, zij het in stukjes en beetjes, maar daar is geen plaats voor in de therapie. De instantie die haar geld beheert, keert vaak te laat of te weinig uit, en dan moet ze daar weer achteraan.

Het is een verbazingwekkend spektakel. Alles en iedereen draait in een kringetje rond. Er gebeurt intussen vrijwel niks. Nathalie heeft de hoop opgegeven dat haar taxivergoeding in orde komt en weet niet hoe ze voortaan bij haar therapeut moet komen. Ze verwacht niet dat ze de komende maanden naar de tandarts kan. En er is nog steeds niemand die met haar wil praten, heel voorzichtigjes, over wat er vroeger nou allemaal is gebeurd.

Er zijn veel Nathalies gevangen in de mallemolen van ambulante hulp en de AWBZ. Een goede bezuinigingsmaatregel, denk ik wel ‘s, zou zijn om slechts twee mensen aan te stellen: één therapeut en één iemand die schoonmaakt en autorijdt, en geld, medicijnen, paperassen en afspraken regelt. Dat scheelt een klap aan overhead, en wellicht dat er dan ’s iets gebeurt. Dat zou goed zijn voor Nathalie.

Lessig

Auteursrechtdeskundige Lawrence Lessig, de bedenker van Creative Commons, kreeg gisteren een eredoctoraat toegekend aan de Universiteit van Amsterdam. Vandaag werd er om die gebeurtenis meer luister bij te zetten, een symposium gehouden voor een select gezelschap in de Agnietenkapel.

Lessig heb ik nog nooit horen spreken, zodat ik erg blij was met de uitnodiging. Hij hield een prachtig en gepassioneerd referaat. Heel erg nieuw was het niet omdat ik al het een en ander van hem had gelezen, maar dat gaf niks. Zijn overzicht hoe steeds meer dagelijkse handelingen onder het regime van een steeds harder en onbuigzamer auteursrecht vallen, stond als een huis, evenals zijn beschrijving hoe de cultuur lijdt onder datzelfde auteursrecht. Oude cultuurproducties – manuscripten, documentaires, films – kunnen tegenwoordig haast niet meer worden overgezet naar nieuwe media, omdat eerst alle rechten opnieuw moeten worden geklaard; dat kost handenvol geld en tijd, en als de rechthebbenden niet te vinden zijn, mag het sowieso niet. Intussen sterven allerlei films de celluloiddood, en verdwijnen de boeken die out of print zijn uit de cultuur.. Ook de dagelijkse cultuur, die aan elkaar hangt van hergebruik, mixen, citeren, parodiëren en heruitvoering, lijdt onder het strenge auteursrecht: wat eerder normaal was, valt nu onder het bereik van grote en machtige vertegenwoordigers van rechthebbenden die weinig op heben met de rechten van (her)gebruikers.

Lessig legde nogmaals het principe van Creative Commons uit: makers kennen daarbij expliciet meer rechten toe aan hun publiek dan het standaard auteursrecht doet. Zelf heb ik, zodra ik mijn teksten op een website begon te herpubliceren en verzamelen, altijd gezegd dat iedereen mijn teksten mocht doorsturen en herpubliceren, mits met naamvermelding. Ik vond daarom dat het nooit zo nodig was een expliciete CC-licentie aan mijn website te hangen.

Door Lessigs speech veranderde ik echter van mening: het zichtbaar maken van andere modellen en benaderingen van het auteursrecht is zelf uiteraard ook een wapen in de strijd. Reden waarom ik sinds vanavond een expliciete CC-licentie heb gehangen aan mijn teksten op deze website. Ik heb gekozen voor By-NC-ND: iedereen mag alles kopiëren, verspreiden en doorgeven op voorwaarde dat mijn naam erbij blijft staan (By), dat er geen commercieel gebruik van wordt gemaakt (NC: non-commercial) en dat er niet mee wordt geklooid (ND: non-derivative).

De derde spreker, professor Jean-Claude Guédon (van de Universiteit van Montréal), stal overigens mijn hart. Hij hield een al even bezield referaat over Open Access en wetenschappelijke publicaties, maar deed dat anders dan Lessig niet met een gelikte powerpointpresentatie. Guédon sprak heel ouderwets – en heel knap – uit het blote hoofd. Zonder aantekeningen hield hij een betoog van een half uur. Met prachtige volzinnen, zonder ook maar één keer te haperen, en met mooie, heldere redeneringen. Guédon is zojuist bij het Instituut voor Informatierecht (IvIR) aangesteld als buitenlands gastdocent. Ik hoop hem nog vaker te horen spreken.

