Prostitutie

Wethouder Asscher wil af van de wantoestanden in de prostitutie en zint daartoe op maatregelen. Dat siert hem. Er is veel mis daar, van regelrechte vrouwenhandel en uitbuiting tot intimidatie en mishandeling. Ondanks legalisering en registratieplicht werken veel prostituees nog steeds illegaal. (Niet zo vreemd, trouwens: wie wil er nu levenslang bij de belasting bekend staan als ZZP’ende sekswerker?)

Aan zwaaien met verboden, zoals Asscher nu al wekenlang doet, hebben de vrouwen in kwestie niets. Prostitutie illegaal maken betekent dat de sector verder ondergronds gaat en zich juist meer aan controle – en dus aan interventies – onttrekt.

Al wie uit de prostitutie wil en daartoe hulp zoekt, zal zichzelf dan eerst als delinquent moeten afficheren, met alle gevolgen van dien. Pooiers en handelaars krijgen van overheidswege gratis een nieuw chantagemiddel in handen gedrukt: ‘Als je lastig bent, leveren we je aan de politie uit!’ Voor de vrouwen zelf wordt het riskanter om aangifte tegen hun handelaars te doen, laat staan tegen ze te getuigen.

Daar sta je dan met je regulering en je handhaving: doel volledig voorbijgeschoten. Maar ja, we zien het niet meer hè, niemand die dan nog klaagt…

Naar Zweeds voorbeeld overweegt Asscher ook een andere optie: niet de hoer, maar de hoerenloper aanpakken. Juridisch is dat een gedrocht: wanneer een dienst zelf legaal is, is het afnemen ervan dat ook. En het werkt amper. In Zweden worden jaarlijks zo’n vijftig mannen als prostituant veroordeeld.

Bovenal is het een ouderwets concept, gebaseerd op het romantische beeld van prostitutie waartegen Asscher zich juist zo afzet. ‘Winkelen’ – de ramen langsgaan op zoek naar een prostituee – wordt steeds zeldzamer. Tegenwoordig bestel je iemand via een website of een mobiel nummer. Vervolgens wordt er iemand uit de ‘stal’ gehaald en binnen het uur per taxi op het gewenste adres afgeleverd. Vroeger vormden escorts de top van de branche, nu zijn zij bij uitstek de meest machteloze vrouwen uit het circuit – juist omdat ze permanent buiten zicht worden gehouden.

In interviews laat Asscher zich snerend uit over ‘comfortfeministen’ die de kwaden van prostitutie bagatelliseren. Beste Lodewijk: dertig jaar geleden was ik óók tegen legalisering van prostitutie, op – naar ik dacht – feministische gronden. Pas nadat andere feministen zich beter in de kwestie verdiepten, leerde ik dat legalisering het enige is dat echt helpt om misbruik te stoppen, en dat hulpverlening alleen werkt als prostituees vindbaar en benaderbaar zijn.

Heus: dat was bepaald een oncomfortabel inzicht.

Inlooppoes

Er zijn hier altijd wel buitenkatten, de daktuin fungeert immers als hub. De laatste weken is er een buitenkat die vaak opdoemt en die verwarrend veel op Max lijkt: ook cypers, met her en der wat wit, en met even mosgrijze ogen als zij. [De buitenkat is net als Max een meisje: jongenskatten hebben maximaal twee kleuren, alleen meisjeskatten kunnen drie kleuren hebben.]

De kenner weet beter. De buitenkat heeft lichte strepen en stippellijnen, terwijl Max donkere cirkels op haar flanken heeft; haar witte sokken zijn langer; de buitenkat heeft niet zo’n witte vlek op de neus. Ook is de buitenkat net iets kleiner dan Max. [Voor een grotere foto van Max en de inlooppoes, zie hier.]

Buitenshuis zijn Max en haar Doppelgänger soms vriendjes, soms vechters. Sinds een week of twee sluipt de Doppelgänger geregeld door ons kattenluik naar binnen en steelt dan eten. Max, anders nooit te beroerd om ergens bovenop te springen, kijkt van een afstandje gebiologeerd toe.

Ze doet niks. Ze kijkt kalmpjes toe.

’t Is niet dat ze te perplex is om in te grijpen. Haar ogen staan niet groot of fel, haar oren zijn niet gespitst, haar staart zwiept niet. Haar houding toont afgrijzen noch verwarring. Ze weet simpelweg niet wat ze hiervan moet denken: een vreemdeling die hier zomaar binnenwandelt? Buitenshuis vecht ze sindsdien iets vaker met de Doppelgänger – buiten vechten is vertrouwd terrein – maar zodra die haar keuken binnen stapt, vervalt ze tot dat ene: aandachtig kijken. Afwachten wat er gebeurt.

