Ook afgeschaft

(Extralang, voor het allerlaatste nummer van XL: een overzicht van andere dingen die gingen.)

1. Pottendael

De fantastische, opwindende en gepast ondoorgrondelijke belevenissen van Christel, Winnie en Marian in het stadje Pottendael, met veel verwikkelingen rond sexy zangeressen, intriges rond huis en haard, een loeder van een lesbo die haar erfenis veilig tracht te stellen, compleet met achtervolgingen en ongelukken met auto’s en (bescheiden op de achtergrond) steeds twee homoseksuele meneren die de dames na gedane avontuurlijke arbeid opvangen en oplappen met goede wijn en een mooie maaltijd.

Na hoofdstuk dertien stopte het meesterwerk in aanbouw – waarin regelmatig werd gepleit Joan Haanappel bij te zetten in het pantheon der godinnen, een origineel en sympathiek plan – abrupt, zodat niemand weet hoe het nu verder gaat met Christel of Miss Kitty, laat staan met de loederlijke lesbo. Gevreesd wordt dat het schrijvende duo (Truus en Trel, ze wisselden soms berichtjes met elkaar uit midden in de tekst) gepakt zijn door de vreselijke Microsoft-paperclip die ergens rond hoofdstuk tien een poging deed Truus te versieren.

2. Poppers

Vorig jaar zomer zijn poppers in de ban gedaan. Nederland heeft nooit heel erg gemaald over deze lustverhogers, maar Europa – in wier handen wij inmiddels allen zijn gevallen – betoonde zich er dusdanig ongerust over dat ze supranationaal verboden werden. Als gevolg van een EU-maatregel moest ook Nederland overstag. Het argument? Niet dat veel poppers snuiven iets met je hersenen doet, zoals veel homo’s dachten. ‘Wie twintig keer per dag snuift,’ legde de toenmalige minister van Welzijn uit, ‘loopt het risico bloedarmoede te krijgen.’

Dat nu is apert niet waar. Poppers worden inderdaad afgeraden aan mensen met bloedarmoede, maar je krijgt het er niet van. Ook wie last heeft van een hoge bloeddruk kan beter geen poppers gebruiken: de plotselinge toestroom van bloed naar je hoofd na het snuiven – de ‘rush’ die voor de opwinding zorgt – is riskant: die kan een hersenbloeding veroorzaken. (Maar nee, die ene keer dat ik een hersenbloeding kreeg kwam het niet daarvan, en ik heb ze nadien regelmatig gebruikt.)

In de gewone seksshops zijn poppers niet meer te verkrijgbaar. Sommige homobars verkopen ze nog wel, meest van onder de toonbank. En – het was te voorspellen – de prijs is sinds het verbod prompt omhoog gegaan: deden poppers vroeger zo’n vijftien gulden per flesje, nu is dat gemiddeld tien euro.

Gebruiksaanwijzing: zoek een goede partner. Heb seks. Open het flesje, druk een neusgat dicht en snuif diep in (pas op dat het spul je huid niet raakt). Wacht twee seconden. Enjoy. Immensely.

3. Veilig vrijen

Uit de toename van geslachtsziektes zoals syf en chlamydia blijkt dat mensen steeds vaker onveilig vrijen. Ook het aantal hiv-besmettingen stijgt. Uit een persbericht van de Amsterdamse GG&GD van eind maart: ‘In 2001 zijn [in Amsterdam] 1.071 nieuwe gevallen van gonorroe geconstateerd en 199 gevallen van syfilis. De toename van het aantal gevallen van syfilis was explosief onder mannen met homoseksuele contacten: 177 in 2001, een stijging van 92 procent vergeleken met 2000 en een vertwintigvoudiging sinds 1998. Ook het aantal nieuwe besmettingen met hiv onder homoseksuele mannen is de laatste jaren gestegen.’

