Geen bezwaar

Morgen dient in Breda een zaak die kolonel Richard van Harskamp tegen de overheid heeft aangespannen. Defensie trok de verklaring van geen bezwaar van de oud-commandant vorig jaar in, waardoor Van Harskamp nu zijn baan dreigt te verliezen: alleen met zo’n VGB – zeg maar: een bewijs van goed gedrag – kun je in het leger aan de slag.

De achtergrond? Van Harskamp heeft zijn vriendin liefst vier maal mishandeld, wat hem in 2010 op een veroordeling kwam te staan. De kolonel beloofde daarna zowel zijn vriendin als de legerleiding beterschap, naar werd in 2011 niettemin ten tweede male voor een geweldsmisdrijf veroordeeld. Deze keer had hij een baksteen naar het hoofd van de ex van zijn vriendin gegooid. Daarna was de maat vol voor defensie, en volgde intrekking van de verklaring van geen bezwaar.

Terecht, zou je denken. Je wilt geen heethoofd in de legerleiding, al helemaal niet als aanvoerder van de manschappen in Irak en Afghanistan – wat Van Harskamps positie was. Op zo’n plek wil je uitsluitend mensen zien die zichzelf goed kunnen beheersen, en die secuur doorhebben wanneer geweld gerechtvaardigd is. Niet iemand die met bakstenen gaat gooien wanneer iets hem niet zint, laat staan iemand die tot vier maal toe zijn vriendin heeft mishandelt.

De verdediging van Van Harskamp draait om de stelling dat de legerleiding onderschat wat een militair in het buitenland allemaal moet doorstaan, en te weinig begrip heeft dat zulks na thuiskomst makkelijk tot relationele spanningen kan leiden. De beroepsvereniging onderschrijft dat standpunt van harte. ‘Er wordt op deze manier geen recht gedaan. Er wordt niet gekeken naar de privésituatie van de man,’ aldus Ruud Vermeulen, voorzitter van de Nederlandse Officieren Bond.

Dat klinkt akelig veel naar goedpraterij van huiselijk geweld: een commandant heeft zulk zwaar en verantwoordelijk werk, en tsja, dan schiet thuis je hand natuurlijk wel eens uit, he, als zo’n vrouwtje weer eens zit te zeuren. Had die vriendin maar aardiger voor hem moeten zijn, en haar kop moeten houden toen hij dat zei – partners moeten begrip tonen, voor man, volk en vaderland!

Dat de nazorg voor uitgezonden militairen bij hun terugkeer regelmatig tekort schiet, is bekend. Maar dat is geen argument om te vergoelijken dat gestreste soldaten hun partners in elkaar slaan. Mij dunkt dat de veroordeling van de kolonel wel degelijk recht deed, te weten recht aan zijn slachtoffers, en dat Defensie coulant genoeg is geweest door Van Harskamp pas na zijn tweede veroordeling de verklaring van geen bezwaar te ontnemen.

De Nederlandse Officieren Bond houdt voet bij stuk en vindt dat de oudcommandant in ere moet worden hersteld. Tientallen officieren zullen daarom morgen in uniform bij het proces verschijnen, en zo hun solidariteit met hun maat uitspreken.

Iets zegt me dat er in Breda geen vrouwelijke officieren zullen demonstreren.

Compliment

Vroeger kwam ik vaak in de bibliotheek op de Prinsengracht. Ze hadden een enorme hoeveelheid boeken plus een puike catalogus, maar het was geen vriendelijke omgeving. Je moest door controlepoortjes om erin of eruit te mogen; een tas mee naar binnen nemen kon niet, die moest in een kluis. Wie een versnapering wilde, was aangewezen op een café van schoolkantine-allure: je kon er koffie of frisdrank kopen, roze koeken en saucijzenbroodjes.

De nieuwe OBA bij Centraal Station was een verademing. Een ruim gebouw, met overal afgeschermde hoekjes om te werken, lezen, kijken en luisteren; een uitgebreid cultureel programma, met tentoonstellingen, lezingen, theater en live radio; een goed restaurant bovenin en een daverend druk café beneden. Je kunt er piano spelen, een boek lezen, naar muziek luisteren, voorgelezen worden, studeren, of gewoon zo maar wat rondhangen.

