Verbod op gezond

De EU debatteert op 7 oktober over de e-sigaret. Moet die voortaan onder de tabakswet vallen, onder de medicijnwet, of – per amendement – wellicht onder de ‘gewone’ consumentenwet? De inzet van het debat: de verkoop van e-sigaretten beperken.

Maar dat is raar. De e-sigaret – gebruikers spreken overigens liever over een ‘verdamper’ – is honderd keer gezonder dan ouderwetse sigaretten.

Aan een verdamper komt geen verbranding te pas, alleen verhitting. Er zit geen tabak in, geen teer, noch een van de andere circa 400 toevoegingen die roken zo gevaarlijk maken. Wie dampt, verbruikt voornamelijk propyleen gycol, een vloeistof die volop in voedingsmiddelen en medicijnen zit. Ook de toegevoegde smaakstoffen zijn standaardproducten, uit en te na getest, en veilig bevonden.

Ja, in veel dampvloeistoffen zit nicotine. Maar nicotine sec – zonder tabak, zonder verbranding – is ongeveer even schadelijk als cafeïne. En koffie is niet onderhavig aan enige EU-richtlijn. Waarom zou je dampen dan wel aan stringente wetgeving onderwerpen?

Dampen onder de tabakswet laten vallen, is idioot: aan dampen komt immers juist geen tabak te pas. Dampen onder de geneesmiddelenwet laten vallen, is al even mal. Het betekent dat het gezondere alternatief aan strengere regels wordt gebonden dan de ouderwetse, ziekmakende tabak is. Bovendien behelst deze aanpak de dood van alle webwinkels die momenteel dampspullen verkopen. Zij zijn immers geen gecertificeerde apotheek.

Onderwijl zou je, onder de diezelfde voorgestelde richtlijn, tabak wél makkelijk kunnen blijven verkopen. Is dat niet raar?

Hoe meer ik erover las, hoe meer ik dacht dat het verzet tegen dampen een gruwelijk monsterverbond is. Enerzijds Stivoro, die elk nicotinegebruik – ook in de meest onschadelijke vorm ervan – wil uitbannen. Anderzijds de tabaksindustrie, die als de dood is dat het dampen, waarin zijzelf amper aandelen hebben, hun klandizie wegtrekt. Samen pleiten ze om het hardst voor een verbod op het dampen.

Zelf ben ik door de kennismaking met verdampers acuut gestopt met roken. Dat ging per ongeluk; stoppen was niet mijn doel. Uit uit nieuwsgierigheid kocht ik een verdamper, en was nog diezelfde dag om. Dampen bleek aanzienlijk lekkerder te zijn. Na veertig jaar hard core kettingroken vond ik sigaretten van de ene op de andere dag ronduit vies.

En ook: al mijn vrienden werden blij. De niet-rokers, omdat ze van mijn dampen niks merken: geen stank te bekennen. De rokers, omdat ze eindelijk een goed en gezonder alternatief hebben.

In drie weken tijd heb ik al twintig verstokte rokers tot het dampen bekeerd. Want wij rokers – weliswaar verslaafd, maar bepaald niet dom – zijn blij met een gezonder alternatief. Zelf kan ik alleen maar denken: waarom heeft niemand me dit eerder verteld?

We moeten dampen en elektronisch roken niet aan banden leggen, Integendeel: de uitvinder ervan verdient niks minder dan de Nobelprijs.

 

Update 30 sept. 2013:

Begin augustus heeft Igor Burstyn een uitgebreid vergelijkend onderzoek naar de risico’s van dampen gepubliceerd. Voor de damper is er hoegenaamd geen risico, voor de omgeving al helemaal niet. In de woorden van een gerenommeerd onderzoeker, Carl V. Phillip:

This is a game-changer for anyone trying to respond to misinformation about the hazards of e-cigarettes. Before we had an apparently contradictory mess on this topic. Now we have clarity.

I have to say that I am genuinely surprised that the results are quite so definitive, and I assume that will be true of anyone else of was seriously trying to assess the risks, rather than just cheerleading. We were all confident that the risks were minimal, but we could not previously reach a (good news) conclusion as strong as the one in the paper.
– Bron: ‘Breaking News’, 8 augustus 2013

In de wolken

Mijn kat haatte het dat ik rookte, ze rende al weg zodra ik naar mijn shag greep.

Zelf had ik er alleen een hekel aan wanneer ik ergens een nieuw brandgaatje ontdekte. Ik vreesde bijvoorbeeld elke dag voor mijn kersverse bureaustoelen. In de auto was roken lekker maar lastig: de stoplichten boden zelden genoeg tijd om fatsoenlijk een sigaret te draaien. En ja, tabak werd steeds duurder. Ik pafte inmiddels wekelijks voor een paar tientjes weg.

Maar ophouden? Nee, geen sprake van.

Toch werd mijn interesse gewekt toen ik onlangs pas na een kwartier ontdekte dat mijn gesprekpartner, anders dan ik dacht, helemaal geen sigaret rookte maar zo’n elektrisch ding had. Nadat hij vervolgens in alle toonaarden de lof van het apparaat bezong, dacht ik: hm, misschien toch ’s proberen?

Handig voor in de auto, dacht ik nog.