Seks met condoom is simpelweg minder prettig dan zonder, het probleem is bekend – de onderbreking is doodzonde, het malle gefrummel brengt je meer dan je wilt terug op aarde – en zeker in de hitte van het bed is het lastig om verder dan de korte termijn te denken. Toch: je verstand gebruiken blijft nodig, hoewel de ratio juist dan het laatste is wat je voor ogen hebt. (Hem! Binnen. HIER. NU!!) Maar voor wie nadenkt is de afweging helder: dat korte, prettige moment, of de rest van je leven? Wil je je leven voor een orgasme geven? Want aids, hoewel tegenwoordig niet meer per se dodelijk, is en blijft een slopende ziekte. Wie het heeft komt er niet meer van af.

4. De oude website van Vrolijk

Vrolijk, Europa’s grootste gay & lesbian bookshop, is al dik vijftien jaar een parel aan het snoer van de homoseksuele gemeenschap en oefent daarnaast een enorme attractie op toeristen uit. Maar, het moet gezegd, de website was wat gammel: teveel toeters, bellen en kleurtjes, en echt makkelijk zoeken was het er niet. De winkel heeft een face-lift ondergaan – er hangen nu overal duidelijke bordjes van wie-wat-waar – maar dat haalt het niet bij de total redo die de website heeft ondergaan. En ja, ik ben trots. Ik ben de voorzitter :)

5. Paars

De afgelopen twee kabinetten hadden gebreken, maar toch: er zijn zaken geregeld waar de homowereld zich lang voor heeft ingezet. Het homohuwelijk, bijvoorbeeld, waarmee Nederland internationaal baan brak. Je hoeft geen voorstander van het huwelijk te zijn om te bedenken dat het goed is dat het huwelijk als instituut is opengebroken. Paars is een vruchtbaarder kleur voor roze belangen geweest dan elke andere denkbare coalitie: alleen via de combinatie van liberale gelijkberechtiging en sociaal-democratische aandacht voor minderheden was het denkbaar het huwelijk zo te definiëren dat de sekse van beide partners er niet langer toe doet. Met het CDA in de regering was zoiets pertinent ondenkbaar geweest.

6. De Nederlandse deelname aan het Songfestival

Na Willeke is alles ingestort, ook al werd ze aangevuurd door Paul de Leeuw die zijn best heeft gedaan om onze nationale zingende homomoeders internationaal te lanceren. (Het gerucht wil dat ook Lenny Kuhr nu definitief is afgevallen voor de herhaling. Als een van de weinigen besefte ze dat camp zijn ‘t leuk doet binnen de homowereld, maar feitelijk niets anders betekent dan politiek correct kitsch zijn.) Sindsdien is de schwung is er apert uit. Nederland doet niets dan verliezen, en aangezien de deelnemende Europese landen steeds talrijker worden, lijkt het erop dat Nederland de eerste jaren niet eens meer kan meedoen. Je punt immers punten halen wil je kunnen blijven meedingen. Maar ja, de jurken die we instuurden waren ook niet best. Onze laatste redding is – ik bezweer het u – Dolly Bellefleur. Geweldige stem, meterslange benen, verstand genoeg om camp om te bouwen naar luchthartig cynisme, en bovendien: ze zou het geweldig doen in een duet met André Hazes, die een heus bluesgevoel heeft.

7. Politiek engagement

Er was een tijd dat homoseksueel zijn gelijk stond aan politiek activisme. Hoe lang geleden… Homoseksualiteit is thans zo half en half aanvaard – nee, we klagen niet, hoe meer aanvaard hoe beter – maar in ruil daarvoor is een zekere gezapigheid ontstaan. Zolang we onze eigen zaakjes maar voor elkaar hebben, hoor je ons niet. De DINKY’s – Double Income, No Kids – dat zijn wij, meer dan anderen, en na ons de zondvloed.

8. Boegbeelden

Aan de idolen die de homobeweging zich heeft gekozen, is het afkalvende politieke engagement griezelig af te lezen. Van Benno Premsela, een joodse homoseksueel die door de oorlog heeft geleerd hoe belangrijk het is om zichtbaar te zijn en die altijd niet alleen voor zichzelf opkwam, maar juist ook voor anderen, tot Annemarie Grewel, ook joods, dood, homoseksueel en socialist.