Jo Coenen maakte er een prachtig gebouw van: groot, maar intiem; openbaar, maar privé. Het is een uitnodigende, extreem open omgeving. En waar je je ook bevindt in de OBA, steeds is er dat fantastische uitzicht over de stad, die je blik naar buiten trekt… Soms, als het heftig regent of stormt, en ik fijn thuis verscholen zit, denk ik: ik zou nú eigenlijk naar de OBA willen, om daar vanaf de bovenste verdieping toe te kijken hoe de stad zich onder dit geweld houdt. En al jaren fantaseer ik over een nieuwjaarsfeestje in de OBA: om van daaraf te kunnen kijken naar al het vuurwerk boven de stad!

Maar au fond is het niet het gebouw of de locatie die de OBA bijzonder maakt. Toen ik mijn eigen muziekcollectie naar digitale bestanden wilde overzette, ben ik idioot vaak in de OBA geweest, jagend op cd-versies van oude elpees. Soms moest ik uitwijken naar een andere filiaal voor een specifiek album. Of ik nu naar Osdorp, de Indische buurt of naar Noord reed – telkens viel me op hoe groot het verschil was. In de OBA waren de medewerkers zonder uitzondering extreem vriendelijk en behulpzaam: iets uitleggen of een bestelling voor je doen, het was allemaal geen probleem.

In de plaatselijke filialen stuitte ik vaker op norsheid, bureaucratie en formaliteiten. Anders gezegd: op desinteresse, op mensen die gewoon hun werk wilden doen, maar acuut moeilijk gingen kijken zodra iets meer moeite vergde. Er zat aanzienlijk minder plezier in de filialen dan in de OBA zelf.

Dat kan ’m niet in het gebouw alleen zitten. Zo’n verschil in houding van de medewerkers moet te danken zijn aan het personeelsbeleid, en dus: aan de scheidende OBA-directeur, Hans van Velzen.

Toen ik hem een paar jaar geleden complimenteerde met zijn uitstekende en zeer gemotiveerde medewerkers, zei hij niet: ‘Dank je wel,’ maar: ‘Oh, dat zal ik ze vertellen, dat stellen ze vast enorm op prijs!’

Dat is goed beleid in een notendop. Van Vezen eigent zich complimenten niet toe, hij geeft ze graag ze subiet door. Ik hoop dat de OBA nog lang naar zijn principes zal werken.

Alziend oog

Google Glass – de internetbril die alles wat jij ziet kan identificeren, filmen, duiden en van context kan voorzien – zal vast allerlei nuttige toepassing krijgen. Een Amerikaanse brandweerman heeft bijvoorbeeld een app ontwikkeld die een plattegrond van het gebouw waar hij en zijn collega’s moeten blussen, en mogelijk mensen uit moeten halen, in hun zichtveld projecteert. Dat maakt hun werk efficiënter en veel veiliger.[Noot, 18 april: de Amsterdamse brandweer is inmiddels ook begonnen aan een experiment met Google Glass.]

Evenzo zie ik goede mogelijkheden voor politiewerk. Met een Googlebril kan een agent alles filmen wat hij of zij ziet en doet, wat een boel geouwehoer kan schelen. Reed iemand echt door rood, was er heus spraken van onnodig geweld, zei de verdachte inderdaad zus en deed die agent toen echt zo?

Zulke beelden bewaren is in het belang van zowel politie als burgers, mits ze als automatische feed worden aangeleverd en buiten het bereik van de politie worden opgeslagen. Dit laatste uiteraard om neutraliteit van de beelden zelf te kunnen garanderen, te voorkomen dat cruciale beelden na afloop worden gemanipuleerd, of ‘toevallig’ kwijtraken.

Met zo’n applicatie kan de politie voortaan beter onterechte aantijgingen van burgers of verdachten ontkrachten. Burgers kunnen erdoor zekerheid krijgen dat de politie haar taak inderdaad naar behoren verricht. En was dat niet het geval, dan is er gelukkig materiaal om zulke serieuze verwijten te onderbouwen.