Een week later bezorgde de post mijn starterpakket. Ik schroefde de boel in elkaar en nam mijn eerste damp. Ik inhaleerde, ik blies uit. Er kwam een prachtige wolk uit mijn mond. Het smaakte verrassend goed. Lichter, of nee, op een vreemde manier helderder dan sigaretten.

Sindsdien heb ik elke avond, bij wijze van test, alsnog een shaggie gerookt, om te kijken of ik de tabak nou écht niet miste. De zesde avond maakte ik ’m halverwege uit: niet lekker.

Voor mij geen sigaretten meer. Ik ben fulltime damper geworden.

Ja, in het begin voelt het raar om met zo’n ding rond te lopen. Alsof je ostentatief pronkt met het nieuwste Apple gadget. Maar aangezien zelfs fervente rookhaters in mijn omgeving stuk voor stuk zeggen nergens last van te hebben wanneer ik damp, neem ik mijn eigen onhandigheid graag op de koop toe.

Ja, je moet anders inhaleren. Langer, aandachtiger, en vooral: minder hard trekken. Maar dat went snel. Daar tegenover staat: geen sigaretten die tussen twee trekjes door voor niks opbranden. De elektronische sigaret werkt immers alleen wanneer je daadwerkelijk inhaleert. Nooit meer smeulende peuken in de asbak…

Ja, als oud-roker verlies je het ritueel van shaggies draaien. Maar met je damper kun je ook leuk spelen en hem eindeloos door je handen laten gaan, en het is daarnaast een geweldig gespreksonderwerp. (In twee weken tijd heb ik al drie andere verstokte rokers tot het dampen bekeerd.)

De grootste winst is dat dampers alleen nicotine afleveren. In wat je zo inhaleert, zit geen teer, geen dioxide, geen koolmonoxide; in wat je uitblaast, zit alleen onschuldige damp. De schade van ‘meeroken’ is volledig van tafel.

Niettemin hebben anti-rookclubs als Stivoro zich fel gekant tegen het dampen. Het is me een raadsel waarom. Dampen verleidde zelfs een verstokte roker als ik – onverwacht en onbedoeld – tot een veel gezonder alternatief. Dat nicotine sec niet gezond is, kan geen reden zijn: dat argument geldt immers ook voor alcohol.

Zelfs mijn kat is blij. Ze vlucht niet langer weg. Integendeel: ze ruikt geïnteresseerd aan mijn verdamper.

Kapot

Nu is het officieel: de NSA, de Amerikaanse geheime dienst, heeft elke vorm van vertrouwelijke communicatie kapot gemaakt. De nieuwe serie documenten die Edward Snowden vorige week aan The Guardian en The New York Times heeft prijsgegeven, toont aan dat de NSA een kostbaar en al tien jaar lopend project heeft, Bullrun, dat erop is gericht om encryptie te breken of te ontzeilen.

Bullrun is, in de ogen van de NSA en haar Britse evenknie GCHQ, een groot succes. (De Britten schepten er intern zelfs enorm over op.) Grote delen van het versleutelde internetverkeer kunnen beide diensten inmiddels met gemak ontcijferen: haast niets is nog veilig voor ze.

Ze zijn daar vooral in geslaagd door bedrijven die cryptodiensten leveren, te koeioneren. Die hebben, vaak na grote druk van de NSA, geheime achterdeurtjes en zwakheden in hun software ingebouwd. Daardoor zijn bestanden die op zich goed zijn versleuteld, door de NSA alsnog makkelijk te ontcijferen. Sommige bedrijven hebben bijvoorbeeld stiekem ‘master keys’ ingevoerd. Alle sloten die gebruikers van zulke software zelf op hun bestanden hebben aangebracht, zijn met die cryptoloper eenvoudig ongedaan te maken.

Voorts heeft de NSA in allerlei veiligheidsprotocollen diverse regels doorgedrukt die zwakheden introduceerden. Vele veiligheidsexperts vermoedden al langer dat zoiets gaande was, maar door Snowdens klokkenluiderij liggen er nu documenten op tafel die zulks onomstotelijk bewijzen.

De impact is enorm: geen enkele communicatie, geen enkel bestand kunnen we nu nog als ‘beveiligd’ aanmerken. Voor wie die achterdeur eenmaal kent – en voor al wie die achterdeur zelf ontdekt – ligt alles open en bloot.

De versleuteling die we gebruiken wanneer we via internet banktransacties uitvoeren. De encryptie op alle medische en financiële bestanden. De beveiligde communicatie tussen huisartsen en ziekenhuizen. De versleutelde communicatie van alle diplomatieke korpsen. De beveiligde communicatie van regeringen, hun kabinetsleden en presidenten. De gecrypte toekomststrategie, nieuwe projecten en geheime onderhandelingen van zowat elk bedrijf.

Snowdens eerdere onthullingen toonden aan dat de NSA en het GCHQ samen zowat al het internetverkeer kunnen onderscheppen en opslaan. Sinds vorige week weten we dat beide diensten inmiddels ook vrijwel al het versleutelde verkeer kunnen ontcijferen.