In de weken voor de laatste verkiezingen bleek uit onderzoek dat ongeveer veertig procent van de Gaykrant-lezers op Pim Fortuyn wilde stemmen. Ook homoseksueel, dat is waar, maar daar houden de vergelijkingen op. Waar Fortuyn wilde schitteren, haalden Grewel en Premsela onze kooltjes uit het vuur toen dat pijn deed en gaven ze er niet om zich daarbij vuil te maken. Waar Pim begon te kirren, kwamen zij met argumenten. Waar Fortuyn boos werd als je met een tegenargument kwam (‘U verhindert mij mijn mening te geven’), leefden Premsela en Grewel juist op: ha, leuk, weerwerk: daar werd het debat alleen maar frisser van en de argumenten beter.

Wat zou Fortuyn bepleit hebben, mocht hij het tot kamer- of kabinetslid hebben geschopt? Dat de WAO beperkt werd tot degenen die beroepsziekten hebben opgelopen; exit mensen met aids. Dat elk mens zijn eigen ondernemer dient te zijn; exit solidariteit. Dat er geen cent meer naar onderwijs en gezondheidszorg mocht gaan; exit de inzet mensen bij de samenleving te krijgen en houden – dat moeten ouders zelf maar doen, thuis – en exit experimenten met schaalverkleining, buddyzorg, hospices, cliëntgebonden budget, zorg op maat en tweede-kans onderwijs. Dat elk mens voor zichzelf verantwoordelijk is; exit oog voor zwakte, ongeluk of pech.

Wat nog het meest wrang is, is dat de lezers van de Gaykrant zeker niet zo massaal zo rechts zijn als Fortuyn. ‘t Was meer dat ze zo innig blij waren dat er eindelijk een unverfroren homoseksueel daar politiek columnisme stond te bedrijven. ‘Ooh.. Hij is ook zo..! Yes!!’ Ze wilden op hem stemmen omdat hij tot dezelfde seksuele groep behoorde als zijzelf – niet noodzakelijkerwijs vanwege zijn opinies. Dat nu is de meest benepen politieke houding die ik ooit heb gezien: ‘hij doet het ook met mannen dus mijn steun heeft-ie.’ Het is apert ongeëmancipeerd – waarom zou iemands seksuele gerichtheid belangrijker zijn dan zijn politieke ideeën, als het om een politieke kandidatuur gaat in plaats van iemands sex-appeal? – en in die zin waren al die behoudzuchtige heteroseksuele burgers die op Fortuyn stemden, seksueel meer geëmancipeerd dan zijn homo-aanhang. Zijn heteroseksuele fanclub beoordeelde Fortuyn tenminste op zijn ideeën.

Strafklacht als trend

De klachten buitelen over elkaar heen als lammeren met de lente in hun kop. Na de strafklacht van de advocaten Spong & Hammerstein aan het adres van een aantal politici, columnisten en journalisten die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan «aanzet tot haat» jegens Fortuyn, hebben vijf advocaten een tuchtklacht ingediend tegen Spong en Hammerstein. Het duo weet dat hun klacht kansloos is en gebruikt de aangifte vooral als een PR-stunt, zo luidt het bezwaar van de vijf confrères, wat evenwel niet zonder schade is voor de aangeklaagde politici en journalisten.

Daarnaast heeft Spong zichzelf gediskwalificeerd door zich als ministerskandidaat op te werpen voor de partij wiens voorman hij zegt te willen verdedigen. Pal nadat bekend werd dat het duo een tuchtklacht aan de broek heeft, meldde Hammerstein op zijn beurt een tuchtklacht over het klagende vijftal in te zullen dienen.

Het was al wrang genoeg dat Spong een strafklacht indiende vanwege vermeende harde taal. Fortuyn zelf vond dat je zowat alles moest kunnen zeggen en wilde de vrijheid van meningsuiting eerder uitbreiden dan inperken, zodat het hoogst onwaarschijnlijk is dat hij privé een advocaat opdracht gaf anderen na zijn dood juridisch te pesten.

Bovendien had Fortuyn er zelf geen enkele moeite mee op de man te spelen; hij deed dat vaak, en vals ook. Spong laadt met deze klacht derhalve de schijn op zich LPF te willen plezieren, om zo die ministerszetel voor zichzelf in de wacht te slepen. Als LPF naar volwassenheid streeft, laat ze Spong bijgevolg vallen: slijmerij dient niet beloond te worden door een partij die zegt genoeg te hebben van dealtjes en akkoordjes.

