Welkom in uw toekomst

In december zond het Britse Channel4 een korte dramaserie uit: Black Mirror. Elke aflevering nam een specifiek aspect van technologie onder de loep en werkte de impact daarvan op ons leven uit door alles nét een beetje te vergroten. Dat leidde tot science fiction die voldoende dichtbij huis bleef dat alles akelig vertrouwd was maar tegelijkertijd doodeng werd. Daardoor slaagde de serie er uitmuntend in om haar toekomstbeeld menselijk te houden, en nooit pamflettistisch.

De eerste aflevering was briljant en zo pijnlijk. Een mooi prinsesje is ontvoerd; de boosdoener eist als losgeld dat de minister-president een uiterst gênante daad zal verrichten: hij moet – live op tv – een varken neuken. De regering bedenkt onder strikte geheimhouding hoe ze deze crisis het hoofd kan bieden en toch de kool en de geit kan sparen. Ze zoeken koortsachtig naar de juiste spin.

Dan blijkt dat de overheid geen enkele grip heeft op de berichtgeving: de ontvoerder heeft zijn eisenpakket immers allang op YouTube gezet. Lang voordat de regering erin slaagt het filmpje te verwijderen, is het overal gemirrord en heeft het nieuws zich via Twitter en blogs razendsnel verspreid.

Het nieuws is niet meer te onderdrukken. Het enige dat de regering rest, is samen met de spindoctors monitoren hoe er op het desastreuze nieuws wordt gereageerd en peilen wat de beste optie voor de minister-president is. En het volk – aanvankelijk op sensatie belust – hitst de publieke opinie dusdanig op dat de minister-president geen keuze meer rest dan in te stemmen met de eisen. Waarna iedereen in afgrijzen toekijkt naar wat ze samen hebben aangericht, en de minister-president doet wat hij doen moet om de prinses te redden.

Natuurlijk dacht ik aan Wilders, die denkt dat tweeten gelijk staat aan beleid voeren. Natuurlijk dacht ik aan de hypes en de sensatie van instant berichtgeving. Maar ook dacht ik aan al die serieuze beleidsmakers die bij god niet weten hoe ze met de stem van het volk moeten omgaan, en die nog steeds denken dat je ‘echte’ politiek binnenskamers moet houden. En aan al die mensen die ontdekken dat sensatie niet is waarom het draait, en die niet meer weten waar ze in hemelsnaam moeten kijken als de sensatie al te echt wordt. Die uiteindelijk vooral blijven kijken om de minister-president niet alleen te laten in zijn schande.

Een fantastische serie. Wie zend hem hier uit? Gruwel is soms heel leerzaam.

Sletten

[Het tijdschift Opzij heeft de rubriek F-Side, waarin allerlei vrouwen terugkijken op het feminisme van toen – zeg maar: de jaren ’70 en ’80 – en dat verbinden met het feminisme van nu. Voor het januarinummer van 2012 vroeg Opzij mij om een bijdrage. Bij deze:]

Verkrachting was de waterscheiding. Zelfs wie vond dat de wereld opperbest was geregeld en dat vrouwen heus evenveel rechten hadden als mannen, kon zien dat de theorie daar spaak liep. Op een enkele uitzondering na waren mannen altijd de daders, vrouwen de slachtoffers. Het meest gehoorde verweer? ‘Ze vroeg er zélf om!’ Had je maar geen rok moeten dragen, niet alleen moeten zijn, niet vriendelijk moeten lachen. Had je maar geen vrouw moeten wezen.

Verkrachting, zo leerden we toen we er eindelijk hardop over durfden te spreken, werd kennelijk opgevat als een mannelijk recht, of als broodnodige afstraffing van een vrouw die weigerde haar plaats te kennen. Maar wie bepaalde die plaats? Waarom zou een man recht hebben op seks? Waarom was de beteugeling van mannelijke driften de verantwoordelijkheid van vrouwen?

