Afhaalpunten

Gisteren maakte Ahold bekend dat het Bol.com heeft overgenomen. De grootste kruidenier van Nederland heeft nu de grootste Nederlandse internetwinkel in bezit. Ahold zei te gaan experimenteren met mengen van assortimenten, te beginnen met een uitgebreidere verkoop van boeken- en dvd’s in de supermarkt. Of misschien kun je voortaan ook online popcorn bestellen wanneer je bij Bol een dvd aanschaft.

Het boekenwinkellandschap in Nederland zal nu eens zo snel veranderen. Boekhandels hadden al flink te lijden onder de stijgende internetverkoop. De handel in e-books hebben ze uit pure onhandigheid veel te lang links laten liggen.

Dat marktsegment hebben ze zodoende grandioos verspeeld. Buiten Bol hebben zich op dat terrein inmiddels allerlei nieuwe spelers aangediend, waaronder de Hema, die tegenwoordig al een online-bestand van ruim 20.000 digitale boeken voert. Gelukkig waren veel uitgevers intussen zo slim om te bedenken dat zijzelf dan ook gerust webwinkels kunnen openen en hun waren bij de lezer aan huis konden bezorgen, maar voor de boekhandel was dat de zoveelste lap.

De gespecialiseerde boekhandels zullen het uiteindelijk wel redden, maar winkels juist met een algemeen assortiment – waaronder ditmaal ook de AKO’s – Aholds expansiedrift terdege voelen. Wanneer je op het station toch al de AH-to-go induikt voor je koffie of je cola, haal je daar voortaan toch ook meteen je bestseller of romannetje voor onderweg? Exit AKO.

Intussen verslindt Albert Heijn de middenstand pondsgewijs. De groenteboer en de bakker hier in de buurt zijn al jaren dood, de slager redt het niet lang meer. We hebben hier de AH super, verder niks meer.

Ook allerlei andere diensten zijn tegenwoordig naar Albert Heijn verhuisd. Wie postzegels wil kopen of zijn OV-chip wil opladen, moet naar de Albert Heijn. Zelfs geld opnemen kunnen we sinds een paar maanden alleen nog daar: de pinautomaat in de buurt is inmiddels opgeheven. Is het niet vreemd dat ik naar de supermarkt moet en aan winkeltijden gebonden ben om bij mijn bank geld te kunnen opnemen?

Als een van de opties voor de kruisbestuiving tussen AH en Bol noemde Ahold gisteren ‘de introductie van afhaalpunten’. Buiten de bestaande winkels en online bestellingen die worden thuisbezorgd, via Bol of Albert, ziet Ahold mogelijkheden voor een derde verkoopkanaal: afhaalpunten waar klanten zelf hun eerder opgegeven bestellingen kunnen ophalen. Leuk bedacht toch: afhaalpunten? AHpunten, heeft u hem door?

Vroeger noemden we dat buurtwinkels.

In de wolken

Computergegevens buitenshuis bewaren is modern. Opslag in the cloud kost haast niks en maakt dat al je apparaten in een oogwenk synchroon lopen. Nooit meer je adresboek van computer naar mobieltje kopiëren, nooit meer piekeren met welk apparaat je die nieuwe afspraak ook alweer in je agenda had gezet, op welke machine de meest recente versie staat van dat stuk waaraan je werkt.

Hoewel ik de verleiding snap – alles uitbesteed, geen omkijken naar, synchronisatie ingebouwd en backups voor een kleine meerprijs inbegrepen – ben ik er wars van. Je geeft alle zeggenschap ermee uit handen.

Wanneer zo’n dienst met een storing kampt of je internetverbinding plat ligt, kun je subiet nergens meer bij. Doe mij maar lokale bestanden en zelfbeheer, temeer daar dat – tegen de kleine prijs van verstandig synchroniseren en dagelijks backuppen – een fundamentele bescherming oplevert die elders niet is te krijgen.

Tegenwoordig horen we dagelijks over databases die onbedoeld open staan, over bestanden die eenvoudig door buitenstaanders te raadplegen, te kopiëren en te wissen zijn. Zou dat ons niet voorzichtiger moeten maken om onze privégegevens – inclusief onze contacten en ons werk – ergens in the cloud te plempen?

