Operatie geslaagd

Tot nu toe verloopt alles volgens plan: na jarenlange gedegen voorbereiding kan Breivik eindelijk achterover leunen en rustig de stormen van zijn terreur oogsten. De bomaanslag is geslaagd, de massamoord is goed verlopen!

Zijn naam is op ieders lippen. Zijn secuur georkestreerde staatsieportretten staan in alle kranten. Zijn filmpje wordt massaal gedownload en zijn manifest – een moderne knip- en plakwerkkruising tussen Mein Kampf en Terrorism for Dummies zal maandenlang worden bestudeerd en tot vervelens toe worden aangehaald door een bonte verzameling van medestanders, tegenstanders, sensatiezoekers, wetenschappers en journalisten. Het komende half jaar zullen er minstens vier biografieën over hem verschijnen.

De schuldvraag zal ter tafel komen. Er zal worden gedebatteerd of-ie al dan niet gek, een psychopaat, een narcist is. Links zal zeggen dat dit is waar PVV-haatpraat toe leidt. Extreem-rechtsen zullen zeggen dat links dit door haar politiek over zichzelf heeft afgeroepen.

Er zullen mensen zijn die beweren dat dit plan rechtstreeks is afgeleid van de stadsguerrilla van de Baader-Meinhofgruppe, en mensen die zeggen dat het juist een directe navolging is van de praktijken van Al Quaida. Er zullen mensen wijzen op de overeenkomsten van Breiviks ideeën met die van moslimfundamentalisten – slechts één cultuur en één geloof, een sterke staat en veel patriarchaat – en mensen die juist wijzen op de verschillen.

Een slimmerik zal beginnen over de hedendaagse Facebookcultuur, waarin iedereen zijn eigen marketeer moet zijn – schreef Breivik niet dat je er vooral voor moet zorgen er goed uit te zien wanneer je wordt opgepakt? – en zal erop wijzen dat internet het mogelijk maakt onszelf uitsluitend met gelijkgestemden te omringen, wat een gevaarlijke tunnelvisie kan veroorzaken.

Politici zullen opperen dat internet beter gesurveilleerd moet worden. Mensen zullen zich afvragen hoe het kan dat niemand in zijn omgeving merkte dat hij zulke dramatische plannen had, die hij methodisch uitwerkte. We zullen aandringen op het opstellen van verfijndere, of juist uitgebreidere, maar hoe dan ook hoofdzakelijk méér risicoprofielen.

Maar Breivik is tevreden. Zijn ideeën staan in de schijnwerpers van de internationale pers, zijn manifest staat bovenaan in Google, en via zijn rechtszaak kan hij zijn ideologie verder uitdragen. Voor hem waren z’n vuursalvo’s het begin van een publiciteitscampagne annex een macaber ‘makkers ontwaakt!’ Hij rekent op veel navolging. Maar hij gaf het startschot, hij is de eerste held.

Op de foto’s van zijn voorgeleiding zie je Breivik voldaan glimlachen.

Update / Checklist:
X – Is Breivik gek? Ja: BNR, 26 juli / Nee: de Volkskrant, 28 juli
X – We moeten internet beter controleren! Nu/nl, 28 juli
X – Dit is waar de PVV toe leidt: Spitsnieuws, 26 juli
X – Wilders kan er ook niks aan doen: Joost Niemöller, 28 juli
X – De islam draagt schuld aan Breivik: Afshin Ellian, NRC 26 juli
X – Breivik is verwant aan Baader-Meinhof: Hoeiboei, 26 juli

Boete voor lekken

De Europese Commissie piekert over een betere richtlijn voor datalekken. Telecombedrijven die de gegevens van hun klanten per ongeluk blootgeven, zijn nu verplicht om hun clientèle daarvan op de hoogte te stellen.

Daarbij maakt het niet uit of die gegevens zijn vrijgekomen door een hack of door slordig beheer. Zulke gegevens horen immers terdege beschermd te worden, en mocht die bescherming hebben gefaald, dan hebben de getroffen klanten op z’n minst het recht dat zo snel mogelijk te weten. Het zijn per slot van rekening hún gegevens die onbedoeld rondslingeren.

De huidige richtlijn – niet veel meer dan een notificatieplicht – helpt weinig: hij is te beperkt, te soepel en te laks. Alleen telecombedrijven vallen onder de richtlijn, ze hebben liefst een week om hun klanten te waarschuwen, en er zijn amper repercussies. Wie zich er enigszins in verdiept weet dat datalekken tegenwoordig aan de orde van de dag zijn, en dat ze behoorlijk ingrijpend kunnen zijn. Honderdduizenden patiëntendossiers hier. Tienduizenden creditcards daar. Een half miljoen accounts elders. Persoonsgegevens verliezen (of hacken) is een internationale sport geworden.

