Een tikkeltje te Wilders, amigo?

(Terzijde: ik was bepaald niet tevreden over dat stukje maar ik kreeg die avond niks beters uit mijn pen.)

Jaren geleden, nee intussen al een paar decennia geleden, was er een reclamecampagne voor kleine sigaartjes – ‘Een tikkeltje te wild, amigo?’ – die indertijd op ieders netvlies bleef hangen. Een licht getinte mevrouw met lang, donker, vochtig en krullend haar keek ons aan. Haar hoofd neeg licht naar beneden. Ze imiteerde onderdanigheid, ze speelde underdog. Haar ogen echter spraken een volkomen andere taal. Die keken ons rechtstreeks aan, de blik schattend, keurend en tartend. Waren we tegen haar opgewassen, konden we haar uitdaging aan?

Terwijl je die ogen las en herlas wist je: je ging het onderspit delven. Ze was simpelweg te gehaaid en had zich terdege op al jouw zetten voorbereid. Je wist ook dat zij wist dat jij dat wist. Dat zag je in die ogen terug: je verlies stond op voorhand vast. Zodra je haar blik vasthield en accepteerde had je feitelijk al verloren.

Het idee van die krachtmeting was desondanks onweerstaanbaar en mateloos verlokkelijk. Beter de confrontatie daadwerkelijk te verliezen dan die uit de weg te gaan, redeneerde je. Alleen al de gedachte met haar een lijfelijk contact aan te gaan, al was het maar vechtend, was zo verleidelijk dat die je als zwoele beloning voorkwam. En dan hadden we het nog niet eens over de zoenen die je tijdens het gestoei hoopte te kunnen stelen: roofzoenen die je zou zijn misgelopen wanneer je op voorhand had neergelegd bij het uiteindelijke verlies.

Zoiets moeten ze momenteel denken bij het CDA en de VVD: verliezen van de PVV zullen we uiteindelijk toch. Dan beter maar dansen met de duivel, want ze tart ons zo lekker, wellicht kunnen we haar tegen verwachting in aan ons binden: de macht is immers oh zo verleidelijk. En mogelijk kunnen we al stoeiend wat PVV-stemmers wegsnaaien. Niet geprobeerd is erger, toch?

Maar zelfs al voordat het kabinet is geformeerd blijkt die versiertactiek vast te lopen. Wilders gaat op 11 september in New York, op Ground Zero, uitleggen hoe erg het is dat moslims daar een centrum willen bouwen waarin ook een moskee wordt gehuisvest.

Alle tegenargumenten tegen Wilders geplande speech terzijde gelaten: waarom maakt het aanstaande kabinet zo druk over de impressie die de man in het buitenland zal maken? Het CDA en de VVD hebben liefst niet dat Wilders in New York gaat verkondigen wat hij al tijden in Nederland roept. Want dan zou het buitenland deze standpunten wellicht serieus kunnen nemen en kunnen verslijten voor beleid.

Zolang Wilders zijn speeches binnenshuis houdt, hier te lande, kunnen VVD en CDA er echter goed mee leven. Sterker: dan hopen ze een zoen te kunnen stelen.

Het is kiezen of delen. Als je niet (terecht) geassocieerd wilt worden met zulke standpunten of die schadelijk acht voor onze internationale relaties, heb je je er ook nationaal verre van te houden. En dan hoor je al helemaal niet te denken dat je leuk samen een kabinetje kunt bouwen – omdat het gevecht zo spannend is, of omdat je hoopt stemmen te kunnen stelen – met gedoogsteun van diezelfde man.

Dat is hypocriet. Dat is het spiegelbeeld van een akelig bekend patroon: de vrouw die je ontembaar acht binnenhuis verrot meppen en tegelijkertijd huitenshuis goede sier met haar maken. De VVD en het CDA koersen op het omgekeerde af: binnenshuis goede sier maken en zich ’s buitenlands rot schamen. Maar die schaamte is het bewijs dat er iets fundamenteel niet deugt.

Update

Mijn hosting provider heeft WordPress zojuist voor me ge-update. (Dank, Mischa!) Zoiets gaat nooit helemaal vlekkeloos. In die overgang is het menu aan de rechterkant zodoende enigszins gehavend geraakt, er zijn wat handigheidjes en overzichten weg die ik handmatig aan ‘t terugzetten ben. Dat betekent ook dat dingen er soms eventjes mal kunnen uitzien – schrik niet, dat is hopelijk snel voorbij.

Mocht je onderwijl ergens iets tegenkoment dat niet naar behoren werkt, of iets dat anders reageert dan voorheen: schroom niet me te waarschuwen.