De te verwachten inzet van Googlebrillen in het publieke domein vraagt om een fikse politieke discussie: wat willen we wel, wat liever niet? Wie mag wie filmen, en vooral: wie mag wie identificeren en controleren? Wie heeft vervolgens toegang tot al die gegevens, waarvoor mogen ze worden ingezet?

Maar liever hebben we het over de 3D-spelletjes die je op straat kunt spelen met een Googlebril op. Kijk ’s wat leuk: voortaan kun je overal virtueel kleiduiven schieten!
Met nog meer animo speculeren we natuurlijk over de combinatie van de Googlebril en seks. De eerste app die gelieven de optie biedt elkaar tijdens hun bedrijvigheden te filmen, opdat ze ter plekke kunnen zien hoe zij er voor de ander uitzien, is al gemaakt. O tomeloos narcisme: jezelf bekijken terwijl je de liefde met iemand bedrijft…

Geen enkele technologie is neutraal, ook de Googlebril niet. Elke technologie wordt gebruikt binnen specifieke machtsverhoudingen, en als je niet nadenkt, versterk je bestaande ongelijkheden er alleen maar mee. Wat de politie betreft: mogen alleen zij de burgers controleren, of hebben burgers eveneens het recht om de politie te controleren – en dus ook: het recht op het gebruik van de middelen daartoe? Wiens recht wil je het liefste stutten en versterken?

In het geval van seks is het akelige dat vrouwen – die al permanent worden bekeken en geseksualiseerd – zich teveel gelegen moeten laten liggen. Voor je het weet zitten we opgescheept met een heel nieuwe categorie van seksueel geweld: live rape porn. Met dank aan Google.

Koning Koopman

Overheden bepleiten allerlei nobele dingen voor volk en toekomst. Dat staat chic en beschaafd, het getuigt van hooggestemde intenties. En het klinkt prettig ambitieus, ja zelfs een tikkeltje wild: ‘Kijk ons eens durven…? Wij maken ons openlijk hard voor mensenrechten, voor duurzaamheid! Daar staan wij vierkant vóór!’

Maar ja. Zodra diezelfde overheid merkt dat de consequenties van haar opstelling in eigen vlees snijden, is het snel gedaan met die hoogdravendheid. Dan gaan politici ineens wiebelen en slalommen, zijn de mitsen en de maren niet van de lucht.

Neem schone energie. Iedereen weet dat fossiele brandstof op haar laatste benen loopt, en dat kernenergie onze problemen alleen maar afwentelt op latere generaties. Nog dieper in de aarde delven is geen oplossing: de enige duurzame energie komt uit zon, wind en water.

Maar zodra Shell zich daartegen verzet – zulk beleid tast hun monopolie aan – wil Nederland ineens toch graag naar schaliegas boren. Zelfs al weten we dat we de aardbodem daarmee onherstelbare schade toebrengen, dat schaliegas per definitie geen lange-termijnoplossing is, en dat zulke strapatsen vooral de aandacht afleiden van wat we écht nodig hebben, te weten: schone, duurzame energie.

Want stel je toch eens voor dat ons vooruitstrevende, beschaafde beleid aan bestaande belangen zou tornen. Dat het gevestigde partijen geld zou kosten. Dat was niet de bedoeling.

En zo vallen we telkens terug op hoe de dingen ooit waren, vergeten we al onze nobele intenties, ja zelfs de hang naar dat tikkeltje wilde, en bestendigen we alsnog de status quo. Mooie plannen verworden tot niks dan zoethoudertjes: praatjes voor de vaak.

Rusland criminaliseert homoseksualiteit. Rusland organiseert de Olympische Spelen. Nederland beweert internationaal voor de rechten van homoseksuelen te staan, maar komt intussen opdraven met de grootst denkbare overheidsdelegatie: koning, koningin, minister-president, plus de minister van sport. Dat zich onder onze eigen deelnemende sportlieden ook homoseksuele sporters bevinden, verdoezelen we. Want dat komt even niet handig uit.