Mocht Max binnenshuis naar haar blazen, dan zou ik de buitenpoes subiet wegjagen; mocht Max haar terreinverkenningen en dieverij schouderophalend toestaan, dan zou ik haar aanvaarding accepteren. Ik laat mijn reactie van haar afhangen. Alleen: Max weet hoegenaamd niet wat ze hiervan vindt.

Dus kijk ik, net als Max, gebiologeerd en afwachtend toe wanneer de buitenkat binnenstapt. Max staart naar haar, ik staar naar Max. Vanaf een veilige plek staart Dropje met schrikogen naar ons alledrie.

Sinds dit weekend is de Döppelganger vrijpostiger geworden: van buitenkat ontwikkelt ze zich tot inlooppoes. Buiten nestelt ze zich regelmatig op Dropjes stoel; ze stapt een paar maal daags naar binnen; aarzelend verkent ze de rest van het huis. Vanmiddag maakte ze voor het eerst een excursie naar de slaapkamer, waar Max en Michael op bed lagen. Niemand deed iets. Een paar uur later sloop ze voorzichtig de badkamer in en deed zich tegoed aan de brokjes daar.

Crisiskoorts

De meeste banken zijn weer opgestaan en keren als vanouds bonussen uit. In de zakenwereld stijgen de topsalarissen, vaak ook de winsten. Wel zijn er veel werknemers weggesaneerd, een noodzakelijke ingreep om weer gezond te worden. Toch bedreigt de crisis ons nog uit alle hoeken. Om ons stelsel van groei en krediet in stand te houden, moeten alle overheden derhalve fors bezuinigen en daarnaast investeren in bedrijven en banken.

Ik had koorts, zoveel was duidelijk. Want wie ijlt, heeft een volkomen eigen logica: je huishouding wordt gedreven door onnavolgbare, oververhitte dromen.

Zwetend belandde ik bij het Amerikaanse CBS. De cijfers duizelden me voor de ogen. In Amerika leeft een op de zes mensen momenteel onder de armoedegrens. Een op de zeven heeft geen zorgverzekering. Een op de acht huizen staat er leeg: de bewoners moesten vertrekken omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen. Een op de tien Amerikanen is werkloos, zonder uitzicht op een baan. De inkomensongelijkheid in het land is de laatste decennia fors toegenomen. Ondertussen schreeuwde de Tea Party me toe dat Obama een vieze socialist was.

Met bonkend hoofd probeerde ik thuis te komen. Mijn knieën knikten in de Arabische landen. In Syrië schoot een president het volk dood om ze in ’t gareel te krijgen. In Egypte organiseerde het leger samen met huurlingen een fatale religieuze rel. Een westerse krant dwarrelde voor mijn voeten. In vette koppen schreef men de doden aan moslims toe. ‘Dat is toch evenzeer religieuze stemmingmakerij,’ dacht ik koortsachtig, maar ik werd weggelachen door een andere krantenkop die Egypte verweet dat het land in een half jaar tijd een halve eeuw aan repressie niet ongedaan had weten te maken.

Zoekend naar verkoeling dook ik in de Middellandse Zee en dreef naar Spanje. Daar was de werkloosheid nu ruim 21%; een kwart van de kinderen is er ondervoed. Andere Zuid-Europese landen gingen hard die kant op. In Italië overleefde Berlusconi voor de 51e keer in drie jaar een vertrouwensstemming, en beloofde grijnzend de honderd vol te zullen maken. Ik vluchtte naar Griekenland maar dat werd juist failliet verklaard.

Op Icarus’ vleugels – mijn onderpand van de Grieken – wist ik Amsterdam te bereiken. De marathon in de stad trok meer bezoek dan de bezetting van het Beursplein, zag ik in vogelvlucht.

Thuisgekomen verstopte ik me onder mijn bed en woof mezelf koelte toe met een rapport waarin stond dat Nederland, op de staat Delaware na, het beste belastingparadijs ter wereld is.

Facebook dwang

In navolging van Google+ is ook Facebook nu begonnen een real-name policy af te dwingen. Wie onder een alias post, riskeert te worden geblokkeerd – vaak zonder waarschuwing vooraf of uitleg na afloop.

Waarom zulk beleid kortzichtig is en makkelijk tot politiek wapen kan verworden, legde ik al eerder uit in een column voor Het Parool. En wat is eigenlijk iemands ‘echte’ naam? De naam die in je paspoort staat? Dan komt elke Johannes die zich sinds jaar en dag Jan of Johan noemt, elke Geertruida die voor iedereen Gerda heet, onder vuur te liggen. En hoe moet het met getrouwde, gescheiden en hertrouwde vrouwen? Heet Jacqueline Kennedy volgens Facebook Jackie Kennedy, Jacqueline Lee Bouvier of Jacqueline Onassis?

