Echte namen

Google+ vindt dat deelnemers ‘echte’ namen moeten gebruiken. De rest wordt zonder pardon geschrapt. Daaronder vallen namen met rare tekens (zoals K@r1n Sp@1nk), maar ook Max Laadvermogen, Opa Vertelt of Theevogel worden geweerd.

Facebook propageert een vergelijkbaar beleid. Oprichter Mark Zuckerberg vindt dat meerdere online identiteiten hebben ‘een teken van tekortschietende integriteit is’. Hun marketing directeur zei vorige maand zelfs dat ‘anonimiteit op internet zou moeten verdwijnen’. Ook in de politiek klinken zulke geluiden.

Het argument? Anonimiteit zorgt voor ruwere omgangsvormen. Wanneer we mensen dwingen onder hun eigen naam te posten, zullen ze zich beter gedragen. Ze zijn dan immers herkenbaar, traceerbaar en aanspreekbaar.

Wie dat gelooft, overschat ‘echtheid’. Ook onder hun eigen naam – zelfs rechtstreeks in elkaars gezicht – zeggen mensen geregeld de vreselijkste dingen. (Kijk maar naar politici.) Een verplichting om online je echte naam te gebruiken, maakt een mens niet vanzelf beleefder, de onderlinge omgang niet zomaar beschaafder.

Bovendien: wat heb je eraan als iemand zich online presenteert als Piet Jansen? Al is die naam waarheidsgetrouw, onderscheidend is-ie niet. Mag je ook geen andere naam kiezen wanneer er op Google+ al een Piet Jansen rondloopt? Ook niet wanneer die Piet Jansen opvattingen ventileert waarmee jij pertinent niet geassocieerd wilt worden?

Terwijl er weinig tegen pseudoniemen pleit, pleit veel ervoor. Een nom de plume – een vaste, herkenbare schuilnaam – is vaak de enige uitweg voor wie onder een fout regime leeft, of voor wie klokkenluider wil zijn. Voor wie wil praten over verslaving, homoseksualiteit, ziekte, misbruik, of geloofsafvalligheid. Het is nuttig voor al wie werk en privé gescheiden wil houden, en voor wie niet wil dat Google alles wat hij of zij online doet of zegt, indexeert en aan elkaar knoopt. Pseudoniemen bieden bescherming en vrijheid.

Onverhoopt maakt juist het beleid om alleen ‘echte namen’ toe te staan, namen tot een politiek wapen. Gebruikers kunnen elkaar rapporteren bij Google+ wanneer zij menen dat iemand onder valse vlag opereert; zo’n account wordt dan tot nader order geschorst. Het gevolg? Creationisten en andere religieuze fundamentalisten rapporteren en masse aanhangers van de evolutietheorie: ‘Zij heet helemaal niet Liz Stephens, ze heet Elisabeth, en Stephens is haar meisjesnaam!’ Hup, account geschorst, tegenstander gewipt. Next!

Dat zowel Google als Facebook in persoonsgegevens en profielen handelen en daarom profijt hebben bij de afschaffing van pseudoniemen, zeggen ze er niet bij. Oh nee: ’t is heus alleen voor ons bestwil.

Rokende rat

Andere Karin paste een paar weken op het huis van een vriendin die met vakantie was: daar woonden twee katten en twee ratjes die verzorging nodig hadden. Ik kwam een nachtje logeren.

Elke avond mogen de ratjes een uur los. Ze lopen over de bank, graven in de potplanten op de vensterbank, duiken achterin de kast en klimmen langs armen of benen. Ze bewegen zich in horten en stoten. Rennen, ho stop! Verkennen. Rennen, ho stop! Verkennen. En dan weer verder rennen.

Dat verkennen doen ze vooral via hun neus. Ze snuffelen eens per seconde, en bij elke snuf gaan hun neusvleugels snel naar voren en naar achter. Zodoende wapperen ze permanent met hun snorharen. Dat zorgt voor enorm gekriebel. Op arm of been is dat goed te doen, maar wanneer ze in onze hals of nek lopen, krommen Andere Karin en ik allebei onze tenen – wat niks helpt, maar we kunnen niet anders.