Kleine beetjes

Flattr is bedacht om mensen die iets moois, slims, interessants of belangrijks hebben gemaakt, daarvoor eenvoudig te kunnen belonen. Van zulke micro-betalingssystemen hebben we er al meer gezien maar deze is slim opgezet, en maakt goede kans het te halen.

Het werkt als volgt: je maakt een account aan en stort wat op je Flattr-rekening (dat kan met Paypal, met een creditkaart en waarschijnlijk ook met Ideal). Daarna zeg je hoeveel geld je maandelijks wil weggeven; het minimum is twee euro per maand. Als je ergens een artikel of filmpje tegenkomt dat je bijzonder vindt, kun je de maker ‘flatteren’ – zeg maar: complimenten door op zijn of haar Flattr-button te klikken. Aan het eind van de maand worden je twee euro’s verdeeld over alle mensen die je hebt geflatterd. Als je die maand niemand hebt gecomplimenteerd, gaat je geld naar een goed doel.

Stel dat ik in een maand tien keer klik, dan krijgt Wikileaks vervolgens 20 cent van mij. Da’s geen bedrag om over naar huis te schrijven. Alleen ben ik natuurlijk niet de enige die Wikileaks heeft geflatterd, en dan kunnen veel kleine beetjes een complimenteus bedrag vormen.

Flattr is ontwikkeld door een voormalig lid van The Pirate Bay. Het wordt al gebruikt door Wikileaks, Taz en Freitag. Een prima systeem, ik wou al lang dat er zo iets was. Dus heb ik meteen een account aangemaakt: u kunt mij nu flatteren, en ik anderen.

Foto

Gisteren vond ik een envelop in mijn brievenbus. Daarin zat bijgaande foto plus een kort briefje:

‘Hallo Karin,

Ooit heb je een column gemaakt over de redenen waarom G geen burgemeester van Amsterdam moest worden. [..] Deze foto heb ik gemaakt op de steiger van de NDSM-pont aan de Noordkant. (Een Hugo-Kaagmanprint lijkt me, maar ik weet het niet zeker.) Ik ben zo brutaal om dit zomaar in je bus te stoppen, ik hoop niet dat je het erg vindt.
vriendelijke groet, etc.’

Natuurlijk vind ik dat niet erg. Integendeel: ik vind het juist lief en attent. En erg leuk om te weten dat de eerste woorden van een van mijn columns het tot leus hebben geschopt. Dus dank!

Sekte gaat voor goud

Scientology doet tegenwoordig niet alleen meer in windhandel. Het Parool meldde vandaag dat de sekte zich in de goudhandel heeft gestort. Nu ja, handel… Wie geïnteresseerd is in het idee, moet al betalen om überhaupt te mogen beluisteren hoe de plannen in elkaar steken. En afgaande op hoe Scientology gewoonlijk te werk gaat, vermoed ik dat de toehoorders het object van een hard sell zullen zijn.

De verkoop wordt geleid door twee Nederlandse die-hards van Scientology: Manuel Nugteren en Joop van der Linden. Beiden zijn al minstens sinds de jaren negentig lid van de sekte. Beiden waren indertijd al IAS patron, wat betekent dat ze minstens 40.000 USD aan de sekte hadden gedoneerd. Nugteren is daarnaast directeur of directielid van allerlei Scientology managementbedrijfjes, zoals Silhouet.

Uit het artikel:


Twee vooraanstaande functionarissen van Scientology, Manuel Nugteren en Joop van der Linde, zijn actief binnen een ondoorzichtige organisatie die via internet particulieren probeert te interesseren in goud; dergelijke kandidaat-investeerders wordt voorgehouden dat de economische ondergang aanstaande is, en dat goud nog de enige veilige belegging is.

In hotels in het hele land worden vervolgens bijeenkomsten georganiseerd, zogeheten Freedom Events, waarvoor per keer rond de honderd belangstellenden worden uitgenodigd. Onlangs werden dergelijke vrijheidsevenementen – die niet vrij toegankelijk zijn, de deelnemers moeten betalen – gehouden in hotel De Witte Bergen in Hilversum en conferentiecentrum Koningshof in Veldhoven.

Nugteren en Van der Linde hebben, bevestigen bronnen, tot taak twijfelaars over de streep te trekken en te bewegen zo veel mogelijk geld via het netwerk te beleggen. Manuel Nugteren is ook te zien op promotiefilmpjes op internet van het goudnetwerk.