De maatregel treft – buiten mensen die hun echte naam om veiligheids- of politieke redenen liever niet willen prijsgeven – vooral artiesten. Lang niet elke musicus, zanger, schrijver, tekenaar of columnist opereert immers onder ‘eigen’ naam. Denk aan Bernlef, Prince, Zak, Yrrah, Bibeb, Junkie XL, Anna Enquist, Gummbah, Kronkel, Opheffer, A.F.Th., Andreas Burnier, Marjolijn Februari, Drs. P., Arjan Ederveen, Elton John, Kader Abdollah, Freddy Mercury, Blixa Bargeld, Erwin Olaf, Marilyn Monroe. Gerard Reve is dood, maar had-ie volgens Facebook Gerard Reve moeten heten, Gerard van het Reve, Gerard van ‘t Reve of Gerard Kornelis van het Reve?

In Nederland sloot Facebook recent een serie mensen af die daar onder hun publieke pseudoniem actief waren, oftewel juist onder de naam waarmee ze het meest bekend zijn. Het betrof – of dat toevallig was of niet laat ik aan uw verbeelding over – een duidelijk omschreven groep Facebookers: mannen die geregeld in travestie optreden en dat als politiek statement gebruiken. Exit Jennifer Hopelezz, exit Pamela Andersom.

Sommige van hen werken al bijna twintig jaar onder hun artiestennaam en hebben in die hoedanigheid een serieuze carrière opgebouwd, zoals Dolly Bellefleur. Vanzelfsprekend gebruiken zij op Facebook daarom hun artiestennaam wanneer ze over hun werk en activiteiten vertellen. (Soms hebben ze daarnaast onder hun oorspronkelijke naam een ander account, bedoeld voor contact met vrienden.)

Afgelopen week werd zodoende ook Dolly Bellefleur afgesloten. Ze kreeg pas na veel gedonder haar account terug en dat alleen op voorwaarde dat ze voortaan haar artiestennaam aan haar persoonlijke naam koppelde. Sindsdien heet Dolly op Facebook verplicht ‘Ruud Douma (Dolly Bellefleur)’. Een gewrochte en onhandige oplossing, die twee pijnlijke consequenties heeft. Enerzijds ondermijnt-ie ‘Dolly Bellefleur’ als zelfstandige entiteit en daarmee haar impact als performer. Bij alles wat Dolly voortaan op Facebook zegt of doet, wordt ze gereduceerd tot een rol, tot een ‘fictief’ persona, waarmee haar politieke dimensie onderuit wordt gehaald. Anderzijds kan Ruud Douma zich nu nooit meer persoonlijk op Facebook manifesteren: Facebook heeft hem – op straffe van verbanning – verplicht zijn privéleven volledig gelijk te stellen aan zijn werk.

Facebook wordt steeds minder leuk. Maar er is één troost: naarmate Facebook strenger wordt in wie we er mogen zijn en wat we er kunnen zeggen, wordt het minder aantrekkelijk om daar even te gaan buurten. Ik doe steeds minder met Facebook…

(Foto: Dolly Bellefleur, door Erwin Olaf.]

Ruilen

De rollen omdraaien is vaak leerzaam. Wat je eerder vanzelfsprekend vond, is nu oneerlijk of ongemakkelijk; wat normaal scheen, is verwarrend. Zodra een rolwisseling iemands beleving van de situatie anders maakt, wijst dat erop dat die rollen niet neutraal zijn. Omdraaiing maakt ongelijkheid en machtsverschil zichtbaar.

Neem zoiets onschuldigs als iemands jas ophouden. Tegenwoordig zien we dat als een hoogst innemend, zij het licht ouderwets gebaar. De geste wordt geapprecieerd, ook wanneer de uitvoering ervan tot onbeholpen gestuntel leidt. (Niet elke in-de-jas-geholpene is op de galante interventie voorbereid, niet elke in-de-jas-helper weet hoe je een jas hándig kunt ophouden.) De waardering overheerst: wat attent dat iemand me in mijn jas wil helpen!

Maar er speelt meer dan beleefdheid en egards, hoe hard iedereen die voor een ander een jas ophoudt ook roept dat hoffelijkheid het enige motief is. De geste is immers niet neutraal, preciezer, hij is niet sekseneutraal. Nooit houdt een gastheer gedienstig de jassen van de vertrekkende heren op, nooit helpt de gastvrouw de afscheid nemende dames vriendelijk in hun jassen.

Alleen vrouwen worden in hun jas geholpen, alleen mannen houden jassen op. Het gebaar is daarmee onderdeel van een gewrocht onderscheid tussen de seksen, een reliek van de gedachte dat vrouwen door mannen moeten worden geholpen of beschermd.

Maar ja. Een man die een heer wil zijn bozig voor de voeten werpen dat-ie ‘dus’ een seksist is, is bepaald contraproductief. Goede intenties moet je nooit met wapengekletter beantwoorden. Daarnaast: elke ideologie die beleefdheid aanvalt, is kortzichtig en bijt uiteindelijk in zijn eigen staart. Beter te streven naar meer beleefdheid; beter te benadrukken dat iederéén beleefd kan zijn.

