[Voor het tijdschrift Lover, aflevering 2011-01. (Deze column verschijnt pas eind maart in druk, maar omdat-ie toch wel erg actueel is, zet ik hem nu alvast op mijn blog.)]
Eind vorig jaar werd bekend dat een medewerker van een Amsterdamse crèche een flink deel van de kinderen die onder zijn hoede waren, geregeld had uitgekleed en hen dan uitgebreid fotografeerde. Daarnaast had hij een aantal kinderen – sommigen nog maar peuters – daadwerkelijk misbruikt. Ook daarvan had hij foto’s en filmpjes gemaakt. In totaal ging het om ruim vijftig kinderen.
De politie kwam de man op het spoor nadat in Amerika iemand was gepakt die ruim tienduizend afbeeldingen van kinderporno had verzameld. Onderdeel van diens collectie was een serie waarop was te zien hoe een tweejarige peuter misbruikt werd. Een opvallende knuffel die in deze serie werd gespot, een Nijntjepop, leidde uiteindelijk naar Nederland.
De productie en verspreiding van kinderporno is ingrijpend veranderd door moderne technologie. Vroeger zat er gewoonlijk een organisatie achter de productie van zulke afbeeldingen. De foto’s en filmpjes moesten in eigen beheer werden ontwikkeld, afgedrukt en verveelvoudigd; met zulk materiaal stap je immers niet naar de fotoservice van de Hema. Tegenwoordig hoeven foto’s en films niet meer te worden ontwikkeld, kost een goede videocamera slechts een paar honderd euro, en kan de vermenigvuldiging en verspreiding via internet lopen. Elke lamlul kan nu in principe zijn eigen toko opzetten.
Akelig genoeg heeft ook de jacht op kinderporno een escalerend effect gehad. Vroeger bestond er een vrij helder onderscheid tussen producenten en consumenten van kinderporno, en kon je nog hopen dat het kijken naar zulk beeldmateriaal iemand van erger weerhield. Ook de, eh, liefhebber van het genre kon zichzelf voorhouden dat hij dicht bij de gevarenzone zat, maar godlof nog nét aan de veilige kant ervan. Hij keek dan weliswaar naar illegaal spul, maar hij deed tenminste niks. Hij bevredigde zijn lust door een verzameling op te bouwen van wat anderen hadden misdaan. Zelf een kind misbruiken wilde hij niet, of durfde hij niet. Dat ging ook hem een stap te ver. Bovendien, met wat moeite was er voldoende materiaal te vinden. Dus dat volstond.
Kinderporno is inmiddels effectief de krochten van het internet ingejaagd. Door nieuwsgroepen nauwgezet uit te pluizen kon je eind jaren negentig nog een aardige verzameling opbouwen, maar tegenwoordig is kinderporno buitengewoon lastig te vinden. Je komt het nooit ‘zomaar’ tegen. (Reden waarom het leuren met verplichte kinderpornofilters voor iedereen, zoals de politiek steeds doet, baarlijke nonsens is.)
Wie nu kinderporno op internet wil vinden, dient zich een weg te banen langs steeds duister wordende paden. Rondhangen op rare fora, soms een hint geven, meedoen met de kliek, af en toe een privéberichtje sturen naar iemand die meer lijkt te weten. Na enige tijd is het prijs: een uitnodiging voor een besloten – maar verhoudingsgewijs onschuldige – site is zijn deel. Door daar vervolgens een goede reputatie op te bouwen, kan iemand zich omhoog werken en toegang verdienen tot een nog geheimer genootschap. Waarbij als regel geldt: hoe geheimer, hoe ernstiger.
Wie zich eenmaal ergens heeft binnengewerkt, downloadt subiet alles wat daar te vinden is: pakken wat je pakken kunt, while you can. (Dat verklaart tevens de kolossale hoeveelheden kinderporno die nu vaak worden aangetroffen indien iemand gepakt wordt.) Voor een ‘promotie’ naar een betere site is echter entreegeld nodig, in de vorm van nieuw materiaal. Eerder gedownload spul voldoet daartoe zelden. Iedereen heeft immers alles al, want iedereen heeft een vergelijkbaar traject afgelegd.
Waar eerder alleen de volkomen gedepriveerden daadwerkelijk kinderporno maakten, is er nu een systeem ontstaan dat bevordert dat kijkers uiteindelijk daders worden. ‘Alleen maar kijken’ is geen uitlaatklep meer – voor zover dat ooit opging – die erger kan voorkomen; wie wil kijken, wordt aangezet om mee te doen. De deelnemers medeplichtig maken is bovendien een slimme strategie van de beheerders van zulke geheime plekken: wie medeplichtig is, houdt immers beter zijn mond.
‘Internet maakt van consumenten producenten,’ was de opgetogen leus van Web 2.0. Helaas geldt dat ook voor domeinen waar je überhaupt geen producenten wilt hebben.