Vanavond op TV

Vanavond wordt de eerste aflevering uitgezonden van de vierdelige documentaireserie die Maartje Nevejan maakte over ons grote Nationale Canta Ballet. In de serie portretteert ze een aantal Canta-rijders en balletdansers, ze laat van alles en nog wat over het autootje zien, en ze toont de lange weg die we gezamenlijk afleggen naar het ballet.

In deze aflevering onder andere: choreograaf Ernst Meisner, componist Robin Rimbaud (aka Scanner), de Gashouder – onze balletvloer – en Canta-rijders Kim en Ruit. Plus uw gids in de Canta-wereld: moi :)

NTR, Nederland 2, 19:20 – 20:00. Aflevering 2: zondag 10 juni. (Meer info hier.)

Duimen voor Ahmadinejad

In juni 2011 werd Stuxnet ontdekt, een virus dat zich twee jaar eerder in de besturingssystemen van Iraanse kernreactors had genesteld en daar de boel platlegde. Vanwege de omvang en complexiteit ervan constateerden westerse onderzoekers eendrachtig dat Stuxnet door een overheid ontwikkeld moest zijn.

De verdenking viel op Israël en Amerika, beiden immers gebrand op de stopzetting van het Iraanse kernwapenprogramma. Inmiddels zijn diverse documenten opgedoken die bevestigen dat Stuxnet vrijwel zeker door die twee landen op Iran is losgelaten.

Wat moet je daar nu van vinden? Het westen grossiert al jarenlang in conferenties over het risico van computerterrorisme en -oorlogsvoering, en dan blijkt ineens dat wijzelf op dat vlak de grootste agressor zijn. Je zou haast denken dat die vergaderingen vooral dienden om het gewone volk te rijpen voor de gedachte dat de rest allang cyberoorlogje speelt en dat onze aanvallen daarom ‘eigenlijk’ slechts een vorm van verdediging zijn.

Het nieuwe van cyberwarfare is niet dat-ie via computers wordt uitgevoerd; dat doen we immers al sinds de Golfoorlog. Het waarlijk moderne eraan is dat Israël en de VS tegenwoordig kennelijk oorlogen beginnen zonder dat daar enige parlementaire beslissing aan te pas komt. De bevolking wordt zelfs geheel onkundig gehouden dat haar overheid systematisch aanvallen uitvoert op vreemd grondgebied.

Dat maakt deze tactiek verderfelijk: een handjevol mensen beslist in het diepste geheim dat ze elders effies een stel kerncentrales gaan platleggen, of wellicht dit keer het lokale betalingssysteem. Niemand die daar ooit rekenschap voor hoeft af te leggen: de uitvoerders van deze oorlogshandelingen doen publiekelijk of hun neus bloedt. ‘Stuxnet, wij? Welnee! Dat waren vast hackers.’

Wat mij betreft klaagt Ahmadinejad Israël en de VS subiet aan bij het Internationale Strafhof, en dan duim ik van ganser harte dat hij wint.

Wijzelf moeten intussen als de sodemieter debatten over cyberwarfare eisen, zowel nationaal als internationaal. Sinds wanneer kunnen onze overheden achter onze rug om een oorlog beginnen? Waarom breken onze overheden alle beginselen van het internationaal recht? Lokken zulke achterbakse aanvallen niet juist een tegenreactie uit?

Gisteren werd de ontdekking van een nieuw, extreem slim virus bekendgemaakt. Flamer blijkt al twee jaar actief te zijn in Iran, Libanon en de VAE, en legde onlangs zes van Irans grootste olieterminals plat. Flamer diept overal uit de besmette systemen informatie op, en stuurt die ontraceerbaar naar huis. De makers? Vrijwel zeker Israël en de VS.

Pijnlijk

Je zou verwachten dat iedereen – mits lid van zo’n partij – zichzelf als lijsttrekker mag kandideren, en de leden dan kunnen kiezen uit de aangemelde kandidaten. Je zou verwachten dat een partij die haar potentiële kiezers voor vol wil aanzien, allereerst haar eigen leden serieus neemt. En ten slotte zou je verwachten dat een partij als GroenLinks democratische principes hoog houdt, ook intern.

Niets van dat alles. Het bestuur van GroenLinks desavoeerde een zittend Kamerlid door hem te kenschetsen als best wel leuk maar verder niet ter zake doend, en wees hem af als kandidaat-lijsttrekker. Ook twee andere kandidaten werfen achtergehouden, waarna men unaniem Jolande Sap als enige optie voordroeg. U mag kiezen wie u wilt, zolang u onze beslissing maar volgt. Leve de democratie. Dat doet potdorie zelfs het CDA nog beter…

Dikke kans dat wanneer alle naar voren getreden kandidaten verkiesbaar waren gesteld, Jolande Sap het referendum met vlag en wimpel had gewonnen. Maar door van Tofik DIbi een underdog te maken, vergrootte het bestuur van GroenLinks onbedoeld – en onnadenkend – zijn kansen op magistrale wijze. Terwijl Dibi zichzelf al zo makkelijk diskwalificeert. Want wat moet je als GroenLinkser nu in hemelsnaam met een kandidaat-lijsttrekker die ‘BAM!’ als verkiezingsleus oppert, en die meent dat de grote innovaties van bedrijven als Shell komen? Die wel leuk anekdotes kan vertellen, maar geen grotere visie heeft op de politiek?

Met haar kortzichtige opstelling heeft GroenLinks niet alleen Dibi gratis een publicitaire stunt gegeven, maar ook haar eigen gedoodverfde lijsttrekker geschaad en benadeeld. Erger, ze hebben waarschijnlijk veel kiezers afgestoten. Waaronder in elk geval mij. Van Sap was ik geen fan – instemmen met Kunduz stuitte me als rechtgeaarde PSP’er enorm tegen de borst, en dat Sap weigerde het failliet van die missie toe te geven, maakte de zaak er bepaald niet beter op. Over Dibi ben ik nog minder enthousiast.

Maar als ik fatsoenlijk had kunnen kiezen uit alle mensen die zichzelf als lijsttrekker opwierpen, had ik wellicht vrede gehad met Sap. De manier waarop GroenLinks Dibi heeft behandeld, maakt dat ik nu grote moeite heb met de partij zelf, en ineens niet meer zeker weet of ik deze keer überhaupt wel op ze wil stemmen.

Had het bestuur alle kandidaten geaccepteerd, dan was er weinig aan de hand geweest. Door te zeggen dat Dibi GroenLinks niet waardig was, heeft GroenLinks zichzelf onwaardig verklaard. Dank je wel, GroenLinks. Maar niet heus.

Hollands Dagboek

[Voor de zaterdagse rubriek Hollands Dagboek van NRC Handelsblad worden mensen die op dat moment in het nieuws zijn, gevraagd om – ja u raadt het al! – een dagboek bij te houden. Dit weekend viel mij die eer ten deel, vanwege mijn nieuwe boek De benenwagen. Bijgaand mijn Hollands Dagboek. Het Nationale Canta Ballet waaraan ik refereer wordt slechts tweemaal uitgevoerd: op 28 juni in de Gashouder in Amsterdam (18:30 en 21:30). Kaarten voor de voorstelling kunt u hier bestellen. Foto: Anneke Reijnders. ]

Donderdag 10 mei

Met Maartje Nevejan heb ik kaartjes bemachtigd voor Intouchables, een film die al wekenlang volle zalen trekt. Het is het waargebeurde verhaal van een rijke, totaal verlamde man die een persoonlijke verzorger inhuurt. Zijn keus valt op een grote Senegalees uit de banlieu die net uit de gevangenis komt. Een bezorgde vriend vraagt de rijkaard of het wel verstandig is om zo’n crimineel in huis te halen. Philippes antwoord: ‘Driss heeft geen medelijden met me, en hij heeft sterke armen en benen. Precies wat ik nodig heb. Wat kan mij zijn verleden schelen?’

De verhouding tussen die twee is ontdaan van elke sociale schroom. Driss vraagt honderduit over Philippes resterende erogene zones, zet hem in een racewagen en geeft hem jointjes. Philippe introduceert Driss in de klassieke muziek, Driss laat Philippe soul horen. Ze fleuren daar allebei erg van op. De neger en de lamme: gaat dat zien!

Vrijdag 11 mei

Onderweg spot ik een rode Canta, ik kan hem nog net aanhouden. ‘Heeft u al gehoord van Het Nationale Canta Ballet?’ vraag ik de bestuurders. ‘We maken een voorstelling met een heleboel Cantaatjes en de dansers van Het Nationale Ballet. We zoeken nog deelnemers! Danst u mee?’ Verrast nemen ze de folders aan. Ze beloven erover na te denken.

Bij Waaijenberg in Zuidoost bekijk ik het piece de résistance dat Marco, een van de Canta-monteurs, heeft gemaakt voor de etalage van Atheneum Nieuwscentrum: we zetten daar komende week een doormidden gesneden autootje neer. Een plakje Canta!

’s Avonds rijd ik naar de boekpresentatie van Monique Samuels. Ik geef haar De benenwagen en krijg in ruil haar Mozaïek van de revolutie. ‘Van Karin, die geen Arabisch spreekt; voor Monique, die niet kan autorijden,’ schrijf ik voorin.

Zondag 13 mei

Met de trein naar paps en mams. We gaan gezamenlijk op bezoek bij goede vrienden van mijn ouders: Hij is ernstig ziek, er wordt al over euthanasie gesproken. Die grote charmeur is veranderd in een stil en dun popje…

Onderweg merk ik hoe krampachtig mijn moeder rijdt. Ze was altijd een goede chauffeur, maar de ouderdom speelt haar parten. Ze houdt het stuur onhandig vast, ze remt te abrupt en stopt soms voor groen. ‘Lieverd,’ zeg ik, ‘eigenlijk denk ik dat je niet meer rijden moet.’ Ze zucht. Ze weet het zelf ook: ze voelt zich niet langer prettig op de grote weg. ‘Misschien moet jij ook aan de Canta?’ opper ik voorzichtig. We giechelen.

In Almelo kunnen we nog een uurtje in de tuin zitten. De kat nestelt zich naast ons en snuift vergenoegd de rook van mijn sigaret op, hij is dol op nicotine. Mooi moment: mijn vader die naast me gaat zitten en trots mijn nieuwe boek openslaat.

Maandag 14 mei

Vandaag begint de heksenketel. Twee interviews, een voorbespreking voor een radio-optreden morgenavond, boeken ophalen, een tekst inspreken voor Maartjes documentaireserie over Cantarijders en het ballet, mijn Parooltje schrijven. Oppassen Spaink, niet nu al moe worden!

Dinsdag15 mei

In alle vroegte sta ik bij Athenaeum Nieuwscentrum: de Canta wordt straks in de etalage gehesen. Ha, daar komt de bus! Tot mijn verrassing is de eerste die uitstapt Dick Waaijenberg zelf, de coureur die dit gehandicaptenautootje verzon. (De Canta is niet voor niets Ferrarirood.) Arm in arm bekijken we het spektakel. Steeds meer mensen blijven staan om te zien hoe mannen in overall het gevaarte de winkel binnendragen en het in de etalage takelen.

’s Middags krijg ik een passagier: Mieke van der Weij wil graag een stukje meerijden voor een reportage. De geluidsman zit dubbelgevouwen achterin. We karren door straatjes waarvan Mieke zeker weet dat die veel te smal zijn. Het verrast haar hoeveel mensen naar je lachen wanneer je in een Canta rondrijdt, en Mieke ziet minstens drie toeristen naar hun camera grijpen terwijl we passeren.

Woensdag 16 mei

Signeren in het land doe je bij zo’n boek natuurlijk met de benenwagen. Bij Athenaeum word ik uitgezwaaid. Na Zwanenburg stuit ik op het eerste obstakel: het fietspad over de brug is afgesloten, ik moet terug om een eerdere brug te vinden. Ik haal de afspraak in Haarlem maar nét.

Onderweg naar Den Haag tref ik weer een afgesloten brug plus een wegomleiding, en ik verdwaal een paar keer wanneer het fietspad abrupt ophoudt of de bewegwijzering ineens stokt. Nadat mijn telefoon is doodgegaan – teveel gebruikt om de route te controleren – vraag ik de weg aan een mevrouw op een brommer. ‘Rijd maar achter me aan,’ zegt ze royaal.

Anderhalf uur te laat ben ik in Den Haag. Telefoon leeg, ik leeg. Het is inmiddels ver na drieën, en ik moet nog naar Breda… Dat haal ik nooit voor sluitingstijd. Na een korte rustpauze bel ik Breda af en rijd terug naar huis.

De tocht van komende week moet ik maar iets ruimer plannen: ik ben misselijk van moeheid. Erkennen dat iets niet langer lukt, je plan aanpassen en het dan opnieuw proberen: dat is de crux.

Donderdag 17 mei

De Gashouder is bezaaid met rode autootjes. Vandaag repeteren balletdansers en Cantarijders voor het eerst samen. Met Ernst Meisner, de choreograaf van het ballet, heb ik twee middagen lang van alles uitgeprobeerd – we oefenden niet in het Muziektheater, maar in de parkeergarage er pal onder – en ik zie vrijwel al onze oefeningen terug. Maar nu worden diezelfde moves uitgevoerd door twintig autootjes en twintig dansers tegelijkertijd, en schalt de muziek van Scanner door de luidsprekers.

Het is adembenemend. De autootjes rijden in een lange sliert door de open poorten van de Gashouder naar binnen, terwijl de dansers uit de portieren hangen. Dansers en rijders komen in volle vaart op elkaar af, de dansers springen omhoog of stoppen de autootjes door er op af te rennen en een been op de motorkap te zetten. Iemand laat zich voortslepen door een Canta op topsnelheid, laat plotseling los en maakt daarna salto’s, de wegrijdende auto achtervolgend. Cantaatjes draaien baltsend om elkaar heen. Het is gevaarlijk en ontroerend tegelijkertijd – een toonbeeld van levenslust.

Ziek spel

Toen Londen in 2007 werd uitverkoren als gastheer voor de Olympische Spelen van 2012, vonden de meeste inwoners van die stad dat hartstikke leuk. De lol is er inmiddels vanaf. De kosten, aanvankelijk begroot op circa 3 miljard euro, zijn opgelopen tot 14 miljard euro. Intussen kampt London met grote tekorten en bezuinigt de stad op zowat alles.

De kosten van de Spelen zullen nog jarenlang grote gevolgen hebben voor het dagelijks leven en welzijn van de Londenaars. Is een kortdurend evenement zulke groteske investeringen wel waard? Hoe kun je in hemelsnaam grote ingrepen in uitkeringen, lonen, werk, woningbouw en infrastructuur verdedigen, terwijl je elders met gulle hand miljarden in een bodemloze put mietert?

Het argument dat zulke investeringen op lange termijn werk, geld en goodwill opleveren, is keer op keer vals gebleken. Athene is niets wijzer geworden van de Spelen in 2004: de stad ging er bijna failliet aan. Het besef dat ook de Londenaars nog jarenlang onder de torenhoge kosten ervan zullen lijden, was afgelopen augustus een wezenlijk ingrediënt van de heftige rellen in de stad.

De veiligheidsmaatregelen voor de Spelen zijn al even draconisch. Londen had al de meeste bewakingscamera’s ter wereld, en daar is nu nog een flinke schep bovenop gedaan. Het surveillancecircus is al actief, ook al gaan de Spelen pas over tien weken van start. Kilometerslange hekken met hoog voltage schrikdraad, scherpschutters in de stad, te pas en te onpas controles, en overal laag overvliegende, bewapende drones in de lucht: Londen kun je voorlopig maar beter mijden.

De geschiedenis wijst uit dat zulke infrastructuur na afloop niet wordt ontmanteld, maar gewoon overeind wordt gehouden. (De duizenden extra camera’s die Amsterdam instelde voor het huwelijk van Willem-Alexander en Maximá zijn ook nooit verwijderd.)

Sport verbroedert niet meer – althans, niet wanneer sport op deze schaal wordt bedreven. De Olympische Spelen maken steden onleefbaar. Ze slurpen geld op dat onttrokken wordt aan de bewoners, veranderen steden in bastions, en zijn tegenwoordig zo ingericht dat elk contact tussen deelnemers en bewoners wordt verhinderd in plaats van gefaciliteerd. De Spelen zijn een duur circus dat vierjaarlijks op een uitverkoren plaats neerdaalt, die stad volledig uitput en er ontoegankelijke enclaves vormt.

Da’s geen verbroedering, dat is parasitisme. De omgeving leegzuigen en aan jouw eisen aanpassen, en dan hard wegrennen naar de volgende gastheer, zodat je nooit hoeft te zien wat de consequenties van je bezoek zijn.

De benenwagen

Morgen komt De benenwagen uit, mijn boek over de Canta – dat kekke gehandicapten- autootje dat zo leuk en handig is dat zelfs gezonde mensen ‘m graag willen.

Dat is op zichzelf al bijzonder. Of je nou iets hebt of niet, niemand is ooit jaloers op een kruk of rolstoel. Maar een Canta – ja, die willen we wél allemaal. De Canta is een benijdenswaardig object. De Canta wekt geen enkel medelijden. Hij roept eerder begeerte op: ‘Wat een handig autootje!’, Hij maakt iedereen vrolijk. Wie rondrijft in een rolstoel krijgt meewarige blikken; wie rondrijdt in een Canta, ziet mensen lachen,

In De benenwagen vertel ik hoeveel vrijheid de Canta mij teruggaf nadat ik gehandicapt was geraakt. Ineens kon ik weer overal komen. Ik schrijf over lange reizen met de Canta: ik tufte ermee naar Berlijn, en Babs Götte zelfs naar Portugal en Kroatië. Ik ga op stap met een Canta-monteur die overal in de regio reparaties uitvoert, en doe mee met een dagtocht met 35 andere Canta-rijders. In ons autootje blijken wij reuze behendig te zijn, maar eenmaal uitgestapt zijn we spartelende vissen op het droge. Zonder Canta zijn wij simpelweg onthand. Het autootje is voor ons waarlijk een benenwagen…

Weinig mensen weten dat de Canta een Nederlands ontwerp is. Waaijenberg, de maker van deze kleine autootjes, is tegenwoordig zelfs de grootste autofabriek van ons land. En haast niemand weet dat de Canta is bedacht door een heuse coureur. Hoe bizar is dat: een racefanaat die besluit om autootjes voor gehandicapten te gaan ontwerpen?

Die race-connectie verklaart overigens ook de kleur van de Canta: de standaardversie is doelbewust Ferrari-rood. Sinds ik dat weet, moet ik altijd een beetje giechelen als ik ergens een Ferrari zie. ‘Ja hoor, jij bent een snelheidsmonster. Waarschijnlijk vind jij mijn autootje raar. Maar ik weet wat jij niet weet: wij zijn eigenlijk familie van elkaar.’ In gedachten geef ik zo’n Ferrari daarna een stoere high five :)

Coureur en Canta-bedenker Dick Waaijenberg heeft interviews jarenlang afgehouden. In dit boek vertelt hij voor het eerst vrijuit waarom hij een gehadicaptenautootje wilde maken, over zijn zoektocht naar een goed ontwerp, zijn ruzies met de overheid en over zijn persoonlijke drijfveren. ‘Zodra iemand zegt dat iets niet kan, raak ik geprikkeld. En als iemand die stukloopt op zijn eigen lichaam me vertelt wat hij nodig heeft om tóch te kunnen doen wat hij graag wil, raak ik geïntrigeerd.’

Maar hoe ontwerp je een autootje dat als verlengstuk van iemands lichaam kan fungeren? Hoe maak je een ontwerp dat eindeloos aanpasbaar is? Kun je met een een Canta ook racen? (Ja hoor: er is zelfs een 4×4 Canta te koop. Met twee motoren, eentje voor de voorwielen en eentje voor de achterwielen.) En hoe veilig is een Canta? Heeft-ie een kreukelzone?

Inmiddels zijn er tientallen aanpassingen voor de Canta verzonnen. En elke Canta wordt helemaal met de hand in elkaar gezet. Alle medewerkers op de montagevloer van Waaijenberg weten precies voor wie ze een auto maken: aan elke Canta hangt een adreskaartje. Deze is voor mevrouw X die aanpassingen zus & zo nodig heeft, en deze voor meneer Y die om aanpassingen zo & zus vroeg. Ik heb dagen achtereen in de montagehal gebivakkeerd, het productieproces van de Canta bekeken en de verhalen van de monteurs genoteerd. Zij vertellen over ‘blote’ Canta’s, over 15 liter kit per week gebruiken en over goed uitgelijnde carrosserie-onderdelen. De mannen op de werkvloer zijn supertrots op elk autootje dat ze maken. Ze hadden er daarom danig de pest in dat ik in de fabriek ontdekte dat elke Canta een klein gebrek heeft…

Ook de strijd om de straat wordt in het boek beschreven. Wie mag in een Canta rijden en wie niet? Waarom gelden er zoveel uitzonderingregels voor de Canta, en wat vinden andere weggebruikers daarvan? Hoe handhaaf je je als Canta-bestuurder tussen fietsers of automobilisten? Is het waar dat er mensen in Canta’s rondrijden terwijl ze niks hebben, alleen maar om de verkeersregels te kunnen ontduiken? Waarom is de Canta een begerenswaardig object geworden? En kun je ’m ook pimpen? Zijn er Canta’s met een bijbaan als bedrijfsautootje?

En het boek staat tjokvol foto’s, alles in full colour. Ook wordt de geschiedenis onthuld van de Emaldo, de auto die nooit werd gebouwd, Plus dat er onderaan een schattig rood Cantaatje van links naar rechts over de pagina’s rijdt en ergens op het eind van het boek pontificaal omkeert om zich opnieuw in je blikveld te wurmen…

Wie eenmaal oplet, ziet nadien overal Canta’s. De benenwagen maakt ons bevattelijk voor die kleine rode autoootjes en kleurt onze blik voorgoed: ‘Oh kijk, daar heb je er weer een!’ De benenwagen vertelt over het vrolijke huwelijk tussen handicap en technologie. En wie het boek leest, raakt ervan doordrongen dat de Canta ook een fysiek vangnet is: een echte benenwagen.

Details:
De benenwagen: het succesverhaal van de Canta, uitgeverij Nijgh & van Ditmar, 2012. 192 pagina’s /full colour / 19,95 euro
Te koop via de boekhandels, bol.com en andere online webwinkels.

Kwetsbaar

Canta’s – die kleine, kekke gehandicaptenwagentjes – worden geregeld gestolen of vernield. Het is een ramp zonder weerga: de bezitters zijn zonder hun autootje volledig onthand. Het kan maanden duren voordat je een nieuw exemplaar krijgt, en al die tijd ben je dubbel gehandicapt.

Eind januari werd bij het Weteringscircuit bijvoorbeeld een Canta in de hens gezet. Het was een versie waarbij je via de achterdeur met rolstoel en al naar binnen kart, waarna je de auto vanuit je rolstoel bestuurt. Remmen en gas geven regelt de eigenaar van de auto met zijn linkerhand, via een tablet. Sturen doet hij met rechts, nadat hij eerst met zijn mond die hand met klittenband aan het stuur heeft vastgegord. Het kost hem een half uur om zichzelf rijklaar te maken.

Na het bezoek van de vandalen restte van die high-tech Canta een verkoold wrak. Er werd subiet een nieuwe geregeld, maar aangezien elke Canta handwerk is en inrij-Canta’s een boel extra werk vergen, heeft deze man nog steeds geen vervoer. Mogelijk is zijn nieuwe Canta eind mei klaar. Al die tijd kan hij amper het huis uit.

Bij zulk vandalisme kan ik me werkelijk niks voorstellen. Waarom zou je in hemelsnaam een gehandicapte van zijn moeizame vervoer beroven? Als je een auto in de hens wilt zetten, kies dan in godesnaam een auto die makkelijk te vervangen is. Zo laf om juist een gehandicapte in zijn mobiliteit te treffen…

Canta’s worden ook vaak gejat. Daarbij gaat het niet om een onverlaat die denkt zo een leuk boodschappenautootje te verwerven; er zit helaas systeem in. Afgelopen week werden in één nacht vier Canta‘s in Amsterdam gestolen. Iemand was zijn onderdelenvoorraad bijeen aan het sprokkelen.

Net zoals Canta’s zelf duur zijn, zijn ook reparaties dat. Veel onderdelen worden speciaal voor de Canta gemaakt, en met een oplage van bijna vierduizend autootjes in bijna twintig jaar kun je lastig grote kortingen bedingen.

Wie buiten de reguliere kanalen een Canta koopt, zoekt daarom liever een goedkoper adres voor reparaties. Zodat er allerlei Canta-garages zijn opgedoken, waarvan een deel bepaald obscuur is. Zij oogsten hun onderdelen – ramen, deuren, carrosserie, wielophanging – namelijk op straat. Ze speuren naar Canta’s, die dan door een paar man in een busje worden getild en daarna spoorslags ontmanteld.

Binnenkort krijg ik een nieuwe Canta. Ik ben dolblij en superbezorgd. Ik laat de ramen graveren en leg hem voortaan ’s nachts aan de ketting,

[Foto: Hanna de Heus, januari 2012.]

Handje contantje

Het einde van contant geld is nabij. Deskundigen zeggen dat over een paar jaar vrijwel alle betalingen digitaal zullen verlopen. De smart phone vervangt de pinpas. Betalen wordt onnadrukkelijk: via je mobieltje reken je automatisch af zodra je iets bestelt of wanneer je een betaalzone – een bioscoop, een trein of een parkeergarage – betreedt.

De redenering is aantrekkelijk. Contant geld op zak hebben lijkt een ouderwets concept: tegenwoordig kun je bijna overal pinnen voor een kop koffie of een krant. Met smart phones kunnen we zulke micro-betalingen verder vereenvoudigen. Tijd om de rompslomp van contant geld af te schaffen!

Mijn advies? Niet doen! Laat ons cash vooral in ere houden. Transacties met contant geld zijn anoniem, egalitair, veilig en onafhankelijk van goedkeuring van bovenaf. Allemaal belangrijker dan je zou denken.

Bij een contante transactie wordt alleen de verkoop zelf vastgelegd. De uitbater slaat een kop koffie op de kassa aan; klaar. Je hoeft je niet te legitimeren om die kop koffie te krijgen, je hoeft hem alleen maar te betalen. Digitale betaling legt ook je identiteit, locatie en tijdstip vast en maken die gegevens lang nadien opvraagbaar. Ik vind dat akelig. Zolang ik niet verdacht ben, gaat het niemand aan wat ik koop, noch waar en wanneer. Digitale betaling betekent permanente identificering; geen enkele betaling is dan nog anoniem.

Cash kun je onderling uitruilen. Zodra een betaling digitaal gaat, verloopt die per definitie via boven ons aangestelde derden. Een externe instantie controleert wie ik ben, of ik voldoende geld voor de transactie heb, gaat na aan wie ik dat bedrag wil overmaken, en past daarna onze wederzijdse saldo’s aan op basis van de gewenste transactie. Dat maakt ons voor onderhandse transacties afhankelijk van een hiërarchie waarop we weinig grip hebben.

Hoe kan ik iemand een tientje geven voor een te halen boodschap? Hoe kun je de lokale verkoper van de daklozenkrant – die waarschijnlijk door niemand als ‘erkende’ partner wordt beschouwd – iets toestoppen wanneer cash is afgeschaft en alle financiële transacties via een mobieltje en een bank verlopen? Moet elke zesjarige voortaan aan de smart phone om op school nog een flesje fris te kunnen kopen?

Bovendien zijn smart phones notoir slecht beveiligd. Moeten we nu heus het beheer van onze portemonnee daaraan toevertrouwen? Aan banken worden strenge eisen worden gesteld wat betreft databeveiliging. Wanneer we mobieltjes toegang geven tot onze bankrekening, hollen we die bescherming eigenhandig uit.

[Mijn internetrubriek bij OBA-live van 25 april j.l. was aan hetzelfde onderwerp gewijd. De video daarvan staat hier.]

De gillende paus

Gisteren werd officieel bekend wat iedereen allang wist: het kabinet-Rutte is dood. De Grote Blonde Leider wilde op het nippertje zijn sierlijke aftocht veilig stellen. Momenteel kan hij mogelijk à la Hirsi Ali nog een leuk baantje bij een Amerikaanse denktank bekomen, waarna niemand – à la Hirsi Ali – ooit van hem zal horen. Twee maanden na nu is die sjieke afgang passé.

De PVV is immers aan het uiteenvallen. Na de coup van Hero Brinkman verloor Wilders zijn troefkaart: zijn gedoogsteun aan het kabinet volstond niet meer. (Waarna Rutte prompt naar de mannenbroeders lonkte en elke notie van liberaliteit in de privésfeer opgaf.) Lokale PVV-fracties strandden op onderling wantrouwen en gescheld. Wanneer je jezelf eenmaal een methode eigen hebt gemaakt, pas je die natuurlijk overal toe, ook intern.

Wilders heeft zijn kaderleden opgevoed in overschatting van hun eigen gekakel. Ze eisten op hoge toon gehoord te worden. Wilders’ verzet tegen interne democratie was zijn Waterloo. Dat vijf leden van de Kamerfractie op het punt stonden zich tegen hem uit te spreken, was de druppel – Wilders poetste de plaat. Hij beweert de stem van het volk te vertolken, maar alleen op voorwaarde dat zijn vermeende volk nooit tegen hém mort.

De PVV gaat nu de LPF achterna. De komende maanden zullen we ondergespoten worden met hun interne modder. En al hun tournures zullen hen hard worden aangerekend. De PVV beweerde dat de AOW in hun handen veilig zou zijn en had aanvankelijk een SP-achtige economische politiek: allemaal verkwanseld. Zoveel rondgedraaid en zoveel vermaledijd achterkamertjes-overleg gevoerd dat er niks rest om jezelf op voor te staan. Wilders is kapot.

Blij toe: het was de hoogste tijd.

Maar laten we alsjeblieft niet alle schuld bij Wilders leggen. De PVV is enthousiast en zonder scrupules als gedoogpartner binnengehaald door de VVD en het CDA. Die twee partijen hebben Wilders salonfähig gemaakt en hebben zijn strapatsen maandenlang zonder aarzeling geslikt.

Mark Rutte meende zich overal doorheen te kunnen grijnzen. Polenmeldpunt? Ha ha ha. Het hoofddoekje van Beatrix in een Arabisch land? Ha ha ha. Schelden in de Tweede Kamer? Ha ha ha. Zijn partijgenoot Zalm deed dat eerder ook: theatraal lachen, vooral wanneer alles tegenzat.

Inmiddels kan ik Ruttes lach niet meer zien zonder te denken aan Francis Bacon versie van Velasquez’ schilderij van Paus Innocente X. Een schaterlachende paus, opgesloten in een kooi. Een gillende paus, die alleen grijnst omdat nadenken teveel pijn doet.