Een van de ratjes klimt omhoog in Andere Karin. ‘Nou moet je opletten,’ zegt ze. Haar mond staat licht open. Het diertje klautert naar haar gezicht, trekt met een pootje haar lip naar beneden en besnuffelt haar tanden. ‘Er zit niks tussen liefje, ik heb ze net gepoetst,’ zegt ze, en doet haar best om niet te giechelen van het gekriebel. Even later is het mijn beurt: het ratje trekt met beide voorpootjes mijn lip omlaag en zoekt naar etensresten tussen mijn tanden. De pootjes voelen piepklein en o zo teder.

Terwijl een van de ratjes achter, onder, voor en over me heenloopt draai ik een sigaret. Ik steek op, inhaleer en laat mijn hand achteloos zakken. Het ratje snelt er naartoe en grijpt het mondstuk van mijn sigaret met twee pootjes vast. Ze bijt er gretig in. In een mum van tijd heeft ze stukjes shag en papier afgebeten die ze rap opeet. Lachend trek ik mijn sigaret weg, het ratje klauwt er nog even naar. Haar zusje vindt later wat kruimels en eet die al even fluks op.

Wanneer de ratjes weer in hun kooi zitten, ga ik geregeld even bij ze kijken. Ze buitelen over elkaar, ze lopen bedrijvig heen en weer, ze werken zich door verbazingwekkend smalle kieren heen. Ze zijn aandoenlijk: naar die wapperende snorharen kan ik wel uren kijken. Zodra ik een vinger door de kooi steek, pakken ze die vast en willen eraan ruiken en likken. Maar nog leuker vinden ze die ene keer dat ik een sigaret half door de kooi steek. Die willen ze hebben, hébben, hebben!

***

Mijn katten houden niet van nicotine. Ik houd daar rekening mee, maar ja, ’t is wel mijn huis. Ik let goed op dat ik de rook nooit hun kant op blaas.

Bij mijn ouders is dat anders. Hun kat is dol op nicotine. Wanneer Rama bij me zit blaas ik de rook expres zijn kant op. Dan heft hij zijn kop, strekt zijn nek, knijpt zijn ogen tot spleetjes en snuift vergenoegd mijn rook op: oh heerlijk, Spaink is er weer!

Rama mag graag zijn neus in mijn pakje shag steken. Als-ie de kans schoon ziet, vreet-ie er zelfs van. Inmiddels heb ik mezelf aangewend hem soms een paar draadjes shag te voeren. Die eet hij met smaak op. Doe ik dat niet, dan likt hij desnoods de rand van de asbak – waar eerder mijn sigaret lag te smeulen – af om aan zijn portie nicotine te komen. Dat gaat zelfs mij te ver.

Ook onder dieren heb je verstokte rokers.

[Video: Rama doet zich tegoed aan een paar draadjes Samson; YouTube, 38 seconden, 16.4 MB.]

Onder gelijken

Oscar Pistorius mag alsnog deelnemen aan de wereldkampioenschappen atletiek die eind augustus in Zuid-Korea beginnen. Zijn tijd was het probleem niet: Pistorius kwalificeerde zich door de 400 meter in 45,07 seconde af te leggen. Wie onder de 45,55 seconde blijft, behoort automatisch tot de Olympische selectie.

Waarom iemand met zo’n opzienbarende tijd van deelname uitsluiten? Waarom was er een beroepsprocedure nodig om Pistorius zijn startrecht te verlenen?

Het antwoord is simpel en verrassend. Pistorius is gehandicapt. Hij sprint met aerodynamisch gestroomlijnde, verende onderbenen. Zijn bijnaam: Blade Runner.

