Landmark: Letter to the Editor

[Translation kindly provided by Niels Teunis.]

Karin Spaink’s column published in the August/September edition of XL contained several inaccuracies with regard to Landmark Education and its educational program, The Landmark Forum. I would like to point out the following.

Nobody gets paid commission when he or she recruits a new participant. Those who participate in the educational programs of Landmark Education do not receive any commission or any other form of payment, in any way shape or form, when they recruit friends or colleagues to follow the educational programs.

Furthermore, Landmark Education does not exert pressure on homosexuals – other than what the column suggests – to follow its educational programs. Introductions to the Landmark Forum are being given to allow the public to obtain information about the Landmark Forum and nobody exerts any pressure on homosexuals or whosoever.

In addition, Landmark Education was not founded by Werner Erhard – other than was alleged. Mister Erhard only developed a portion of the educational materials that is being used in the Landmark Forum. Mister Erhard has never been an employee or a stockholder nor has he been connected to the exploitation of Landmark Education. Nor has Mister Erhard ever been a member of Scientology. More than 30 years ago he followed two Scientology courses, among the more than 50 other courses being offered by a variety of organizations, as part of a self-education program in diverse disciplines (amongst which Gestalt therapy and Eastern Philosophy).

Landmark Education has no connections to Scientology.

It is regrettable that the column uses incorrect information to create an incorrect image of Landmark Education.

Art Schreiber,
Chairman Board of Directors Landmark Education, Inc,
San Francisco, US

Response Spaink:

Articles critical of Landmark are usually answered by a letter of their lawyer/chairman Art Schreiber, in which he threatens legal action. Receiving suc a letter without a threat is an indication that I wasn’t far off in my column about these Tupperware merchants in happiness. In only one instance did I deserve a correction.

  1. Landmark does not give commission to people who recruit new members; I was wrong there. Almost everybody works for free for Landmark, only a small percentage gets paid (about 450 people). Landmark is a commercial company (revenue: about 50 million per year) that relies mainly on volunteers. You would wish they would receive a part of the profits.
  2. Landmark is known to exert strong pressure on course participants. I described what that looks like in the LGBT community. I never suggested that Landmark only targets this community, on the contrary: the whole class of well-to-do, slightly concerned-with-themselves citizenry is the target audience.
  3. Landmark asserts that there simply is no such thing as group pressure: you cannot make someone do what they don’t want to do in the first place, is their adage. It is the mistake of the (future) course participant if s/he experiences the urging of the salesperson as pressure. Repeatedly and publically telling someone that not wanting to take a (follow-up) course implies that you let yourself be dominated by your negative impulses, that I define as exerting pressure. Just like the hard sales tactic (calling someone three times a day and not accepting no for an answer) and not giving people the time to eat or sleep properly for three days.
  4. The connection between Landmark and Werner Erhard (whose real name is John Rosenberg) is strong and proven. Erhard established EST, a group that acquired a terrible reputation as a result of tyrannical practices (not allowing participants to use the toilet, not allowing people to eat or drink outside times appointed by the leadership, sessions where participants were physically handled) and as a result of scandals involving Erhard personally. EST was later transformed into Landmark and Erhard sold his rights to his employers. Art Schreiber, the current chairman of Landmark, used to be Erhard’s lawyer. Both Erhard’s brother and sister are high up in the organization (Harry and Joan Rosenberg). More importantly, Landmark is working under a license, which belongs to Erhard, a license which will revert back to him in 2009. Furthermore, Erhard receives 50% of Landmark gross profits. (Source, Metro News, San Francisco, 9 July 1998). Possibly Schreiber is correct when he states that Erhard is not involved in the exploitation of Landmark, but he sure is involved in receiving the profits.
  5. Schreiber notes subsequently that Erhard has ‘never been a member of Scientology’ and continues by stating that Erhard ‘followed two Scientology courses.’ Every cult-watcher knows that only Scientology members can take Scientology courses; I will let the readers draw their own conclusions. I have never stated that there are connections between Landmark and Scientology; I did state that there are similarities. That is Scientology’s own opinion as well: they have repeatedly accused Erhard of stealing their material. It is always fun to see mudslinging between two clubs that are fishing in the same pond.
  6. Schreiber stated that I painted an incorrect picture of Landmark. Unfortunately he forgot to mention in his letter that I cited liberally from Landmark’s own documents.
  7. That people learn from Landmark is possible. I just find it extremely painful that you have to draw your checkbook before and after, and that ‘graduation ceremonies’ where the fortunate participants can collect their diplomas, are mainly being used to recruit their friends and family. But as I wrote in my column: Landmark is not the only one that throws itself on the trade in happiness. Many others are just as bad.
  8. Finally, I wish to apologize sincerely to the company Tupperware for abusing their name. They at least give you something solid for your money.

Ingezonden brief Landmark

De column van Karin Spaink die werd gepubliceerd in het augustus/september-nummer van XL, bevatte diverse onjuistheden ten aanzien van Landmark Education en haar onderwijsprogramma, het Landmark Forum. Graag wijs ik op het volgende.

Niemand krijgt commissie als hij of zij een nieuwe cursist werft. De mensen die deelnemen aan de onderwijsprogramma’s van Landmark Education krijgen in het geheel geen commissie of enige andere betaling, in welke vorm dan ook, als zij vrienden of collega’s werven voor het volgen van de onderwijsprogramma’s.

Voorts oefent Landmark Education – anders dan in de column wordt gesuggereerd – geen groepsdruk uit op homo’s om haar onderwijsprogramma’s te volgen. De introducties voor het Landmark Forum worden gegeven om het publiek in de gelegenheid te stellen informatie over het Landmark Forum te krijgen, en daarbij wordt geen druk uitgeoefend op homo’s of wie dan ook.

Bovendien is – anders dan werd gesteld – Landmark Education niet opgericht door Werner Erhard. De heer Erhard heeft slechts een gedeelte van het onderwijsmateriaal ontwikkeld dat gebruikt wordt in het Landmark Forum. De heer Erhard is evenwel nooit een werknemer of aandeelhouder geweest of op enige andere wijze betrokken geweest bij de exploitatie van Landmark Education. Overigens is de heer Erhard ook nooit Scientology-lid geweest. Meer dan dertig jaar geleden heeft hij twee Scientology-cursussen gevolgd, naast meer dan vijftig andere cursussen die werden verzorgd door diverse organisaties, als onderdeel van een zelfeducatieprogramma in verscheidene disciplines (waaronder Gestalt-therapie en oosterse filosofie).

Landmark Education heeft geen connecties met Scientology.

Het is betreurenswaardig dat in de column onjuiste informatie is gebruikt om een onjuist beeld van Landmark Education te geven.

Art Schreiber,
voorziter van de Raad van Bestuur
van Landmark Education Corporation,
San Francisco, VS

Commentaar Spaink:

Kritische artikelen over Landmark worden gewoonlijk gevolgd door een brief van hun advocaat/voorzitter Art Schreiber, waarin wordt gedreigd met rechtszaken. Dat het dreigen ditmaal achterwege blijft is een indicatie dat ik er niet ver naast zat met mijn column over deze Tupperwarehandelaars in geluk. Slechts op één punt verdiende ik correctie.