Internet voor iedereen

Net voor Kerst verscheen een boek van XS4all, Internet voor iedereen: 32 visies op internet, technologie en maatschappij. Het is een kleurrijk en fleurig boek, zowel qua inhoud als vormgeving. De mensen die hun ideeën vertellen, komen uit alle hoeken en gaten: Ot van Daalen van Bits of Freedom, Menso Heus (een goede vriend van me en mede-redactielid van The Next Ten Years), Egbert Dommering (emeritus hoogleraar informatierecht), Theo de Vries (directeur van XS4all), Pascal Hetzscholdt (Motion Picture Association America), Tim Kuik (Brein), en nog veel meer mensen.

De onderwerpen zijn al even breed: van piraterij tot kunst, van jongeren op internet tot internetadvocatuur, van burgerrechten tot IPv6, van open design tot milieu, en van hate mail tot de toekomst van de krant. ‘Met een voet stevig in de techniek brengen we in kaart wat er op internet gebeurt en in de toekomst gaat gebeuren, welk effect dat op ons heeft en welke invloed wij op die processen kunnen uitoefenen,’ schrijven Margreth Verhulst en Niels Huijbrecht in het voorwoord. (Samen vormen ze de afdeling Public Affairs van Xs4all.) In het hart van de bundel is mijn Parool-column over de internationale hackersconferentie HAR opgenomen.

Het boekje is geloof ik alleen aan relaties gegeven. Digitaal kan iedereen het echter ophalen en lezen: Margreth was zo lief het on-line te zetten als pdf (circa 20 MB).

Escalatie

Nam een terrorist een vliegtuig. De cockpitdeur was inmiddels versterkt en daarom bedreigde hij de passagiers. Sindsdien reizen er op elke vlucht naar Amerika voor de zekerheid gewapende US marshals mee. (Wat deden die eigenlijk toen de laatstgevangen terrorist aanstalten maakte? Het was een medepassagier die de klootzak aanvloog, overmeesterde en in een houdgreep hield.)

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had flaconnetjes bij zich die, indien gemixt, een explosief mengsel zouden vormen. Sindsdien mag niemand in het vliegtuig iets meenemen dat meer dan 100 cc vocht bevat, tenzij het is aangeschaft in de tax-free zone. De winkels op de luchthavens maken nadien woekerwinsten op water en frisdrank. Zelf zou ik, als ik terrorist was met een snood masterplan, ruim op voorhand een handlanger in een tax-free shop planten en jaren later van hem geprepareerde flesjes cola kopen met buitengewoon enge dingen erin. Je hebt een masterplan of niet, en wie slecht wil zijn moet flink vooruitdenken.

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had semtex in de holle hak van zijn schoen gefrut en klapte onderweg de hak open om de ontsteking erin te zetten, maar werd overmeesterd door een oplettende medepassagier. Sindsdien moeten we allemaal onze schoenen uit en riemen af als we de vliegvelddouane passeren en stuk voor stuk door een poortje moeten terwijl onze handbagage wordt gescand. Een bevreemdend spektakel van mensen die op één been hupsen om een schoen uit of aan te trekken, onderwijl ongerust speurend naar hun tas, jas en mobieltje die verderop op een lopende band te graai liggen.

Nam een terrorist een vliegtuig. In zijn ondergoed had hij explosieven genaaid die de poortjes niet konden detecteren: die letten vooral op metaal. De ellendeling trachtte ze vlak voor de landing tot ontploffing te brengen, maar waar hij op een fiere stormram met een orgiastische explosie had gehoopt, kreeg-ie een ejaculatie praecox en verschroeide alleen zijn eigen ballen. Straks moeten we, zo wil ineens elk land, allemaal door een bodyscan vooraleer we het vliegtuig mogen betreden.

Nu kunnen we gaan jammeren van privacy en naakt worden gezien enzo, maar dat raakt niet het hart van de zaak. Onze privacy zijn we allang kwijt, zeker als het om vliegen gaat. Protesteren tegen een nog wantrouwender en vernederender bejegening van onschuldige passagiers haalt niks uit. De crux is dat morgen, of volgende maand, iemand ook deze nieuwe maatregel omzeilt: dan neemt een terrorist weer een vliegtuig.