PS: Ik hoor net dat ook Quote een artikel aan de kwestie heeft gewijd. Quote legt uit dat het bij deze ‘handel’ om woekerrentes gaat.

Strijden tegen kanker

Voor de zoveelste keer is er een discussie ingezet over het verband tussen psychologie en kanker. Irma Verdonck, die in april van dit jaar aantrad als hoogleraar ‘Leven met kanker’, was eerder deze week weliswaar zo verstandig om te erkennen dat ‘optimistisch’ of ‘positief’ zijn niets uitmaakt voor iemands overlevingskansen. Maar omgekeerd hield ze een fikse slag om de arm. Er waren duidelijke aanwijzingen, zei ze, dat depressief zijn je overlevingskansen met kanker nadelig beïnvloedt.

Ik word altijd erg verdrietig van zulke theorietjes. Dus dank u wel mevrouw Verdonck, u heeft mijn kans dat die borstkanker me ooit nog te pakken krijgt, helaas vergroot…

Hoe groot iemands kans is om kanker te overleven, zit ‘m voor pakweg negentig procent in twee dingen: wat voor kanker het is, en: in welk stadium die wordt gevonden. De vooruitzichten bij borstkanker zijn bijvoorbeeld beter dan bij longkanker. Maar ook redelijk behandelbare kankersoorten zijn fataal als ze pas in een laat stadium worden gevonden. Heb je eenmaal uitzaaiingen, dan staat de uitkomst eigenlijk wel vast en valt er niet veel meer te doen dan rekken en de resterende tijd zo aangenaam mogelijk te maken.

Iemands overlevingskans wordt bepaald door de vraag welke behandelingen er zijn, hoe goed je die verdraagt, en hoe lang je ze kunt volhouden. Je instelling of humeur heeft daar bitter weinig mee te maken.

Dan gaan zitten hameren op een heel subtiel en niet verklaard verband tussen geestesgesteldheid en overlevingskans vind ik persoonlijk nogal, eh, ziek. Wie een goed geneesbare kanker heeft ontspringt de dans, niksniet verhalen over het belang van zijn eigen psychologie, en wie toch al de pech heeft met een slecht geneesbare kanker te kampen, wordt ineens wel met de neus op zijn eigen aandeel gewreven.

Dat legt naar mijn smaak een onacceptabel grote druk op de patiënt. Het gaat bovendien uit van de verkeerde gedachte dat je iemands psychologie kunt ‘inzetten’ als wondermiddel. Ineens wordt genezing of sterven voorgesteld als was ’t het resultaat van een persoonlijke keus, van iemands mentaliteit. En daarmee wordt de strijd tegen kanker verlegd van het medische domein naar het psychologische. Als de artsen met lege handen staan, krijgt u ineens een groot deel van de verantwoordelijkheid toegeschoven en moet u doen wat zij niet kunnen.

Aangeslagen raken en depressief worden als je een ernstige ziekte hebt, acht ik een volkomen normale, ja zelfs gezonde reactie. Moeten horen dat dat ‘dus’ niet bevorderlijk is voor je genezing, komt me voor als iemand die het toch al erg moeilijk heeft, een venijnige trap na geven.

Daarnaast vergeet Verdonck dat al jaren geleden bekend werd dat depressie juist een neveneffect kan zijn van een lichaam in strijd. Als je lichaam permanent overuren maakt, gaat het hoofd soms op nul – je wordt vlak, mat, moe, kortom: depressief. Simpelweg omdat alle beschikbare energie wordt ingezet voor dat ene doel: de boel intern, fysiek, weer op orde te krijgen. Depressie is in dat geval het teken dat er intern hard wordt gewerkt, het is in zekere zin een neveneffect van kanker. Zeggen dat depressie ‘niet goed ‘ voor iemand zou zijn, is dan klinkklare onzin.

Verder zit het hele jargon me niet lekker. Praten in termen van ‘kanker overwinnen’ ontkent dat kanker hebben en daarvoor behandeld worden, vooral heel veel afwachten betekent, proberen de behandelingen zo goed en zo kwaad als kan te doorstaan. Van kanker genezen betekent vooral: lijdzaamheid betrachten.

Bovendien, als we het hebben over kanker overwinnen, in plaats van het meer bescheiden en, naar mijn smaak, meer gepaste genezen van kanker, hoe noemen we dan de mensen die het níet haalden? Losers?

Informatie overload

Op een conferentie eerder deze week meldde Eric Schmidt, een van de bazen bij Google, dat we momenteel elke twee dagen evenveel informatie produceren als sinds het begin der tijden tot aan het jaar 2003.