Amerika blijkt alles te kunnen afluisteren, en doet dat metterdaad – ook buitenlands verkeer. Niets is nog heilig: geen persoon, geen bedrijf, geen transactie, geen cloud, geen overheid.

Snowdens onthullingen laten zien dat privacy een cruciaal mechanisme is, een onontbeerlijk politiek recht dat het individu overstijgt. Wanneer de persoonlijke sfeer van burgers niet langer wordt erkend en beschermd, blijken ook bedrijven en overheden hun recht op discretie en op autonomie en passant verloren te zijn.

Gewandeld

Gisteravond was ik uitgebreid op tv. Onderwerp: mijn huwelijk met mijn hartsvriendin Christiane, kort nadat zij had gehoord dat ze alvleesklierkanker had en binnenkort zou sterven.

Kort na Christianes overlijden publiceerde ik in Het Parool een lang verhaal over ons curieuze en prachtige huwelijk. Prompt meldden zich allerlei programma’s die me dolgraag wilden interviewen. Een prachtig verhaal, riepen ze in koor, oh zo bijzonder! Kon ik dat in vijf minuten bij hen komen vertellen? Of, eh, in vier minuten zou nog beter zijn!

Weken later belde iemand van het KRO-programma De wandeling. Met hen wilde ik wél in zee. ‘De wandeling’ neemt – als een van de weinige tv-programma’s – de tijd voor een verhaal, en is niet op effect of goedkope emotie uit. We hadden een voorgesprek van drie uur, we wandelden drie uur. (Bij die opnames loopt de cameraman logischerwijs achterstevoren voor je uit. Heel knap, en soms heel eng.)

***

Van de week kreeg ik ineens vreselijk de zenuwen. Wat ik wilde vertellen, is immers niet alleen mijn verhaal. Het is vooral het gezamenlijke verhaal over Chris en mij, over haar familie, over haar vriendschappen. Hoe je verdriet en verlies kunt delen, hoe je afscheid minder individueel kunt maken, over de troost van rituelen, over hoe je omstandigheden wellicht een béétje naar je hand kunt zetten, en je niet klakkeloos bij de feiten hoeft neer te leggen. Ik hoopte innig dat de uitzending recht zou doen aan die gezamenlijkheid.

Gisteravond was de uitzending. Ik durfde niet in real time te kijken.

Pal na de uitzending belde mijn moeder: ze had het programma ontroerend gevonden. Vriendinnen stuurden enthousiaste sms’jes. Twee uur later, en een paar glazen wijn verder, vatte ik eindelijk moed en klikte op Uitzending Gemist.

***

Inmiddels heb ik de uitzending tweemaal gezien, en ik ben tevreden. Uit alles blijkt hoeveel iedereen van Chris hield, en hoeveel troost, moed en energie ze putte uit de rituelen die we samen uitvonden om haar vrienden bij haar ziekte te betrekken. Dat het huwelijk oubollig is, maar ook een beproefde juridische vorm, die nu ineens uitkomst bood. Dat het verschil tussen een liefdesrelatie en een langdurige, innige vriendschap misschien niet zo groot is als we geneigd zijn te denken.

Het was heerlijk om Chris weer eventjes in levende lijve te zien. In de uitzending zat namelijk een fragment uit een oude documentaire gemonteerd waarin Chris over onze vriendschap spreekt. Hoe wrang: ze kreeg toen de vraag voorgelegd hoe lang ze dacht dat ik nog te leven had…

Wat ik een beetje miste, was dat ons huwelijk niet alleen om ons ging. Haar vrienden vertellen dat we gingen trouwen, was een geweldige manier om de schok van haar doodsbericht voor hun te verzachten. Voor Chris en mij – nee, voor ons allemaal – was ons huwelijk tevens een publiek eerbetoon aan de vriendschap. Voor Chris was het dé manier om iedereen nog eenmaal in volle glorie om zich heen te verzamelen, om zelf nog eenmaal te schitteren, en te laten zien dat ze heus met de kop in de wind zou sterven. En ook: om haar vrienden te verzekeren dat Chris er niet alleen voor zou staan. Dat ze mij had, en haar familie.

wat me verraste, was de tederheid die uit het verhaal sprak. Of buitenstaanders het ook hebben gemerkt weet ik niet, maar zelf hoorde ik een paar keer de ingehouden tranen en de mateloze trots op Chris in mijn stem doorklinken. Terwijl ik meestal zo mijn best doe om stoer te zijn, en mezelf niet snel laat kennen…

Wat ik prachtig vond: ondanks het loodzware onderwerp is de redactie erin geslaagd om de uitzending lichtvoetig te houden. Dat heeft natuurlijk alles te maken met hun goede voorbereiding, en met de nuchterheid van interviewer Sander de Kramer. Maar het blijft knap. Dank daarvoor, heel veel dank!

Wandeling

Morgenavond – zaterdag 7 september – ben ik de gast in ‘De Wandeling’ van de KRO. Met Sander de Kramer wandel ik over de Larense hei, terwijl we spreken over het mooie maar curieuze huwelijk van Christiane en mijzelf.

We spreken over de macht van rituelen, over de vraag of er wel écht verschil valt te maken tussen liefde en vriendschap, over de dood, over hoe je verdriet en lijden minder eenzaam kunt maken. En vooral hebben we het over Christiane.