In laatste instantie resteren ons twee opties. Een: wetend dat je kwaad nooit kunt uitbannen, leggen we ons erbij neer dat individuen in een minuscuul deel van ons internationale verkeer een ramp kunnen aanrichten. De consequentie is dat we terrorisme gaan beschouwen als een verkeersongeluk, een tragisch maar onvermijdbaar incident. Hoe goed je ook je best doet en hoe prachtig je beleid ook is, je kunt misbruik, ongelukken en ellende helaas nooit uitbannen, en één gek kan altijd meer kapot maken dan duizend verstandige mensen kunnen verzinnen.

Of twee: we spuiten iedereen die per vliegtuig wil reizen bij de douane in een tijdelijk coma, kleden ze uit, onderzoeken al hun lichaamsin- en uitgangen, stapelen ze in bomvrije compartimenten in het vliegtuig, en maken ze pas wakker als ze ’s anderenlands door de douane heen zijn. Want daar stevenen we op af: levende, denkende mensen verschepen is een veiligheidsrisico.

(Met dank aan Dave Boyce, die mijn eigen idee nog net een stap absurdistischer maakte.)

Opgeruimd

Moz vertelde me vorige week dat het in Japan de gewoonte is aan het eind van het jaar algehele grote schoonmaak te houden. Het huis wordt van onder tot boven geveegd, geboend en gewassen; achterstallig werk wordt ingehaald en afgerond; relaties worden aangetrokken, bijgewerkt of netjes beëindigd. Alles zodat je met minder ballast het nieuwe jaar in kan.

Het zal toeval wezen, maar dat is precies wat ik de afgelopen vakantie heb gedaan. Relaties wat opgewreven, eindelijk het een en ander geschreven dat al ver over tijd was, en het huis danig opgeruimd. Vooral dat laatste was vruchtbaar werk. In de loop der tijd vormen zich altijd opstapelingen: een halve meter oude kranten hier, een stapel tijdschriften daar, planken her en der die overvol raken, steeds meer potjes en doosjes en flesjes op de schappen in de badkamer, kasten waar je niks meer uit kunt halen zonder dat de rest naar beneden tuimelt, onder tafel, bank of bed weggeschoven dozen – dat werk.

Vooral in de keuken, slaapkamer en badkamer heb ik prettig huisgehouden, maar ook de vloer in de woonkamer is aangenaam leeg geworden. In totaal belandden er circa tachtig kilo kranten en tijdschriften bij het oud papier en zes vuilniszakken plus een paar dozen vol troep bij de vuilnis. (Troep is spul waarvan je jarenlang denkt: ‘Dat ga ik nog eens… later…’ maar inmiddels is het teveel jaar verder en is later nog steeds geen spat dichterbij.) Verder heb ik voor het eerst sinds 2004 de linoleumvloer weer ‘s in de was gezet, dat hoort eigenlijk elk half jaar maar ja, da’s ook zo’n laterklus. Het linoleum glanst nu en de kleur lijkt warempel een tint dieper, ik kijk er met innige tevredenheid naar. Het voelt zelfs zachter aan mijn voeten. Toch maar vaker doen voortaan :)

Onder de wapenfeiten:

  • Eindelijk die honderd ofzo oude 3,5 inch schijfjes weggedonderd – ik wou al jarenlang kijken of er wellicht oude teksten op stonden die ik nooit had overgezet. Daartoe had ik ook een oude laptop bewaard, eentje die nog schijfjes aankon. Mijn papieren archief is echter compleet, dus áls er nou ‘s iets is dat ik niet in de computer heb kan ik het beter scannen, bedacht ik: dat kost bij elkaar minder tijd dan honderd schijfjes met elk tientallen bestanden doorlopen. Hopla, de deur uit.
  • De warboel van kettinkjes, haarspelden, tandenstokers, oorbellen, schoenveters, mouwophouders en veiligheidsspelden die in allerlei doosjes en laden huisde, uitgezocht en gesorteerd. Ik ben thans in het trotse bezit van keurig gepaarde, in kartonnen strips gestoken oorbellen die netjes in een mooi maar eerder leegstaand doosje gevleid liggen. Kettinkjes draag ik nooit maar ze weggooien vond ik toch jammer, dus die liggen nu in een ander, inmiddels leger doosje ontward te wezen.
  • De overjaarse en overbodige medicijnen weggeflikkerd. Wat moet ik nog met emla-zalf, waarmee je je huid kunt verdoven voordat er een chemo-infuus wordt ingeprikt? Of met vier jaar oude oogdruppels? De rest heb ik gesorteerd (ik wist niet dat ik zoveel ibuprofen had) en in een doos gezet, zodat je de handel in één keer van de bovenste plank in de badkamerkast kunt halen zonder gevaar voor in kettingreactie omvallende doosjes of op de grond in gruzels uiteenspattende flesjes.
  • Alle flacons en potjes en flessen in de badkamer doorlopen. Hoe ik aan drie flessen mondwater kom weet ik heus niet (ik gebruikte het verplicht tijdens de chemo maar verder nooit), en wie het ooit nog in z’n hoofd haalt me zeep of bodylotion cadeau te doen, krijgt op z’n volgende verjaardag als wraak de helft van mijn resterende voorraad.
  • Make-up uitgezocht. Ergens lag een zakje oude lippenstiften (het resultaat van een vorige schoonmaakaanval een jaar of acht geleden, maar ja, als ze eenmaal in een zak onderin de kast liggen gebruik je ze helemáál niet meer). Alles bekeken en op kleur gesorteerd, en netjes rechtop in twee plastic bakjes gezet: eentje met rood en dieprood, eentje met bruin en paarsig. Ingeving van de avond was om een miniscuul papiertje met de kleur in kwestie te besmeuren en dat papiertje bovenop de lippenstift te plakken. Nu kan ik zo’n doosje uit de kast halen en in één keer zien welke kleur ik wil. (‘Dat klinkt licht autistisch,’ plaagde mijn vriendin C. ‘Ja,’ zei ik, ‘en ik vond het heerlijk om te doen.’ Ik was trots op mijn ingeving. Het voelde alsof ik zelf een Libelle-tip had bedacht.) Verder heb ik me innig voorgenomen de eerste jaren geen lippenstift meer te kopen en het spul vaker te gebruiken, zodat de voorraad eindelijk ‘s slinkt.

Allemaal heel bevredigend. Clutter clogs the mind, al was het maar met allerlei dagelijkse ergernisjes, onnodige extra handelingen en vagelijk op het gemoed drukkende ooit-nog-te-doen lijstjes. Bovendien is dit rustiger aan de ogen, en zijn de zichtlijnen in huis nu langer.

En oh ja, ik heb eindelijk flink en fijn gewerkt aan The Next Ten Years deel 5, ‘t is nu bijna af :) De teksten gaan hopelijk dit weekend naar de redactie en naar de overige auteurs. Met mazzel komt het boekje in maart uit. Nu nog de boekhouding over 2008 en 2009 afmaken, en dan ben ik 2010 heel opgeruimd begonnen.

Sprakeloos

De moeder van Tom Lanoye kreeg een aantal jaar terug een hersenbloeding: ze verloor daardoor de macht over de taal. Zij, de moeder van een schrijver, zij, die altijd klaarstond met een gedecideerde mening, zij, de amateur-actrice die lappen teksten uit haar hoofd kende, zij, de spraakwaterval – íij wist de woorden niet meer. Furieus werd ze ervan, ze had heftige woedeaanvallen, gooide met huisraad en brabbelde onverstaanbaar.

In Sprakeloos schrijft Lanoye over haar leven en dood, en daarmee vanzelf ook over zijn vader Roger, over zijn jeugd en zijn verstandhouding tot beide ouders. Hij verhaalt van een pronte vrouw die graag alle ogen op zich gericht zag maar die even zo vrolijk Lanoye’s vrienden slechts gehuld in badpak in het buitenhuisje bij Sint-Niklaas ontving. Hij toont de liefde die zijn ouders voor elkaar hadden, en laat met zachtheid hun gektes zien (‘Ik zweer je dat ik mijn vader dat gazon ooit heb zien stofzuigen‘, ‘zelfs haar toastjes zijn barok’).

Hij vertelt over haar dwingelandij: Josée acteerde met groot gemak een bijna-hartaanval als andere manieren om haar zin door te drijven, waren uitgeput. Hij beschrijft het werk in de slagerij en het gezinsleven in het huis op de verdieping erboven. Hij vertelt hoe de dood van zijn broer, die zich tegen een boom te pletter reed, een splinterbom in het gezin werd en iedereen uit elkaar dreef. Hij beschrijft hoe trots zijn ouders waren op zijn schrijverscarrière, en hoe lastig zijn eigen coming-out verliep (”Wat is het verschil tussen een nicht zijn en een neger?’ Als je een neger bent, hoef je dat niet te vertellen aan je ouders.’) Niettemin was Josée apetrots toen haar zoon de pers haalde door met zijn lief in het huwelijk te treden zodra België de huwelijkwet had aangepast. De buurt en haar bewoners worden uitgelicht met mooie, pijnlijke, ontroerende en geestige anekdotes: heel de nijverheid, de ambities en de gekte van een wijk in een klein stadje komen over de vloer.