Zolang Pistorius meedeed aan de wereldspelen voor gehandicapten en de Paralympics, vond iedereen hem helemaal fantastisch. Knappe tijd, en dat met zo’n handicap! Een geweldig voorbeeld voor zielige mensen. Daar konden andere gehandicapten nog wat van leren!

Toen Pistorius een nieuw speelveld koos en het wou opnemen tegen niet-gehandicapte sprinters, was het huis ineens te klein. Nou ja! Die man had nota bene protheses! Dat was toch niet sportief? Hij maakte misbruik van een technologisch voordeel dat gezonde sprinters nooit konden navolgen. Laten we wel zijn: sport gaat over fysiek vermogen, over extreme inspanning. Wie zichzelf een slim kunstbeen aangordt, speelt vals.

Bovendien is sport een krachtmeting tussen gelijken. Mannen komen tegen mannen uit, vrouwen tegen vrouwen, en gehandicapten tegen elkaar.

Ho – wacht. Die indeling is gebaseerd op vermeende sterkte. Juist omdat iedereen denkt dat vrouwen het nooit succesvol kunnen opnemen tegen mannen, hebben zij een eigen concours toebedeeld gekregen. Gehandicapten idem. Dan kun je iemand vervolgens niet gijzelen binnen zo’n ‘zwakkere’ groep zodra je concurrentie vreest wanneer zij het tegen jou willen opnemen. Je kunt niet tegelijkertijd argumenteren dat iemand te zwak én te sterk is.

Sport is nooit een meting van gelijken. Sport is een meting van verschil, waarbij iedereen elk denkbaar voordeel uitbaat: van nieuw model klapschaats tot doping, van dieet tot training, van sportschoen tot kunstbeen. En al wie topsport definieert in termen van training, doorzetten en afzien, zou iemand die met twee beenprotheses Olympische tijden haalt, toch horen toe te juichen? Je zulke technologie eigen maken vergt veel moeite.

Technologie en sport hebben sowieso een curieuze relatie. Alles wat machines inmiddels beter doen dan mensen, bombarderen wij vervolgens tot sport. Maar toch: waarom is het spannend wanneer een schaakcomputer van een mens wint, en vals als iemand met een kunstbeen wint van iemand met organische benen?

Afvalbak

Soms worden hier reacties gepost die erg off-topic raken, die al te persoonlijk worden, die überhaupt nergens op slaan of die mijn persoonlijke grenzen overschrijden.

Tot nu toe heb ik zulke reacties meestal weggekieperd, vaak na enige aarzeling. Maar soms blijft die aarzeling ook na zo’n genomen besluit nog een tijdje hinderlijk doorzeuren. Doortastend zijn is ook niet alles.

Gisteren had ik weer zo’n doorzeurder. Het betrof een reactie die ik vergaand racistisch vond, erg extreem en daarnaast niet onderbouwd. Weg ermee dus! Maar ja. Uiteindelijk kun je het maar beter over zulke opvattingen hebben dan ze te negeren. Vandaar dat ik de ‘Afvalbak’ heb geopened: een topic waar ik zulke berichten voortaan naar kan verhuizen.

Wie de reacties in deze draad wil lezen, moet niet verrast zijn als er soms troep tussen staat: read at your own risk. Dit is immers de afvalbak. Maar ook op afval mag je reageren.

Chinees compliment

Voor u gelezen:

Hoe dodelijk kan een compliment zijn? China gaf gisteren te kennen dat ze de Britse plannen om sociale media aan banden te leggen, van harte verwelkomen. Het staatspersbureau Xinhua sprak over een ‘ommekeer’ in het beleid van de ‘voormalig verdediger van absolute internetvrijheid’. (China juicht meer internetcontrole Londen toe, Nu.nl, 15 augustus 2011.)

Hint voor David Cameron: toen Mubarak in januari van dit jaar internet uitzette in Cairo, vonden de westerse landan dat massaal een érg slecht idee. Wie denkt dat-ie onlusten en rellen voorkomt door mensen het recht op spreken te ontnemen, komt geheid van een koude kermis thuis, nog daargelaten dat zo’n maatregel ook veel onschuldigen treft.