We hebben geen idee meer waar onze privédata allemaal belandt. Het merendeel van de cloudservers staat in de Verenigde Staten. Soms ook is het cloudbedrijf Amerikaans maar staan hun servers elders, meestal zonder dat duidelijk is waar.

De verantwoordelijkheid voor en bescherming van die gegevens is zodoende een ratjetoe: een lappendeken met overal juridische gaten. Wie moet je aanspreken als er iets is? Welk recht geldt voor welke gegevens, en voor welke opslaglocaties? De Amerikaanse overheid kan tegenwoordig van alles over Nederlandse burgers opvragen, verwerken en opslaan zonder dat onze eigen wetten daaraan te pas komen. Zodra je gegevens op Amerikaanse servers staan, geldt immers Amerikaans recht.

Overheden maken inmiddels behendig gebruik van elkaars juridische zwakheden om lokaal hun burgerrechten te omzeilen. Of ze hollen nationale grondrechten uit, pruilend dat de gewenste inbreuk elders wél is toegestaan. Zou de VS zich via een sluipweg toegang verschaffen tot de banktransacties van alle Nederlanders, dan zou Nederland niet protesteren over die botte buitenlandse schending van de rechten van haar burgers. Nederland zou zeggen dat die optie hier helaas ontbrak en dat de noodzaak ervan nu terdege was aangetoond. Daarna werd de inbreuk ook hier tot recht verklaard.

Gegevensbeheer is internationaal geworden. Grondrechten daarmee ook.

Samenhang

Zonder nou meteen wazig of New-Age holistisch te worden: de afgelopen maanden voelde ik als nooit tevoren dat werkelijk alles met alles samenhangt. Geen land ter wereld staat nog op zichzelf of beslist autonoom. Er zijn altijd buitenlandse partijen nodig – medestanders, of zo u wilt: medeplichtigen – om iets door te zetten. Zelfs dictators, van nature gewend zichzelf almachtig te wanen, weten tegenwoordig dat ze uiteindelijk alleen met steun van buitenaf overeind kunnen blijven.

De Syrische oorlog wordt niet door Assad alleen gevoerd. Ja, hij begon de slachtpartij: die verantwoordelijkheid behoort hem ten volle toe. Maar China en Rusland hebben zich met hun heftige verzet tegen internationale sancties medeplichtig aan het bloedbad gemaakt. Wie Assad voor een internationaal tribunaal weet te krijgen, moet dan ook Poetin en Jintao aanklagen. Ze verlenen Assad morele legitimiteit en helpen hem zijn oorlog vol te houden.

Ook Mubaraks regime was geen lokaal akkefietje waarbij het buitenland zich kies afzijdig hield. Natuurlijk komt afzijdigheid uiteindelijk altijd neer op instemming, maar het westen deed bepaald meer, het steunde Mubarak decennialang allerhartelijkst. Zelfs toen de Egyptenaren met doodsverachting hun vrijheid opeisten, bleven wij hier nog wekenlang uitleggen dat ze met een dictator toch heus beter af waren en hoe gevaarlijk democratie voor ze zou zijn.

We lieten de allerdappersten in de steek, juist toen steun van buitenaf cruciaal was. In hun gezichten zag ik de vertwijfeling, in hun verhalen hoorde ik de wanhoop. Waarom deden wij niks terwijl zij openlijk hun leven riskeerden?

En wat doen we nu? Weer niks. We leunen achterover en zeuren hoe vreselijk gevaarlijk de Moslim Broederschap wel niet is. Voor Egypte deugen in onze ogen eigenlijk alleen seculiere partijen. Eigenlijk vinden we dat moslims, vooraleer wij ze ooit waarlijke democratische gezindheid kunnen toekennen, hun religie moeten opgeven. Of tenminste: uit de politiek moeten houden.

Dat religieus stemmen hier volkomen ingeburgerd zijn en wij de SGP en het CDA voor democratische partijen verslijten, is namelijk heel iets anders. Net als de wetenschap dat elke serieuze presidentskandidaat in Amerika een zelfverklaard christen moet zijn.