Om eerlijk te zijn: ik ben nogal nerveus over de uitzending. De redactie was buitengewoon zorgvuldig en lief, het gesprek op de hei was (geloof ik) mooi, maar je weet nooit wat ervan overkomt op tv… Ik wil natuurlijk heel graag dat het een prachtig eerbetoon wordt aan Chris, en aan ons rebelse huwelijk. Maar vooral hoop ik dat alle andere betrokkenen – de broer en zus van Chris, en haar vrienden – het idee hebben dat dit verhaal ook hen recht doet.

De uitzending is morgen om 18:30 op Nederland 2, en duurt ongeveer een half uur.

Update, 7 september:
Het programma is inmiddels via Uitzending Gemist te zien, het staat hier.

Inzamelen

Alweer zien we de onttakeling van een organisatie die kankeractivisme voorstond. Nadat eerder Pink Ribbon, LiveStrong en Alpe d’HuZes door het slijk moesten, viel vorige week Inspire2Live in duigen.

Het verhaal verandert niet. Een goedbedoelende organisatie zet acties op om onderzoek naar kanker te financieren. Koop een roze lintje of een gele armband, koop ons blad, schaf een roze stofzuiger aan! Ga gesponsord rennen of fietsen, verzamel geld voor het goede doel!

We doen massaal mee. Het geeft een fijn gevoel dat we hoogstpersoonlijk meehelpen om te ‘strijden’ tegen kanker’. Niet eerder was je zo heldhaftig en sociaal terwijl je simpelweg iets kocht, of je sportschoenen onderbond.

LiveStrong ging ten onder aan malversaties. Voorman Lance Armstrong bleek in doping gedompeld te zijn en misbruikte de kas van LiveStrong om zijn rechtszaken te bekostigen.

Inspire2Live – opgericht vanuit Alpe d’HuZes, die beloofde volkomen strijkstokvrij te zijn – probeerde via een coup de moederstichting in handen te krijgen, en gaf twee bestuursleden lucratieve opdrachten ter waarde van bijna een half miljoen.

Pink Ribbon gaf tot half 2010 geen cent uit aan wetenschappelijk onderzoek naar kanker. De schamele 15% van hun totale inkomsten die naar onderzoek ging, belandde bij sociaal-maatschappelijke studies. Maar dat geld was nooit bedoeld voor studies naar het ‘omgaan’ met kanker, of naar de effecten van psychosociale zorg. Het was ingezameld om kanker te bestrijden; voor studies naar preventie, behandeling en genezing.

Intussen tastte het geld zich op. Medio 2010 had Pink Ribbon bijna zeven miljoen op de plank liggen, wachtend op een doel.

Evenzo Alpe d’HuZes. Sinds 2006 hebben enthousiaste deelnemers liefst 75 miljoen euro bij elkaar gefietst, en 37 miljoen daarvan – dat is de helft! – ligt te verstoffen.

De organisaties verdedigen hun slapende, almaar aanwassende gelden met een beroep op procedures. Het kost tijd om onderzoeksvoorstellen degelijk te beoordelen, zeggen ze. Maar onderzoekers vertellen dat ze niet langer aanvragen indienen bij Alpe d’HuZes. Meestal krijgen ze namelijk nul op rekest: de criteria zijn te nauw, en wetenschappelijk weinig innovatief.

Dramatische publieksacties leveren kennelijk niks op. Wat te doen?

Organiseer gerust sponsorlopen en fietspartijen, maar eis als deelnemer dat opbrengsten rechtstreeks naar het KWF vloeien. Zij zijn uitgerust om te bepalen welk onderzoek zinnig is, kunnen studies coördineren en een grensoverschrijdende aanpak financieren.

Omgekeerd dient het KWF strenger te zijn over al dat goedbedoelde activisme. Hun samenwerking met Pink Ribbon en Alpe d’HuZes verhindert momenteel dat daartoe ingezameld geld daadwerkelijk bij onderzoekers belandt. Dat kan niet de bedoeling zijn…

En wilt u persoonlijk iets doen? Wees dan gewoon lief voor een kankerpatiënt. Haal boodschappen, maak hun huis aan kant, en vooral: zeur niet tegen ze over ‘strijden’ tegen kanker.

Betalen zonder moeite

Komende week introduceren drie Nederlandse banken iets nieuws: betalen met je mobieltje. Hou je telefoon in de buurt van een betaalapparaat, en het verschuldigde bedrag wordt automatisch van je rekening afgeboekt. Je mobieltje hoeft niet eens aan te staan: de techniek werkt ook in de uit-stand.

De banken roemen de nieuwe technologie als ‘handig en snel’. Kassahandelingen worden vlotter afgehandeld: je hoeft geen pincode in te toetsen, en de kassa hoeft niet te wachten op een bevestiging van de bank dat je code klopt. De consument hoeft geen pinkaart meer bij zich te steken: zijn mobieltje wordt een wettig betaalmiddel.

De nieuwe techniek – die eerst in Leiden wordt geïntroduceerd, de rest van Nederland volgt later – heet NFC: Near Field Communication. Het komt erop neer dat we binnenkort overal met onze mobieltjes kunnen chipknippen. Per dag kun je tot een maximum van 50 euro contactloos pinnen; boven die limiet moet je alsnog een code intoetsen om de transactie te bevestigen.