De gezamenlijke tuchtklacht van de vijf confrères is echter gratuit. Schrijf liever een degelijk artikel in de vakbladen waarin je beroepshalve uitlegt waarom de aangifte van Spong en Hammerstein alle grond ontbeert en met welke argumenten het OM hem terzijde moet leggen – daar hebben we meer aan dan, en het helpt het OM haar huiswerk goed te doen. Ook het argument dat Spong zijn eigenbelang dient is flauw. Advocaten hebben vaker politieke bedoelingen met de zaken die ze opnemen. Meestal vinden we dat dapper – behalve wanneer die politiek ons niet zint, kennelijk.

Met Hammerstein die briesend uitlegt dat zijn boze confreres «vijf sukkels» zijn «die ook eens een keertje in de publiciteit willen komen,» veranderde de zaak definitief in slapstick. Vooral toen hij daar boos aan toevoegde dat zijn collega’s «onbehoorlijk te werk gaan, want ze hebben eerst bepaalde media ingelicht over hun klacht» alvorens de tuchtinstantie of het duo zelf op de hoogte te stellen. Spong en Hammerstein hadden de media immers al ruimschoots ingelicht over hun strafklacht alvorens ze zich bij het OM wensten te vervoegen.

Verontrustend is dat het gewoonte wordt een strafklacht in te dienen bij uitlatingen waarmee men het apert oneens is. We zagen dat vorig jaar bij El-Moumni. Op grond van recente jurisprudentie was gebleken dat religieuze overtuigingen een vrijbrief zijn voor seksuele discriminatie (wat mij persoonlijk tot de conclusie bracht dat al wie niet gelooft, gediscrimineerd wordt: zonder geloof mag je je verbaal minder veroorloven dan met). De klachten tegen de imam en de vervolging door het OM maakten derhalve niet veel kans; toch zette men door.

Spong en Hammerstein zetten de trend door, die – ook indien het OM de zaak seponeert – niet zonder effect op de vrijheid van meningsuiting zal zijn. Juist politici, en zij die beweren het te willen worden (zoals Fortuyn en Spong), weten op voorhand dat ze stevige kritiek te verduren zullen krijgen en dat er op de man gespeeld wordt. Het zou rampzalig zijn als niemand zich meer een valse noot in een debat durft te permitteren. Om die reden valt te hopen dat het OM de klacht van Spong en Hammerstein goedgemotiveerd terzijde legt.

Maar het wordt een trend, wat ik u brom. Gisteren is er een strafklacht tegen Gretha Duisenberg ingediend omdat zij, uit protest tegen het Israëlische beleid jegens de Palestijnen, een Palestijnse vlag uithing. De stichting Federatief Joods Nederland (FJN) verwijt haar «antisemitisme». Een klassieke fout. Kritiek hebben op Israël of het zionisme is niet hetzelfde als je discriminerend uitlaten over joden. Sterker: kritiek op Israël plompverloren gelijkstellen aan antisemitisme, is een valse en schrille verdediging van Israël die niemand goed doet, Israël incluis.

Dat FJN moet een debat met mevrouw Duisenberg aandurven in plaats van haar voor de rechter te willen slepen. En die vijf confreres met Spong en Hammerstein. Klachten zijn geen alternatief voor een debat. Ze verstommen het slechts.

Freedom of the internet, our new challenge

New medium, same old problems – plus a few new ones

[Essay written for the Yearbook 2001/2002 of the Freedom of the Media office of the Organization for Security and Co-operation in Europe (OSCE / FOM).]

The internet is a medium unlike any other. While it embodies aspects of different more old-fashioned media, it not only combines them but also adds features, inherent to its digital nature. E-mail for instance can be compared with postal mail, but has the capacity to send carbon copies of letters to many people at once, and the added bonuses of (almost) instantaneous delivery and of mail programs automatically archiving all correspondence, making it searchable on top. Internet Relay Chats (IRC), I Seek You (ICQ) and other protocols for chat boxes on the other hand are more comparable to telephones: they allow a realtime conversation with a person or a group and can log that conversation for private perusal. Usenet – the collective newsgroups – resembles a huge public bulletin board, subdivided by subject, where people can post messages which are accessible to everyone, but it is also archived, meaning that the discussions are automatically stored for future reference.