Daarom praktiseer ik de omdraaiing. Ik help bijvoorbeeld alle vertrekkende gasten (m/v) in hun jas. Vrouwen zijn eventjes verrast maar hernemen zich vlot; ze herkennen de oorspronkelijke bedoeling – egards, attentie – en kunnen die ineens fris van de lever waarderen. Al het kleinerende dat iedereen altijd ontkent maar toch aanwezig weet, is plots uit het gebaar gevallen.

Mannen wiens jas ik ophoud, raken altoos van slag. Ze kijken een paar seconden lang naar hun jas, die uitnodigend in mijn handen hangt, en dan naar mij. En ze weten: ‘Wij zeiden altijd dat dit gebaar pure beleefdheid was.’ Soms proberen ze daarna mij hun jas af te pakken, soms steken ze aarzelend een arm achterwaarts in de door mij opgehouden mouw.

En dan lispel ik in hun oor: ‘Een echte feminist is óók een heer.’

Amerikaanse drones besmet

Voor u gelezen:

De VS werkt al enig tijd met zogeheten drones: kleine vliegende robots die van grote afstand kunnen worden bestuurd. Vanuit de VS heeft Amerika via drones al een paar keer precisie-aanvallen uitgevoerd en zelfs heel gericht specifieke mensen in het Midden-Oosten geliquideerd. De Predator en Reaper drones blijken momenteel geïnfecnfecteerd te zijn met een virus. Voor zover valt na te gaan doen deze virussen niets anders dan keyloggen: ze leggen alle commando’s vast die de drones krijgen en sturen die naar elders door. Het is niet zeker of dat inderdaad het enige is dat het virus (of de virussen) doen. En vooral: hoe is de infectie tot stand gekomen? Betekent dat ook dat anderen de drones eventueel kunnen overnmen?

Wired heeft er een artikel over:


‘The virus, first detected nearly two weeks ago by the military’s Host-Based Security System, has not prevented pilots at Creech Air Force Base in Nevada from flying their missions overseas. Nor have there been any confirmed incidents of classified information being lost or sent to an outside source. But the virus has resisted multiple efforts to remove it from Creech’s computers, network security specialists say. And the infection underscores the ongoing security risks in what has become the U.S. military’s most important weapons system. [..]

Military network security specialists aren’t sure whether the virus and its so-called “keylogger” payload were introduced intentionally or by accident; it may be a common piece of malware that just happened to make its way into these sensitive networks. The specialists don’t know exactly how far the virus has spread. But they’re sure that the infection has hit both classified and unclassified machines at Creech. That raises the possibility, at least, that secret data may have been captured by the keylogger, and then transmitted over the public internet to someone outside the military chain of command. [..]

Some of the GCSs are classified secret, and used for conventional warzone surveillance duty. The GCSs handling more exotic operations are top secret. None of the remote cockpits are supposed to be connected to the public internet. Which means they are supposed to be largely immune to viruses and other network security threats. [..]

In the meantime, technicians at Creech are trying to get the virus off the GCS machines. It has not been easy. At first, they followed removal instructions posted on the website of the Kaspersky security firm. “But the virus kept coming back,” a source familiar with the infection says. Eventually, the technicians had to use a software tool called BCWipe to completely erase the GCS’ internal hard drives. “That meant rebuilding them from scratch” — a time-consuming effort.’

Promoot een sekte!

Iemand vroeg me of ik wist dat Salto (de lokale omroep van Amsterdam) geregeld zendtijd inruimt voor Scientology, de sekte die tien jaar lang oorlog tegen mij heeft gevoerd. Nee, dat wist ik niet. En ik had het ook niet verwacht.

Scientology is immers berucht. De sekte tracht critici de mond te snoeren door die kapot te procederen. Scientology houdt er strafkampen op na waar mensen worden uitgehongerd, intimideert haar leden, steelt documenten bij overheidinstanties, pleegt inbraken bij ministeries en rechtbanken, luistert mensen af, voert smaad- en lastercampagnes tegen critici, melkt haar leden financieel uit, chanteert haar leden, probeert critici via onnavolgbare opzetjes in de gevangenis te krijgen, doet valse aangiftes, steelt vuilniszakken en achtervolgt mensen in de hoop iets ‘bruikbaars’ op het spoor te komen, dwingt leden om met hun familie te breken, ontduikt de belasting, stopt verkrachting in de doofpot, eist abortus van de vrouwelijke leden van haar elitetroepen, onthoudt doodzieke leden urgente medische zorg, stopt mensen in isolatie, probeert critici uit te schakelen door ze valse bommeldingen en beschietingen in de schoenen te schuiven, schrijft leden hoogst schadelijke doses vitaminen voor, en vervalst haar eigen boeken (financieel, historisch en ideologisch) met hetzelfde pandoer als waarmee ze eerder de biografie van haar oprichter L. Ron Hubbard had herschreven.