Je ziet het steeds weer. We strijden tegen tabak. Geweldig, want dat spul veroorzaakt honderdduizenden doden per jaar, en er is inmiddels een veel gezondere manier om van nicotine te genieten: elektrisch roken, oftewel dampen. Maar dampen tast oude monopolies aan, en de overheid verliest daardoor haar tabaksaccijnzen. Dus wordt dampen in het verdomhoekje gezet, nota bene met een beroep op diezelfde volksgezondheid.

Dat de overheid te vaak naar haar eigen korte-termijnbelang kijkt, is niet zo verrassend. Het is zelfs niet onbegrijpelijk. Maar dat men het dan doet voorkomen alsof de moraal heeft gezegevierd – dát is pas echt onverteerbaar.

Traag, maar toch

Ze zeggen dat er een jaar overheen moet gaan eer de dood van een intimus draaglijk wordt. Morgen is het elf maanden geleden dat mijn hartsvriendin annex echtgenote overleed, en inderdaad, het verlies wordt allengs lichter. Mijn verlamming wijkt. Ik kom weer het huis uit, mijn werk komt op streek, de erfenis is bijna afgehandeld, en ik denk niet langer minstens eens per minuut aan haar. Belangrijker nog: ik denk gaandeweg eindelijk ook weer aan de leuke Chris, de inspirerende Chris, de uitbundige Chris, de nieuwsgierige Chris.

De zieke Chris zakt wat weg. Dat is vreemd genoeg geen onverdeeld genoegen: het enige dat me uiteindelijk met haar dood kon verzoenen, is het besef dat ze zo onvoorstelbaar ziek was geworden, zo dodelijk vermoeid. Het kostte haar op ’t laatst de grootste moeite om haar hoofd helder te houden. Dat beeld mag dan hoogst akelig zijn, maar het was ook het enige dat haar dood verteerbaar maakte. Zo kon het overduidelijk niet doorgaan. Wie zo ziek is, laat je met verwarrende opluchting gaan.

Nu de mooie herinneringen langzaam terugkomen, mis ik haar des te harder. Niksniet haar even bellen, nooit meer horen wat zij ergens van denkt, geen avonden tot diep in de nacht doorbomen over leven en politiek, nooit meer goedmoedig van haar op mijn kop krijgen, nooit meer samen wilde plannen maken. Nooit meer ergernis over die eindeloos uitwaaierende uitwijdingen van haar, nooit meer ontzag of vertedering over haar immens grote hart.

Het went. Traag, maar toch: het went heus, inmiddels.

Gaandeweg staat het verlies niet meer zo pregnant voorop, gaandeweg voel ik mijn zegeningen weer: goede vrienden, fantastische ouders, lieve schoonfamilie, interessant werk, coulante opdrachtgevers, een heerlijk huis. De buitenwereld begint me opnieuw te boeien, zij het met mate. Ik lees sinds een paar maanden zelfs de kranten weer.

Mijn leven herneemt zich.

Nee, het gaat een stap verder dan gewoonweg weer de oude Spaink worden: mijn leven verandert zelfs. Ik heb nieuwe vrienden opgedaan, en dacht, toen ik afgelopen week met hen in het café zat, hooguit drie of vier keer – écht niet vaker – ‘Wat ontzettend jammer dat ik ze niet aan Chris kan voorstellen.’

Dat is de crux, besefte ik later. Verdriet verlamt. Het is verleidelijk om alles te laten stollen, om van je verdriet een eerbetoon te maken, en jezelf onbedoeld vast te klinken aan je verlies. Temeer daar elke poging om desondanks verder te gaan en je verdriet ‘een plaats’ te geven, stiekem meteen ook voelt alsof je de verlorene verzaakt. In zo’n geestesgesteldheid lijkt doorgaan – verder gaan met je eigen leven – verduveld veel op verraad.

Traag, maar toch – en met heel kleine stapjes – herneem ik mijn leven. Ik leid een leven zonder Chris. Dat blijkt aanzienlijk lastiger te zijn dan ik dacht. Maar de noodzaak is groot: een ander leven heb ik immers niet.

Dremelen

‘Waarvoor wil je zo’n ding precies gebruiken?’ vroeg iemand me.

Uhm, wist ik veel… Ik had immers maar net ontdekt dat de Dremel überhaupt bestond.