Update 1: Bits of Freedom maakte later een puntenlijstje met prima argumenten tegen dergelijke voornemens: Vijf argumenten tegen een social mediablokkade, Bits of Freedom, 17 augustus 2011.
Update 2: In Webwereld legde Maarten Reijnders al even verstandig uit waarom het platgooien van intrnet – of Blackberry’s, zoals de PvdA’er Diederik Samson voorstelde – een slecht idee is; een heel slecht idee. Maarten Reijnders, Vanmiddag vier uur, onder de kastanjeboom, Webwereld, 18 augustus 2011.

Britse rellen

Voor u gelezen:

Het eerste zinnige stuk dat ik tegenkwam over de rellen in Engeland stond vandaag in The Guardian; de auteur is Hari Kunzru, iemand die ik leerde kennen toen-ie nog voor Wired schreef. Volgens hem gaan deze rellen niet over kleur of klasse, maar over de cultuur van instant gratification en doorgeslagen individualisme. Hij zegt onder meer:


We’ve created a culture where fear and greed roam unchecked at all levels. If we don’t like it, we ought to make a change.[..]
In a society that has abandoned or devalued most forms of mutual assistance in favour of a solipsistic entrepreneurialism, it’s hardly surprising that, faced with the end of the good times, people help themselves. Fear and greed are our ruling passions. That’s true of the kids smashing shop windows to steal trainers. It’s also true of the MPs fiddling their expenses, the police officers taking backhanders, the journalists breaking into phones. [..]
it’s hard not to think we’ve made a culture in which the strong and swift are encouraged to feel they bear no responsibility towards the halt and lame.

Hari Kunzru: These riots reveal some unpalatable home truths, The Guardian, 12 augustus 2011.

Ziekenhuis plat

Voor u gelezen:

Webwereld meldt dat het Academisch Ziekenhuis in Groningen (het UMCG) gisteren plat lag. Wegens een softwarefout in de router was er geen enkel verkeer mogelijk op het interne netwerk. Resultaat: de EPD’s konden niet worden gelezen of bijgewerkt, alle operaties moesten worden gecanceld, de afspraken op de poliklinieken konden niet worden nagekomen.

René Schoemaker: Softwarefout legt ziekenhuis lam, Webwereld, 12 augustus 2011.

Pulsar

Deze week was de Nederlandse première van Pulsar, de tweede speelfilm van de Vlaamse regisseur Alex Stockman. Het is een low budgetfilm over high-tech problemen.

Samuel zit alleen thuis te Brussel: zijn vriendin Mireille is voor drie maanden naar New York vertrokken voor een stage op een chic ontwerpbureau. Samuel onderhoudt het contact met haar door te bellen, te sms’en, te skypen, te chatten en te mailen. Er klinkt onrust door in zijn voortdurende pogingen om contact te zoeken: de plotselinge afstand tot zijn lief doet Samuel geen goed.

Dan hapert de techniek. Mireilles stem vervormt soms, en de computer meldt ineens dat er een andere gebruiker op het netwerk zit. Samuel haalt er een deskundige bij die zijn netwerk beveiligt, maar dat helpt niet. Wanneer een tweede deskundige de netwerksignalen bij Samuel thuis meet, dringt tot hem door hoeveel andere netwerken ook zijn woning bestrijken.

Gaandeweg krijgt de achtergrondruis de overhand. Gestommel op de trap, contactgeluiden van de buren, gedruis van de straat, gezoem van apparaten: alles dringt zich ongefilterd aan Samuel op. Zijn het wellicht die signalen die zijn netwerk verstoren? Sam neemt een kloek besluit, hij verft wifi-werende verf op alle muren (bestaat echt!) en beplakt de ramen van zijn huis met een speciale coating: hij maakt van zijn huis een kooi van Faraday. Bellen doet hij voortaan met de oude bakelieten telefoon van opa. Toch blijkt iemand uit zijn naam een rare mail naar Mireille te hebben gestuurd. Hoe kan dat? Een hacker, een virus?