Laat die even op u inwerken.

Denk aan alles wat er in de pakweg afgelopen dertig eeuwen is geschreven aan boeken, pamfletten, brieven, kattebelletjes, beleidsnota’s, dagboeken, rapporten, boodschappenbriefjes, nota’s, jaarverslagen, liefdesbrieven, naslagwerken, en wat al niet. Stel u die immense stapels papier voor. En bedenk dan dat we tegenwoordig elke twee dagen nog eens die omvang produceren (zij het nu meestal digitaaal), in de vorm van blogs, mails, foto’s, sms’jes, tweets, nieuws, Facebookverkeer, Wikileaksdocumenten en godweetwatal.

Geen wonder dat we allemaal steeds harder zoeken naar manieren om informatie te filteren. (Omgekeerd maakt die filtering dat we steeds meer informatie tot ons kunnen nemen, en derhalve ook weer meer informatie produceren. (Daar is dit bericht een goed voorbeeld van.))

We produceren momenteel – volgens Google – vijf exabyte per twee dagen. Een exabyte is een 1 met 18 nullen erachter: 1.000.000.000.000.000.000 bytes. Wikipedia heeft een iets lagere schatting, nou ja, wat heet dan nog ‘lager’. Dat meldt namelijk: ‘As of March 2010, the global monthly Internet traffic is estimated to be 21 exabytes.’

EenVandaag

Update 1: De uitzending is vanavond (dinsdag 3 augustus), Ned1, 18:15 – 18:40.
Update 2: Hier is de link naar de uitzending. Het item begint iets voor de helft. En Max zit er uitgebreid in, die klom steeds maar op schoot, zodat de interviewers zich daar maar bij neerlegden :)

Morgen – vrijdag 30 juli – zit ik in Eenvandaag: Ned. 1, vanaf 18:14. (Iedereen houdt altijd een slag om de arm want als er iets groots gebeurt, vervallen geplande items geregeld.) Het item gaat over de vraag of ‘positief denken’ nu helpt om van kanker (of andere akelige ziektes) te genezen.

Dit naar aanleiding van een artikel laatst in de Volkskrant, waar enige commotie over ontstond: dr. Honig zei in zijn oratie dat optimisme genezing bevorderde en dat ‘vechters’ een betere overlevingskans hadden. Nou had-ie het niet zo heel scherp gezegd en was de interviewer wat al te voortvarend geweest, maar goed. Sanne Breukink schreef een repliek in de Volkskrant, en zij zit – net als Honig zelf, Maarten van der Weijden en ik – in de uitzending.

Schrijfster, schrijvend

De laatste weken staan hier minder nieuwe stukken dan normaal; dat zal ook de komende weken het geval zijn. Dat betekent niet dat ik niet schrijf. Integendeel: ik ben aan een nieuw boek begonnen. De maanden juli en augustus heb ik uitgetrokken om daar een flink begin mee te maken, en eind van dit jaar hoop ik de eerste versie af te hebben. IJs & weder enzo verschijnt het boek dan in mei of juni volgend jaar.

Ik werk aan een boek over de geschiedenis van Hack-Tic en XS4all, en dus over het ontstaan van het publieke internet in Nederland. Het boek zal waarschijnlijk de periode 1986 – 2000 bestrijken. Ik weet nog niet precies waar het ophoudt, maar ik vertrouw erop dat ik daar tijdens het schrijven wel achterkom.

In 2006 ben ik begonnen met de research voor het boek. Ik heb inmiddels tientallen mensen geïnterviewd, veel oude tijdschrijften en boeken gespeld, en alles in een wiki gestopt zodat ik het verzamelde materiaal makkelijk en op verschillende manieren kan benaderen. En nu ben ik dan eindelijk aan het schrijven. Het is een enorme klus, en ook vreselijk leuk. Tijdens het schrijven ontdek ik steeds weer allerlei dingen die nog beter uitgezocht dienen te worden, maar ook merk ik dat ik de grote lijnen inmiddels in mijn hoofd heb. Maar uitzoeken en daar precies in zijn is erg belangrijk. Als ik een boek schrijf met daarin mijn eigen ideeën mag ik gerust ‘s kort door de bocht zijn, maar nu is ‘t de bedoeling dat ik andermans ideeën en activiteiten beschrijf, en dan moet dat accuraat zijn. Check, check & double check.