Het boek gaat ook (aanvankelijk: vooral) over gemis en over taal die zowel verplicht, tekort schiet als definitief maakt. Hoe kun je iemand in woorden vangen? Waarom kon hij niet eerder over haar schrijven? Wat heeft het voor nut een verbaal standbeeld voor haar op te richten – Josée wilde dat graag, ze rekende erop dat haar zoon dat voor haar zou doen: je bent toch niet voor niets de moeder van een bekend schrijver? Roger rekende erop, hij wou dat zijn zoon middels zijn woorden Josée weer tot leven zou wekken – nu geen van beide ouders dat boek meer kunnen lezen? Hoe sluit je een boek af dat over een dode gaat? Want zolang je doorgaat – of zolang je nog niet begonnen bent – wroet ze tenminste nog in je.

Het is een prachtig boek. Mijn hartsvriendin C. leende het me en toen ik het uit had en moest teruggeven, kocht ik ter vervanging drie nieuwe exemplaren. Eén om zelf te houden en twee om weg te geven.

Recensies van Sprakeloos:

  • Humo: Lanoye neemt afscheid van zijn ouders
  • Knack: De nieuwe roman van Tom Lanoye
  • NRC boeken: Tegen een lijk is geen taal gewassen
  • Het Parool: Sprakeloos
  • VN: Sprakeloos

Amsterdammer van het jaar

Het Parool treft de laatste voorbereidingen voor haar jaarlijkse verkiezing van de Amsterdammer van het Jaar: vandaag zijn de kandidaten bekend gemaakt. Eerder konden de lezers hun eigen favoriet voordragen; uit die nominaties zijn tien mensen geselecteerd, en daar mogen wij nu uit kiezen. De winnaar wordt bekend gemaakt tijdens het Gala van de Amsterdammer van het Jaar dat plaatsvindt op 10 januari in de Stadsschouwburg.

Vanavond heb ik de verhalen van de tien kandidaten uitgebreid gelezen. Er waren verdorie twee mensen die ik van ganser harte mijn stem gunde: Wilfred van Oijen, een huisarts die altijd heel openlijk was over de gevallen waarin hij euthanasie toepaste, wat hem op een akelige rechtszaak en een absurd vonnis kwam te staan, en Atef Salib, de man die Habibi Ana opzette, het allereerste (en helaas nog enige) Arabische homocafé ter wereld.

Alletwee dappere mannen die zich alletwee altijd opelijk hebben uitgesproken. Hoe te kiezen? Toen zag ik gelukkig dat iedereen twee stemmen diende uit te brengen. Exit dilemma: klik klik, done!

Boom erbij

Vanavond heb ik (eindelijk) weer een flinke hoeveelheid oud spul onder de hoede van mijn blog geschoven. Er moet veel meer onder de blog worden geschoven: onder meer alle Scientology pagina’s, inclusief het roemruchte Fishman Affidavit. Ze staan er wel maar zijn niet via de blogpagina’s gelinkt en raken daardoor wat uit het zicht.

Een oude subsite die nog bij mijn vorige provider stond (http://familie.spaink.net), heb ik nu geïmporteerd en bijgewerkt. Wat erop staat? De stamboom van de familie Spaink. Jet Spaink, een verre nicht – we zijn verwanten in de dertiende graad, heeft ze ooit nauwkeurig uitgerekend – heeft in 2003 flink wat tijd gestoken in het uitzoeken van die stamboom.

Door haar staat nu vast wat we altijd al vermoedden: alle Spainken in Nederland, inclusief de Abbink Spainken, zijn familie van elkaar. We stammen af van twee broers uit Jever (noord-oost Duitsland) die rond 1800 naar Amsterdam trokken. We tellen marskramers, een burgemeester, een poelier, een psychiater, een dirigent-saxofonist van het orkest van de Holland-Amerikalijn, een horlogemaker, een ijzerhandelaar (op de voorgevel van zijn winkel hing een bord met daarop ‘Spaink heeft het!’), een gerenommeerd bioloog onder de voorouders. En er zitten twee schrijvers in de boom: want Laurens Abbink Spaink is ook familie – al heb ik nog niet uitgerekend in welke graad hij en ik verwant zijn.