Vandaar dat Neelie Smit-Kroes – Steelie Neelie noemen de Engelsen haar – de bewuste Europese richtlijn wil herzien, waarvoor dank! Haar collega Viviane Reding haakte meteen fors in: ook online betaalsystemen, videogames, webwinkels en sociale media horen onder de richtlijn te vallen.

Terecht, want zulke gegevens zijn kostbaarder dan telecomgegevens. Chic is het niet, maar uiteindelijk kan het mij niet bar veel schelen wanneer KPN een bestand laat slingeren met mijn telefoonnummer erin. Maar als de ING of een one click to pay webwinkel mijn inloggegevens kwijtraakt, hoor ik dat echter juist graag. En wel per ommegaande!

Wat mist in de voorstellen is een boetebepaling. Bedrijven en instanties die slordig zijn met andermans gegevens, krijgen alleen een notificatieplicht opgelegd: ze moeten ons melden dat ze hebben gefaald. Nu kosten ook zulke meldingen geld – er is wel uitgerekend dat klanten informeren over een datalek al snel oploopt tot vijf euro per klant – maar dat helpt weinig.

Ik ben voor stevige boetes. Voor elk ontdekt datalek wordt een ferme boete in rekening gebracht, gebaseerd op hoe privé of misbruikbaar de gelekte gegevens zijn, vermenigvuldigd met het potentieel aantal getroffenen.

Alleen dan zullen bedrijven en instanties zich realiseren hoeveel onze gegevens werkelijk waard zijn. En hopelijk stelt die prijs grenzen aan hun tomeloze verzameldrift.

Wapenstilstand

[Op de foto: Michael, narrig kijkend.]

Dropje weet inmiddels niet beter dan dat-ie hier woont. Nu ja: háást niet beter.
Toen de kinderen van de buurvrouw een paar maanden geleden het huis leeghaalden en haar keukendeur voor het eerst in driekwart jaar weer openstond en er stemmen binnenshuis klonken, spitste Dropje zijn oren en klom op de richel van het dakterras. Hij loerde een kwartier naar wat er in zijn oude huis gaande was. Daarna draaide hij zich om, sprong weer in onze tuin en kwam me een kopje geven.

De drie katten kunnen niet echt met elkaar overweg. Max en Michael snuffelen geregeld beschaafd aan elkaars neus of billen, maar meestal duikt Max op of onder Michael of schiet pestend vlak voor hem langs zodat Michael bijna op haar botst. Max slaat Michael soms, nooit hard, maar toch. Maar ze is ook fideel: wanneer Michael terug mept klaagt ze nooit, maar deelt zelf een vlugge tik uit en rent dan heel hard weg.

Het is nooit serieus tussen die twee, ook al hebben ze de eerste zomer dat Max hier was vaak enorm met elkaar gevochten. Ik liet dat aldoor maar gaan, hoewel die gevechten soms heftig waren. Dat ze onderling een hiërarchie moesten bepalen snapte ik ook wel. Voor Michael was Max een indringer, voor Max – solipsist als alle baby’s zijn, en dus in haar eigen ogen: de opperkat – was Michael iets dat zich naar haar moest voegen.

Voor Dropje heeft ze meer ontzag, maar tegelijkertijd accepteert ze hem minder. ’t Is alsof ze doorheeft dat Michael hier al was voordat zij arriveerde en dat-ie dus oudere rechten heeft. Dropje kwam ná haar, dat weet Max deksels goed. Anderzijds: Dropje is groot en heeft blikkerende tanden. Max gaat hem derhalve meestal uit de weg en blaast een enkele keer naar hem.

Soms jent ze hem. Dropje ligt op bank of bed te sluimeren, en Max besluipt hem. Ineens doemt ze op en deelt rap een paar meppen uit, nooit echt hard, ’t is meer symbolisch.
Dropje heeft wel door dat het vooral voor de vorm is. Hoewel het hem stoort dat Max zo zit te pesten, slaat hij zelden terug. Hij gaat alleen een tijdje waaks zitten loeren en wijkt uit naar een plek waar Max hem niet kan verrassen.

De veiligste plaats blijkt mijn werk te zijn. Naast een van de boekenkasten staan twee stapels verhuisdozen, boordevol materiaal over Hack-Tic en XS4all (stof voor een boek waaraan ik werk). Mijn onderzoeksmateriaal blijkt een geweldig fort te zijn: als je daarop ligt kan niemand je besluipen, en je hebt aan alle kanten rugdekking! Inmiddels heb ik zachte fleecedekentjes op de dozen gelegd, waarna ook Max de dozen interessant vond. Soms ligt Max op de lage stapel en Dropje op de hoge: dan oogt het haast gebroederlijk tussen die twee.

[Foto: Dropje bovenop mijn onderzoeksmateriaal.]