Hubbard was ongeëvenaard, beweert Scientology. Hij was een oorlogsheld! Een filosoof! Een dichter! Een wetenschapper! Een fysicus! Een humanitarian! Maar Hubbard was dat allemaal niet. Hij excelleerde hooguit in zelfophemeling, in overredingskracht en in ambities. ‘The Cult of Greed and Power’, wat u zegt. Niet voor niets heeft Scientology vele gerechtelijke veroordelingen op haar naam staan.

Nee, u hoeft mij niet op mijn woord te geloven. Op aanvraag kan ik voor alle hierbovengenoemde stellingen en beschuldigingen een onderbouwing resp. een akelig voorbeeld leveren. Maar wie wil weten welke narigheid Scientology uithaalt, hoeft eigenlijk alleen maar de getuigenissen van ex-leden te lezen. Vooral de verhalen van mensen die eerder een hoge positie bekleedden zijn leerzaam – denk aan Paul Haggis, of beter nog: Marty Rathburn, die tot voor kort in de top van de sekte zat en nu – met bewijzen en al – de vuile was buiten hangt.

***

Al zinnen de praktijken van de sekte me niet, Scientology heeft het recht haar opvattingen uit te dragen. Dat ik hun ideeën over kennis, psychologie, psychiaters, therapie etc. niet deel, is niet relevant. Sterker: terwijl Scientology mij tien jaar lang heeft gedwarsboomd in mijn poging om hun ideeën onderbouwd aan de kaak te stellen, verdedig ik zonder aarzeling hun recht om hun ideeën te verspreiden. Zélfs wanneer het hun onsmakelijke idee betreft dat de holocaust de schuld van de psychiatrie is (zie hier en hier). Wel eis ik op mijn beurt het recht op hun ideeën als humbug, onzin en idioterie af te doen – vrijheid van meningsuiting en van religie werkt immers twee kanten op.

Dus wannneer Scientology op Salto zendtijd heeft weten te bemachtigen en onder de naam NieuweZijds-TV eens per maand een programma uitzendt ‘met aandacht voor maatschappelijke problemen en interviews met mensen die actief zijn in de maatschappij, gecombineerd met korte documentaires’ (citaat uit de beschrijving van Nieuwezijds-TV op Salto), vind ik dat prima. Op Salto debatteren schrijvers en denkers via OBA live, bieden allochtone 35-plussers een kijkje in hun leven en geven activisten hun mening over het nieuws. Waarom zou Scientology niet óók haar mening mogen geven?

Maar toen ik zo’n uitzending van Nieuwezijds-TV bekeek, schrok ik. [Hun meest recente uitzending – die van 25 september – staat hier; Scientology begint na een half uur.] Niks debat, niks mening geven, niks visie op de wereld, niks actualiteit. Van ‘aandacht voor maatschappelijke problemen’ die Nieuwezijds-TV aan de kijkers belooft, is geen sprake, en de enige mensen die aan het woord komen, zijn PR-mensen van Scientology. Nieuwezijds-TV blijkt niets anders te zijn dan een dertig minuten lange reclamespot voor Scientology.

Sorry Salto. Jullie krijgen subsidie van de gemeente Amsterdam [pdf] om lokale stemmen te laten horen. Dat is een mooi en waardevol ding. Bijgevolg biedt Salto ruimte aan iedereen met een verhaal, met een inzicht, met een visie. Maar niet aan mensen met een verkooppraatje. Wanneer de bakker op de hoek via Salto zijn waren wil aanprijzen, moet hij gewoon zelf voor zijn zendtijd betalen, en hoort zowel voor als na zijn bijdrage duidelijk te worden aangegeven dat dit reclame betreft. De gemeente Amsterdam geeft Salto immers geen subsidie opdat de bakker zichzelf gratis kan aanprijzen.

***

Scientology betitelt zichzelf graag als religie; dat levert ze een boel goodwill en welkome privileges op. De kans is groot dat Salto ze juist daarom – ‘Het is immers een geloof?’ – als ‘maatschappelijk relevante’ partij heeft geaccepteerd. Zodoende staat Scientology ineens schouder aan schouder met de Evangelisten en met allerhande moslimgroeperingen, en mogen ze van Salto gratis trachten zieltjes te winnen. Salto discrimeert immers niet, Salto staat voor alles open!