The world wide web (WWW) is best compared to the printed press and the broadcasting media. One person or group is usually responsible for the published content. But unlike the traditional media, web sites are accessible from all over the world, can be browsed by anybody on the planet, and they are usually free. Publishing on the web is not only quicker and cheaper than via traditional printing and broadcasting; it can at any level combine texts with moving images and sound. And while some subjects never get covered by the traditional media – because the designated audience is too small or the material is too vast to be incorporated in an article or a book – the net offers plenty of (cheap) space and web site owners often excel in providing niche information. The information on these myriad web sites is divulged via search engines which, through the creation of huge indices, guarantee that everything becomes retrievable and accessible. The most localised, obscure or specific information is suddenly available to everyone, everywhere.

These shared and new characteristics have brought all known problems pertaining to old technologies into the net, and a few new ones, too. Government censorship and the classical inaccessibility of information to the poorest masses are there, but now we have also the novelty of censorship performed by companies and of violation of privacy by governments on a scale that was previously unheard of and would have been impossible – if only for practical reasons – in the classical communication media.

Filtering as a means to censorship

A measure that many censor-minded countries deploy, is the use of restrictive proxies. A proxy is basically a web server at the Internet Service Provider (ISP) level that fetches all pages requested by the users for them. By keeping local copies of pages that are visited frequently, the proxy is able to serve them faster and with less long-distance traffic. But proxies can also be used to block user requests for sites, based on an automatic check on their name, location and/or content. These restrictive proxies prevent internet users from visiting forbidden sites and, in some instances, are even equipped with a tool that warns the police that someone has tried to access banned material. Singapore uses nationwide proxies in order to prevent access to certain web sites, mostly those discussing religion or politics or depicting sex. 1 Information for the home is seen to be of a less critical nature so censorship of such information is regarded to have not as deleterious an effect. Second, materials for the young are more heavily censored than those for adults. This is an admittedly paternalistic principle of protecting the weaker members of society from the possible harm of the materials in question. [..] Third, materials for public consumption are more heavily censored than those for private consumption. This is a corollary of the second principle as it is assumed that the public includes those who are “weaker.” [..] It should be noted that private consumption of censorship materials is still policed in that those found in private possession of censored materials can be convicted in court. Finally, materials deemed to have artistic and educational merit are less heavily censored.” See Dr. Peng Hwa Ang and Ms. Berlinda Nadarajan, Censorship and Internet: a Singapore Perspective.] This government-imposed ban is not completely efficient: with some technical knowledge, the mandatory proxy can be circumvented. 2

Dubai on the other hand uses a very strict proxy, imposed upon the country in the beginning of 1997. Whenever a net user attempts to visit a site that the government has ruled out, he gets the following message on his screen: “Emirates Internet Control List: access to this site is denied.” 3 This nationwide proxy disallows Dubai citizens from visiting most newsgroups and blocks “selected sites on the Internet which negate local moral values”. 4 The only sure way to circumvent such a proxy, is by dial-up to a provider in a different country, which often is not a viable recourse.

It is not only dubious democracies that restrain the use of the net. Australia does the same, although to a much lesser degree. Citizens can report pages that they deem to be containing ‘explicit nudity’ or to be in ‘poor taste’ to a government authority, which then investigates the page and can order all national ISPs to block access to that particular page via their proxies. Electronic Frontier Australia (EFA), a group that protects and promotes online civil liberties, has complained about the poor accountability of said government authority regarding the handling of such complaints. 5 The United States of America have previously tried to do something similar via their 1995 Communications Decency Act, which prohibited the publishing of “obscene, lewd, lascivious, filthy, or indecent” material on the internet. Fortunately, in 1997 the Supreme Court ruled the CDA to be unconstitutional. 6 it unquestionably silences some speakers whose messages would be entitled to constitutional protection.”]