We leerden ook dat de angst voor verkrachting een ferm wapen was. Uit voorzorg gingen we zelden ’s avonds alleen over straat, trokken we lange jassen aan en hielden we ons gedeisd. Keurig zijn hielp trouwens weinig. We ontdekten namelijk ook dat de meeste verkrachters helemaal niet enge kerels uit de bosjes waren, plotseling overmand door onstuitbare begeerte. Het waren onze eigen buren en kennissen, onze eigen verwanten.

We realiseerden ons dat niemand ooit het recht heeft een ander te verkrachten. En dat ook een vrouw die ‘uitdagend’ gekleed gaat – naar wiens norm, overigens? – nog steeds zélf het recht heeft te bepalen met wie ze seks wil. Dat een vrouw die zelf haar partners uitkiest, daarom nog geen slet is; dat ook sletten niet mogen worden verkracht.

Vandaar dat ik vreselijk blij werd toen afgelopen zomer overal ter wereld ineens Slutwalks werden georganiseerd. Protestmarsen van vrouwen die vinden dat ook iemand voor slet verslijten geen vrijbrief voor verkrachting kan zijn. Nog blijer werd ik toen ik merkte dat er veel mannen meeliepen. Dat was bij onze heksennachten indertijd wel anders.

Wel had ik gehoopt op meer sletlopende moslimvrouwen. Dat een hoofddoek dragen ook venijnig verzet kan zijn, snap ik gerust: ‘Psah! Ik kleed me netjes en jij denkt niettemin dat je je iets kunt permitteren? De wraak van Allah over jou!’ Maar je kunt de zelfbeheersing van mannen niet afhankelijk maken van de zedigheid van vrouwen. Zoals op een spandoek stond: ‘Ook vrouwen in burka’s worden verkracht.’

Wie helpt?

Momenteel ben ik bezig met een boek over de Canta: De benenwagen. Het boek zal in juni verschijnen. De tekst zit wel snor, maar voor het beeldmateriaal heb ik hulp nodig!

Niet alleen gehandicapten gebruiken Canta’s: ook bedrijven en instanties doen dat. Die autootjes worden dan verfraaid met logo’s en soms in de bedrijfskleuren gespoten. Ik noem dat ‘Canta’s met een bijbaan’. In dit Facebook album zie je daar voorbeelden van. Maar mijn verzameling is nog klein, er zijn vast veel meer Canta’s met een (bij)baan….

Help mee! Maak foto’s van zulke Canta’s en plaats hier een link naar je foto, of stuur die op naar karin@spaink.net. Mooie foto’s gebruik ik graag in het boek.

Andere goede Cantafoto’s zijn ook van harte welkom! Op Flickr worden al langer Canta-foto’s verzameld (zie The hunt for the little red car), maar daar staan alleen rode Canta’s. En van witte, grijze en groene Canta’s zijn geheid ook mooie, grappige of ontroerende foto’s te maken…

Wie helpt me? Wie doet mee?

Innoveer nou!

Iedereen praat elkaar na dat piraterij de entertainmentindustrie doodmaakt, en dat strengere wetgeving nodig is om films en tv-series rendabel te houden.

Het is simpelweg niet waar. Films die veel worden gedownload, doen het in de bioscoop uitstekend. Downloaden fungeert eerder als een geweldige reclamecampagne van onderaf. Vroege kijkers raden hun vondsten aan vrienden aan, schrijven erover, en scheppen de zo gewenste buzz die een film of serie bij een groter publiek gewild maakt. (Niemand vertrouwt reclame nog, maar naar authentieke fans die uitleggen waarom je dit écht moet gaan zien, luisteren we zonder argwaan.)

Voorts blijken downloaders keer op keer de beste klanten van de entertainmentindustrie te zijn. Zij geven beduidend meer geld uit aan filmbezoek, dvd’s en cd’s dan de gemiddelde burger.

De film- en tv-industrie zou downloaders beter kunnen beschouwen als bondgenoot dan als haar vijand. En vooral kan de industrie van ze leren: waarom downloaden mensen?