Maar anders dan alle andere religies eist Scientology van haar leden klare munt voor elke dienst, voor elk ritueel, voor elke inwijding, voor elk snippertje van de leer. Wie zich wil laten auditen – een praktijk die in de uitzending van Nieuwezijds-TV hartelijk wordt aanbevolen, en die onmisbaar is om ‘verder’ te komen binnen het geloof – moet daar fiks voor betalen. Voor elke cursus, voor elke ‘biecht’, voor elk gesprek met een raadsman of -vrouw, voor elke test, voor elk voortgangsgesprek, voor elk ‘religeus geschrift’ over de leer van Scientology, ja zelfs voor elk vermanend gesprek moet een lid betalen.

Nu kun je zeggen: ‘Ach, voor therapie betaal je ook.’ Dat is waar. Maar Salto biedt geen gratis zendtijd aan een therapeut die klanten voor zijn praktijk wil werven. Voor Landmark zou Salto nooit een vast programma inruimen, evenmin als voor NLP. Iedereen weet immers dat je voor die clubs moet betalen, en dat simpele feit maakt dat ze onherroepelijk buiten het chapiter ‘maatschappelijk welzijn’ of ‘religieuze overtuiging’ vallen.

Welnu – Scientology eist van al haar leden geld voor elke stap binnen de organisatie; zowel voor kennis als voor privileges en status. En Scientology pusht haar leden permanent om meer in zichzelf te investeren (lees: dieper in Scientology te duiken). Het gaat daarbij niet om een paar tientjes hier en daar, maar om honderden, duizenden en tienduizenden euro’s. Wie het hoog wil schoppen binnen de leer of de organisatie is al snel honderdduizend euro verder.

Die kosten – Scientology heeft het zelf liever over ‘donaties’, al zijn ze verplicht – worden ook als drukmiddel gebruikt. Stafleden krijgen namelijk korting. Voor leergierige leden is dat een geweldige incentive om zich bij de staf aan te melden: wie voor de organisatie werkt, kan zichzelf goedkoper de leer eigen maken. Maar zodra ze uit de staf of uit de sekte willen, krijgen ze het verschil alsnog gepresenteerd in de vorm van een fikse ‘afscheidsrekening’. [Alweer: ik laat met alle plezier door Scientology zelf opgestelde prijsoverzichten voor cursusmateriaal, auditing en begeleiding zien, plus voorbeelden van financiële intimidatie.]

Een organisatie waarbij de ontwikkeling, het inzicht, de voortgang en/of iemands inwijding rechtstreeks worden gekoppeld aan – ja zelfs gestructureerd worden door – de hoogte van diens financiële bijdrage, verliest elke aanspraak op het predikaat religie. Je mag gerust geld van anderen eisen voordat je je kennis, je vaardigheden of je inzichten met hen deelt of voor hen tentoon spreidt. Popsterren, wetenschappers en acteurs doen niet anders. Maar juist het gretig – en gratis – willen inwijden van de ander is de crux van geloven. Je wilt een ander graag deelgenoot van je ervaring maken, er is een innerlijke drang je inzicht op anderen over te brengen en die met hen delen. Al wie eerst om een betaalbewijs vraagt, diskwalificeert zichzelf en zijn organisatie ten ene male als religie.

Salto, schop die sekte alsjeblieft uit je programmering. Er is geen enkel argument om hun ideeën of praktijken als ‘publiek belang’ aan te merken. Ook in Nederland heeft de rechtbank geoordeeld dat zij ‘met hun leer en organisatie de verwerping van democratische waarden niet schuwen’ en dat door Scientology ‘wordt beoogd macht uit te oefenen over leden van de Scientology-organisatie en discussie over de leer en praktijken van de Scientology-organisatie te verhinderen.’ [Citaten uit uitspraak in hoger beroep Scientology tegen Spaink et.al., punt 8.4.]

Natte maand

Datalekken vinden is inmiddels een gewilde sport geworden. Helaas is het geen topsport: terwijl instanties instellingen en bedrijven steeds meer gegevens van ons willen, zijn diezelfde dataverzamelaars vaak laks met de beveiliging ervan – wat raar is.

Juist wanneer onze gegevens zo onmisbaar zijn voor hun bedrijfsvoering, voor onze identificatie en voor het correct uitvoeren en verwerken van onze transacties, verdienen die een hoge graad van bescherming. Desondanks gaan veel websites en applicaties gebukt onder elementaire fouten. Derden kunnen daardoor makkelijk met onze gegevens aan de haal gaan. Privacyschendingen, fraude, identiteitsdiefstal en valse verdenkingen zijn het gevolg.

Zo bleek vorige maand dat je bij de Belastingdienst met een willekeurig DigiD op andermans naam een toeslag voor huur-, zorg- of kinderbijslag kon aanvragen, diens rekeningnummer in het jouwe kon veranderen en die toeslag kon wegsluizen. De Belastingdienst is zo naar schatting voor ruim een miljoen opgelicht; honderden – mogelijk duizenden – mensen zijn ofwel hun toeslag misgelopen, ofwel valselijk als fraudeurs aangemerkt.