Germany has tried to block specific material from their citizens as well. In 1995, the magazine Radikal was put online in the Netherlands after it got banned in Germany. 7 In 1996 and 1997, the German government forced German providers to block all pages hosted by that particular Dutch ISP, XS4all, thereby making thousands and thousands of undisputed pages of XS4all’s other users inaccessible as well. Because mirrors of the disputed pages sprang up everywhere, the blockade turned out to be futile and was canceled after a month in both instances.

New attempts at filtering information keep being made. In the USA, publicly funded schools and libraries were at one point obliged to use rating and filtering systems that block content based on sexual content and/or graphical depicting of violence. Many people argued that these filtering systems curtail free speech and block many more pages than they promise to do, 8 and a Virginia library taking precisely that stance successfully fought the Child Online Protection Act (COPA) in court. 9 However, recently a new bill was passed in the USA, again imposing mandatory filtering on schools and libraries that get public funds. 10 This bill is currently being fought too, this time by the ACLU, the American Civil Liberties Union. 11 Undoubtedly, if the ACLU wins, the US Congress will come up with yet another filtering bill.

Since most Eastern-European governments are not yet very familiar with the internet – and since curtailing societies tend to be more aware of and monitor middle-tech communication more effectively than either the high-tech or the low-tech variants, there have been some instances of internet being used as a excellent device to circumvent government censorship. A famous example is B92, the independent Belgrade radio station that was forced off the air in 1999. The Dutch ISP XS4all used a direct cable connection between Belgrade and Amsterdam, inviting people in Belgrade to upload their audio files over the Internet and broadcasting them from Amsterdam over the net in a realtime format that could be listened to or stored. In turn, many Serbs – especially those working at universities and international companies – captured and copied what they heard over the net and distributed these radio programmes via audio cassettes, thus spreading the high-tech internet broadcasts via low-tech means. There wasn’t much that the Milosevic government could do: since B92 digitally broadcasted from the Netherlands, B92 could not be stopped at the source and Yugoslavia lacked the infrastructure to impose proxies upon its citizens.

Whose constitution, whose jurisdiction?

Looking at laws being passed and jurisprudence and practice developing in Western European countries, one can attempt to foresee the future of freedom on the internet. At this moment, the future doesn’t look too bright. While once the internet was regarded as a way to route around censorship, by now, censoring and monitoring authorities are using the net to route around national borders.

For one, we have Echelon: the joint USA/Canada/UK/Australia/New Zealand venture that monitors all digital communications passing the Atlantic, be it via fax, telephone or e-mail. The countries involved have long denied the existence of Echelon, but by now the European Assembly has investigated the rumours and has established its existence. Interestingly, the main complaint of the European Assembly is that the US, through Echelon, could be engaging itself in industrial espionage and thus gain an economic advantage over European companies. The European Assembly hardly complained about the monitoring of European citizens as such. 12 And what is the use of having a constitution safeguarding your right to private communications when it is another government preying on you? Then there is Carnivore: a US based system that intercepts e-mail and checks it automatically for words and terms deemed to be related to terrorism. Nobody knows the scope of Carnivore interceptions, nor is the list of ‘dangerous’ terms public. The only thing known about Carnivore is its unprecedented and massive capacity to monitor and store private communications.

Secondly, various states have tried to curtail citizens’ access to foreign sites because they clash with their national laws, even while those sites are perfectly legal in their country of publication. In France, a group of antiracism activists started a lawsuit against the US provider Yahoo for auctioning Nazi memorabilia on its pages. Yahoo got sued in France for what was perfectly legal within US law and for pages that they served from the US. Nevertheless, Yahoo lost the case: judge Jean-Jacques Gomez, in an appeal ruling issued in November 2000, re-affirmed that Yahoo had to prevent French web surfers from accessing those pages and basically ordered Yahoo to start country-by-country filters. 13

As the UK based organization Internet Freedom wrote about the case: “If courts deem material on Web sites hosted in other countries to be unacceptable to their citizens and block them from viewing it [..] they will have to take into account the mores and legislation of every country. Any number of filtering regimes will have to be initiated to enable them to comply with whatever restrictions and legislation they are faced with. This will make running what are already complex operations an almost impossible task. This case sets a precedent in that a court has decided to apply its national law to a Web site based in another country. The decision challenges the Net as a universal, borderless medium. It paves the way for a Net that will be regulated to the lowest common denominator in order for content providers to avoid the possibility of legal action. A global communications medium now faces the distinct possibility of decisions about what can be placed on it decided by the most reactionary of regimes. Center for Democracy and Technology analyst Ari Schwartz said: ‘If (US Web sites) have to follow 200 country laws, then (they) would have to follow the one that allows the least (freedom of) speech. What if Saudi Arabia said it was concerned about people posting pictures of women with their heads uncovered?'”. 14