Is dat nu echt handig? Het akelige is juist dat contactloos betaalverkeer buitengewoon ondoorgrondelijk is.

Wie garandeert ons dat zo’n contactloze kassa niet meer gegevens uitleest dan alleen het rekeningnummer? Mobiele telefoons dragen een schat aan informatie in zich: van FaceBook-contacten en belgegevens tot adresboeken, e-mails en bezochte websites. De gemiddelde supermarktketen zou een moord doen om daar de hand op te kunnen leggen. Wanneer ik mijn pasje in een pinautomaat stop, weet ik tenminste zeker dat daar alleen opstaat wat mijn rekeningnummer is, en verder niks.

Dat je transacties niet meer expliciet hoeft te bevestigen, heeft voor de klant vooral nadelen. Hoe voorkom je bijvoorbeeld dubbelbetalingen? Zo heeft mijn OV-chip op ondoorgrondelijke wijze reizen afgeschreven waarvoor ik keurig een papieren kaartje had gekocht, en waarbij ik mijn OV-chip bij het passeren van de poortjes angstvallig verborgen hield. Niks mee te maken, vond de OV-chip: die oordeelde zelfstandig dat-ie zich dicht genoeg bij een kaartlezer bevond om mij alsnog in te checken. (Een onhebbelijkheid die het ding overigens vooral vertoont bij het inchecken; vergeet je uit te checken, dan speelt diezelfde afstand hem – en mij – ineens wél parten.)

NFC is daarnaast akelig makkelijk te hacken. Zelfs op een paar meter afstand blijkt de communicatie tussen kassa en mobieltje ongemerkt te kunnen worden onderschept. Dat betekent dat slimme kwaadwillenden elke dag opnieuw vrolijk 50 euro van je rekening kunnen afschrijven.

Waarom zou je zo’n techniek in hemelsnaam introduceren – nota bene in het betaalverkeer – lang voordat er afdoende beveiliging voor is verzonnen?

Daarbij: straatroof neemt toe. Het Parool meldde dit weekend dat het daarbij in 45% van de gevallen gaat om het jatten van smart phones. Wil je dan heus een techniek introduceren die een premie van 50 euro per dag zet op het stelen van mobieltjes?
 

Update, 28 augustus:
Daags na publicatie van mijn column ontving ik een mailje van “mobiel betalen in Leiden’. De PR-mevrouw schreef: “In het Parool las ik je column over Mobiel betalen. Uiteraard staat het je vrij om daar kritisch over te schrijven. Echter, ik las ook enkele onjuistheden of onterechte veronderstellingen in je bericht. Daarom zou ik je graag willen uitnodigen voor onze persintroductie morgen in Leiden (zie informatie onder), zodat je enerzijds de goede informatie ontvangt en anderzijds zelf kunt ervaren hoe mobiel betalen werkt.”

Fijn dat ik van ‘Mobiel betalen’ kritisch over hun product mag schrijven, wat een opluchting is dat! Maar wel vreemd dat ze me vertellen dat er onjuistheden in mijn stukje staan, zonder erbij te te vertellen welke dan: wil ik weten wat ik mis heb, dan moet ik naar Leiden afreizen. Raar vak toch, PR.

Update, 30 augustus 2013:
Plotseling is de limiet voor contactloos betalen zonder code blijkens de website van ‘Mobiel betalen in Leiden’ verlaagd tot 25 euro; tot en met dinsdag was die limiet nog 50 euro.

Verdacht

Het grootscheeps afluisteren van burgers door de NSA en andere geheime diensten blijkt door wetgeving te worden geschraagd. Tot op zekere hoogte is dat geruststellend. Hoe onthutsend ons gebrek aan privacy ook is: de inlichtingendiensten verleggen niet op eigen houtje hun wettelijke grenzen. Ze voeren slechts eerder vastgesteld beleid uit.

Maar pas door de documenten die Edward Snowden heeft gelekt, wordt duidelijk wat dat beleid de facto inhoudt. Pas nu gaat ons dagen hoe makkelijk iemand als ‘verdachte’ wordt aangemerkt. Pas nu wordt duidelijk dat, teneinde eventuele ‘verdachten’ uit de massa te filteren, wij allen – verdacht of niet – permanent in de gaten worden gehouden.

Onder de huidige terrorismewetgeving hebben westerse overheden feitelijk carte blanche gekregen. Hun bevoegdheden zijn opgerekt, onze rechten zijn geminimaliseerd.

De geruststelling van onze over-en-weerse regeringen is altijd dat de inlichtingendiensten heus stevig wordt gecontroleerd. Uit een van Snowdens recent gelekte documenten bleek echter dat alleen al het Washingtonse filiaal van de NSA in het afgelopen jaar liefst 2700 keer in de fout was gegaan: bevoegdheden waren overtreden, papierwerk was niet in orde, de verkeerde mensen waren gevolgd.