Het schrijven gaat gelukkig voorspoedig: inmiddels heb zo’n 8000 woorden staan, en ze staan goed – als een huis, al zeg ik het zelf. Het gaat echter een dik boek worden, ik schat ruim 300 pagina’s, dus ik heb nog wel wat te gaan… Ik denk dat ik uiteindelijk op 80.000 woorden uitkom (ter vergelijking: Vallende vrouw heeft 44.000 woorden). Uiteraard wordt het boek rijk geïllustreerd: niks is zo leuk als een contemporaine geschiedenis met veel plaatjes :)

Geloof in genezing

Een belangrijke voedingsbodem voor de alternatieve sector is de kritiek op de reguliere geneeskunde. De ‘gewone’ geneeskunde zou te beperkt zijn, heeft een veel te technische blik, levert te weinig op, zit volkomen verstrikt in haar eigen aannames, weigert buiten de deur te kijken, wil ‘frisse’ ideeën niet serieus nemen et cetera. Bovendien – en dat is het meest valse verwijt – zou de reguliere geneeskunde een financieel belang bij haar eigen instandhouding hebben, en dus bij de uitsluiting van ‘nieuwe’ behandelingen.

Zulke kritiek is zwaar overtrokken en bovendien paradoxaal. Want zodra hen iets scheelt dat zich als ernstig voordoet, willen de meeste mensen juist niets liever dan dat artsen en specialisten hun hele repertoire aan technisch vernuft inzetten om hen van die klacht te verlossen, en worden ze boos als een arts een therapie of medicijn afraadt.

Niettemin slaat zulke kritiek aan. Ongeveer één op de vijf mensen die een arts bezoeken, raadpleegt daarnaast ook het alternatieve circuit. De verkoop van homeopathische middelen stijgt elk jaar, en daarmee behoort deze nep-tak van de farmaceutische industrie tot de snelst groeiende.
Zonder nu een blind vertrouwen in de reguliere geneeskunde te willen bepleiten: het repertoire van medici is het resultaat van uitgebreid fundamenteel en empirisch onderzoek, wordt in de praktijk beproefd en onderling getoetst, en is onderwerp van wetenschappelijk en maatschappelijk debat. Medisch handelen is het resultaat van jarenlange proefnemingen, van controle en – soms trage – bijstelling.

Juist dingen als toetsing, bijstelling, controle en openlijk nagaan wat de effecten zijn, zijn bij de alternatieven wel een erg zwakke plek. Bovendien is de geneeskunde zich, in tegenstelling tot de alternatieve sector, doorgaans goed bewust van haar beperkingen.

Een dieper gelegen voedingsbodem voor de alternatieve sector is de angst dat een ziekte, een kwaal permanent is en niet meer weg gaat. Met al hun kritiek op de reguliere zorg bevestigt de alternatieve sector precies het beeld waar medici zo graag van af willen: het onmogelijke ideaal van de permanente gezondheid die binnen handbereik ligt.

Critici van het medisch bedrijf meten de tekortkomingen daarvan breed uit, maar sluiten zelf naadloos aan op het kinderlijke geloof dat die herstelde gezondheid voor iedereen haalbaar en bereikbaar is. Wij hoeven alleen maar een andere weg in te slaan. ‘Natúúrlijk,’ zo houdt de alternatieve sector haar clientèle voor, ‘met zo’n beperkte blik op ziekte is het ook geen wonder dat de reguliere sector u niet kon genezen. Met ónze methoden daarentegen…! Kom bij ons, wij kunnen u wél helpen.’

Genezing is heus mogelijk, beweert de alternatieve sector; het is alleen een kwestie van goed zoeken naar de juiste behandeling, de juiste weg. Van meer proberen, van een heel andere weg inslaan – en van je niet neerleggen bij wat de reguliere sector zegt. Dat wakkert het latente schuldgevoel dat zieke mensen helaas zo vaak voelen, alleen nog maar aan: ze hebben simpelweg niet goed genoeg gezocht, nog niet alles uitgeprobeerd.

De medische wereld weet dat ze niet alles vermag. Uit onrust, angst, woede of wanhoop zoeken patiënten vervolgens andere oplossingen. Zodoende belanden ze bij de alternatieve sector die exact dat oude beeld van geneeskundige almacht nog eens flink oppoetst.

Is het niet raar? In een eendrachtige samenwerking van patiënten, alternatieve genezers en – opmerkelijk genoeg – medici zelf, verkruimelen we langzaam het beeld van de arts als god en verlosser. Dat is een goed ding. Maar de alternatieve genezer weigert de hemel af te schaffen en hijst vervolgens zichzelf op de goddelijke troon, en houdt zijn patiënten eeuwige heil voor.

Dat is uiteindelijk niks anders dan een verkapte paleisrevolutie.