  1. Landmark geeft geen provisie aan mensen die nieuwe leden werven; dat had ik mis. Vrijwel iedereen werkt gratis voor Landmark, slechts een klein percentage (circa 450 mensen) krijgt betaald. Landmark is een commercieel bedrijf (omzet: circa 50 miljoen dollar per jaar) dat hoofdzakelijk op vrijwilligers draait. Je zou de wervers werkelijk een deel van de winst toewensen.
  2. Landmark staat bekend om de sterke druk die zij uitoefent op cursisten. Ik beschreef hoe dat er in de homo-wereld aan toeging. Ik heb nergens willen suggereren dat Landmark het uitsluitend op deze groep voorzien heeft, integendeel: de hele klasse van gegoede, licht over zichzelf bezorgde burgers, is doelgroep.
  3. Landmark beweert immer dat er niet zoiets bestaat als groepsdruk: je kunt iemand niet laten doen wat hij niet wil doen, is het adagio. Het is de fout van de (aanstaande) cursist als hij het aandringen der verkopers als druk ervaart. Herhaaldelijk en publiekelijk tegen iemand zeggen dat geen (vervolg)cursus willen een teken is dat je je door negatieve impulsen laat overmannen en dat wel intekenen een bewijs is dat je op de goede weg bent, definieer ik als druk uitoefenen. Net zoals de harde verkooptechniek (diverse malen per dag opbellen, geen ‘nee’ accepteren) en mensen drie dagen achtereen nauwelijks tijd laten voor eten of slapen.
  4. De link tussen Landmark en Werner Erhard (die eigenlijk John Rosenberg heet) is hard en evident. Erhard richtte “est” op, een groep die door haar sterk tirannieke praktijken (cursisten die urenlang niet naar de wc mogen, niet mogen eten en drinken buiten door de leiding aangewezen tijdstippen, sessies waarbij mensen publiekelijk onder handen werden genomen) en door rellen rond de persoon Erhard zelf een slechte naam kreeg. Est werd later omgevormd in Landmark, en Erhard verkocht de rechten aan zijn werknemers.
    Art Schreiber, de huidige voorzitter van Landmark, is Erhards voormalige advocaat. Zowel Erhards broer als zuster zitten hoog in de organisatie (Harry en Joan Rosenberg). Belangrijker nog is dat Landmark onder licentie van Erhard werkt, een licentie die in 2009 weer aan hem toevalt. Voorts krijgt Erhard vijftig procent van Landmarks brutowinst. (Bron: Metro News, San Francisco, 9 juli 1998.) Wellicht heeft Schreiber gelijk wanneer hij stelt dat Erhard niet betrokken is bij de exploitatie van Landmark, maar Erhard is zeker betrokken bij het verdelen van de winst.
  5. Schreiber meldt voorts dat Erhard “nooit Scientology-lid [is] geweest” en zegt daarna even zo vrolijk dat Erhard “twee Scientology-cursussen [heeft] gedaan”. Elke cult-watcher weet dat alleen Scientology-leden Scientology-cursussen mogen doen; de eindconclusie laat ik voor rekening van de lezers. Dat er connecties zouden zijn tussen Landmark en Scientology heb ik nergens beweerd; wel dat er overeenkomsten zijn. Dat vindt Scientology zelf trouwens ook: zij hebben Erhard er herhaaldelijk van beschuldigd materiaal van hen te hebben gestolen. Altijd leuk, zo’n moddergevecht tussen twee clubjes die in dezelfde vijver vissen.
  6. Het beeld dat ik van Landmark schetste, is volgens Schreiber onjuist. Het is jammer hij in zijn brief vergat dat ik uitgebreid uit Landmarks eigen stukken citeerde.
  7. Dat mensen van Landmark kunnen leren, zoals Tineke de Haan per ingezonden brief meldde, is goed mogelijk. Alleen vind ik het hoogst pijnlijk dat je ervoor en erna je chequeboekje moet trekken, en de ‘afstudeeravonden’ waar de gelukkige cursist zijn diploma kan ophalen, vooral gebruikt worden om diens intimi te werven. Maar zoals ik al in mijn column schreef: Landmark is niet de enige die zich op de handel in geluk heeft gestort. Veel andere clubs zijn geen haar beter.
  8. Tenslotte bied ik mijn oprechte excuses aan de firma Tupperware aan voor het misbruiken van hun naam. Bij hen krijg je tenminste iets tastbaars voor je geld.

Trieste vooroordelen

WAT EEN TRIESTE WEEK. De vooroordelen, kleinzieligheden en stupiditeiten vlogen je even rijkelijk om de oren als de regendruppels dezer dagen op je hoofd neerplensden, en zelden de keren dat iemand een paraplu aanbood.

Over seks en verkrachting, bijvoorbeeld. Een aantal Britse universiteiten deed onlangs onderzoek naar de vigerende opvattingen daarover bij de Britse jeugd. Een op de drie jongeren vindt het aanvaardbaar dat een man een vrouw tot seks dwingt, een op de vier vindt dat een vrouw mag worden geslagen als ze met een ander dan haar vaste vriendje naar bed is geweest, een op de zes vindt dat een vrouw die een uitgebreid seksleven heeft verkracht mag worden, een op de tien jongeren vindt dat een man mag verkrachten als hij enorm opgewonden is, of “als niemand het weet”.

Opgeteld kwam het erop neer, zo schreef NRC Handelsblad deze week, dat de helft van de Britse jongeren tussen de veertien en eenentwintig verkrachting “onder bepaalde omstandigheden” acceptabel vindt. De helft van de Britse jongeren? De jongens, zullen ze bedoeld hebben – want de meisjes waren iets liberaler in hun opvattingen. De genoemde getallen sloegen op de jongens, niet op de verhullende term “jongeren”, zo bleek uit het originele onderzoek.

Een schokkende uitkomst. Een op de zes Britse jongens zei dat hij zichzelf tot verkrachting in staat zou achten, en een op de tien jongens zou zonder meer verkrachting plegen wanneer ze dachten “dat toch niemand erachter zou komen”. Oh brave new world, that has such horrid boys in it.

Maar het ligt ook aan de onderzoekers: die vroegen niet of meisjes vinden dat zij overspelige vriendjes in elkaar mogen (of zouden willen) tremmen, noch of zijzelf wel eens handtastelijk zijn en zich aan ongewenste intimiteiten te buiten gaan. Evenmin vroegen ze aan jongens of die vinden dat zijzelf in principe ook het object van dergelijke praktijken zouden mogen zijn, of aan meisjes of die wilden dat ze met gelijke munt konden terugbetalen. Meisjes – en vrouwen – verkrachten namelijk ook wel eens, of mishandelen hun lief. Godlof op aanzienlijk kleinere schaal dan mannen (anders was de ellende helemaal niet te overzien), maar ontkennen dat het gebeurt vertekent de situatie alleen maar. Door uitsluitend naar vertrouwde wegen te vragen, raken vooroordelen alleen maar meer ingesleten.

In Nederland was het raak over asielzoekers en immigranten. De werkgeversorganisaties sloegen twee weken geleden alarm geslagen over de steeds krappere arbeidsmarkt, die maakt dat er in sommige branches ernstige personeelstekorten zijn. Asielzoekers moesten dat werk maar gaan vervullen, vonden ze. Enerzijds is dat een slimme oplossing, die de mensen in kwestie aanzienlijk eenvoudiger doet integreren en de taal leren dan het troosteloos rondhangen in een opvangcentrum. Anderzijds maakt het van asielzoekers klapstoeltjes: gedoemd tot niets doen in tijden van arbeidsovervloed, en tot aanrukken in tijden van arbeidskrapte. Maar een mooi plan is het, ook al komt het voort uit het weldoordachte eigenbelang van de werkgevers.