Wettelijk is de NSA verplicht het Amerikaanse parlement inzage te geven in zulke evaluaties. Dat deden ze niet. Erger, ze logen erover. Eerst beweerden ze dat ze nooit iemands privacy hadden geschonden zonder wettelijke grondslag; later gaven ze toe dat ze dat soms wel hadden gedaan, maar dat zulke fouten ‘incidenteel’ waren. (Maar hoe incidenteel zijn zulke fouten wanneer één filiaal er al bijna drieduizend per jaar maakt?) Op de vraag waarom ze de – bij wet verordonneerde – evaluaties nooit bij het parlement waren ingeleverd, had de NSA überhaupt geen antwoord.

Terwijl de inlichtingendiensten hun eigen falen en fouten trachtten te verbergen – en daarmee zelf de wet schenden op grond waarvan ze kunnen opereren – blijven onze overheden sussend hun mantra fluisteren: ‘Wie niets te verbergen heeft, is niet verdacht.’ Ik zou gráág willen dat onze overheden die uitspraak eerst & vooral op zichzelf en hun eigen diensten toepassen…

Maar het omgekeerde gebeurt. Westerse overheden slaan inmiddels totaal op hol wanneer iemand hen onwelgevallige feiten opdiept. Inmiddels worden terrorismewetgeving en daarmee verbonden afluisterpraktijken losgelaten op journalisten die kritisch nieuws verspreiden. In de VS, maar ook in Nederland, worden journalisten die nieuws van klokkenluiders verspreidden, geregeld van overheidswege afgeluisterd.

Afgelopen weekend werd David Miranda op doorreis van Berlijn naar Brazilië in Engeland opgepakt. Zijn laptop en mobieltje werden in beslag genomen. Hij werd negen uur ondervraagd, op verdenking van terrorisme.

De reden? Miranda is de vriend van Glenn Greenwald, de journalist die het materiaal van klokkenluider Edward Snowden had prijsgegeven.

Arme Max

Sinds een paar weken hebben we een indringer in de tuin: een zo op het oog vrij jonge, flink gespierde koekat. (Een koekat is een witte kat met zwarte vlekken.) De indringer is een brutaaltje. Waar andere katten zich zelden verder wagen dan de richel, springt deze koekat geregeld naar beneden, onze tuin in, waar-ie zich dan onder een heester verschuilt. Daar gaat hij dan heel hard tegen mij zitten blazen.

Hij laat zich niet makkelijk wegjagen. Als ik heel hard ‘Shoe! Shoe!’ roep en wild naar hem gebaar, loopt-ie kalmpjes naar de andere kant van de tuin om daar af te wachten of er verder nog iets van belang gebeurt. Als ik water over hem heen probeerde te kieperen – je moet het domein van je eigen kat per slot van rekening helpen verdedigen – liep-ie een paar meter naar achteren en ging me dan fronsend zitten aanstaren.

Da’s allemaal nog tot daar aan toe, maar hij doet lelijk tegen Max: dat is erger. Hij wacht haar op en zodra hij de kans krijgt, zit hij haar achterna. Hij is al een paar keer in een wilde achtervolging de keuken in gerend.

Max is gewoonlijk nogal een stoere en niet voor een kleintje vervaard. Als kitten sprong ze met veel animo bovenop Michael. Die was aanzienlijk sterker en meer ervaren, maar zij was sneller en wendbaarder, zodat het geen uitgemaakte zaak was wie er zou winnen. Die twee hebben heel wat geknokt voordat ze eindelijk leerden elkaar te tolereren. De vlokken vlogen soms in het rond.

Met de koekat ligt dat anders: tegen hem durft ze niet goed. Max werd de afgelopen weken enigszins schuw: ze keek eerst argwanend om zich heen voordat ze de tuin in stapte. Zat dat kreng wellicht ergens op haar te wachten?

Afgelopen woensdag zat de koekat haar opnieuw achterna, ik moest hem verdorie de keuken uit jagen. Een uur of wat later kwam Max blazend en grauwend binnen. Ze keek paniekerig en hield haar ene voorpootje raar omhoog. Geen sprake van dat ik het pootje kon inspecteren: haar rug mocht ik kalmerend aaien, maar zodra ik aanstalten maakte om dat pootje aan te raken, begon Max benauwd te grommen.

Ze wilde naar de woonkamer lopen, dat lukte niet goed. Elke poging om op dat pootje staan, ging gepaard met gekerm. Op drie poten hinkend zocht ze een veilige plek, van waaraf ze goed zicht had op de keukendeur, en likte hevig aan haar pootje. Aanraken mocht ik het nog steeds niet.

Ik had geen idee wat er was gebeurd: ik zag geen bloed. Was ze gebeten, was ze – toen ze, vermoedelijk in vliegende vaart, van de richel af de tuin in was gesprongen – lelijk terecht gekomen en had ze nu iets gebroken?

Tijd voor de dierenarts. Gelukkig kon ik daar anderhalf uur later al terecht. Ik deed de keukendeur en het kattenluikje dicht, en pakte de kattenkooi.

Max liet zich vrij gewillig in de kooi stoppen. Ze protesteerde hevig toen ik haar naar buiten nam, en in de Canta werd ze steeds banger – geen wonder ook: zit je ineens opgesloten, met een boel vreemd lawaai om je heen.