Uit alles blijkt dat het ouderwetse model van nationale pakketten en van gefaseerde distributie niet langer wordt geaccepteerd. Amerikaanse films zijn pas maanden na de première in Europa te zien, vaak duurt het jaren voordat goede buitenlandse series hier op tv komen. Er er is geen nette manier voorhanden om aan mijn film- en serieliefde te voldoen. Ik kan buitenlands spul niet op HBO of op Netflicks bekijken, niet via iTunes of Amazon kopen. Ik ben Nederlands: aan ons wordt nog niet gedistribueerd. Mijn geld wordt botweg geweigerd.

Daarom download ik: ik wil niet wachten tot Nederland eindelijk zover is. Verse afleveringen van Game of Thrones of Fringe wil ik zien kort nadat ze zijn uitgezonden. De fans met wie ik praat en de serie uitpluis, hebben die nieuwe aflevering immers al wél gezien?

Film1, een Nederlands betaalkanaal, is de eerste die snapt dat je winst kunt maken door het nationale aanbod te globaliseren. Vanaf deze maand zenden ze – met slechts enkele weken vertraging – actuele Amerikaanse series uit, ondertiteld en al. Goed zo! Dat gaat de goede kant op, al biedt Film1 vooralsnog alleen series van HBO.

Wat ik als kijker liefst wil, is onafhankelijk zijn van nationale grenzen, van omroeppakketten en zendtijden. Ik wil me op zelfgekozen series kunnen abonneren, ongeacht hun herkomst: hier iets van HBO of SyFy, daar iets van de Vara. Inclusief de mogelijkheid om – betaald – oude series op te halen. Dan weet ik bovendien dat mijn kijkgeld belandt bij wat ik waardeer.

Plezier

Gewoontegetrouw zette mijn moeder de tv aan voor het journaal. De nieuwslezer vertelde over de rampen van die dag: hier een brand, daar een almaar moordende dictator. De toon van de nieuwslezer was losjes, alsof-ie gewoon tegenover ons aan tafel zat; zijn stem was warm, zijn blik innemend.

Een lichte blos kroop over mijn wangen. Warempel, hij flirtte met mij, met ons allemaal, wellicht als troost voor al het leed dat hij ons beroepshalve voorschotelde? Verlegen gluurde ik naar het nieuws. Het was bevreemdend om zo plezant van rampspoed te worden verwittigd. In mij groeide welbehagen.

Na het nieuws werd een circusshow aangekondigd, met tijgers erbij, en met echte prinsessen in het publiek! We nestelden ons tegen alle plannen in rondom de beeldbuis. Ik was weer tien en alles was tover. We riepen telkens ‘oh!’ en ‘ah!’, en omdat we inmiddels toch heus ouder waren, soms ook wel ‘jezus!’ of ‘godsamme, zág je dat?’

We keken zonder enige bloeddorst. Het gevecht tegen de zwaartekracht was van zo al sensationeel genoeg. Geen moment hoopten we dat iemand zou misgrijpen of omkiepen. We schrokken oprecht als iets leek te mislukken, we haalden opgelucht adem als een halstoer was volbracht, we wezen vol verwondering naar salto’s en sprongen, naar elastieken ruggegraten en spieren van glasfiber.

De tijgers snauwden, de camera zoomde verliefd in op hun slagtanden en hun geheven voorpoten. Dames vouwden zich dubbel, heren vingen elkaar op. Bijwijlen werd het circus zelfs modern: de homo-erotische ondertoon van een Italiaans mannenduo dat elkaar in tergende slow motion optilde, met trillende spierbundels, was evident. Het stel droeg elkaar letterlijk op handen.

Het enige dat niet klopte in het sprookje waren die prinsessen. De royalty van Monaco sloeg het circus met verveling gade. Dat je treurig wordt van de zoveelste receptie kan ik me best indenken, maar wie kan er nu onaangedaan blijven wanneer-ie twee meter van een witte Bengaals tijger zit?