Michael en Dropje is een ander verhaal. Ze mogen elkaar absoluut niet. Ze vechten zelden, maar ontwijken elkaar nadrukkelijk en met grote precisie. Dat leidt tot ingewikkelde pas-de-deux: ‘Als jij je bocht nu zó neemt en ik de mijne zó – nee kluns, niet zo, luister nou ’s een keer, da’s véél te dichtbij!! Gaan we uitdagen? Wíl je soms dat ik….?! Of denk je soms dat ik tóch niet durf…? Kom maar op hoor, zullen wij eens zien…!! Oh, dat dacht ik al. Nu bind je in.., ja nu wel he. Lafbek!’

Een keer vechten is niet erg, dat is onder katten zelfs gezond: dan weten ze voortaan wat de onderlinge pikorde is. Dat geeft rust: ieder heeft zijn plaats. Het akelige is alleen dat deze zich voortslepende ruzie zich afspeelt tussen Michael, die zich sowieso altijd en eeuwig verongelijkt voelt en dus een boel te bewijzen heeft, en Dropje, die diep in zijn kattenhart gelooft dat hij in dit huis überhaupt geen rechten heeft en hier slechts een logé is, een gunsteling, afhankelijk van onze luimen en onze genade.

Een paar maanden geleden ging het vreselijk mis: Michael en Dropje vlogen elkaar krijsend in de haren. Niks geen symbolisch gevecht, dit was echt, tot bloedens toe echt. Dropje stoof in paniek de archiefdozen op en Michael wou hem achterna; ik kon dat op het nippertje verhinderen en vloekte hem stijf, waarna Michael zich uit de voeten maakte. Bovenop de dozen drukte Dropje zich met schrikogen tegen de muur aan.

Hij bloedde als een rund. Overal zag ik bloedspatten: op de vloer, op de fleecedekens, tegen de muur. Ik aaide Dropje om hem te kalmeren, maar schrok zelf ook toen er gestaag bloed van een voorpoot druppelde. Hoe vind je een wond in een zwarte kattenpels? Hoe schat je de schade in als zo’n diertje zelf over zijn toeren is? Hoe besluit je dat een bijtwond door de dierenarts behandeld moet worden?

Na een paar minuten hield het druppelen gelukkig op. Dropje bleef uit voorzorg urenlang op de archiefdozen zitten, en sindsdien mijden Michael en Dropje elkaar extra nauwgezet.

Soms hebben we een wekenlange wapenstilstand. Michael slaapt op de keukenstoel, Max op bed, Dropje op de bank of bovenop het onderzoeksarchief. ‘Bij Spaink hebben alle katten een eigen kamer,’ grapte Christiane laatst.

[Foto: Dropje en Max op de bank.]

Dat ging wekenlang goed. We leefden in gewapende vrede: aanvankelijk een staat van permanente alertheid, maar allengs een soepeler en vanzelfsprekender nageleefd verdrag, met verrassend veel gedoogzones.

Totdat Max en Dropje eind juni naar de dierenarts moesten om te worden gevaccineerd. Ik leende een extra kattenkooi en maakte een dubbele afspraak. Toen uur U naderde en de twee slachtoffers godlof thuis waren, sloot ik de keukendeur om hun weg naar buiten af te snijden en ving Dropje en Max. Michael was toevallig ook binnen en bekeek het schouwspel vol schrik, vermoedelijk blij dat hij de dans ontsprong. Hij keek ons na terwijl ik worstelde met twee kattenkooien, mijn kruk en de huisdeur.

Vanwege een papegaai die weigerde zijn kooi weer in te gaan en een poedel met een heftig bloedende poot liep het spreekuur uit. Pas anderhalf uur later kwam ik met Max en Dropje thuis. Michael wachtte ons op in de hal. Hij keek een beetje raar. ‘Wees maar blij dat jij niet mee hoefde,’ bromde ik, en deed de kattenkooien open. Max en Dropje renden opgelucht de tuin in. Michael volgde ze.

Binnen een paar minuten was het volledig mis buiten: Michael was bovenop Dropje gesprongen in een gevecht zonder reserves. Er klonk schel gekrijs, vlokken vacht vlogen door de lucht. Het leek onmogelijk ze te scheiden. Waar begon de ene kat, waar hield de andere op? Michael en Dropje zijn allebei pikzwart, en ze vormden nu een furieuze kluwen kat.

Ze maakten elkaar af. Met een been veegde ik door de kattenknoop om ze te ontwarren. De kluwen spatte uiteen, Dropje dook de tuin in en verschool zich achter een struik. Michael stormde hem achterna en wierp zich schril krijsend opnieuw bovenop Dropje. Weer veegde ik met een been door het tollende bont, het kostte twee, drie, vier vegen voor ik ze uit elkaar had. Michael rende de keuken in.

Dropje lag een paar seconden lang verstijfd op de grond. Voorzichtig aaide ik hem, wat-ie godlof toeliet. Daarna maakte hij zich los, sprong op het muurtje en verdween.