Maar ook de communicatie in de gewone wereld loopt uit de hand. Buren staan ongemakkelijk dicht op hem in de lift, de benedenbuurvrouw klampt hem steeds aan, de huisbaas komt zijn beloftes niet na. En op straat hoort Samuel wildvreemden flarden herhalen uit zijn gesprekken met Mireille…

Pulsar verhaalt hoe iemand langzaam de draad kwijtraakt onder de druk van aldoor kunnen communiceren, de druk van altijd bereikbaar zijn, de druk om meteen te willen vertellen wat je denkt. De film laat zien dat communicatie niet hetzelfde is als contact.

Matthias Schoenaerts (Samuel) speelt fenomenaal. Hij heeft een zware rol: Samuel is in vrijwel elke scène prominent in beeld. Bovendien slaagt Schoenaerts er wonderwel in om de ambivalentie van het verhaal tot het einde toe overeind te houden: verliest Samuel langzaam de greep op de realiteit, of is het de realiteit die Samuel een loer draait?

De film draait onder meer in Kriterion. Na de première mocht ik daar een kort vraaggesprek voeren met regisseur Alex Stockman. Hij bleek een bedachtzame, vriendelijke man te zijn, wars van elk pamflettisme. Niks luddisme, geen nostalgie. (Klik hier voor een ander interview met Stockman.)

Een van de mooiste scènes vond Stockman zelf het fragment waarin oude en nieuwe technologieën worden gemengd: Samuel bekijkt oude super-8 filmpjes van Mireille terwijl hij zijn iPod gebruikt als dictafoon en zijn verhalen en associaties bij de beelden inspreekt; die schrijft-ie uit in een lange brief. Met een oude Polaroid maakt hij foto’s van zichzelf tegen een achterwand bekleed met platenhoezen; ook die gaan in de envelop, samen met een liefdesleus gemaakt van de letters van een gesloopt toetsenbord.

Pulsar is geen technothriller en geen technodrama. Het is een film waarin iemand zachtjes en teder implodeert.

Wederopbouw

Mijn ouders waren kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze overleefden die oorlog met groot verlies.

Ze leerden wat verraad en lafbekkerij is, hoe valsheid en hypocrisie werken, en wat het belang is van dapperheid en saamhorigheid. Ze leerden ver voor hun tijd dat bevelen opvolgen en je verstand uitschakelen waarschijnlijk betere overlevingskansen bieden dan naar eer en vermogen handelen, maar ook dat overleven niet alles is en dat je geweten zich niet zomaar laat sussen.

Toen de oorlog brak vierden ze – elk apart – uitgelaten feest, Begin jaren vijftig verloofden ze zich en trouwden een paar jaar later. Van een eigen huis was geen sprake. Ze trokken vanzelfsprekend bij een van de ouderparen in en deelden de zolder met eerder getrouwde stellen.

Kort voor mijn geboorte vonden ze een eigen onderkomen. Ze telden achttienduizend gulden neer voor een koopwoning, een bedrag dat hun vermogen ver te boven ging. Maar het was wederopbouw: elke uitgave nu was een investering in de toekomst. Mijn ouders meenden oprecht dat die vooruitgangsgedachte gold: hun aankoop was een investering in hun nazaten. Hun kinderen hadden van meet af aan bezit!