Ineens wist ik het. Kijkend naar de glimlach van een nieuwslezer op kerstdag, mocht ik gerust blozen en aan flirten denken. Bij mijn ouders, onverwacht op een circus getrakteerd, kon ik zo maar weer kind worden. Prinsessen moeten altijd in vorm blijven, met uitgestreken gezicht, en plezier vind je nu eenmaal vooral in de plooien van het leven. In onconventionele stemmen, en in een sierlijke strijd tegen de zwaartekracht.

Big Brother Awards

Binnenkort worden de Big Brother Awards weer uitgereikt, de prijzen voor de grootste privacyschenders in Nederland. Als vanouds kan iedereen bedrijven, overheidsinstanties en personen voordragen die voor deze poedelprijs in aanmerking komen. Een deskundige jury stelt aan de hand van alle inzendingen per categorie een top-drie van genomineerden vast. Wie de onfortuinlijke winnaars zijn, wordt op 7 maart 2012 tijdens een feestelijk evenement bekend gemaakt. Tevens wordt er via een internetstemming een publieksprijs toegekend.

Heb je een nominatie? Die kun je hier indienen: bedrijvenoverheidsinstantiespersonen. Wees specifiek en motiveer je toelichting zo goed mogelijk! Een nominatie als ‘De overheid, want die suckt’ zal het niet heel ver schoppen…

Wil je eerst meer weten over eerdere winnaars? Dat kan. Het uitgebreide juryrapport van de BBA 2010 staat hier (pdf). Of bekijk de uitslagen en foto-impressies van de eerdere Big Brother Awards uitreikingen: 2010, 2009, 2007, 2005, 2004, 2003 of 2002.

De jury bestaat dit jaar uit:

  • Antoinette Hertsenberg, eindredacteur en presentator van het consumentenprogramma Radar. Zij werd in 2009 door Villamedia uitgeroepen tot journalist van het jaar.
  • Nico van Eijk, hoogleraar Informatierecht, voorzitter van de Vereniging voor Media- en Communicatierecht (VMC), en lid van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO).
  • Typhoon aka Glenn de Randamie (rapper). Hij won in 2004 De Grote Prijs, de meest begeerde talentenprijs van Nederland, en houdt zich ook in zijn werk vaak bezig met privacy.
  • Edo Roos Lindgreen, partner bij KPMG en mede-oprichter van het Amsterdam Platform for Privacy Research).
  • Karin Spaink, schrijfster en columnist; voorzitter van de jury.

Dit is de achtste en laatste keer dat ik jury-voorzitter ben. Dus maak er iets moois van en lever allemaal een prachtige nominatie in!

Dus toch Donner

De man die sinds 2002 minister is geweest, moet nu als vicevoorzitter van de Raad van State de wetsontwerpen toetsen die hij en zijn collega’s eerder hebben ingediend. Donner wordt de slager die zijn eigen vlees keurt.

Als minister van Justitie kwam Donner zo vaak aanzetten met wetsvoorstellen en maatregelen die burgerrechten schonden, dat Bits of Freedom op haar website speciaal voor hem een nieuwe categorie instelde: Donnerabilia. Bij de jaarlijkse Big Brother Awards, de poedelprijs voor privacyschenders, sleepte Donner steevast zoveel nominaties en prijzen in de wacht dat de jury uiteindelijk besloot de man een oeuvreprijs toe te kennen.

En die man moet voortaan onze rechtstaat bewaken?

Een serie Kamermoties aan zijn laars lappend stemde Donner in 2006 in met de Europese Bewaarplicht: van alle Europese burgers zou precies worden bijgehouden met wie ze mailen, chatten en bellen, en vanaf welke locaties ze dat doen. In een aantal Europese landen is de bewaarplicht inmiddels ongrondwettig verklaard. Onder Donner werd tevens het CIOT gestart, een centrum dat van alle Nederlanders dagelijks gegevens over hun e-mailadres, hun telefoonnummer en IP-adres indexeert. Het CIOT werd een graaibak waarin politiediensten ongecontroleerd, vaak tegen alle regels in, konden rondneuzen.