Dropje heeft zich dagenlang niet laten zien. ’s Nachts riep ik hem, overdags klom ik op de daktuin. Pas twee later dagen zag ik hem voor het eerst, verscholen onder een hortensia in zijn oude tuin. De dag erna waagde hij zich weer in onze tuin, maar hij heeft nog een paar dagen buiten geslapen. Toen ik hem een keer voorzichtig oppakte, mee naar binnen nam en ’m veilig op de archiefdozen zette, trilde hij van angst en sloop weer snel het huis uit.

Michael maakte grof misbruik van de situatie. Zodra hij Dropje zag, liep hij langzaam en met zwaaiende staart op hem af. Dropje begon dan te grommen en deed angstig een stapje terug, terrein dat Michael ogenblikkelijk claimde. Michael had eindelijk de overhand en dat zou iedereen weten ook! Vanaf nu maakte hij de dienst uit, reken maar. En wie niet horen wilde, moest maar voelen!

Michael loerde op Dropje en besprong hem zodra die het waagde een hapje eten te komen halen. Hij ging voor het kattenluikje zitten en versperde Dropje pontificaal de toegang. Hij haalde nu ook onverwacht fel uit naar Max.

Ik schold op Michael, begon te dreigen zodra hij zich breed maakte om Max of Dropje te intimideren. Hij sloeg naar me vanaf zijn keukenstoel wanneer ik voorbij liep, en ik sprak hem bars toe wanneer ik hem passeerde. Max voelde dat er ergens niet klopte en ontweek Michael. Niettemin kreeg ook zij ineens serieuzer klappen dan ze ooit eerder van hem had gekregen.

Michael zat kortom ineens iedereen dwars. Hij was de town bully geworden.

Ziedend werd ik. Wilde de onaardigste kat van het stel hier nu de dienst gaan uitmaken, dacht híj hier de algehele sfeer en de onderlinge verhoudingen te kunnen bepalen? Dan had-ie buiten de waard gerekend. Jarenlang was ik aardig voor hem geweest. Dat hij zichzelf desondanks nog steeds zielig en veronachtzaamd vindt en daarom andere katten meent te mogen wegpesten, is zijn probleem. No way dat ik dat tolereer.

Michael werd elke dag feller. Dropje was doodnerveus. Ik kocht iets kalmerends bij de dierenwinkel en roerde tweemaal daags een verbrijzelde pil door een dot room die ik Michael quasi-liefjes voorschotelde. Op de website van het dierenasiel zocht ik uit hoe je een onmogelijk geworden huisdier kunt inleveren.

Met lichte tegenzin ging ik eind die week naar mijn afspraak met Andere Karin toe. Het was de eerste avond sinds de vechtpartij dat ik de katten zonder toezicht achterliet.

Bij haar luchtte ik mijn hart. Wat moest ik aanvangen met dat kreng? ‘Al een paar keer heb ik gedacht: “Heb niet het lef… Wáág het niet om nog eens naar Dropje of Max uit te halen. Werkelijk waar, dan sla ik je met je kop tegen de muur!” Wat kan ik nog doen om dat beest weer hanteerbaar te krijgen? En hoe houd ik mezelf in de hand?’

Andere Karin komt hier al jaren vrijwel wekelijks over de vloer. Ze kent Michaels narrigheid, ze weet dat-ie zwelgt in zelfmedelijden. Maar waarom is het nu zo geëxplodeerd? ‘Het lijkt wel of-ie jaloers is,’ zeg ik. ‘Ik stopte Max en Dropje in een kooi en wij gingen met ons drieën weg, hem alleen achterlatend. Wist hij veel dat het de dierenarts was…’

‘Dat is het’, zegt Andere Karin. ‘Niks dan jaloezie. Toen Tweety er nog was, hield je meer van Tweety dan van hem. En toen jullie eindelijk alleen waren, haalde je Max erbij. En nu heb je ook nog Dropje, en hém probeer je nadrukkelijk te beschermen en je doet je best hem op z’n gemak te laten voelen. Michael is dodelijk jaloers.’

Ze zegt dat ik de andere twee katten even links moet laten liggen. ‘Probeer nou maar. Hem wegdoen kan altijd nog. En ja, ik weet ook wel dat het een chagrijnig portret is. Maar zelf vindt-ie dat niet. Hij weet alleen dat iedereen extra aandacht krijgt, behalve hij.’

Wanneer ik die avond thuiskom begroet ik Michael als eerste, en doe moeite om mijn stem zacht en lief te laten klinken. Ik aai hem uitgebreid.

Binnen een paar dagen is Michaels gedrag omgeslagen. Hij zeurt en jengelt als vanouds, maar hij laat Dropje tegenwoordig met rust.