Dat zit zo: ik deed de laatste tijd allerlei dingen die anderen geregeld lieten uitroepen: ‘Spaink, jij hebt heus een Dremel nodig!’ Sindsdien vroeg ik me af of ik inderdaad een Dremel nodig had. Maar je moest mij niet vragen waarvoor precies: dat wisten anderen duidelijk stukken beter dan ikzelf.

Ik heb altijd veel geklust; mijn vader leerde me dat. Net als hij gebruik ik voornamelijk handgereedschap. Van hout- en ijzerzagen tot rattenstaart, van handboortjes tot bankschroef: het ligt hier allemaal voor het grijpen. Maar mijn enige elektrische gereedschap is een klopboor. Het lastige van elektrisch gereedschap is dat elke taak – zagen, schuren, slijpen of vijlen – meteen een aparte machine vergt: zwaar en groot spul van Black&Decker, of van Bosch. Daar heb je meteen een gereedschapsschuurtje, of liever nog een heuse man cave bij nodig. Want waar láát je dat spul tussentijds in hemelsnaam?

Na wekenlang dubben kocht ik, overmoedig geworden door een onverwachte kerstbonus, afgelopen week een Dremel. Tot mijn verbazing kan het ding van alles: boren, zagen, schuren, frezen, slijpen, polijsten en vijlen. Hoe meer bijgeleverde opzetstukken ik bekeek, hoe vaker er klussen aan mijn geestesoog voorbijtrokken die zoveel makkelijker hadden gekund. De tapijttegels die ik met een keukenschaar moeizaam op maat had geknipt, want er waren ingewikkelde hoekjes en inkepingen nodig eer ze pasten: ik had wekenlang blaren op mijn vingers. De Dremel heeft een freesje speciaal voor zulk werk. IJzerwerk doormidden zagen, de zijkanten ervan glad schuren: het had me laatst anderhalf uur gekost, plus trillende armen en zere schouders. De Dremel doet het met een makkelijk opzetstukje.

Het volledige overzicht van alle bijgeleverde accessoires stond alleen op de kartonnen doos waarin de Dremel was verpakt. Aangezien ik nog lang niet vertrouwd ben met al die verschillende opzetstukjes, wilde ik dat overzicht graag bewaren – maar niet die hele doos. ‘Jakkes,’ dacht ik, ‘dan moet ik dat printje dus uit het karton knippen. Heb ik straks wéér zere vingers.’ Twee tellen later dacht ik: ‘Wacht, ik kan dat overzicht natuurlijk ook uit de doos frezen. Ik heb nu immers een Dremel!’

Dat voelde behoorlijk meta: de Dremel die zelf zijn allereerste klusje veroorzaakte. Maar hij bewees meteen wel dat-ie waarlijk mijn nieuwe duizenddingendoekje is. Niks geen man cave bij nodig, trouwens: gewoon een plank in de berging plus een paar popperige doosjes voor alle opzetstukjes, en klaar was Spaink.

‘You don’t know what you got till it’s gone,’ zong glamrockband Cinderella ooit: pas door verlies ontdek je hoe belangrijk iets – of erger: iemand – voor je is. Kennelijk is het omgekeerde ook mogelijk. Voortaan noem ik dat ‘dremelen’: het geluk iets te vinden dat een voorheen onbekende lacune vult.

Ik wens u voor 2014 weinig verlies, en veel gedremel.

Failliet

De oorlog die Bashar Assad tegen zijn eigen volk voert, duurt al bijna twee jaar. In dat tijdsbestek heeft hij honderdduizenden burgers over de kling gejaagd en zijn land aan flarden gebombardeerd. De onafzienbare stroom vluchtelingen uit Syrië heeft inmiddels zowat alle buurlanden ontwricht. Miljoenen mensen hebben alles moeten achterlaten.

Niet eerder heeft een staatshoofd zijn land zo grondig vernield; niet eerder heeft een regeringsleider zijn eigen bevolking zo systematisch uitgemoord en verdreven.