En die man wordt nu de onderkoning van Nederland?

In mei van dit jaar hield Donner, nota bene op een conferentie ter gelegenheid van de Dag voor de Persvrijheid, een toespraak waarin hij de Wet Openbaarheid Bestuur op de korrel nam. Volgens Donner misbruikten journalisten de Wob om politici en beleidsmakers lastig te vallen. Liever zag hij dat voortaan alleen nog daadwerkelijke besluiten onder de Wob zouden vallen; alle onderliggende documenten en het proces van besluitvorming zouden geheim moeten kunnen blijven. Ook vond Donner dat journalisten vaker op voorlichters moesten vertrouwen. Al dat Wobben was namelijk enorm hinderlijk.

En die man moet een waakhond gaan besturen?

Nadat de Tweede Kamer besloot dat weigerambtenaren niet langer konden aanblijven, draalde het kabinet om dat besluit uit te voeren. (Sindsdien hebben we dus niet alleen weigerambtenaren, maar ook een weigerkabinet.) Minister Donner – die toen al had gesolliciteerd bij de Raad van State – verzocht op 19 november namens de regering diezelfde Raad van State om een advies over de kwestie. Zodoende presideert Donner straks over het advies dat hij aanvroeg om een Kamermotie te traineren en onder een democratisch genomen besluit uit te komen.

Die man moet straks het recht toetsen.

Maxime maakt monddood

Sinds 2008 wordt internationaal gewerkt aan ACTA, het Anti-Counterfeiting Trade Agreement. Het verdrag moet namaakartikelen, inbreuk op (medicijn)patenten en auteursrechtschending tegengaan. De onderhandelingen waren geheim, al lekten allerlei versies van het verdrag uit.

Nu is het verdrag af. De Europese Commissie wil tekenen, maar heeft daarvoor het fiat van alle lidstaten nodig.

De uitgelekte versies zijn zorgelijk. Zo wordt verdachten een fair process beloofd. Dat is een juridisch nouveauté. Het internationaal recht kent de termen ‘eerlijk proces’ (fair trial) en ‘deugdelijke rechtsgang’ (due process), maar die erkende begrippen worden secuur vermeden. De feitelijke invulling van veel maatregelen is naar de voetnoten gedelegeerd, zodat de status ervan onduidelijk is. Ook krijgt ACTA waarschijnlijk de bevoegdheid om de regels en reikwijdte van het verdrag naar eigen inzicht aan te passen, oftewel: zonder nadere onderhandelingen of toetsing.

Hoe ACTA zich verhoudt tot bestaande nationale en internationale wetgeving is evenmin duidelijk. Mag je een handelsmerk gebruiken in een parodie? In een politieke of artistieke context? Hoe verhouden de vrijheid van meningsuiting en het citaatrecht zich tot de strenge auteursrechtinterpretatie van ACTA? Kan Nederland haar downloadregeling handhaven na invoering van het verdrag? Wat blijft er over van onze eigen wetgeving, die providers ontziet en verdachten recht op verweer geeft?

De Tweede Kamer eist een debat voordat Nederland haar fiat aan ACTA kan geven. Maxime Verhagen, de verantwoordelijke minister, weigert dat. Hij wil de verdragstekst buiten de kamerstukken houden en ACTA alleen in een besloten sessie bespreken. Zijn auteursrechtverdragen zo precair dat ze parlementaire geheimhouding vereisen? Waarom mogen burgers niet weten welk beleid hun regering voorstaat? Wanneer ACTA vergt dat zelfs de Tweede Kamer moet zwijgen, belooft het voor burgers al helemaal weinig goeds…

Intussen dreigt Verhagen dat hij de Tweede Kamer desnoods zal negeren en op eigen gezag wil instemmen met het verdrag. Een kunstje dat het CDA al eerder heeft geflikt: in 2006 ging toenmalig minister Donner, tegen alle Kamermoties in, akkoord met de Europese bewaarplicht; een richtlijn die nadien in allerlei lidstaten ongrondwettig is verklaard [zie bv. Tsjechië, Duitsland, Roemenië, Ierland].