Fideel

Vader Yaseen heeft een fotostudio in Bagdad, waar mensen al decennia lang hun portret laten maken. Het zijn vreemd vormelijke foto’s. Voor een portret van broer en zus zijn bijvoorbeeld slechts drie poses voorhanden, waarbij in alle gevallen de broer op een stoel zit en zijn zus achter hem staat opgesteld. En het fotograferen was nooit makkelijk: de fotograaf mocht de vrouwen absoluut niet aanraken, zodat het moeite kostte hen in de juiste houding te krijgen.

Zaid en zijn broer werkten in vaders studio. Zaid zag hoe de foto’s in de loop der jaren veranderden. In de jaren tachtig vroegen families hen vaak om een portretfoto te reconstrueren uit allerhande pasfoto’s, en in een hoek daarvan moest een zwarte band worden gemonteerd. Het waren rouwfoto’s van jonge mannen die gesneuveld waren in de oorlog met Iran. Of van jonge mannen die juist níet in die oorlog wilden vechten en die als deserteur waren doodgeschoten.

In de jaren negentig fotografeerde de familie Yaseen vooral kinderen. Die afbeeldingen werden sterk geromantiseerd: er werd een kleurige, Disneyachtige achtergrond in gemonteerd, zodat alle Bagdadse kindjes uit een sprookje leken te zijn geplukt. Terwijl moeders vroeger trots met hun kinderen poseerden, verdwenen zij nu gaandeweg uit beeld. Nog later konden zelfs gesluierde vrouwen niet meer worden geportretteerd: ze gingen achter hun kind schuil of moesten van de foto’s worden afgeknipt.

De familie Yaseen is soennitisch, terwijl de veel strengere sjiieten terrein winnen in Bagdad. Vader Yaseen begon dreigbrieven te krijgen en werd voor verrader uitgemaakt. Er kwamen mensen in hun winkel die foto’s van vrouwen verwijderden. Zaids broer werd aangevallen door mannen met geweren met daarop geluidsdempers. Zaid vluchtte naar Nederland, waar hij asiel vroeg en zich toelegde op fotografie.

Inmiddels vinden de Iraakse sjiieten dat mensen en dieren helemaal niet meer mogen worden afgebeeld. De afdelingen beeldhouwkunst, theater en fotografie van de universiteit in Bagdad zijn daarom gesloten.

De IND twijfelt niet aan het relaas van Zaid. Ze vinden alleen dat de bedreigingen en het geweld niets met zijn vak te maken hebben. Zulk geweld is normaal in Bagdad, en Zaid loopt in hun ogen niet meer gevaar dan anderen. Hij moet daarom deze maand terug naar Irak.

Het enige dat Zaid hoeft te doen, zegt de IND, is de fotografie opgeven. Dat vinden de sjiieten nou ook. Hoe fideel dat de IND vanuit Nederland de sjiieten helpt hun beleid te implementeren!

Loyalty

[Translation of Fideel, which appeared in the newspaper ‘Het Parool’.]

Father Yaseen has a photo studio in Bagdad, where people have come for years and years to have their portrait taken. The pictures are oddly formal. For portraits of brothers and sisters, for instance, only three poses are available; in all three the brother sits in a chair, while his sister stands behind him. And photographing was never easy: the photographer may never touch the women, so that it could prove difficult to get them in the right position.

Zaid and his brother worked in their father’s studio. Zaid noticed how the photographs were changing in the course of the years. In the eighties for instance, they often were asked to construct a portrait out of old snapshots, and the portrait had to be adorned with a black ribbon. Those were the mourning pictures for young men who had died in the war with Iran. Or they were the young men who didn’t want to fight in that war, and who were shot as deserters.

In the nineties, the Yaseen family mostly photographed children. Those portraits were utterly romanticised: colourful, Disneyesque backgrounds were used, so that it looked like all Bagdad children were living in a fairy tale. While earlier mothers would pose proudly with their children, they were now slowly disappearing from the photographs. They hid themselves behind their children, or they were cut out of the picture.

The Yaseen family are Sunnites, and the much more rigid Shiites were gaining ground in Bagdad. Father Yaseen started to receive threatening letters in which he was called a traitor. People would enter the shop and take down portraits of women. Zaid’s brother was attacked by men carrying guns with silencers. Zaid fled to the Netherlands, where he asked for asylum and studied photography.

By now, the Iraqi Shiites believe that people and animals may not be portrayed at all. Hence the departments of sculpture, theatre and photography of the Bagdad University have been closed.

The Dutch IND (Immigration Services) do not dispute Zaid’s story. They just think that the threats and the violence have nothing to do with his profession. Such violence is normal in Bagdad they say, and Zaid is not at more risk than any other Iraqi. They informed Zaid that he has to return to Iraq this month.

The only thing that Zaid has to do, the IND said, is to give up photography. That’s exactly what the Shiites think as well. How loyal of the IND to help the Shiites to implement their policy from within the Netherlands!