Maar de grootste schande van al is dat Assad er internationaal mee wegkomt. Assad heeft chemische wapens tegen zijn eigen volk gebruikt, slacht burgers aan de lopende band af, laat journalisten en artsen martelen. Wij doen intussen niet meer dan een beetje ‘bezorgd’ zijn, en zelfs dat gaat niet van harte. Liever kauwen we de leugens van Assad na.

De laatste maanden houden wij in het westen onszelf zoet met de door Assad in het leven geroepen fabel dat hij er de gematigde stroming verdedigt; zonder hem zou het land in handen zou vallen van religieuze extremisten. Maar wanneer dit langgerekte bloedbad de ‘gematigdheid’ moet voorstellen, heeft dat woord toch iedere zinnige betekenis verloren?

Ja, het verzet dreigt thans te worden overheerst door fanaten en jihadisten. Alle andere verzetslieden zijn namelijk allang vermoord, gevangen gezet, of gevlucht. Iedereen die op enige redelijkheid kon bogen, is de afgelopen twee jaar de mond gesnoerd, of is – onder druk van omstandigheden – uiteindelijk onredelijk geworden. Wat rest je anders wanneer je eigen regering jou en de jouwen maand in, maand uit uitmoordt, terwijl de buitenwereld haar ogen onderwijl angstig afwendt?

Het is sowieso een wespennest daar, laat ‘ze’ het maar zelf uitzoeken: voor je het weet hebben we er een tweede Irak bij. Dat zijn zo ongeveer de argumenten waarmee wij onze ogen sluiten voor wat er in Syrië gebeurt. Maar wie daarmee komt aanzetten, vergeet dat Assad datzelfde wespennest onder ons goedkeurend oog heeft geschapen. Wij deden alsof hij een verlicht dictator was, terwijl hij links en rechts Hezbollah en Al Qaida voedde.

Wij steunden de oppositie niet op het moment dat zulks verschil had kunnen uitmaken. Want we wilden Assad niet voor het hoofd stoten. (Net zoals we El Baradei in februari 2011 in Egypte in de kou lieten staan, toen hij als eerste potentiële en seculiere regeringsleider dapper de handschoen opnam en zich openlijk tegen Mubarak keerde.)

We ‘vergeten’ dat onze afzijdigheid betekent dat we ook andere landen – Jordanië, Libanon – laten stikken, en daarmee juist nieuwe brandhaarden helpen stichten. We ‘vergeten’ dat er meer bestaat dan militair ingrijpen alleen: de tegoeden van Assad bevriezen zou al flink helpen, of de vluchtelingen serieus helpen. Maar mogelijk heeft dat consequenties voor onszelf. Dus liever doen we niks.

Oh, en zalig Kerstmis! Vrede op aarde, enzo.

Echte aandacht

Het KWF wilde met de campagne ‘Aandacht, AUB!’ wijzen op de soms gebrekkige psychosociale zorg voor kankerpatiënten,. De campagne bestond uit een ‘luchtige’ serie filmpjes op waarin daadwerkelijk gerapporteerde blunders waren uitvergroot. De verhalen waren echter dermate dik aangezet dat het enige dat van het originele probleem overbleef, ongeremde botheid en grote desinteresse was.

Artsen die aan de lopende band patiënten en uitslagen verwisselen. Artsen die niet luisteren naar hun patiënt. Baliepersoneel dat zich een slag in de rondte klungelt. Verpleegkundigen die meer in roddels, vakantiefoto’s en verjaardagstaart zijn geïnteresseerd dan in hun patiënten.

Het was van een grote treurnis. Artsen en verpleegkundigen werden neergezet als een bonte verzameling minkukels, stoethaspels, botterikken, haantjes en klootzakken. De patiënten leken op zielige vloermatten die alles met afgrijzen over zich heen laten komen. Mij lijkt dit niet de weg om een gesprek te openen. Eerst zet je een beroepsgroep publiekelijk te kakken, en vervolgens beweer je dat je een gesprek wilt aangaan?

Mijn ervaring is dat oncologen en verpleegkundigen buitengewoon begaan zijn met hun patiënten, en dat iedereen enorm zijn best doet. Ja, er gaat wel eens iets mis, maar dat komt meestal voort uit chronisch tijdgebrek: desinteresse of botheid is zelden het probleem.

Na veel commotie trok KWF de campagne terug. Een verstandig besluit, maar had het KWF niet eerder kunnen begrijpen dat deze aanpak zonde was van de 450.000 euro die ze erin staken?

Temeer daar er een aantal grote problemen liggen in de psychosociale zorg van kankerpatiënten. Een van de grote vragen – die iedereen bezighoudt, artsen en patiënten incluis – is hoelang je moet blijven doorbehandelen. Moet je aldoor maar nieuwe remedies blijven zoeken en nog weer een chemo of serie bestralingen aanbieden, terwijl duidelijk is dat die weinig uithalen en hooguit een maand of twee verlenging kunnen opleveren?

Wanneer gaat kwaliteit van leven boven het verlengen van het leven? Wanneer wordt levensverlenging een uitputtingsslag? Hoe maak je in hemelsnaam zo’n afweging? En hou je, door steeds naar weer andere interventies te zoeken, uiteindelijk niet het idee in stand dat er, zelfs tegen de keer in, wellicht toch genezing is te vinden? Hoe kunnen artsen en patiënten hun beider besef van machteloosheid tegenover die voortwoekerende kanker anders oplossen dan door steeds weer naar nieuwe technologieën te grijpen?

Dat zijn vragen waar zowat alle artsen en patiënten mee worstelen. Waar nog bijkomt dat artsen vaak denken het niet ‘goed’ te doen wanneer ze niet alles uit de kast halen voor hun patiënt, en patiënten soms bang zijn om een behandeling die ze als te belastend voorkomt, te weigeren.

Dáár zoo het KWF zich eens over moeten buigen. Liefst niet in ‘geestige’ sketches van maximaal één minuut elk.

Hellend vlak

Met een kennis liep ik Centraal Station in, terwijl we druk in gesprek waren gewikkeld. Mooie uitdrukking trouwens, ‘in gesprek gewikkeld’. Ik stel me daarbij dat ene schilderij van Escher voor: twee onthechte hoofden die licht naar elkaar toe neigen. Beide hoofden bestaan uit niets dan een gewelfde, om hun heen geplooide strook verband die op de kruin van de een oversteekt naar de ander. Ze zijn onderling verbonden, hun gedachten met elkaar verbonden.

Er was niks aan de hand, niet verliefd of zo: we waren gewoon in een geanimeerd gesprek gewikkeld. Maar het was een mooi beeld.

De centrale hal van het station bleek weer te zijn veranderd. Gaandeweg vervallen de schotten en stellingen die het interieur jarenlang aan het oog hebben onttrokken, en daarachter blijkt van alles gerestaureerd te zijn. De glorie van het oude gebouw komt steeds beter tot zijn recht.

Centraal Station wordt een mooi, ruim en helder gebouw. Het leek of de zon plotsklaps binnenviel: alles lichtte op.

In de hal braken we het gesprek af: onze wegen scheidden zich. De schaar ging in het verband, we wikkelden onszelf los en gingen elk ons weegs. Ik kocht koffie en een treinkaartje, liep naar het perron en wachtte op de trein, vervuld van goede zin door dat steeds mooier wordende gebouw.

Toen ik het kapje van mijn koffie wilde halen en daarvoor een hand tekort kwam, sloeg onverwacht de ergernis toe. Werkelijk: in heel Centraal Station is tegenwoordig niks meer te vinden waarop je iets kunt neerzetten. De prullenbakken hebben scheve bovenkanten, over elk muurtje loopt een reling, ja zelfs de weinige bankjes hebben een helling. Nergens is een plat vlak te vinden waarop je eventjes iets kunt neerzetten. Nergens – behalve de grond.

Probeer jij maar eens te bukken met in je ene hand die hete koffie die je toch ergens moet parkeren, terwijl je tas over de bijbehorende schouder naar voren dreigt te zwiepen zodra je bukt, en met in je andere hand een kruk. Dat lukt niet. Want je was, zoals dat zo zedig heet, slecht ter been. Daarom heb je die kruk juist.

Zodat ik voor de zoveelste keer stond te hannesen en koffie op mijn jas en op de vloer van het perron morste.

Het is klein leed, ik weet het, en het valt in het niet bij zowat al het andere waarover een mens kan struikelen. Maar waarom mogen we van Centraal Station nergens iets neerzetten? Alle eerder aanwezige platte vlakken zijn dusdanig grondig van een helling of ander obstakel voorzien, dat je welhaast gaat vrezen dat er beleid achter zit.

Bankjes zijn er ook steeds minder op de perrons. Geen plek waar je kunt zitten of desnoods met een halve bil op kunt hangen. Zelfs vrijstaande pilaren om tegenaan te leunen worden schaars.

Ik snap de onderliggende beweegreden wel: de NS moet woekeren met ruimte. Maar af en toe ergens een plek voor iets plats – voor koffie, of voor je kont of heup – is heus niet veel gevraagd.

Schijnheil

‘De verontrusting over privacy is reëel,’ zei minister Plasterk vorige week. Hij voegde er quasi-verbaasd aan toe: ‘Het gekke is, als ik op werkbezoek ben, dan tilt men er niet zo aan.’

Vreemd is dat toch, hè. Hamert de politiek er tien jaar op dat wij burgers onze privacy moeten inleveren omwille van onze eigen veiligheid, en dan gaan wij dat gaandeweg nog geloven ook! Plasterk beziet het met kennelijke verwondering.

Maar dat is schijnheil en huichel. Want de AIVD – die onder Plasterks verantwoordelijkheid valt – blijkt op grote schaal internetfora te hacken en daar gegevens van alle bezoekers weg te slurpen. Dat mag helemaal niet, sleepnetacties zijn verboden; de AIVD mag alleen gericht onderzoek doen, en uitsluitend wanneer er een gerede verdenking ligt. Onder Plasterks gezag werden de wet, de privacy en de rapportageregels grof geschonden. Die wetenschap tovert Plasterks schijnheil om in pure hypocrisie.

De illegale praktijken van de AIVD worden niet bestraft, doch met de mantel der liefde bedekt. Er ligt een voorstel dat de bevoegdheden van de inlichtingendiensten regelt, de WIV 2014, waarin sleepnetacties en ongerichte gegevensopslag worden gelegaliseerd. De wet is nog niet door het parlement heen, maar de AIVD heeft de benodigde computersystemen alvast ingekocht. Dan kunnen ze straks lekker snel verder.

Wat iedereen is vergeten: de huidige restricties in de WIV in 2002 werden ingevoerd, omdat de AIVD ook toen op onwettige sleepnetacties was betrapt en Nederland daarvoor een veroordeling van het Europese Hof in Straatsburg aan haar broek had gekregen. En nu introduceert Nederland een wet die ze in 2002 noodgedwongen moest herzien? Plasterk zou er goed aan doen zich dáár eens over te verbazen.

Ondertussen heeft Amsterdam een eigen afluisterschandaaltje. De PvdA en (godbetere) GroenLinks hebben gesprekken opgenomen die op straat gevoerd werden in een campagne. Dit omdat naar hun mening de mensen die stemmen wierven voor een referendum over erfpacht, daarbij ‘misleidende’ informatie zouden hebben gebruikt om handtekeningen te krijgen.

Het gaat GroenLinks en de PvdA hoegenaamd niets aan op grond waarvan mensen zo’n referendum met hun handtekening steunen. Ook een handtekening die volgens de PvdA en GroenLinks op oneigenlijke gronden is gezet, telt gewoon mee. Handtekeningen kopen is taboe, evenals mensen dwingen om te tekenen, en dat is al.

Stel je toch voor: een politieke partij die illegaal mensen afluistert om te onderzoeken waarom ze voor of tegen iets stemmen. Daarbij: wat is dat, een ‘oneigenlijke’ stem? Wil de PvdA dan al die stemmen inleveren die ze kregen omdat Diederik Samsom tijdens de campagne zo ‘sociaal’ leek? Want dat is toch behoorlijk misleidende informatie gebleken. En GroenLinks mag straks de stemmen inleveren van alle mensen die stiekem een beetje verliefd zijn op Andrée van Es. Want dat is begrijpelijk, maar ook: oneigenlijk.