Het kabinet beloofde subiet de mogelijkheden te onderzoeken om de wettelijke periode die asielzoekers per jaar mogen werken, te verruimen van maximaal twaalf weken naar een half jaar; bovendien mogen asielzoekers mogelijk ook in andere sectoren dan de land- en tuinbouw aan de slag. Maar alleen in sectoren waar krapte heerst, riep het kabinet benauwd, en: recht op arbeid mag niet leiden tot een recht op verblijf. Hoe ruimhartig. Werken en dan oprotten. Het geeft het economische begrip ‘klapstoelarbeiders’ een heel nieuwe dimensie: deze mensen verworden tot weggooistoelen.

De directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) riep de week erop dat ze best willen bemiddelen om hun kostgangers aan de slag te krijgen en willen helpen om ze opleidingen te laten volgen (weet: studeren en werken mochten asielzoekers nooit, totdat hun aanvraag voor een verblijfsvergunning was gehonoreerd), en riep er donderwolkend bij dat dat dan wel moest inhouden dat wie niet ging werken, gekort zou moeten worden op z’n zakgeld. Op hun zákgeld. Ze krijgen al haast niets, mochten jarenlang studeren noch werken, zitten soms al twee jaar duimendraaiend te wachten op iets fundamenteels als een taalcursus, en nu dreigt pappa met het inhouden van hun zakgeld “om ze op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen”. De kleinzielige lummel.

Diezelfde week sprak de Amsterdamse hoofdcommissaris Jelle Kuiper. Ongerust meldde hij dat “uit onderzoek van de Amsterdamse politie was gebleken” dat twintig procent van de inbraken in de stad op conto van illegale immigranten moet worden geschreven, vijftien procent van de straatroven en maar liefst veertig procent van de zakkenrollerij. Opsluiten moesten we die criminele illegalen, totdat ze uitgezet konden worden, zei Kuiper.

Gelukkig hield criminoloog Frank Bovenkerk een paraplu op tegen dit vooroordeel: sarcastisch merkte hij op dat de politie nog geen paar procent van alle inbraken weet op te lossen, zodat het hem een raadsel was hoe onze hoofdcommissaris aan dat geweldige getal van twintig procent kwam. Bij straatroof heb je weliswaar per definitie een getuige, in de vorm van een slachtoffer: maar kun je aan iemands neus zien dat-ie een asielzoeker is? Korpschef Kuiper zwaait derhalve met uiterst dubieuze getallen en lijkt zich eerder te baseren op vooroordelen dan op ‘onderzoek’. Bovendien komt de politie zelden uitgeprocedeerde criminelen tegen in de misdaad: zouden de verhoudingen dan heus zo anders liggen bij hen die ni­et uitgeprocedeerd zijn?

Het regent, het regent. We hebben meer paraplus nodig, en meer gezond verstand.

Prinsjesdag en welvaart

VOLGENDE WEEK IS HET Prinsjesdag. In augustus lekte er al van alles uit over de te presenteren begroting. Het gaat Nederland goed na jaren van inschikken, bezuinigen en hoogconjunctuur, bleek uit de berichten. Het Centraal Planbureau voorspelt opnieuw economische groei: dit jaar 2,75 procent en volgend jaar zeker 2,5 procent. De voorspoed is structureel. (In politieke verband wordt alles dat langer dan vier jaar duurt, meteen als ‘structureel’ betiteld. Wat regeringen daarmee eigenlijk bedoelen is dat iets hun eigen kabinetsperiode overschrijdt. Verder dan die nabije toekomst kunnen ze immers niet kijken, noch wensen ze dat, tenzij er binnenkort verkiezingen ophanden zijn.)

De regering verheugt zich op flinke meevallers. Zowel via de belastingen als via premies kwam meer geld binnen dan verwacht (in gewone mensentaal: het snoeien op aftrekposten en het verhogen van belastingen bleek uiterst succesvol; u en ik hebben braaf geholpen de staatsfinanciën te saneren), en de aardgasopbrengsten vielen eveneens hoger uit dan geschat. Het financieringstekort is dramatisch teruggebracht: voor komend jaar wordt dat geschat op een luttele halve procent, lager dan ooit. Derhalve is er, zo heeft het kabinet besloten, ruimte voor lastenverlichting.

Geweldig. Mooi. Eindelijk geld om wachtlijsten op te ruimen, klassen kleiner te maken, de thuiszorg uit te breiden, verpleegkundigen fatsoenlijk te betalen, verpleegtehuizen menselijker te maken, vervuiling op te ruimen, openbaar vervoer te verbeteren? Heu, erm, nee… Van de over het volk te verdelen zeven miljard gaat vijf miljard naar een al eerder in het regeringsakkoord beloofde belastinghervorming. Wat zoveel wil zeggen als: minder schijven hanteren, zodat iedereen die meer dan gemiddeld verdient minder belasting hoeft te betalen over het meerdere.

Van die zeven miljard gaat er één naar daadwerkelijke lastenverlichting. In augustus werd al meegedeeld in welke richting het kabinet op dat vlak dacht. De geventileerde ideeën stemmen pessimistisch: ze helpen bepaald niet om de welvaart beter te verdelen. De kinderbijslag zal verhoogd worden (ongerichter sturing in de inkomenspolitiek is haast niet denkbaar: ongeacht of iemand afhankelijk is van de bijstand of een ton per maand verdient, de kinderbijslag is een vast bedrag en de welvarenden krijgen precies evenveel extra als de armlastigen). Het arbeidskostenforfait zal worden verhoogd, zodat iedereen die werkt makkelijker iets van de belasting kan aftrekken; de regering hoopt, zo legde Wim Kok uit, op die manier looneisen te beteugelen. Mensen met een AOW-uitkering kunnen een kleine verbetering tegemoet zien. En de btw op sommige arbeidsintensieve werkzaamheden – schoen-, schoon- en kleermakers – zal worden verlaagd. Het CBS voorspelt al met al een inkomensverbetering van ongeveer één procent voor werknemers.

Voor werknemers. En de rest? Wat zal er gebeuren met iedereen die van een uitkering moet leven? Krijgen mensen in de WAO eindelijk iets meer ruimte? Zal de regering voorstellen de bijstand iets op te trekken? Zal ze bedrijven aanmoedigen, via subsidies – of zelfs verplichten, via wetten en boetes – om werklozen en mensen die afgekeurd zijn aan te nemen? Welnee. Werklozen en WAO’ers dienen strenger behandeld te worden, zal Beatrix ons straks namens het kabinet vertellen.

Ik zit al tien jaar in de WAO. Mijn uitkering is maximaal tachtig procent van mijn laatst verdiende salaris. In die tien jaar is mijn uitkering gestegen van zeventienhonderdnogwat naar negentienhonderdnogwat: een inflatiecorrectie van net iets meer dan honderdvijftig gulden. In diezelfde tijd is alleen al de huur van het huis waar ik woon met dik honderdvijftig gulden gestegen. In diezelfde tijd heeft de overheid de WAO-keuringen strenger en strenger gemaakt (maar ik ben nog steeds honderd procent afgekeurd). Van wat ik bijverdien – met columns als deze – gaat alles wat boven de honderd procent van mijn oorspronkelijke salaris komt, terug naar de uitkeringsgever, zodat ik soms een deel van mijn uitkering kan terugbetalen.