Niks doen en maar afwachten werkt niet. Of nee, het werkt prima, maar niet wanneer je iets wilt veranderen. Dan moet je namelijk iets doen. Buitenstaanders die op een democratischer Egypte hopen, moeten zelf meewerken: openlijk meedenken, goede ontwikkelingen belichten, scherp uithalen bij elke inperking van burgerrechten, ideeën helpen verspreiden. En de bijbehorende middelen leveren: van rechtsbijstand tot technologie, van internationale publiciteit tot geld.

High-tech kwakzalverij

Privéklinieken bevelen via advertenties al jarenlang gezondheidschecks aan. Laat je controleren en weet waar je aan toe bent! Doe een full body scan! Wees aanstormende ziektes te snel af, spoor ze met onze hulp op en druk ze bijtijds de kop in!

Je ziet het subiet voor je. Je ligt onder een apparaat dat zachtjes zoemend – je moet immers wel kunnen hóren dat het iets doet! – heel wetenschappelijk je lichaam aftast en je medisch evalueert. Even later deelt iemand je à raison van 250 euro je de uitslag mee. We hebben niets gevonden, hartelijk gefeliciteerd! Of waarschijnlijker: alles is globaal prima maar qua vitamine Z of mineraal Y bent u wat zwakjes, daar kunt u beter nu alvast iets aan doen. Toevallig hebben wij daar deze exclusieve pillen voor, komt dat niet mooi uit? Ja hoor, we accepteren credit cards.

Full body scans doen het voorkomen alsof een generaal onderzoek – een scan zonder enige focus – allerlei onvermoede ziektes en afwijkingen op het spoor kan komen. Dat nu is klinkklare onzin.

Zelf kan ik bogen op twee serieuze en welbekende ziektes. De diagnose ervan vergde niettemin, ook na duidelijke klachten, minutieus en gericht onderzoek, plus specialistische kennis. Een full body scan had ik in beide gevallen met vlag en wimpel doorstaan: juist omdat die naar alles kijkt en dus naar niks in het bijzonder.

Body scans doen alsof elke afwijking van de standaard een risico inhoudt, en dus behandeling vergt. Uw X is hoger dan het gemiddelde: daar moet u iets aan doen hoor, ook al heeft u nergens last van. Ze suggereren dat ernstige ziektes vroeg kunnen worden ontdekt en dat je er alleen dan nog kans tegen maakt.

Vroege detectie helpt soms, maar heeft een fikse prijs. Bij kanker leidt vroege opsporing tot veel vals-positieve meldingen (lees: onnodig ingrijpen en onterecht beslag op de reguliere gezondheidszorg), en tot eerder horen dat je een rotziekte hebt waar we uiteindelijk toch niet veel tegen kunnen doen.

Ook negeren we collectief hoe ontwrichtend een vroege diagnose van een ernstige ziekte sociaal kan uitpakken. Probeer jaren later maar een hypotheek, arbeidsongeschiktheid- of levensverzekering af te sluiten wanneer je ooit bij een kankerspecialist hebt gelopen – zelfs als dat ten onrechte bleek te zijn.

Full body scans zijn kwakzalverij in high-tech vermomming. Ze wakkeren onzekerheid aan bij mensen die nergens last van hebben; met aanwijsbare klachten ga je immers naar de huisarts, niet naar een vaag, commercieel bedrijf.

[Met dank aan Arjan Dasselaar, die me op Twitter een vraag over zulke full body scans stelde.]

Update (7 februari, 23:00): De Vereniging tegen Kwakzalverij blijkt geprotesteerd te hebben tegen de advertenties van het bedrijf Prescan, dat met dergelijke full body scans adverteert. En wat blijkt: de Reclame Code Commissie veroordeelde deze advertenties, ook in hoger beroep, als ‘vals en misleidend’.

Dik

Voorlichting – of modieuzer, bewustwording – helpt dus geen klap. Kun je iets anders concluderen wanneer na jarenlange promotie van de schijf van vijf en allerlei andere campagnes om toch vooral gezond te eten, blijkt dat we met ons allen alleen maar dikker worden? Zelfs de media, die altijd worden gekielhaald wegens het onrealistisch dunne ideaalbeeld dat ze propageren, hebben kennelijk belazerd weinig invloed op ons daadwerkelijke gedrag. Inmiddels is al ruim de helft van de bevolking te dik, en ook onder kinderen en tieners neemt vetzucht fiks toe.