Verhagens pogingen om de Kamer de mond te snoeren en de verdediging van bedrijfsbelangen tot staatsgeheim te verklaren, verrassen me derhalve niet. Wel verrast me dat Verhagens strapatsen de nationale pers compleet zijn ontgaan, temeer daar het vraagstuk van nationale autonomie versus Europa momenteel elke politieke agenda beheerst. Maar ja, ACTA is een internetkwestie, hè. En internet is nog steeds geen echte politiek.

Update 15 december: Door plotselinge steun van de PVV kon Verhagen gisteren wegkomen met dit onzalige plan. Nederland heeft ingestemd met ACTA, en de Europese Commissie heeft vanmiddag ingestemd; aankomend weekend zullen de EU regeringen ACTA tekenen. Nu is het Europees Parlement nog de enige mogelijke sta-in-de-weg, maar het EP heeft al eerder geweigerd haar eigen commentaar op ACTA publiek te maken: dat zou de onderhandelingen maar verstoren…

Zielig

Vanwege een almaar zieker wordende kat was ik kind aan huis bij de dierenkliniek. Daar werd ik ondergedompeld in een universum van klein leed: naast mijn kat bivakkeerden er onder meer een zieke zebravink en een onderkoelde hamster.

Hoe behandel je in hemelsnaam diertjes die zo minuscuul zijn dat elke ziekte meteen hun hele lijfje in beslag neemt? Hoe wring je een vogelbekje open om er vocht in te druppelen, zonder meteen zijn snavel of zijn botjes te breken? Hoe doseer je antibiotica voor een diertje dat maar een paar gram weegt? Hoe kalmeer je een bange hamster?

In de ziekenboeg streelde ik mijn kat en soms ook de blinde, suikerzieke en uitgedroogde poes in de kooi ernaast. Twee meter verderop werd een manshoge, slaperige, zojuist geopereerde hond door de assistenten voorzichtig in een kooi gesjord: ze waren benauwd dat hij te nel zou bijkomen, hij had de reputatie een woesteling te zijn. De hamster scharrelde inmiddels weer rond en wilde zelfs wat eten; een uur later stierf hij onverwacht.

De eigenaar van het zieke zebravinkje schrok van de rekening voor twee dagen zorg, medicijnen en onderkomen. Dat kon-ie niet betalen, en bovendien: honderd euro voor zo’n klein beestje? Een ander ongerust baasje en ik keken elkaar schouderophalend aan. Tsja. Wie een huisdier neemt, laadt de verantwoordelijkheid voor diens welzijn op zich; en de kosten van een dierenarts zijn gebaseerd op de geleverde inspanning, niet op het gewicht van de zieke.

Toch had die rekening iets onrustbarends, evenals de hoeveelheid welgemeende steunbetuigingen die ik ontving nadat ik had geblogd over mijn inmiddels dode kat.

Huisdieren – vooral katten en honden – beschouwen we tegenwoordig als volwaardige gezinsleden. Zieke dieren zijn daarnaast inherent zielig. Ze kunnen ons niet vertellen wáár ze precies pijn hebben; wij worden zodoende gereduceerd tot machteloosheid en kunnen hooguit troost, verlichting of euthanasie bieden. Maar een ziek of stervend huisdier is niet hetzelfde als een stervend mens.

Natuurlijk verzorg ik een ziek huisdier naar beste vermogen en zal ik ’m nooit uit kostenoverweging laten afmaken. Dat je al voor een tientje een verse zebravink kunt kopen, hoort niet te tellen: dieren zijn geen wegwerpartikelen. Maar kun je eisen dat iemand kromligt voor een zieke hamster wanneer-ie zelf in de bijstand zit?