Werken kan ik wel, zij het bij vlagen. Maar niemand die me wil aannemen. Ik ben onbetrouwbaar, want vaak ziek en moe, en heb bovendien een ziektegeschiedenis en een slechte prognose. Met de huidige ziektekostenverzekering ben ik bovendien te duur voor werkgevers: ik ben een wandelend risico. Ik ben gedoemd de rest van mijn leven in de WAO te blijven en nooit meer te verdienen dan tachtig tot honderd procent van wat ik eind tachtiger jaren verdiende, toen ik dertig was en net aan een nieuwe baan was begonnen.

De regering koketteert onderwijl publiekelijk met de gedachte dat WAO’ers strenger dienen worden aangepakt: dat zou hun herintegratie stimuleren en het wegzakken in een uitkering minder ‘verleidelijk’ maken. In diezelfde maand augustus werden cijfers over de WAO bekend gemaakt: ondanks de strengere keuringen is de instroom van WAO’ers nauwelijks lager. Er zijn amper meer WAO’ers aan het werk gekomen dan voorheen – en als ze dat al deden, was dat doorgaans op eigen kracht, niet met behulp van overheidsinstanties. Die reageren altoos te traag en te bureaucratisch. De overheidsorganisatie die toezicht houdt op uitkeringen, de CTSV, berekende eind augustus voorts dat alle bezuinigingen van de afgelopen jaren op de WAO absoluut niet hebben geholpen om WAO’ers aan het werk te houden of aan een baan te helpen; het enige waar die bezuinigingen goed voor zijn geweest, is voor de overheidsfinanciën. De regering heeft zichzelf op deze wijze immers ruim zevenhonderd miljoen aan uitkeringen bespaard. (Kijk, zo kom je aan meevallers.)

Het meest pijnlijke feit is nog dit: diezelfde overheid die indertijd mordicus tegen het instellen van een verplichting was om een bepaald percentage (gedeeltelijk) gehandicapte werknemers in dienst te nemen, en die vond dat streefcijfers voldoende waren, neemt zelf nauwelijks gehandicapte of gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers aan. Geen enkele overheidsinstantie komt ook maar in de buurt van de nagestreefde vijf procent deels gehandicapte werknemers.

De uitkeringen zi­jn al verlaagd: dramatisch, zelfs. De werkloosheid in Nederland is tot normale proporties teruggebracht. Er is gezonde concurrentie op de arbeidsmarkt. Maar langdurig werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten zijn de laatsten die in aanmerking komen voor de banen die openstaan; zij kunnen slecht concurreren met jongeren die net van school en universiteit komen, of met herintredende vrouwen. De gedachte dat mensen vanzelf wel weer aan het werk gaan als je hun uitkering verlaagt is daarmee inmiddels grondig doorgeprikt.

Digitale grondrechten

DE GRONDWET HEEFT ALS doel de burger te beschermen tegen overheidsbemoeienis en hem een aantal rechten te garanderen. De macht van de overheid wordt door de grondwet ingeperkt: de constitutie verplicht haar om burgers gelijk te behandelen, hen vrij te laten in hun religieuze en politieke keuzes, en verbiedt haar al te ver door te dringen in het privéleven van burgers. Het recht op privacy, de vrijheid van meningsuiting, het briefgeheim en de vrijheid van drukpers zijn allemaal in de grondwet vastgelegd.

Een deel van die grondrechten behoeft herziening; daartoe is eerder dit jaar een overheidscommissie ingesteld: de commissie Grondrechten in het digitale tijdperk. De grondwet gaat immers uitgebreid in op media die achterhaald raken en niemand weet precies hoe allerlei nieuwe media er in passen. Het briefgeheim bijvoorbeeld beschermt een medium dat gaandeweg uit de tijd raakt, maar op e-mail — de moderne brief — is datzelfde briefgeheim niet zonder meer van toepassing. Telegrammen worden grondwettelijk beschermd via het telegrafiegeheim (en nog slechts zelden verzonden); communicatie via fax en internet-telefonie, aanzienlijk populairder, ontberen een vergelijkbare bescherming.

De vrijheid van drukpers is een groot goed, maar wat betekent die vrijheid precies als kranten, brochures en boeken niet langer worden gedrukt doch digitaal de wereld in gaan? Kunnen zulke media dan aanspraak blijven maken op hun oude rechten? Moet diezelfde vrijheid van drukpers — die eigenlijk “vrijheid tot publiceren” inhoudt — van toepassing worden verklaard op homepages? Of moeten homepages met meer beperkingen worden omkleed, zoals nu bijvoorbeeld ook voor radio en televisie geldt? Vallen irc-sessies, mailinglists en videoconferenties ook onder het recht op vergaderen en betogen?

Algemener gesteld: is het niet de hoogste tijd om grondrechten onafhankelijk van de gebruikte communicatietechnieken te definiëren?

*

WAT OPVALT AAN DE diverse grondwettelijke rechten omtrent informatie en communicatie, is dat ze ruimhartiger zijn naarmate het medium ouder en meer ingeburgerd is. De vrijheid van drukpers (zo’n vier eeuwen oud) is vrijwel ongelimiteerd: er is in het geheel geen censuur op boeken en kranten, toetsing vindt uitsluitend achteraf plaats en je mag zowat alles zeggen, behalve wanneer het discriminerend of lasterlijk is of staatsgeheimen schendt.

Jongere media, zoals radio, televisie en film, zijn grondwettelijk strenger beperkt: daar is ofwel een leeftijdscriterium ingevoerd en wordt de bescherming der goede zeden ingeroepen, ofwel worden er eisen aan het totale programmapakket gesteld, ofwel kan er voorafgaand aan uitzending op algemeen inhoudelijke gronden worden getoetst. Tegenwoordig roepen steeds meer parlementariërs dat homepages aan een keuringssysteem onderworpen zouden moeten worden — en al wie een dergelijke certificatie weigert, komt dan vermoedelijk niet meer in de zoeksystemen terecht en raakt derhalve moeilijk vindbaar.

Waarom niet tot een drastische vereenvoudiging besloten? Zou het niet zinnig zijn de vrijheid van drukpers van toepassing te verklaren op alle vormen van het publiceren en verspreiden van meningen en informatie — van krant en boek tot tv en internet, of wat er later ook uitgevonden moge worden? De vrijheid van drukpers is, met haar heldere regels (geen censuur vooraf, en later eventueel een toetsing aan de wet door een onafhankelijk rechter), uitentreuren beproefd en door de eeuwen gevormd en geslepen; zo werd het tot een juweeltje. Waarom zou dat juweel in een andere zetting haar glans verliezen, of zelfs tot gif worden?

Voor de wijziging van het brief, telefonie- en telegrafiegeheim is eenzelfde drastische vereenvoudiging denkbaar: alle communicatie die geadresseerd is (dat wil zeggen: gericht aan en voor een beperkt aantal mensen bedoeld) is in principe geheim en de overheid heeft geen recht zulke communicatie te onderscheppen of af te tappen, tenzij de rechter zulks gelast in verband met de staatsveiligheid of in het belang van de opsporing van criminele zaken.