In de wachtkamer werd Max steeds banger. Ze ademde snel, bekje open, tong eruit. Ik stak mijn vingers door de tralies en probeerde haar wat te aaien, Max stak haar gezonde pootje door de tralies en legde dat op mijn hand. Onder haar kopje zag ik ineens wat bloed.

Even later stonden we in de behandelkamer. Max trilde van ellende. De dierenarts complimenteerde haar uiterlijk – ‘Een prachtige tekening, en wat een mooie grote oren!’ – terwijl ik Max met veel geaai probeerde gerust te stellen.

Terwijl ik haar vasthield, voelde de dierenarts voorzichtig overal aan haar lijfje. Hij vond twee plekken. Ze had een bijtwond aan haar keel, een keurig gaatje als van een enkeltandige vampier, net naast haar strottenhoofd, plus een flinke bijtwond in haar voorpoot: een jaap van twee centimeter lang en een halve centimeter diep. ‘De hoektand van die kat moet zijn blijven haken toen ze haar poot terugtrok,’ legde de dierenarts uit.

Haar pelsje werd geschoren rondom beide beten, haar wonden werden schoongespoeld, Max kreeg een pijnstiller, wondzalf en antibiotica. ‘Kattenbeten zijn smerig,’ zei de dierenarts, ‘ze moet een kuurtje van een week.’

Samen stopten we Max daarna weer in de kattenkooi en ik kreeg een rekening van bijna honderd euro.

Thuis kreeg Max ter troost een plakje rosbief, en daarna verstopte ze zich onder het bed. Soms ging ik – je bent immers kattenmoeder of niet – eventjes naast haar liggen; nou nee, niet óók onder het bed, maar net ernaast, zodat ik haar voorzichtig kon aanhalen. En uit solidariteit ging ik op bed liggen met de computer, zodat ze niet alleen hoefde te zijn.

Na twee uur kwam ze voorzichtig tevoorschijn en nestelde zich op mijn schoot. Ze likte haar poot veel, en probeerde ook haar keel te likken maar kon daar – ondanks haar lange tong – niet goed bij.

Ze sprong een paar keer van het bed af om een hapje te eten of iets te drinken. Lopen ging inmiddels al weer een stuk beter. Maar naar buiten gaan? Ho maar.

Pas om een uur of een ’s nachts, na weer een hapje en een slokje, hoorde ik haar door het kattenluikje naar buiten gaan. ‘Niet meteen gaan kijken,’ hield ik mezelf streng voor, ‘niet al te bezorgd doen – dat slaat op haar over. Geef haar de ruimte, en tijd!’

Toen ik na tien minuten ging kijken, zat Max verstijfd op de tuinstoel. Ze durfde zich niet te bewegen. Op de richel zat de koekat haar met blikkerende ogen aan te staren. Zo rustig mogelijk deed ik drie stappen achterwaarts, pakte het glas water dat op het aanrecht klaar stond, liep de tuin weer in en keilde het glas over de koekat leeg. Hij sprong twee meter naar achteren en hernam daar positie. Ik vulde het glas en gooide opnieuw, maar het kreng was nu buiten mijn bereik.

Max was tijdens dit gedruis snel naar binnen geglipt en had zich opnieuw onder het bed verstopt.

Inmiddels zijn we tweeëneenhalve dag verder. Max is nog steeds ernstig van slag. Inmiddels durft ze buiten op de tuinstoel te liggen, maar daar is alles mee gezegd.

Voordat ze een poot buiten zet, verkent ze eerst uitgebreid het terrein. Lang gluren vanaf de keukenmat. Dan waagt ze zich voorzichtig op de tegels. Ze springt vervolgens op de tuinstoel en gaat daar liggen – maar wel zo dat ze de richel goed in de gaten kan houden.

In de tuin zelf waagt ze zich amper: ze blijft liefst op het betegelde gedeelte, dat is momenteel overzichtelijker. Wanneer ik ook buiten ben, durft ze meer: dan struint ze tussen planten en heesters. Maar vanmiddag sprong ze in mijn bijzijn als vanouds op de maagdenpalm die vanaf de tuin de tegels probeert te overwoekeren (een van haar favoriete ligplekken, je kunt daar zo heerlijk een nestje in trappen en het is er altijd lekker koel), dook toen plots ineen, grauwde, gromde, draaide zich om en rende haastig het huis in.

Op de daktuin durft ze al helemaal niet. Ze is sinds woensdag nog niet verder gekomen dan de richel. Ze was – heel slim – eerst in onze tuin in een boom geklommen, had vanuit de hoogte het terrein overzien, en had toen kennelijk besloten dat het nú wel effies kon, op de richel zitten.

En Max houdt zo ontzettend van buiten zijn… Een paar weken geleden, toen het dagen achtereen bloedheet was, heb ik tot diep in de nacht in de tuin zitten lezen. Max vond het enorm tof dat ik nou ook ’s tot fijn laat buiten was, en ik kreeg voor het eerst een idee wat haar tot in de late uren bezig houdt. Ze heeft het buitengewoon druk: van links naar rechts door het struweel rennen, ergens rustig zitten en dan álles ruiken, overal haar oren voor spitsen; tien keer in een kwartier heerlijk worden afgeleid door een dingetje hier of een dingetje daar; op motten, muggen en vliegen jagen. Ze heeft haar handen vol aan buiten zijn: het is haar paradijs.