Ogenblikje geduld aub

… en vooral niet schrikken als alles er ineens héél erg anders uitziet. Dat is allemaal tijdelijk. Heus. Werkelijk waar!

Na de recente grote update van WordPress werken een aantal dingen niet goed meer en het is onduidelijk waardoor dat komt. Om uit te sluiten dat de problemen worden veroorzaakt door allerlei plugins, moet ik die testenderwijs uit- en weer aan zetten. De website kan er daardoor bijwijlen heel raar uitzien (tot en met – oh schrik! – een compleet andere layout), veel spam laten zien, of zelfs ineens zonder forum zitten (want ook dat is een plugin).

Ik hoop eea. snel te hebben opgelost, en hoop dat ik jullie niet al te veel last bezorg. Enneh, mocht er een WordPresskenner meelezen…? Ik kan je hulp nu goed gebruiken!

Tip

Bij nogal wat afkickcentra op religieuze grondslag blijkt de zorg een rommeltje te zijn: er is amper professionele begeleiding en de omstandigheden zijn er erbarmelijk. Reden waarom de Inspectie voor de Gezondheidszorg nu aankondigt in zulke klinieken verrassingsbezoeken te gaan brengen. (Nooit aankondigen zoiets: gewoon doen!) Mijn tip voor de Inspectie: ga vooral eens langs bij Narconon, prominent onderdeel van Scientology.

Bij Narconon worden verslaafden niet begeleid door medisch personeel; er wordt gewerkt met door henzelf – lees: door Scientology – opgeleid personeel. De organisatie meent zich aan medische vereisten te kunnen onttrekken door haar programma ‘sociaal-educatief’ te noemen. Maar wie enigszins bekend is met verslavingszorg, weet dat afkicken gepaard gaat met zware fysieke klachten: stuiterende bloeddruk, paniekaanvallen, krampen, soms zelfs stuipen. En die weet ook dat verslaafden gewoonlijk sowieso al een belazerde conditie hebben.

Een cruciaal onderdeel van Narconons afkickprogramma is dat cliënten elke dag twee tot vijf uur de sauna bezoeken, een regime dat wel zes weken kan duren. Het doel? ‘De onzuiverheden te lozen en via de poriën uit het lichaam te laten verdwijnen’. Bij afkicken is saunabezoek bepaald riskant: hoge bloeddruk en zo. Overigens is de theorie dat je ‘onzuiverheden’ kunt uitzweten, gebaseerd op een middeleeuwse fysiologie. Verslaving is geen koorts.

Narconon maakt het nog bonter. Wie hun afkickprogramma volgt, krijgt vitamines en mineralen voorgeschreven. Dat klinkt gezond. Totdat je ontdekt om welke doseringen het gaat: gemiddeld tien keer hoger dan het veilig geachte maximum.

Hun zorgwekkendste overdosis is niacine, ook bekend als vitamine B3 of nicotinezuur. De aanvaarde maximale dosis is 15 tot 20 milligram daags. Narconon schrijft per dag vijf gram niacine voor: 250 keer de maximumdosis, en dat weken achtereen. De risico’s van teveel B3? Vaatverwijding, versnelde hartslag, bloed plassen, maagzweren, geelzucht en zelfs leverschade.

Het succespercentage van Narconon is trouwens nogal belazerd. Cliënten afleveren die nadien hartstochtelijk graag Scientologycursussen willen volgen, lukt ze stukken beter. Maar ach, er zijn wel meer clubs die vooral dienen om je ene verslaving voor een andere in te ruilen.

Narconon verkoopt zichzelf als afkickcentrum, terwijl er gevaarlijke behandelingen worden aangeboden en fatsoenlijk medisch toezicht ontbreekt: daarover moet de Inspectie zich wel degelijk buigen. Waarbij ik aanteken dat Scientology datzelfde saunaregime en vitamineoverdosisgedoe ook aan haar leden opdringt (dan heet het de Purification Rundown). Je kunt niet enerzijds iets uitventen als ‘verslavingsbehandeling’ dat je anderzijds als onderdeel van een ‘religie’ bestempelt.

De diva

Gierzwaluwen buitelden door de lucht en de zon wou nog lang niet onder. De rij voor de controle groeide. Fotograferen of opnames maken was tot doodzonde bestempeld; geen mobieltje mocht de zaal in. De stemming bleef uitgelaten en feestelijk. En het was kosmopolitisch wachten: om me heen hoorde ik een mengelmoes van Engels, Nederlands en Arabisch. Honderden mensen waren speciaal hiervoor uit Haifa, Parijs, Qatar of zelfs uit Almelo naar Amsterdam gereisd. Fairuz trad immers op!