Daarbij doet het er niet toe of die communicatie per fax, e-mail, post, mobiele telefoon of postduif geschiedt. En het is hoognodig dat ook gewone gesprekken beter worden beschermd. Je schrikt je rot als je ontdekt hoe makkelijk het is om een gesprek tussen twee mensen in een huis op te vangen. Richtmicrofoons zijn al vreselijk ouderwets: tegenwoordig zijn er wandelende microfoontjes ter grootte van een mier die op expeditie kunnen worden gestuurd, en microfoons die vanaf de buitenmuur van een huis elke fluister kunnen opvangen.

Tegenwoordig is het niet alleen de overheid die inbreuk dreigt te maken op de privacy van burgers. Dat geldt eens te meer voor allerlei andere instanties die gegevens vastleggen, via bewakingscamera’s, digitale transacties en bedrijfspasjes tot chipkaarten, mobiele telefoons en tolregistraties. Wie leeft laat uiteraard sporen na, maar tegenwoordig zijn vrijwel al die sporen opgeslagen, met elkaar in verband te brengen en te vergelijken. Door uitgebreide databases bij te houden en daar slimme algoritmes op los te laten, is immens veel over groepen mensen en individuele burgers te achterhalen. Het duurt niet lang of van iedereen is na te gaan wanneer hij waar was en wat hij die dag aan inkopen en uitgaven heeft gedaan, plus met wie hij in contact heeft gestaan en van welke netwerken hij deel uitmaakt.

Is de grondwet in staat zulke ontwikkelingen in te dammen en er invloed op uit te oefenen? Mijns inziens dient de overheid haar burgers een zekere mate van alledaagse anonimiteit te garanderen. Het zou een grondrecht moeten zijn betalingen te kunnen doen, te kunnen reizen of met een ander op afstand te kunnen communiceren zonder daarbij altijd een deel van je identiteit te moeten prijsgeven.

Dat het toch niet erg is dat Albert Heijn weet wat je koopt, zeggen veel mensen dan, of dat het hen niet kan schelen dat iemand weet wanneer ze waar geld opnamen of over de snelweg reden of via de bewakingscamera’s van een winkelcentrum geregistreerd werden: ze achten dat nauwelijks een schending van hun privacy, en bovendien noodzakelijk voor het vangen van serieuze misdadigers. Maar grote misdadigers worden zelden op die manier gevangen, en juist zulke ontwikkelingen eroderen ieders privacy en maken de burger onnodig transparant en traceerbaar.

Bovendien wordt het anders als je verzekeraar ineens weet hoeveel drank je bij Albert Heijn koopt en je op grond daarvan geen ziekte-uitkering geeft. Of wanneer je moet komen opdraven voor een buurtonderzoek naar aanleiding van een lustmoord terwijl je alleen op die snelweg zat vanwege een heimelijk bezoek aan je homofiele zoon die door je echtgenote het huis is uitgedonderd. Een beetje rommelen hoort erbij, en kleine leugentjes zijn de smeerolie van de maatschappij.

Big Brother bestaat niet – die is ingehaald door talloze Little Sisters, en ze klikken allemaal.

De Tupperware-handel in geluk

DE GEDACHTE DAT JE eigenhandig je geluk kunt maken, is de grote kwaal van de laatste decennia. Absurd veel mensen lijken te geloven dat het leven iets is dat tot in elk detail gekneed kan worden, dat ze op alles greep kunnen hebben – of zouden moeten hebben. Maak je eigen toekomst, wees meester over je eigen lot, verbeter je gezondheid, toeval bestaat niet! Het zijn de loze beloften van kwakdenkers, secteleiders en andere bedriegers; beloften vol almacht en arrogantie, die er volstrekt aan voorbijgaan dat individuele mensen de omstandigheden waarbinnen ze leven maar in beperkte mate naar eigen hand kunnen zetten. In welk deel van de wereld en in welke klasse je bent geboren, en je sekse en huidkleur zijn nog altijd betrouwbaarder indicatoren voor iemands latere welstand, gezondheid en maatschappelijke loopbaan dan wilskracht en ambitie.

Maar mensen laten zich graag bedriegen. Ze denken veelal liever dat zijzelf verantwoordelijk zijn voor hun riante inkomen dan er acht op te slaan dat het feit dat ze in een gegoede familie zijn geboren, ze een nauwelijks in te halen voorsprong op anderen gaf. Zouden ze iemand moeten danken, dan eerder hun ouders dan henzelf; of eigenlijk veeleer het toeval dat maakte dat ze in Amsterdam Oud-Zuid werden geboren en niet in een sloppenwijk in Dehli. Goed voor de eigendunk is het wel, zo’n geloof. En voor de hoogmoed. Te goed, zelfs. Want voor je het weet kijk je neer op al die mensen die minder gezond, succesvol, welvarend en geliefd zijn: die hebben duidelijk niet hun best gedaan. Willen zichzelf niet verbeteren.

In de Amsterdamse homo-wereld grijpt Landmark om zich heen. Landmark, opgericht door oud-Scientology lid Werner Erhard, richt zich geheel op die zelfverbetering. Landmark leert je “beter te communiceren” en het beste uit jezelf te halen. Hun schone beloften zijn vanzelfsprekend in uitermate vage termen vervat; anders zouden mensen ze wellicht aan hun woord kunnen houden. Landmark “geeft deelnemers de mogelijkheid om buitengewone, soms zelfs wonderbaarlijk resultaten te boeken, en biedt hen een bruikbare, praktische vrijheid die hen effectiever maakt en beter in staat stelt hun leven te plannen”. Ze “bieden onbeperkte kansen voor groei en ontwikkeling van individuen, relaties, families, gemeenschappen, bedrijven, instituten en de maatschappij als geheel.” Ze richten zich op “ieders vermogen om verder dan het denkbare te denken, en effectief te opereren in het tot stand brengen van nieuwe mogelijkheden”. Ze beloven “buitengewone communicatie – krachtig luisteren en toegewijd spreken, resulterend in zelfontplooiing en zelfvoldoening”.

Dit alles tegen forse betaling, uiteraard. Maar het belang daarvan moet niet worden overschat. Voor de meest elementaire, en onbenullige, managementcursussen of “seminars” betalen individuen en bedrijven zich ook blauw. Mensen geven grof geld uit aan hun zelfbedrog.

Akeliger is de werkwijze. Die is als volgt. Een kennis nodigt je bij hem thuis uit om eens een discussie-avond over Landmark bij te wonen. Daar tref je een gezelschap van zo’n tien mensen, allemaal hele en halve bekenden. De gastheer houdt een lofrede op Landmark, prijst de kwaliteit van de cursussen, stapelt het ene suksesverhaal op de andere anekdote (“nadat Jan die-en-die cursus had gedaan, kreeg hij zijn felbegeerde promotie / verbeterde de verhouding met zijn lief / wist hij ineens tot op de bodem van zijn persoonlijke problemen te komen / ging zijn astma over”), en vraagt na afloop van zijn verhaal wie van de aanwezigen geïnteresseerd is in een kennismakingscursus. Er is altijd wel een zot die erin trapt. Erger, de gastheer zal daarvoor zijn best doen – want wat hij er niet bij vertelt, is dat hij commissie krijgt voor elke cursus die hij anderen weet te verkopen.