Vergaardrift zonder hygiëne

Een medewerker van de Rabobank verloor vorige week een usb-stick, waar zich onder meer de gegevens van drieduizend klanten op bevonden. Hun persoonlijke gegevens stonden erop, maar ook welke beleggingen ze hadden gedaan en wat hun totaal belegde vermogen was. Dat de kwestie in het nieuws kwam, was uitsluitend omdat de vinder de usb-stick bij een krant afleverde en de krant er nieuws in zag.

Zulke datalekken zijn aan de orde van de dag. Soms gaat het om diefstal, maar vaker gaat het om slordigheid of onnadenkendheid van de mensen die beroepshalve met gevoelige informatie werken: verloren laptops, websites waar gevoelige informatie per ongeluk voor het oprapen ligt, rondslingerende usb-sticks, verdwaalde cd’s, afgedankte computers of harde schijven waar nog van alles op blijkt te staan.

Juist in een maatschappij die zichzelf zo afhankelijk heeft gemaakt van elektronische data, is dergelijke slordigheid buitengewoon pijnlijk. Je wilt niet dat duizenden elektronische patiëntendossiers ergens rondslingeren of dat ineens de financiële historie van de klanten van een bank op straat ligt. Zulke slordigheid leidt geregeld tot akelige inbreuken op iemands privacy; de gedupeerden staan vervolgens ook potentieel bloot aan misbruik van hun gegevens. Kwaadwillenden kunnen er makkelijk identiteitsfraude mee plegen (een type misdaad dat sterk in opkomst is), of nagaan wie een interessant slachtoffer is voor inbraak of chantage.

Iedereen wil de hele tijd maar gegevens van ons en onze gedragingen liefst real-time volgen. Voor zowat alles moet je je registreren, en bijna alles wat we doen leidt tot digitale sporen die aan ons worden onttrokken en vervolgens worden opgeslagen en bewaard. De vergaardrift van bedrijven en overheid kent haast geen grenzen.

Er zit een wrange paradox in die verzameldrift. Terwijl de dataverzamelaars enerzijds wonderen verwachten van het koppelen en verwerken van al die gegevens – betere gebruikersprofielen en risicoanalyses maken, sporen beter natrekken, misdaad voorkomen, monitoring opschroeven, logistiek en efficiëntie verbeteren, kosten drukken enzovoorts – zijn ze met het beheer van die gegevens vaak erg nonchalant. Te veel mensen hebben toegang, gegevens worden onversleuteld bewaard en gekopieerd, laptops en usb-sticks hebben geen beveiliging, computernetwerken zijn onvoldoende afgeschermd of hebben een architectuur die meer let op gebruiksgemak dan op veiligheid.

Sinds kort wordt er nagedacht over een meldplicht voor datalekkages. De plannen zijn helaas buitengewoon beperkt. Zo gaat de EU via een richtlijn de telecomaanbieders verplichten datalekken te melden, maar blijven alle andere vergaarders – van financiële instanties tot de zorg, van bedrijfsleven tot overheidsinstanties – buiten schot. Ook zij zouden onder zo’n meldplicht horen te vallen.

En aan meldingen alleen heb je uiteindelijk natuurlijk niks. De hoop is dat bedrijven en overheden uit angst voor reputatieschade zorgvuldiger zullen worden, maar elke gedragsdeskundige weet dat straf uitdelen alleen zelden helpt: dat leidt namelijk vooral tot pogingen om gemaakte fouten te verdoezelen.

We zouden eens moeten gaan nadenken over datahygiëne. Net zoals we het gewoon vinden in ons dagelijks leven hygiëne te betrachten – je handen wassen na toiletbezoek, geregeld douchen, je tanden poetsen, servies afwassen, geen water drinken uit een plas op straat – zouden we een vergelijkbare serie gewoontes rondom dataverkeer, dataopslag en dataoverdacht moeten ontwikkelen.

Wellicht dat we dan gaandeweg leren terug te deinzen als iemand een onbeveiligde usb-stick in een computer steekt en het vies gaan vinden als data niet versleuteld wordt overgedragen: alsof iemand je met een gebruikte naald wil prikken.

Verder lezen: