Toen ik zo rond de twintig was, was het buitengewoon hip om zélf dingen te maken. Ik droeg indertijd veel zelfgebreide truien. Hoe dikker de breipennen, hoe beter: aan de hand van de grofheid van de steken van iemands trui kon je namelijk eenvoudig bepalen of het ding werkelijk zelfgemaakt was, dan wel fabrieksspul.
Zelf je spullen maken was goedkoper dan ze uit de winkel halen, maar dat was niet de hoofdzaak. Geen eenheidsspullen en massaproducten willen kopen was een veel belangrijker motief. Vandaar ook dat alles zichtbaar zelfgeklust was, van grote-steken-truien tot meubilair gemaakt van bielzen en van groentekratten. De logica van toen was dat alleen wanneer iets rauw oogt – ongepolijst, ruw geschuurd, grof – het authentiek was: je moest het handwerk eraan af kunnen zien.
In de jaren negentig kwam de klad in het doe-het-zelven. Breiwinkels sloten, fournituren werden lastiger te vinden, de Hubo’s en de Gamma’s leken alleen te kunnen overleven door erbij te klussen als tuincentrum.
Onverwacht is doe-het-zelven weer helemaal terug. Alleen dat grove, daar zijn we radicaal vanaf gestapt. Ons geklus moet tegenwoordig liefst leiden tot dingen die beter en mooier zijn dan wat de winkels aanbieden. De inzet van nu is: als ik het zelf maak, is het resultaat hopelijk degelijker dan wat uit de fabriek komt. Geen rafels of slecht gedichte naden, geen goedkoop materiaal, geen tierlantijnen, geen onduidelijke herkomst, en niet al na een paar keer gebruiken kapot. Met als grootste bonus: helemaal aangepast aan jouw specifieke wensen.
Je ziet het zelfs in restaurants. Daar heet het huidige doe-het-zelven weliswaar ‘nieuw ruig’, maar de zelfgemaakte broden en worsten in zulke eetgelegenheden zijn bepaald niet grof, ongepolijst of ruw. De ambachtelijkheid staat voorop, met veel liefde voor het voedsel, afkeer van liflafjes, en warsheid van verhullende verpakking. Het is recht door zee, eerlijk eten.
Wat me nog het meest boeit zijn de repair café’s die overal opdoemen. Is een knopje kapot, dan hoef je een apparaat heus niet weg te gooien. Weet je zelf niet hoe je dat kunt maken, dan kun je ermee naar zo’n repair café gaan, waar mensen je helpen om je eigen spullen te herstellen. Met wat geluk en doorzettingsvermogen kun je er je lamp, je winterjas, je wekkerradio, je computermuis of je kapotte fotolijst een tweede leven geven.
Die trend is des te intrigerender nu producten steeds vaker gesloten worden opgeleverd. Vooral elektronica openmaken is een klus op zich geworden, dat vaak speciaal gereedschap vergt. De producent hoopt zich er zo van te verzekeren dat je reparaties door hen laat verzorgen, een duur servicecontract afsluit, of een nieuw exemplaar koopt zodra het oude kuren vertoont.
Iets zelf maken is goedkoper, beter voor het milieu en met mazzel ook mooier. Bovenal is het fantastisch om te ontdekken dat er iets uit je eigen handen kan komen.