Zodra iemand bijt, verdubbelt de gastheer zijn inspanningen. “Kijk, Piet doet het ook. Piet voelt aan wat goed voor hem is. Piet is bereid in zichzelf te investeren. Zijn jullie dat soms niet? Vind je jezelf niet de moeite waard om geld in te steken? Heb je geen paar honderd gulden over voor een betere toekomst? Kind, je betaalt meer aan huur. Heb je voor je huis dan makkelijker geld over dan voor jezelf?” Enzovoorts, en zo verder. Ik hoorde van een cursusleider die zo ver ging de smoesjes zoekende onwilligen (“Ik heb geen geld bij me”) te zeggen dat dat niets gaf, want: “ik wil best met je meelopen naar een geldautomaat”. Gemiddeld de helft van de mensen die zo bijeengebracht zijn, trapt erin en tekent in voor een cursus.

Diezelfde groepsdruk geldt de cursusbijeenkomsten zelf. Gewoonlijk doe je een sessie – een avond, of liefst een weekend – met honderd tot tweehonderd mensen. Tijdens de sessie zelf laat men je nauwelijks tijd om even tot jezelf te komen: aldoor dingen te doen, speeches te beluisteren, oefeningen door te nemen. Aan het eind van de sessie wordt van iedere deelnemer verlangd dat hij zijn “winst” aan de anderen vertelt: wat hij heeft geleerd, overwonnen of ontdekt. Na tien jubelverhalen moet je uit flink hout gesneden zijn om de rest van de deelnemers rustig te vertellen dat je het maar onzin vond, en er niets aan had – en bovendien zijn de meeste mensen die ergens geld in hebben gestoken uit de aard der zaak genegen hun investering als zinnig te willen zien, soms zelfs tegen de klippen op. Na de suksesverhalen wordt, nog steeds in aanwezigheid van alle andere cursisten, gevraagd wie door wil. “Heb je dit niet over voor jezelf? De anderen wél!” Dat is de zogenaamde harde verkooptactiek.

Niets dan een veredelde Tupperware avond. Maar wel slim, om groepsdruk uit te oefenen op homo’s. Die zijn zich net iets bewuster van de noodzaak tot onderlinge maatschappelijke steun dan de gemiddelde heterosueel, en meer geneigd zichzelf als groep te definiëren. Een geweldige markt om geluk en sukses aan te verkopen.

Chapeau, Landmark!

[Landmark reageerde op mijn column; zie hun ingezonden brief en mijn antwoord erop.]

The Tupperware trade in happiness

[Translation kindly provided by Niels Teunis.]

The belief that one can create one’s own happiness, is the great ailment of the last few decennia. An absurd number of people seem to think that life is something that you can mold in every conceivable detail, that you can control everything – or should. Create your own future, be the master of your own destiny, improve your health, coincidence doesn’t exist! These are the empty promises of snake oil salesmen, sect leaders and other imposters; promises of complete power and arrogance that completely ignore the fact that people control the circumstances of their lives only to a small degree. In what part of the world and in what class you are born, your gender and skin color are more reliable indicators of your eventual well-being, health and later societal career than sheer willpower and ambition.

But people like to be deceived. They think that they single-handedly brought about their ample income, rather than take into account that they were born in a well-to-do family, which gave them an advantage others can scarcely make up for. Were they to thank someone, they should thank their parents rather than themselves; or better yet the coincidence that they were born in Amsterdam-South instead of the slums of Delhi. This self-inflating conviction does wonders for you self-esteem, tough And for one’s hubris. Because, before you know it, you look down upon all those who are less healthy, less successful, rich or loved: they have obviously not given their all. Don’t want to improve themselves.

In gay Amsterdam, Landmark is making inroads. Landmark, created by former Scientology member Werner Erhard, focuses entirely on self-improvement. Landmark claims to teach you to ‘communicate better’ and to get the best out of you. Their beautiful promises are of course phrased in the vaguest terms possible. Landmark ‘gives participants the opportunity to achieve extraordinary, even miraculous results, and offers them a useful and practical freedom that will make them more effective and better equipped to plan their lives.’ They ‘offer limitless opportunities for growth and development of individuals, relations, families, communities, companies, institutes and society as a whole.’ They focus on ‘everybody’s capacity to think beyond the thinkable, and to operate effectively in the creation of new possibilities.’ They promise ‘extraordinary communication – powerful listening and dedicated speaking, resulting in self-development and self-satisfaction.’

All for a steep fee, of course. But the importance of that should not be over-estimated. Many companies pay through the nose for quite basic and superficial management courses or ‘seminars.’ Self-deception is a booming business.

But Landmark’s methodology is nasty. It works like this. An acquaintance invites you to their home to attend a discussion evening about Landmark. There you find a group of about ten people, all more or less acquainted. The host praises Landmark, praises the quality of the courses, relates one success story after another (‘after John took so-and-so course, he achieved his much desired promotion/improved his relationship with his loved one/was finally able to grasp the depths of his problems/was cured of asthma’), and, after telling his tale, asks who of those present is interested in an orientation course. There is always someone stupid enough to fall for this. Worse, The host will make sure of that – what he doesn’t tell you is that he gets a commission for every new course he is able to sell.

As soon as someone agrees, the host doubles his efforts. ‘Look, Peter is doing it. Peter senses what is good for him. Peter is ready to invest in himself. Aren’t you? Don’t you think you are worth it to invest your own money in? Don’t you think a few hundred guilders is a small sum for a better future? Darling, you pay more for rent. You’d rather spend money on your house than on yourself?’ And so on, and so forth. I know of a course leader who went so far as to suggest to an unwilling guest looking for excuses (‘I don’t have any money on me right now’) that it was all right, because ‘I don’t mind walking to the bank machine with you.’ On average half of those who are gathered thusly fall for the ruse and sign for a course.

The same group pressure characterizes the course meetings as well. Usually you take a session – an evening, or preferably a weekend – with one to two hundred people. During the session you hardly have time to gather yourself: doing things constantly, listening to speeches, conducting exercises. At the end of the session, every participant is required to take the stage and to publicly relate their ‘profit’: what he learned, conquered, or discovered. It takes a special person, who, after ten stories of jubilation, will tell the others that they thought the whole shebang was nonsense and that they did not get any benefit – and of course, people are inclined to see the worth of something once they have invested their money in it, even against all odds. After all the success stories, they ask, still in the presence of other participants, who wants to continue. ‘Don’t you think you are worth it? The others do!’ That is hard sales tactic.

It’s a glorified Tupperware evening. But I must admit that Landmark is clever for bringing their group pressure methodology into homosexual circles. Gay people tend to be more conscious of the need for mutual social support than the average heterosexual is, and are more inclined to identify as a group, and thus to its pressure. A splendid market to sell happiness and success.

Hats off to you, Landmark.

(Landmark responded to this column, which was published in the August 1999 edition of XL. Their letter and my response to it was published in the October issue of the magazine.)

De man met de hamer (toneel)

Toneelgroep Hollandia organiseerde de slotavond van het Holland Festival in 1998 en gebruikte daarvoor Paradiso, de Stadsschouwburg en de weg tussen die twee, en vulde daarmee acht uur met vertier en vermaak. Paul Koek – een van de artistiek leiders van Hollandia – vroeg mij om voor deze avond een kort essayistisch toneelstuk te schrijven over muziek, subsidies, smaken en culturele oordelen. Het werd een nogal slapstick-achtig stuk van ongeveer 45 minuten, dat uiteindelijk in de Stadsschouwburg werd gespeeld. (Geweldig, om daar keihard trance tussen het pluche en barokke meubilair te horen spelen ;-))

Omslag Holland Festival

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Details:

De man met de hamer, geschreven door Spaink – Opgevoerd door Toneelgroep Hollandia – slotavond Holland Festival, 27 juni 1999 – regie: Paul Koek en Johan Simons

Beschrijving:

Toneelgroep Hollandia organiseerde de slotavond van het Holland Festival in 1998 en gebruikte daarvoor Paradiso, de Stadsschouwburg en de weg tussen die twee, en vulde daarmee acht uur met vertier en vermaak. Paul Koek – een van de artistiek leiders van Hollandia – vroeg mij om voor deze avond een kort essayistisch toneelstuk te schrijven over muziek, subsidies, smaken en culturele oordelen. Het werd een nogal slapstick-achtig stuk van ongeveer 45 minuten, dat uiteindelijk in de Stadsschouwburg werd gespeeld. (Geweldig, om daar keihard trance tussen het pluche en barokke meubilair te horen spelen ;-))

Het stuk zat vol samples uit de ‘echte’ wereld: variërend van muziekfragmenten – van Wagner tot Shiva Shida Pu – tot uitspraken uit kunstnota’s, recensies en discussiestukken, met als aardig toeval dat een van de mensen wier teksten ik op de hak nam omdat-ie kunst alleen op zijn economische merites beoordeelde, een paar weken voor het stuk in première ging staatssecretaris van Cultuur werd: Rick van der Ploeg.

Wat het stuk lastig maakte om te schrijven, is dat er een paar verplichte onderdelen in moesten: de tango uit de entr’acte, bijvoorbeeld. Ook de titel was gegeven. En oh ja, alle bezoekers zouden bij aankomst een vreemd gekleurd drankje krijgen. Ook dat komt terug in het stuk.

Downloaden:

Introductie en eerste twee actes;
De derde en vierde acte;
De vijfde acte;
De zesde en zevende acte;
De achtste en negende acte;
De tiende en elfde acte;
De twaalfde (slot)acte.

Hyperlinks, of kutzwagerschap

AFGELOPEN WOENSDAG WERD eindelijk uitspraak gedaan in de bodemprocedure die Scientology tegen mij en pakweg vijftien internet providers heeft aangespannen. Eerder had ik een kort geding over dezelfde kwestie gewonnen. De sekte eiste dat ik een verbod kreeg opgelegd om te citeren uit hun OT-levels, het hogere cursusmateriaal (teksten die leden alleen mogen inzien nadat ze honderdduizenden guldens aan de sekte hebben besteed.)

De rechters vonden dat ik mocht citeren. Sterker, ze vonden dat ik “relatief weinig” aanhaalde uit de originele OT-werken en dat er derhalve geen vuiltje aan de lucht was. Mijn homepage werd opnieuw volstrekt legaal verklaard: http://www.spaink.net/fishman/home.html mag.

Uiteraard was ik die dag uitermate opgelucht – rechtszaken zijn slopende en kostbare dingen, bodemprocedures nemen altijd aanzienlijk meer tijd in beslag dan je zou willen, en denken dat je gelijk hebt is een ding maar winnen een ander – maar de uitspraak had bredere consequenties dan alleen deze ruzie tussen een sekte en een skepticus. De rechters waren immers gedwongen zich uit te laten over het Internet. Het net is relatief nieuw, en brengt derhalve allerlei noviteiten met zich mee.

Voor het eerst zijn plaats van handeling en plaats van uitvoering van elkaar gescheiden; internationale wetten kunnen derhalve met een klik omzeild worden. Wat je hier niet mag zeggen, kun je via een Amerikaanse homepage wel zeggen, en vice versa. Bovendien is wettelijk volstrekt onduidelijk of wat een gebruiker doet onder diens eigen verantwoordelijkheid valt, of de provider – de internet-variant van de PTT, zogezegd – aansprakelijk is. Moet de provider een klager doorverwijzen naar de gebruiker, of is de provider zelf gehouden stappen te nemen wanneer iemand klaagt over een posting of een homepage? Niemand weet dat.

De rechtbank heeft in mijn zaak uitgesproken dat in laatste instantie de providers aansprakelijk zijn, mits zijzelf op de hoogte gesteld zijn van enige auteursrechtinbreuk door een gebruiker en “in redelijkheid” niet kunnen twijfelen aan de claim van de klager. Dat geldt derhalve voor andere claims in dezelfde mate.

Dat klinkt uitermate – erm, redelijk. Het probleem is echter dat dergelijke claims niet makkelijk op hun merites zijn te beoordelen. In het geval van Scientology is nu vastgesteld dat ze aanspraak kunnen maken op het auteursrecht van OT II en OT III; maar eerder claimden zijzelf aanzienlijk meer dan dat, en het was alleen aan de skepsis van de providers te danken – “mogen we daar dan alsjeblieft bewijzen van zien?” — dat die claims niet onmiddellijk ingewilligd werden. Hadden ze dat wel gedaan, dan waren Scientology meer claims toegevallen dan de sekte later bleek te kunnen waarmaken, en was ook mijn pagina van het net gegooid.

Soit. Voor een deel is dit een discussie onder ingewijden, en een kwestie van je rug sterk houden. De providers die geen krimp gaven en Scientology’s claims niet meteen geloofden, werden in deze in het gelijk gesteld. Zo ook ik. Fijn. Hiephoi, enzovoort.

*

WAT VERRASSEND WAS in de uitspraak waren de links. Een link is zo’n ding waarop je kunt klikken en dan beland je meteen op de bron ervan: alsof je, in een boek, meteen via de voetnoot de betreffende tekst te zien krijgt waarop de auteur z’n mening baseert. In boeken behelst een voetnoot niet alleen een vindplaats, maar ook een onuitgesproken instructie: “als je dit boek neemt, vind je hier de alinea waarop ik me baseer”. Een link verenigt vindplaats en instructie. Klik en kom daar. Het is een veredelde voetnoot.

De rechtbank besloot in mijn zaak dat links naar inbreukmakend materiaal zelf onwettig zijn. Dat klinkt heel rechtschapen: als een pagina niet mag, is een verwijzing daarnaar – een aanklikbare link die je meteen op de plek des onheils brengt – zelf ook onwettig.

In de praktijk is het strafbaar stellen van een link naar onwettig materiaal aanzienlijk lastiger – en potentieel zelfs fnuikend voor het net. Bovendien: zo’n verbod legt strengere restricties op aan het net dan aan alle ander media. De krant mag schrijven dat dit-en-dat een ingeburgerde manier is om geld wit te wassen: zoiets is een beschrijving van een strafbaar feit, of een halve instructie, maar niet strafbaar. Alleen het daadwerkelijk witwassen van geld is strafbaar: er is een cruciaal verschil tussen daad en woord. In deze uitspraak werd dat verschil van tafel geveegd. Een link bevat zelf geen inbreukmakend materiaal: het vertelt je alleen waar dat te vinden zou kunnen zijn.

Waar het vonnis volledig aan voorbijgaat, is dat Jan en Alleman links heeft naar homepages zonder dat ze überhaupt weten wat daar precies op staat. Ik link naar Marie omdat ik haar ideeën over de scheepvaart interessant vind (zonder te weten dat ze een auteursrechtelijk beschermd artikel van zus-en-zo op haar pagina’s heeft staan). Piet linkt naar mijn homepage omdat hij mijn boeken zo interessant vindt, maar weet niet dat ik ook spul heb waarop Scientology auteursrecht claimt. Moet ik een dwangsom opgelegd krijgen over wat Marie doet, of Piet over mij? Moet iedereen elke dag controleren of de pagina’s waarnaar hij linkt, auteursrechtelijk in orde zijn gebleven?