En nu durft ze dat allemaal niet meer. Ze zit op de tuinstoel de boel in de gaten te houden, en rent om de haverklap angstig naar binnen, de staart tussen de poten.

Het erge is: omdat ze nu bang is voor de koekat, zal ze voortaan elk gevecht met hem op voorhand verliezen.

Vanmiddag liep ik de tuin in – Max zat veilig binnen – en zag tot mijn ontsteltenis dat de koekat in onze tuin zat. Ik gooide het klaarstaande glas water al schreeuwend over hem leeg. Hij trok zich strategisch terug; ik vulde het glas opnieuw, en leegde het ten tweede male. Hij liep kalmpjes weg en ging net buiten mijn bereik zitten.

Toen dacht ik: ‘En nú is het godverdomme oorlog. Dit is ónze tuin!’

Zodoende heb ik vanmiddag bij de speelgoedwinkel een dubbelloops super soaker gekocht. Het ligt, geladen met een halve liter water, klaar op de tuintafel.

Vanaf nu zijn we bewapend, Max en ik!

 

Update 1, 19 augustus 2013:
De koekat blijkt een poes van ongeveer anderhalf jaar oud te zijn. Bella is hier kortgeleden komen wonen en heeft ook met andere buurkatten inmiddels fikse ruzies gehad. Bella is kortom haar domein aan het bepalen en snapt nog niet dat andere katten óók rechten hebben.

Update 2, 22 augustus 2013:
Barbara Jansma postte op Facebook deze geweldige tekening waarop ik – met Max aan mijn zijde – gestrekt in een hinderlaag lig, supersoaker in de aanslag, in de hoop de koekat vol in het vuige gezicht te treffen. Barbara was zo aardig om de tekening per post aan Max op te sturen!

Achtervolgd door prullenbak en wc

Eind vorig jaar hoorden we voor het eerst over etalagepoppen die het winkelend publiek observeren. De zogeheten EyeSee paspoppen zijn uitgerust met camera’s – die, heel slim, in de poppenogen zijn verborgen – en beschikken over gezichtsherkenning. Winkelketens die de poppen gebruiken, kunnen op die manier ongemerkt hun potentiële klanten volgen en hun gedrag analyseren. Welke routes lopen mensen door de winkel, waar blijven klanten het langste hangen, komen dezelfde klanten vaker terug, hoe vaak komt een klant in de winkel voordat hij of zij iets koopt.

Dat voelt eigenlijk al betrekkelijk akelig. Maar dat het nog stukken onsmakelijker kan, bewees een bedrijf in Londen. In het centrum van die stad worden mensen sinds kort heimelijk gevolgd door de prullenbakken die her en der op straat staan.

Het bedrijf Renew plaatste kort voor de Olympische Spelen van 2012 honderd afvalbakken in het centrum, en rustte die uit met digitale advertentieschermen. Via een internetconnectie konden de advertenties snel worden ververst of aangepast, en konden adverteerders zodoende handig inspelen op de sportuitslagen.

Deze zomer heeft Renew twaalf van deze afvalbakken, allemaal gepositioneerd langs een drukke winkelstraat, opgewaardeerd. Het bedrijf voorzag ze van software die via wifi contact probeert te maken met de mobiele telefoons van de mensen die voorbij lopen. De afvalbakken lazen het unieke nummer uit dat elke mobiele telefoon (het MAC-adres) en bewaarden dat. Op die manier volgden de afvalbakken de route, het wandeltempo en het patroon van de voorbijgangers: bij welke etalages stopten ze, in welke winkels gingen ze naar binnen.

Het idee erachter was dat je iemand die blijkens deze gegevens geregeld bij een filiaal van Starbucks naar binnen ging, op de prullenbakken op zijn of haar route voortaan een advertentie van een concurrerende koffietent in de maag kon splitsen, of dat je trouwe Mark & Spencer bezoekers per afvalbak kon trakteren op reclame voor de t-shirts die die dag bij het warenhuis in de aanbieding waren.

Waar het op neerkomt, is dat de prullenbak een cookie maakte voor elke passant. Waar het ook op neerkomt: je wordt op straat stiekem achtervolgd door publieke afvalbakken.

Renew wist van de prins geen kwaad. Hoezo was dit een privacyissue? Iedereen kon die data die ze zo inzamelden, toch vervolgens bij het bedrijf kopen? (Alsof het feit dat er een prijskaartje aan die data wordt gehangen, uitvlakt dat het een privacyschending was van alle passanten met een mobiele telefoon op zak.)

Renew heeft verdergaande plannen. Ze willen het systeem op meerdere plaatsen in winkels en horeca introduceren: bij de ingang, bij de kassa’s en bij de wc’s. Op die manier kunnen ze bepalen hoe lang mensen in een winkel of uitspanning verblijven, en dat koppelen aan hoeveel ze uitgeven (de kassa) en hun sekse (via de tracker op de wc).

Oh, brave new world.
 

Update: Inmiddels overweegt de Britse overheid deze prullenbakken te verbieden.