Het orkest trad drie kwartier te laat aan – pas toen waren we allemaal binnen – en vijf minuten later kwam ze eindelijk op. Het applaus was meteen al ovationeel: iedereen stond op om haar te begroeten en te eren. Ik kneep de meneer uit Almelo (hij had Fairuz bij me geïntroduceerd, ik was vijftien en hij mijn vader) wel drie keer hard in zijn arm: dat we haar nu heus live gingen horen…! Jarenlang hoopten hij en ik op een Europees optreden. Had ze die avond in Londen of Berlijn gestaan, dan hadden ook wij subiet het vliegtuig genomen.

Ze bleek een waarlijke diva. Ongenaakbaar en afstandelijk in gedrag; warm en lokkend met haar stem, die de zaal met fluweel deed vollopen. Haar status bleek ook uit de beschrijvingen na afloop: wat ze ook deed, alles werd als koninklijk geïnterpreteerd. Haar stramme lopen – ze is ver in de zeventig – werd omgekat tot ‘schrijden’, haar stokstijve stilstaan tot ‘statigheid’.

Ze verdiende het. De ijl omhoogklimmende noten die vroeger haar oeuvre lardeerden haalt ze niet meer, maar haar stem is nog steeds loepzuiver en wendbaar, en bovenal rond, vol, en dragend. Het orkest vloog mee met de kracht van die stem, buitelend, als een gierzwaluw.

Telkens wanneer ze zich even terugtrok en orkest plus koor de vrije hand kregen, barstte ook de zaal los. Dan riskeerde ons geklap immers niet haar zang te overstemmen en konden we ons enthousiasme luidruchtig betuigen; dan kolkte de zaal. Overal stonden mensen op om te dansen.

Na afloop applaudisseerden we onze handen rood en scandeerden haar naam: ‘Fai – RUZ!,’ klap klap, ‘Fai – RUZ!!’ klap! klap!

De nacht was warm en zoel. Niemand wou weg want pas als je vertrok was het concert echt over. Voor de deur van Carré stond een groep mensen met de armen over elkaars schouders geslagen haar liedjes te zingen, vals maar o zo ontroerend.

De diva had ons allen geraakt. Ze had ons verbonden.

Plan

De ICT van de politie is na een decennium van geschutter nog niet op orde. Elke poging om tot een systeem te komen waarin aangiftes, signaleringen en onderzoeken landelijk beschikbaar zijn, blijkt de ellende te hebben vergroot in plaats van verkleind. Na elke nieuwe investering kan het systeem juist minder.

Inmiddels is de programmatuur bij de politie zo vakkundig gemold dat aangiftes geregeld niet in het systeem zijn terug te vinden en getuigenverhoren soms spoorloos verdwijnen. Het systeem is bovendien gebruiksonvriendelijk, instabiel en omslachtig. Agenten rukken zich de haren uit het hoofd.

Ook met C2000. het landelijke netwerk voor de hulpdiensten, is het al jaren miserabel gesteld. De dekking is gatenkaas, het systeem is onbetrouwbaar, telefoons vallen zomaar uit. De brandweer wil er inmiddels niet meer mee werken: te gevaarlijk.

Krap een jaar geleden besloot vtsPN – de club die de ICT van de politie regelt – daarom schoon schip te maken. De inhuurkrachten eruit, snoeien in het serverpark, de programmatuur opschonen. vtsPN kenschetste deze klus indertijd als ‘een openhartoperatie’. Kennelijk is de patiënt inmiddels overleden: de website politie-ict.nl – onderdeel van vtsPN – doet het al een tijdje niet meer. Configuratiefoutje. Niemand die het doorheeft.

Wie heeft toch ooit die onzinnige notie bedacht dat grootschalige inzet van ICT leidt tot meer efficiëntie, tot betrouwbaardere gegevens en tot kostenbesparing?

Het tegendeel is waar: alle grote automatiseringsprojecten van de overheid van de laatste decennia zijn grandioos gesjeesd. De Belastingdienst heeft jarenlang met grote ellende gekampt. Het EPD, waarin miljarden is geïnvesteerd, was brak en onveilig. De stemcomputers bleken onbetrouwbaar en waren duurder dan stemmen met een rood potlood was. De hacks van de OV-jaarkaart zijn niet meer te tellen. In de zorg worden medewerkers gek van de DBC’s en van de tijdsystemen waarin elke ‘zorghandeling’ tot op de seconde nauwkeurig is bepaald en moet worden geadministreerd. In sommige beroepen besteden werknemers tegenwoordig een derde van hun tijd aan het bijhouden van wat ze hebben gedaan, en doen anderen niks anders dan zulke rapporten beoordelen.

Ik weet een slimme bezuinigingsmaatregel! Alle ICT-plannen snoeien we terug tot 10% van het origineel. Da’s winst, want kleinschalige projecten hebben een opmerkelijk hogere kans van slagen. Van het vrijgekomen budget geven we 3% aan kunst & cultuur en 20% aan de zorg; met 66% mag de regering haar tekorten aanzuiveren. De resterende 1% gaat naar een ideeënbus om bureaucratie te bestrijden.