Bovenal is het pervers dat zieke dieren, zebravinkjes incluis, in Nederland gewoonlijk betere zorg krijgen dan waarop mensen elders op de wereld ooit mogen hopen.

Dropje

[Foto: Dropje in goeden doen, juli 2011.]

Afgelopen dinsdag kwam ik terug van vakantie. Ik was een weekje duiken in Dahab, Egypte (waarover wellicht later meer). De katten werden tijdens mijn afwezigheid goed verzorgd: de oppas logeerde hier.

Een paar dagen voor ik vertrok vond ik Dropje wat hangerig. Hij at wel, zij het weinig. Maar ja: de katten waren sowieso wat van slag vanwege die koffer die ineens in de slaapkamer lag, zodat ik er niet te veel acht op sloeg.

Maandag kreeg ik mail. Arnd, de poezenoppas, wou me niet ongerust maken maar hij had gemerkt dat Dropje haast niks at of dronk en hij vond ‘m eigenlijk ook erg sloom geworden. Wat te doen? Ik vroeg hem een afspraak voor woensdag bij de dierenarts te boeken; mocht Dropje opknappen zodra ik terug was, dan kon ik die afspraak altijd nog afzeggen.

Arnd belde. Tegen de dierenarts was-ie kennelijk openhartiger dan tegen mij: die vroeg hem meteen met de kat langs te komen. Dropje werd bekeken, beklopt, beluisterd, gewogen en geprikt. Hij bleek licht uitgedroogd, zijn leverwaardes waren helemaal in de war, en in zijn bloed zat veel te veel bilirubine. Dropje moest blijven, kreeg antibiotica en ging aan het infuus om vocht binnen te krijgen.

Toen ik dinsdagavond thuiskwam kreeg ik een update. Arnd had een paar keer gebeld en het ging redelijk met Dropje, maar eten wilde hij nog steeds niet. Een echo van zijn ingewanden laten maken was raadzaam – waren zijn galwegen beknot, zat hem iets dwars, had-ie een tumor? – maar dat was nog niet zo eenvoudig: dierenklinieken hebben de benodigde apparatuur daarvoor niet. Er is weliswaar een reizende echo-maker die dierenartsen afgaat, maar zijn wachttijd is ruim een week. Voor noodgevallen moet je je huisdier zelf naar een speciale kliniek brengen.

Woensdagochtend gingen Arnd en ik op ziekenbezoek. Het plan was getrokken: we zouden Dropje samen naar die kliniek brengen voor een echo.

No way. Die ochtend was Dropje plots enorm benauwd geworden. Hij had het eten dat in zijn bekje was gespoten uitgekotst en haalde amechtig adem, met korte, gierende stoten. Ik schrok me rot toen ik hem zag. Zijn blik stond op oneindig, zijn tong hing uit zijn bek, onder zijn kopje lag een slang die extra zuurstof leverde. Hij reageerde niet op mijn stem, noch op mijn aanhalingen: Dropje had het veel te druk met overleven.

Overleg met de dierenarts. Kat strelen. Slang weer onder zijn neus krijgen nadat hij anders was gaan liggen. Zachtjes domme dingen zeggen in de hoop dat mijn stem hem wat zou kalmeren.

Dropje was te ziek voor een echo. Om zijn ingewanden in beeld te brengen moest-ie tien minuten op zijn rug liggen, en met deze moeizame ademhaling was de kans groot dat-ie dat onderzoek niet zou overleven. Mogelijk had Dropje vocht achter zijn longen? Er werd een röntgenfoto gemaakt – die apparatuur was er wel, en daarvoor hoefde hij maar heel eventjes op zijn rug.