Ergens kan ik me de verwarring onder consumenten wel voorstellen. Wanneer het logo Ik kies bewust ook op zakken chips wordt geplakt, alleen omdat déze chips ietsjes minder vet bevatten dan normaal, raak je al snel de weg kwijt en in de ban van zelfbedrog. In de praktijk lijkt het kolderlogo vooral uit te pakken als een stunt om duurdere – want zogenaamd ‘bewustere’ – versies van inherent ongezond voedsel aan de man te brengen. Ooit dat logo gezien op een zak appels, een pak karnemelk of op een halfje bruin?

Maar wacht. Er gloort hoop! Ter ere van ons almaar dikker wordend Nederland gaf het Convenant Gezond Gewicht, een samenwerkingsverband tussen overheid en bedrijfsleven, gisteren een feestje voor zichzelf. Het convenant pleit voor gezonde kantines en een gezonde leefstijl. Ze hebben zelfs een apart jeugdproject opgezet, JOGG: Jongeren Op Gezond Gewicht!

Welke partners uit het bedrijfsleven doen mee? Nu ja, Nutricia, Unilever, Albert Heijn, Campina – precies die instanties die ons met verve ongezond eten aan de hand doen, precies de instanties die zichzelf schoonwassen met hun zelfbedachte Ik kies bewust-plakkertjes op hun spullen. Via JOGG biedt Albert Heijn scholen ter promotie eens per jaar een lunch aan, met daarin een lekker pauzehapje: een müslireep. Heeft u ooit uitgezocht hoeveel calorieën een zo’n nepgezonde müslireep bevat? Ik wel. Voor de lijn kun je net zo goed een ouderwetse Mars eten.

Het Convenant is niets anders dan een van overheidswege geaccordeerde entree van voedselbedrijven in scholen, onder het motto dat hun spul ‘gezond’ zou zijn. (In Amerika proberen bedrijven in een vergelijkbare stunt zelfs pizza tot een groente te verklaren. What’s next, verzuchtte iemand: wordt pepperspray straks een specerij?)

Inmiddels heeft vervoersbedrijf Connexxion bij wijze van proef in vijftig bussen een snackautomaat geïnstalleerd. Dit bij wijze van ‘extra service’ aan de reizigers. Op Twitter wordt sindsdien gesproken over de obesibus.

Canta ballet

Dat ik ‘t de laatste tijd zo vaak over de Canta heb, komt niet alleen omdat ik bezig ben met een boek over dit autootje. Mijn boek, De Benenwagen, is namelijk onderdeel van een veel groter project waaraan ik met een aantal mensen al anderhalf jaar lang werk, en dat langzamerhand vorm krijgt. We gaan een groot Canta ballet organiseren.

Stel je voor: vijftig rode Canta’s die synchroon bewegingen uitvoeren, een beetje zoals Esther Williams aan synchroon zwemmen deed. Naar voren rijden, naar achteren rijden, in rondjes achter elkaar, allemaal tegelijkertijd de deuren open doen en weer dicht. Die vijftig Canta’s, dat wordt ons corps de ballet: het corps de Canta.

Stel je daarbij voor: acht Canta’s die tegen die achtergrond ingewikkelde dingen doen. Een pas de deux, een solo. Dat zijn onze prima donnas, oftewel de prima Canta’s.

Stel je daar bovendien bij voor: acht dansers van Het Nationale Ballet die met de Canta’s dansen. Zoals de Canta’s verlengstukken van mensen met een handicap zijn, worden deze professionele balletdansers het verlengstuk – en de danspartners – van de autootjes.

VHet ballet wordt op 28 juni 2012 uitgevoerd. Daaraan voorafgaand zendt de NTR een dcumentaireserie uit van vier afleveringen, gemaakt door Maartje Nevejan. Ze volgt de Cantarijders en de balletdansers, die op het eerste gezicht weinig gemeen lijken te hebben. Maar in werkelijkheid moeten ze allemaal woekeren met hun lichaam. Intussen werkt Bert Kommerij aan een radiodocumentaire waarin de ontstaansgeschiedenis en totstandkoming van het project wordt vastgelegd. Ernst Meisner, grand sujet bij Het Nationaal Ballet, maakt de choreografie.