Dat geldt de vrijwillige links. Er zijn immens veel – belangrijke – pagina’s waar keuze geen rol speelt. Zoekmachines bijvoorbeeld speuren het net af en indexeren alle pagina’s op het net. De zoekmachine verwerkt alles wat ze tegenkomt, zonder onderscheid. Hoe kunnen zij bepalen of een pagina waar ze naar linken (“U zocht: Scientology en geheimen. U vindt: …”) beschermd is? Hoe weet Nedstat – een bedrijf dat mensen gratis van tellers voorziet, en lijsten bijhoudt van haar gebruikers – of een pagina legaal is of niet? Moeten zij nu gaan nagaan welke van deze pagina’s legaal zijn? Massa’s mensen hebben links naar omstreden materiaal, of hebben zelf omstreden spullen op hun homepage: variërend van vermeend auteursrechtelijk beschermd materiaal tot teksten waarover anderen boos worden.

Ze zeggen wel: als je het narekent en de vrienden van je ex telt, en dan hun vrienden of ex’en, ben je in tien stappen de wereld rond en ben je verbonden met iedereen. Dat heet: kutzwagerschap. Op het web ben je in vijf stappen de wereld rond. Moet het web dan maar ophouden, omdat er altijd wel zal klagen en de rest daar stapsgewijs naar de beklaagde pagina linkt?

Landje aan de Zuiderzee

ER ZIJN DAGEN DAT ik ineens erg om dit land geef.

Begin mei gebeurde dat bijvoorbeeld, toen ik samen met een Amerikaanse vriend Dodenherdenking bij het Homomonument bijwoonde. Hijzelf heeft weinig banden met welke homogemeenschap dan ook, maar wel heel veel met de Joodse, en had de dagen ervoor in een melancholische mengeling van geschiedvorsing en bronlaving in de stad rondgelopen. We spraken veel over de jaren veertig. Een aantal ideeën die hij over de oorlog had, kwamen op de kop te staan. Dat niet alleen Joden in die periode vervolgd werden was redelijk nieuw voor hem; van de zigeuners wist hij wel, maar de homojacht was nieuws, en het drong langzaam tot hem door hoeveel de hele bevolking had geleden.

Eerder had hij het oorlogsleed vrij exclusief op de Joodse gemeenschap geprojecteerd en was zijn vijandbeeld nogal zwart-wit. Ik maakte hem erop opmerkzaam dat er weinig hoge – en dus oude – bomen in de stad staan. “Omgehakt en opgestookt, om iets van warmte te hebben en tulpebollen op te kunnen koken,” legde ik hem uit. Je zag hem nadenken en feiten in zijn hoofd herschikken. Toen ter sprake kwam dat mijn grootvader in een kamp had gezeten vanwege het verbergen van Joodse onderduikers, achtte hij mijn opa meteen een halve verzetsheld. “Welnee,” zei ik. “Mijn opa was een klootzak. Hij deed het voor het geld dat hij van zijn onderduikers kreeg.”

Ik had hem voorgesteld naar de Homoherdenking te gaan in plaats van de nationale herdenking op de Dam; die is me te nationalistisch, te militair, te patriottisch. Terwijl we wachtten op het begin van de ceremonie – alletwee een tulp in de hand, ons lief aangereikt door een meneer die heel royaal zorgde dat iedereen een bloem kon leggen, ook stommerds zoals wij die erop hadden gerekend dat het stalletje naast de Westerkerk open zou zijn – vertelde ik hem van die ene herdenking, nu vier jaar terug, dat een officiële homo-delegatie van de strijdkrachten een krans kwam leggen.

Mijn vriend kon het zich haast niet voorstellen. Officieel? Zonder ontslagen te worden? Je bedoelt dat ze openlijk homo zijn en toch beroepsmilitair? Dat was in de VS heel anders, daar moest je dat niet wagen… Terwijl we bespraken dat juist dat “you can be but may not tell” mensen kwetsbaar maakte voor chantage, zag ik ze ineens aan komen lopen: marechaussee, landmacht, luchtmacht en marine. Drie heren en een dame in vol uniform, overal tressen en medailles en strepen en petten en scherpe broekvouwen. “Kijk!” zei ik, “‘t is heus waar.”

Dat was zo’n moment.

Een week eerder had ik een uitverkocht debat in De Balie bijgewoond over transseksualiteit, transgenderisme en wat dat nu eigenlijk is, een man of een vrouw. Het forum ging niet ver buiten de al gebaande paden en allerlei oude discussies werden keurigjes overgedaan. Waarom de VU aarzelt om mensen te behandelen die niet helemaal naar het andere geslacht over te gaan doch slechts een gedeeltelijke aanpassing van hun lichaam nastreven. Dat sekse een culturele definitie is, en niet van god en/of de natuur gegeven, en dat overstappen naar de andere sekse van alle tijden en alle culturen is; met dit verschil dat zo’n transformatie tegenwoordig via medische ingrepen lichamelijk beter uitvoerbaar is en minder gevaarlijk. Dat transseksualiteit en transgenderisme niet per definitie het tranendal is dat de medische literatuur beschrijft; de aanwezige ellende wordt door beide partijen benadrukt, uit pragmatisch eigenbelang. Genderteams hebben de wanhoop van hun cliënt nodig om te kunnen legitimeren dat ze in een, medisch gezien, volstrekt gezond en goed functionerend lichaam ingrijpen; cliënten hebben wanhoop nodig om de hulpverleners te overtuigen van de kracht van hun vraag. Enfin. Bekende discussies.

Maar het mooie is dat dat zo goed kon, erover discussiëren, en meer nog: dat transseksualiteit tegenwoordig voldoende aanvaard is geraakt dat niemand nog werkelijk in paniek raakt bij de gedachte dat er buiten transseksualiteit nog meer opties, behoeften en wensen zijn – plus dat er daadwerkelijk ruimte is geschapen om het over zulke dingen te hebben.

Nergens woedende streng-christelijken te bekennen die de discussie verstoorden of buiten met hel-en-verdoemenis leuzen stonden te sandwichen. Nergens iemand in de zaal die schreeuwde dat gods wil gods wil is en dat je daar niet tegenin mag gaan. Nergens iemand die riep dat het zonde van onze belastingcenten was en dat je voor een gender-operatie anders toch maar mooi drie of acht hartpatiënten had kunnen opereren.

Niet dat de discussie nu heel veel verder kwam. Zoals gezegd bereed ieder vooral eigen stokpaardjes. Dat dat kan, dat was het echte mooie.

Er zijn dagen dat ik ineens erg om dit land geef. Dan word ik wat sentimenteel. En dan herdenk ik stilletjes bij mezelf al die mensen die gevochten hebben om deze vrijheden tot stand te brengen, en hen die ze vasthouden en benutten.

De damesstellen die innig omstrengeld over straat lopen. De herenparen die openlijk flirten. De vreren die borsten hebben en baardhaar. De vrannen die er damesachtig uitzien, en spreken over hun verlangen naar borsten. De mannen en vrouwen in de strijdmacht die openlijk homoseksueel zijn. En de rest van de mensen, die soms moet slikken, maar meestal zijn opvattingen herschikt en niet veel kwaad ziet in zulke ontwikkelingen.