SQL-injects en cross-site scripting (XSS) klinken ingewikkeld, maar elke skriptkiddie kan het, waardoor de achterdeur van veel site wagenwijd openstaan. Via deze weg en kun je volledige databases uitlezen of iemands inlogsessie overnemen. Door precies zo’n fout kon ik een paar jaar geleden alle 1,2 miljoen patiëntendossiers van een groot ziekenhuis bekijken, ja zelfs veranderen. Dat zulke basisfouten nog steeds bij de vleet worden gemaakt, is verontrustend.

Webwereld is het zat. Het blad heeft oktober prominent uitgeroepen tot lekmaand en wil elke dag een datalek publiceren. Alles in het nette, uiteraard: het blad zal eerst de falende instanties waarschuwen, opdat men daar de boel kan repareren. Pas dan wordt het lek daadwerkelijk gepubliceerd.

Behalve een hopelijk leerzaam lesje voor overheid, bedrijven en instellingen, is het initiatief ook een slim charme-offensief van hackers. Ze tonen er hun goede wil mee aan, laten zien dat zij vaak meer kaas hebben gegeten van beveiliging dan allerlei dure ontwikkelaars, en onderstrepen de noodzaak voor zowel een meldplicht van datalekken als bescherming van de melders ervan. (Nog vorige week deed de provincie Noord-Holland aangifte tegen iemand die braaf een lek in hun site meldde.)

Uit vrees voor ‘maatschappelijke ophef’ hebben de gemeentes zich al schrap gezet voor de resultaten van deze lekmaand. Eindelijk! Nu de ziekenhuizen, de huisartsen, de apothekers, de datingsites, de zorgcentra, de jeugdzorg, de scholen, de Belastingdienst, de politiesystemen, de ambulances, de verzekeraars, de notarissen, de advocaten en al die anderen nog.

Emancipatie

[Voor Lover.]

Het gaat de goede kant op met de emancipatie: eindelijk worden meisjes crimineler! Ze hebben weliswaar nog een flinke afstand in te lopen, maar hun aantallen stijgen sneller dan die van de jongens. Ook zijn de delicten die meisjes plegen door de bank genomen iets minder ernstig dan die van jongens, maar ja, je moet immers ergens beginnen. Jezelf opwerken kan nadien altijd nog. Bovendien: waarom zou men een gestolen paard in de bek willen kijken?

In 1996 werden er slechts drieduizend meisjes door de politie aangehouden, tegen zestienduizend jongens – een armzalige verhouding van grofweg 1:5. In 2007 hadden de meisjes hun aantallen liefst weten te verdubbelen tot zesduizend. De groei onder de jongens lijkt op het oog eveneens spectaculair – een stijging van zestienduizend naar vijfentwintigduizend – maar dat is nader beschouwd een toename van slechts zo’n vijftig procent. Volgens deze nieuwe statistieken is de verhouding tussen criminele meisjes en jongens een stuk gezonder: 1:4.

Het is opnieuw een bewijs dat het overheidsbeleid haar vruchten afwerpt. Meisjes zijn kennelijk minder angstig geworden, ze maken tegenwoordig duidelijker keuzes, ze hebben hun horizon verruimd en zijn evident minder geneigd zich te conformeren aan de altijd wat brave, gezapige feminiene stereotypen.

Wel is er nog heel wat werk te verrichten voordat ook op dit vlak met recht gesproken kan worden van formele gelijkheid tussen de seksen. Voorts kan bij het streven naar dit doel volumebeleid alleen niet volstaan. Immers, kwantiteit en kwaliteit zijn niet altijd hetzelfde, en waar de cijfermatige inhaalslag die meisjes hebben gemaakt een imposante prestatie genoemd mag worden, is er inhoudelijk nog veel werk te verrichten.

Zo laat de taakopvatting van de criminele meisjes nog te wensen over. Teveel van hen hebben een wat luchthartige benadering: ze beschouwen hun exercities snel als een incident, of als iets dat ze ‘overkwam’ in plaats van het gevolg van een bewuste keuze.. Zelfs meisjes die al blijk geven van een zekere bedrevenheid in deze discipline, zien hun activiteit desgevraagd eerder als een hobby dan als een serieuze carrière.

Wellicht is daarom flankerend beleid, in de vorm van bij- en nascholing, op dit punt gewenst. We denken hierbij onder meer aan het opzetten van expertisekringen waarin meisjes hun kennis onderling kunnen delen. Voordeel van deze aanpak is dat, juist vanwege hun over het algemeen hoogontwikkelde sociale vaardigheden, meisjes goed zijn in netwerken; een fenomeen waarvan we gedienstig gebruik kunnen maken nu inhechtenisneming en veroordeling nog steeds typisch mannelijke domeinen zijn waarvan meisjes makkelijk worden uitgesloten.
Ook hopen we hun ambitieniveau nog iets bij te kunnen stellen. Er wordt weinig ‘groot’ gedacht onder criminele meisjes. Te vaak stellen zij zichzelf tevreden met een luttele winkeldiefstal (waarbij cosmetica hoog scoort), terwijl dito jongens hun zinnen eerder zetten op breedbeeld-tv’s, scooters, of de inhoud van een kas of pinautomaat.