 

Kortgeleden wisten we eindelijk dat alles kan doorgaan. Vandaag hadden we onze eerste test-drive in de Gashouder. Mijn passagier was Robin Rimbaud aka Scanner; hij componeert de muziek voor het ballet. Aangezien Robin nog nooit in een Canta had gezeten, vonden we dat-ie moest voelen – en horen – wat voor autootje het is. (Aan het eind van de middag heb ik hem daaarom ook door Amsterdam in het spitsuur gereden.) En zelf wilden we weten hoe de Canta in die grote ruimte van de Gashouder voelde. Hoe lang doe je over een rondje, hoe klinkt de motor er?

Het was geweldig. De Gashouder is hoog en rond. Het gebouw levert een perfecte industriële achtergrond, en heeft bovendien een wonderbaarlijk goede akoustiek. Wanneer je in het midden van die ruimte de deur dicht trekt, geeft dat een resonerende echo. Het ronken van de autoverwarming klonk er als diep ademhalen. Wanneer ik hard en in strakke cirkels rondreed, gingen mijn wielen piepen op de gladgestreken betonnen vloer. En wanneer ik hard remde, klonk ik als een gillende keukenmeid.

Alles wat we uitprobeerden, werkte boven verwachting. We raakten allemaal een beetje ontroerd dat dit plan, waaraan we al zo lang werken, niet alleen echt doorgang vindt maar zelfs nu al onszelf verrast en ontroert. Het wordt prachtig. En ik mag met mijn autootje de Prima Canta dansen!

Verlies

Harry Onderwater hield zich als een van de eerste rechercheurs bezig met hackers toen die zich in Nederland roerden. Hij was verdomd goed in dat werk. Onderwater snapte die jongens; deels omdat-ie zelf eigenlijk ook een hacker was, maar vooral omdat hij met ze in gesprek ging. Hij had accounts bij allerlei bulletinboards waar hackers rondhingen, zoals Utopia en HackTic, en mengde zich permanent in hun onderlinge conversaties.

Hij was geen man van de repressie, trok geen scherpe lijnen van goed en fout waarachter hij zich verschanste. Om sommige dingen die de hackers deden, moest-ie eigenlijk wel lachen, en op andere momenten corrigeerde hij ze publiekelijk. Hij waarschuwde geregeld dat ze ook elkaar onderling in de gaten moesten houden: de strapatsen van een enkeling zouden immers gevolgen hebben voor alle anderen. Hij leerde ze de waarde van zelfregulering.

Op het eerste grote hackersfestival dat XS4all organiseerde – XS4all was zelf kort daarvoor van een hackersclub een keurige internet provider geworden – werd hij uitgenodigd als spreker; hij zou een lezing houden over hackers en de wet. Harry’s baas vond dat geen goed idee: op zo’n festijn zou vast ook wel iets illegaals gebeuren, daar kon hij als rechercheur toch moeilijk bij aanwezig zijn?

Onderwater bleef nuchter: ‘Wie zo stom is om daar onder mijn neus iets illegaals te doen, arresteer ik gewoon. Dat is toch mijn vak?’

Onderwater verloor nooit het onderscheid tussen onbesuisdheid en moedwil uit het oog. Zelfs met de paar hackers die hij uiteindelijk oppakte, behield hij daardoor een goede verstandhouding. ‘Ja jongen, ik kan niet anders, dat snap je ook wel. Je bent nu te ver gegaan.’ Als er strenge straffen werden geëist, was-ie vervolgens de eerste om publiekelijk te zeggen dat je als rechtstaat ook overdrijven kon.

Zijn bazen snapten zijn aanpak niet altijd. De heersende mening was dat hackers minstens tegen het criminele aanhingen, dan wel diep erin zaten. Onderwater dacht daar het zijne van: hij wist hoe belazerd slecht de netwerken van universiteiten en bedrijven vaak beveiligd waren, en hoe overtrokken hun claims van de opgelopen schade. En tussendoor probeerde hij ‘zijn’ jongens op het rechte pad te houden, wat goed lukte.

Harry Onderwater was een schilderachtig figuur. (Op Bureau Warmoesstraat doen nog steeds verhalen de ronde over die grote man in zijn paars gespoten Dafje.) Vorige week overleed hij plotseling. Hij zal niet alleen door hackers worden gemist.
 