Cherkaoui

Afgelopen donderdag zag ik de generale repetitie van Het Nationaal Ballet. Hun programma Cherkaoui/Dawson zou daags erna in première gaan, als onderdeel van het Holland Festival.

Van het tweede deel – David Dawsons choreografie Timelapse/(Mnemosyne) – was ik niet kapot. Er zaten gerust prachtige stukken in: de explosieve dans van drie mannen kort na het begin en de solo op trance-achtige muziek waren allebei prachtig. Maar soms leidde het decor enorm af: er werd vuurwerk geprojecteerd of zich voortrollende kleuren, en die trokken de aandacht nogal van de dansers weg. Van teksten bij ballet ben ik ook geen fan, en hier werden teksten zowel geprojecteerd als gesproken. Teksten zijn al snel te expliciet bij ballet: ze vertellen me wat ik moet vinden van wat ik zie, ze dwingen de blik in een kader, of vormen een onderschrift. Ze beroven een ballet van haar meerduidigheid.

En Dawson was vaak verrekte ouderwets. De dames trippelden veel en reikten omhoog, de mannen waren krachtig en maakten zich breed. Er zat een deel in waarin zeven mannen met één ballerina in de weer waren. Ze gaven haar aan elkaar door en beurtelings vouwde iedereen haar dubbel, sleepte haar over de grond, pakte haar bij arm & been en slierde haar in het rond. Ik kan het heus niet helpen, maar bij zulke scènes is het eerste beeld dat zich bij me opdringt dat van groepsverkrachting. En nadat ik die associatie eindelijk heb weggeduwd, komt de tweede ergernis op. Dan heb ik er de pest in dat alles wat die danseres doet, wordt gepresenteerd als voorkomend uit de kracht van die mannen: zij kan buigen omdat die kerels zo goed met haar slepen.

Enfin. Dawson was knap maar ik viel er niet voor.

Maar dan Cherkaoui! Wat een fantastisch ballet was dat Labyrinth van hem! Ik viel van verrassing in verbazing en keek mijn ogen uit. Heel vroeg in het stuk zit een deel waarin een danseres met drie zwartgeklede mannen danst. De mannen staan dicht bijeen en zij kruipt over ze heen, tussen ze door en klimt omhoog. Na een paar seconden al leek het of die mannen een landschap vormden waar zij zich een weg in zocht: een berg waar ze op klom, bomen waar ze tussendoor liep, een brug die ze die ze besteeg. Ineens werden die mannen vorm.

Cherkaoui hield dat het hele ballet vol. De kleding hielp daarbij erg: iedereen – mannen en vrouwen – droeg een lange rok, gemaakt van talloze hoog opgesneden slippen. Bij elke draai en buiteling zwierde die slippen op, en gaandeweg zag je niet meer of er nu een arm, een been of een slip de hoogte in of zijwaarts schoot. Dat maakte ook niet meer uit: alles werd beweging, lijn, vorm en patroon. Het werd ballet in zijn puurste vorm.

De rokken waren prachtig. Iedereen werd er subiet heel statig van en kreeg volume, en alles spatte op bij de geringste beweging. Alles bewoog en danste, niet alleen de dansers…

Cherkaoui had een uiterst ingenieus decor gebruikt. Lange rekbare lappen, aan de onderkant verzwaard, vielen vanaf het plafond loodrecht op het podium. De dansers gingen soms met de lappen aan de haal en parkeerden het gewicht elders. Zo ontstond plots een raster van kruisende lijnen. Of ze bonden de lappen samen: het werd een boom, of een tent. En soms maakten de dansers de lappen los van hun gewicht, dan schoten ze los en zwiepten krullend omhoog, als vuurwerk. Heel simpel, heel ingenieus; en buitengewoon effectief.

De muziek ging eveneens alle kanten op. Aanvankelijk was die Japans getint, later meer klassiek. Er zat een stukje flamenco in – waarbij de danseressen met hun spitzen op de vloer roffelden – en een Arabisch stuk. En nergens voelde ik een breuk of een abrupte overgang.

Cherkaoui maakte er daarnaast geweldig gebruik van dat hij ditmaal met klassiek geschoolde dansers werkte. Anders dan moderne dansers zijn zij immers gewend in een corps te dansen: in een groep. Cherkaoui had veel stukken met het hele corps op het toneel. Ze maakten ruime bewegingen, vormden grote patronen, maar hij maakte de dansers daarbij zelden uniform. Een prachtig exposé dat toonde dat een groepsdans niet hoeft te betekenen dat het alleen om massa gaat en dat het individu verplicht wegvalt.

Ik vond Cherkaoui zo mooi dat ik daags erna kaarten bestelde om deze week nog een keer te kunnen gaan.