Voor geweldsgebruik geldt iets dergelijks: ook daar ontberen meisjes de meer professionele houding die jongens vaak tentoonspreiden. Meisjes denken nog te vaak een situatie met hun handen of tanden af te kunnen, waar jongens veel makkelijker geneigd zijn hun werk te verlichten met behulp van instrumenten. Dat meisjes niet snel een baksteen gebruiken, is met een beroep op hun lichamelijke ontwikkeling (spierkracht!) goed te begrijpen, maar waarom zij ook andere middelen onbenut laten is niet geheel duidelijk. Een suggestie kan zijn de markt te stimuleren instrumenten te ontwikkelen beter aansluiten op hun de behoeftes van criminele meisjes. We denken daarbij aan vuurwapens met een kleiner handvat, in een roze uitvoering, of met verwisselbare hoesjes in pastelkleuren.

Ook het taalgebruik behoeft aanpassing. De nu algemeen in zwang zijnde term ‘crimineel’ heeft een sterk mannelijke bias en is derhalve een begrip dat meisjes niet snel op zichzelf zullen betrekken, terwijl anderzijds de term ‘dievegge’ de inspanning die criminele meisjes zich getroosten, marginaliseert. Onze commissie stelt derhalve voor om vrouwelijke dieven voortaan als diva te betitelen.

Kijklust

Onderzoek wijst steevast uit dat bewakingscamera’s criminaliteit niet doen afnemen. Dat we er niettemin zo dol zijn, is te wijten aan twee kapitale, elkaar tegensprekende denkfouten: enerzijds gaan we ervan uit dat mensen volkomen rationeel zijn, anderzijds dat ze zich niet aanpassen.

Geweld op straat is bij uitstek irrationeel: geen aanvaller of hooligan die eerst zijn pakkans berekent voordat-ie los gaat. Dieven zijn wél calculerend, maar geven hun stiel heus niet op vanwege camera’s. Ze zetten een muts of capuchon op, of verleggen hun werkterrein. (De stijging van gewelddadige overvallen in woonhuizen houdt rechtstreeks verband met de betere beveiliging van drukke straten, banken en winkels.)

Cameratoezicht heeft pluspunten. Wanneer mensen weten dat ergens bewakingscamera’s zijn, voelen ze zich vaak veiliger. En soms – hoewel minder vaak dan we denken – vergemakkelijken camerabeelden de opsporing. De vraag is wel of een illusie plus gering rendement de inzet van zoveel geld en menskracht legitimeert.

Dat prangt des te meer omdat cameratoezicht principiële nadelen heeft. Ons beeld van misdaad verschuift erdoor naar lijfelijke criminaliteit, naar spektakelmisdaad. Fraude, oplichting, omkoping, chantage, belastingontduiking – kortom: witteboordencriminaliteit – vang je niet met camera’s; zulke misdaden raken letterlijk uit ons zicht.

Al dat monitoren van ieders gedrag in de publieke ruimte erodeert voorts onze notie van privacy. Stilletjes zijn we gaan geloven dat jezelf in de openbaarheid begeven voldoende reden is om van hogerhand bekeken, gevolgd en getoetst te moeten worden. We zijn gaan geloven dat je onschuldigen collectief mag volgen teneinde potentiële verdachten te vinden.

De kijkers – de instanties die ons gadeslaan – worden daarentegen juist anoniemer. We weten niet wie ons allemaal volgen, noch waarom; we weten niet hoe ons gedrag wordt geïnterpreteerd, noch op grond waarvan. De kijker hoeft nooit verantwoording af te leggen. De bekekene wél, en kan dat alleen doen door zich permanent te laten bekijken.

Ons leven wordt een panopticum. Steeds vaker vragen we ons af: ‘Gedraag ik me wel normaal?’ en zijn bang uit de massa gevist te worden.

De anonieme kijker die ons in de gaten houdt, is bovendien niet neutraal. ‘Verdachte’ bevolkingsgroepen worden vaker bekeken. Op ‘normaal uitziende’ mensen wordt amper gelet. Maar wist u dat vrouwen van nature verdacht zijn? In Korea moeten vrouwen tien maal vaker dan mannen door de bodyscan. De bewakers van Amsterdam CS bespieden met hun camera’s bij voorkeur vrouwen te en volgden graag decolletés.

Inderdaad, vrouwen zijn zelden terrorist. Maar een seksbom is toch ook een bom?