Mijn ouders werden de belichaming van de vooruitgang. Hun durf straalde op iedereen af en werd de nieuwe maat: zo kon het, zo moest het. Zij werden onbedoeld het voorbeeld voor de rest van de familie. Wat henzelf overigens het spreken ontnam. Elke aarzeling of kanttekening hunnerzijds werd omgesmolten tot een nieuwe aansporing, of tot een hypocriete relativering: ’Nou ja, wat wij hebben is ook niet alles…’

Daarnaast: zijzelf geloofden er echt in. Vooruitgang bestond, daar waren zijzelf immers het levend bewijs van? Wie zijn best doet, zal uiteindelijk altijd beloond worden. Ze waren tot alles bereid om die maandelijkse hypotheek te betalen. Zij zouden godverdomme bewijzen dat koppigheid loonde, dat inzet tot resultaat leidt. Zodat ze jarenlang alles op alles hebben gezet. Want ineens leek het of hun wel of niet ‘niet slagen’ een kwestie van karakterzwakte was geworden.

Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders. We spraken over de eurocrisis, die ik hen al evenmin kan uitleggen als zij mij. Het enige dat ik nu nog weet is dit. Lieverds, investeren in je toekomst is altijd goed. En jezelf dapperder voordoen dan jezelf bent is ook goed: want daarmee trek je anderen over de streep, daarmee investeer je in ieders toekomst.

Maar verder weet ik het ook niet.

[Foto: De wederopbouw in Nederland: In Tiel wordt de 50.000e woning in gebruik genomen. Bioscoopjournaal, februari 1949.]

Stemmen

Facebook en Twitter maken ons ijdel: je gaat denken dat jij het centrum van de wereld bent. Op blogs bepalen de hardste schreeuwers de toon. Internet verruwt het publieke debat. Voor analyse, achtergrond of reflectie is geen plaats, zulke stukken vinden mensen te lang. Na tien seconden zappen we alweer weg. Juist de malloten en extremisten zijn er actief en kunnen ongecontroleerd hun gang gaan. Degelijke informatie vinden is moeilijk.

Wie de krant leest, krijgt automatisch ook onderwerpen onder ogen die buiten zijn interesse of overtuiging liggen. Internet maakt dat mensen zich in hun eigen denkwereld opsluiten en andere geluiden zonder pardon kunnen wegfilteren. Extremisten kunnen hun ideeën er ongehinderd verspreiden. Als de grootste publiekstrekker een site is met rare filmpjes en foto’s van katten, is dat een teken aan de wand.

Deze kleine greep uit de frases die ik de afgelopen weken tegenkwam, maakt twee dingen duidelijk. Eén: we doen tegenwoordig ineens alsof tv, tijdschriften en kranten stuk voor stuk bakens van wellevendheid, objectieve informatie, diversiteit, respect, open debat, educatie en culturele verheffing zijn. Twee: we vinden het in de grond van ons hart nogal lastig wanneer een medium ‘ongecontroleerd’ wordt gebruikt.

We snakken naar regie. We hunkeren naar iets of iemand dat het schorremorrie enigszins in de gaten houdt en hen zo nodig de mond snoert. We willen iemand die de boel beoordeelt en piketpaaltjes neerzet om zin van onzin en goed van kwaad te scheiden. Nee, niet voor onszelf hoor! Je weet best dat wíj ons niet zo makkelijk op sleeptouw laten nemen. Wij kunnen schiften. Maar juist op internet zitten zoveel kwetsbare en beïnvloedbare mensen – denk eens aan jongeren! – die minder robuust zijn dan wij. Die kun je toch niet zomaar uitleveren aan de meute?

Stilletjes vergeten we dat oudere massamedia niet zaligmakend waren. Ja, ze voeren regie. Ze kadreren de wereld: ze selecteren en filteren, kiezen context en invalshoek. Soms is dat heerlijk. Maar ’t is ook een model dat burgers reduceert tot passieve ontvangers, die alleen als consument nog invloed kunnen uitoefenen.

De grootste verandering die internet heeft veroorzaakt is dat iedereen nu kan terugpraten en gesprekken kan vinden die eerder werden weggefilterd. Wat we vroeger thuis terugzeiden tegen de televisie is nu onderdeel van het publieke discours geworden.

Nee, niet al die nieuwe stemmen vind ik even fijn. Maar ja. Van midddag-tv moest ik ook al niks hebben.