Dropjes longen bleken half ingeklapt. Zijn borstkas zat vol vocht (of iets anders) waardoor zijn longen zich niet konden ontvouwen; vandaar die korte, oppervlakkige ademhaling. Een injectie met vochtafdrijvend spul zou wellicht helpen. Pas wanneer zijn ademhaling zich normaliseerde, kon er een echo worden gemaakt om uit te zoeken wat er nu eigenlijk aan de hand was…

Om een lang verhaal kort te maken: het was vreselijk. Dropje at en dronk niet; hij kreeg ontwateringsinjecties; hij droogde steeds verder uit maar kon niet aan een infuus omdat eerst het vocht achter zijn longen weg moest. Als het een simpele galwegblokkade was, was er een goede kans op genezing, maar hij was inmiddels te ziek om hem daadwerkelijk te kunnen diagnosticeren.

En al die tijd lag-ie in een kooitje van vijftig bij vijftig centimeter, waarvan bovendien een deel in beslag werd genomen door een kattenbak. Ik mocht vaak op bezoek komen en heb uren bij hem gezeten. Soms kreunde hij even; soms ook snorde hij als ik hem streelde.

Donderdagmiddag liet een tweede serie röntgenfoto’s zien dat zijn longen zich inmiddels iets beter konden ontplooien. Maar meer dan afwachten konden we niet doen. Misschien werd hij langzaam goed genoeg om verder onderzoek aan te kunnen, misschien ook zou hij alleen maar verder aftakelen.

Na overleg met de dierenarts haalde ik Dropje eind die middag op. Afwachten hoe de situatie zich ontwikkelde kon immers ook thuis; en thuis was vast veel prettiger dan een kooi in de ziekenboeg. Ik kreeg allerlei pillen mee en een kat die weinig meer was dan een vaatdoek.

Hij wilde de tuin in. Zou ik ook willen als ik net was vrijgelaten uit een kooi. Maar ik was bang dat Dropje zich ergens zou verstoppen om dood te gaan. Sterven aan onderkoeling schijnt verhoudingsgewijs prettig te zijn, maar eer je zover bent moet je eerst een fikse tijd erge kou lijden, en hij voelde zich al zo beroerd… Ik gespte hem een tuigje om, haakte daar een lijn aan vast en ging met Dropje de tuin in.

Hij scharrelde moeizaam rond. Even leek het of-ie uit het vijvertje wilde drinken, even leek het of-ie tussen de bladeren zou plassen of poepen. Hij vond een plekje op de aarde en strekte zich daar uit. Hij was onrustig: om de vijf minuten zocht hij een nieuwe plek. Nergens lag hij lekker.

Na een uur pakte ik hem op en legde hem op bed. Max en Michael kwamen kijken maar hielden afstand; hun houding hield het midden tussen schrik en ontzag. Hier was iets ernstigs aan de hand wisten ze.

Ik lag naast Dropje op bed. Hij bleef onrustig. Veel verliggen, steeds opnieuw opstaan en na een paar stapjes weer gaan liggen. Van eten of drinken moest hij niks hebben. En snorren deed-ie ook al niet meer. Wel kon hij zich nu uitrekken, of zich omdraaien zonder meteen in zijn kattenbak te belanden.

Vrijdagochtend belde ik de dierenarts en zei dat het genoeg was. Dropje werd alleen maar apathischer; tot een diagnose zouden we waarschijnlijk niet meer komen, en hij raakte steeds meer uitgedroogd en ondervoed. Hij had nu in elk geval een avond en een nacht thuis kunnen doorbrengen, wat me beter leek dan op een vreemde plek te moeten sterven.

Eind van de middag kwam de dierenarts. Dropje lag op bed en ik streelde hem toen hij in narcose werd gebracht. Hij was zo ziek dat hij van dat spuitje moest kotsen. Ik hield zijn kopje vast toen hij het tweede spuitje kreeg. Binnen een minuut stopte zijn hart.

Dropje ligt nu op een handdoek in een krat. Zijn lichaam wordt kouder en stijver, zijn tongetje hangt nog steeds uit zijn bek. Morgen ga ik hem begraven op de daktuin waar hij ooit zo gelukkig was.