Update, 26 januari 2012: De familie heeft een condoloanceregister geopend voor Harry. U kunt het hier vinden en er een persoonlijke boodschap achterlaten.

BobCatsss

Today, I had the honour of delivering the keynote lecture at BobCatsss, an annual nternational conference on information management. The conference’s main venue is the beautiful KIT, our national colonial museum.

My lecture was titled ‘Privacy is the cornerstone of personal safety’; it’s about counterterrorism surveillance, general data collection, the lack of data hygiene and medical hacks. You can download the slides here (PDF, 1.4 MB).

Dick Waaijenberg

Op de foto: Dick Waaijenberg, de bedenker en maker van de Canta, plus een blije en doodmoeie Spaink. Ik sprak hem aan het eind van mijn eerste dag als writer in residence bij Waaijenberg. Mijn dag was om 8 uur begonnen en tegen de tijd dat ik hem sprak, was het 7 uur ‘s avonds. Dus ja, ik was op :)


 

Dick Waaijenberg wil eigenlijk nooit worden geïnterviewd, dus ik prees mezelf gelukkig dat ik hem wel mocht spreken voor mijn boek. Hij bleek een uiterst charmante man te zijn. Nuchter en vol verhalen, geestig en gedecideerd, aandachtig en vrijmoedig.

De benenwagen

Wie als schrijver onbekend terrein wil verkennen, kan soms ergens ‘writer in residence’ worden. Dat is een chique manier om te zeggen dat je bij wijze van studie een fantastische logeerpartij voor jezelf organiseert, waar je met mazzel nog een mooi boek uit kunt kneden ook. Deze week ben ik zo’n writer in residence: ik logeer in een fabriek. (Nou ja, overdag dan. ‘s Avonds slaap ik in een hotel.)

De fabriek in kwestie staat in Veenendaal. Ze maken er auto’s. En ze doen dat met de hand. Uit honderden onderdelen, afkomstig uit tientallen landen, worden elke week drie tot vijf autootjes in elkaar geschroefd en gekit. Zowat alles moeten ze van de grond af aan assembleren, omdat niemand exact maakt wat zij nodig hebben. Van elk autootje weten ze bovendien voor wie ‘ie is bestemd, en veel autootjes zijn precies op die ene klant toegesneden.

Want Waaijenberg maakt speciale auto’s. Het bedrijf is de maker van de Canta, uweetwel, die kleine – vaak rode – opdondertjes voor gehandicapten.

Het is een bijzonder bedrijf. Niet alleen omdat ze een beperkte en toch uiterst diverse doelgroep hebben, maar ook omdat Waaijenberg eigenlijk nog de enige volbloed Nederlandse autoproducent is. Hun inrij-Canta – een auto waar je met rolstoel en al in gaat – is zo bijzonder dat buitenlanders soms smeken of ze er alsjeblieft ook een mogen kopen. Zowel in Griekenland, Portugal als Amerika rijden ze inmiddels rond.

Wat me trof waren alle tegenstellingen. Op de onderzoeksafdeling boven worden technische hoogstandjes ontwikkeld, zoals volledige joystickbesturing. Beneden op de werkvloer wordt intussen alles onverdroten ambachtelijk in elkaar geklust, auto voor auto, onderdeel voor onderdeel. Handwerk en hi-tech gaan hier gelijk op; wat alle Cantamakers bindt, is de oneindige trots op hun werk.

En is het niet bijzonder dat dit Nederlandse invalidenwagentje nota bene is ontworpen door een racewagencoureur annex -monteur, iemand die twintig jaar heeft lesgegeven op het circuit van Zandvoort? Zoiets verzin je toch niet?

Intussen denk ik maar steeds aan al die Cantarijders die ik ken: stuk voor stuk mensen die hun bewegingsvrijheid te danken hebben aan dit autootje. Waaijenbergs motto is: wat je ook hebt, wij zetten er wielen onder en we maken je weer mobiel. Ze maken er waarlijk een benenwagen.

Writer in residence zijn is geweldig bij zo’n bedrijf. De enige vraag is hoe ik Waaijenbergs liefde straks in woorden kan vangen.