After this appeal ruling, Yahoo wisened up and started procedures of its own in the US. In November 2001, a US District Court ruled that the French court order regarding internet content is unenforceable in the US because it violates the First Amendment’s guarantee of free speech. The court granted broad protection to US web sites engaged in constitutionally protected activity, but stated that web site operators may nevertheless for practical reasons decide to comply with conflicting foreign law requirements. It further stated that only treaties and other international legal mechanisms lay the ground for the resolution of conflicts between different legal regimes applicable to the Internet.

But this is precisely what will start happening. The Cybercrime Convention that came into being in November 2001 – and which has been signed by, amongst others, the US, Canada, Japan and many European countries, “formalises the notion of extraterritorial action by a party in one country objecting to content on a Web site based in another country. Article 23 of the convention creates supranational reach for each signatory state. Even if a signatory state’s legal system does not have the procedure to apply a request made by another signatory, under article 27 this is not seen as sufficient grounds to refuse that request. The consequence of this is that signatory states can be forced to act beyond their means and in contradiction to their own legal system.” 15

Meanwhile, in March 2001 a German court had already announced that it would not prosecute Yahoo over a similar complaint filed against it in that country. However, that was not because Germany respects the fact that it has no jurisdiction over foreign sites; the court merely reasoned that “while Germany has some of the strongest laws against hate literature in the world, the German court reportedly recognized Yahoo! as an Internet service provider and, as such, [it] ruled [that] the company should not be held liable for the content of its auction Web sites.” 16

This policy of the courts does not necessarily match that of the country or its federal states, and – as we just saw – the new Cybercrime Conventtion does allow for different local laws being applied on web pages. 17. Comments and criticisms are, amongst others, at www.privacyinternational.org/issues/cybercrime/.] And indeed, in March 2002, the German federal state of Nordrein-Westfalen decided that two right wing extremist sites hosted in the United States – www.stormfront.org and – www.nazi-lauck-nsdapao.com – must be blocked, and ordered some 80 ISPs and universities to block access to those sites. Many computer literate people in Germany fear that this censorship will not stop there:

“Fighting right wing extremist ideologies reaches a broad consensus in Germany; however in this case it is used to gain acceptance for the establishment of a nationwide centralized filtering and blocking system,” wrote a protesting committee. “Future plans contain blocking of content to protect minors, copyrights and consumer rights, including search engines that fail accordance with corresponding national guidelines and laws. Together with corporate partners, Northrhine-Westfalia administration is developing a high capacity filtering system that is currently tested at the university of Dortmund. Intention is to create an architecture with centrally controlled blocking mechanisms that should be installed on gateway machines to the ‘foreign internet’.” 18

The main questions are however not dealt with by filtering. Why should people be prevented from seeing sites like this in the first place? Will racism stop simply because you cannot read hate sites? Is it better to block such sites than to argue their content?

Legal sites and economic profit

While individual internet users are starting to suffer from countries trying to impose their national laws upon one another, a new problem has arisen: upstream providers pulling the plug on ISPs because of legal but disputed material.

All ISPs have an upstream provider, who sells them bandwidth. Companies which provide co-location – either in the form of rented web space or in the form of web servers located there – have upstream providers, too. And upstream providers often have their own upstream providers. Currently, at the top of the chain there is only a handful of US backbone providers, plus one or two single players.

Flashback was both a magazine and a small provider in Sweden. The magazine was known for its freespeech stance. Flashback started its provider services in 1996, just before the big internet craze hit the country. Users got both free web space and a free e-mail address after subscribing to the magazine. Among the more than 50.000 sites hosted on Flashback was one containing Nazi propaganda, carefully phrased so as to not violate Swedish law. That particular page was nevertheless reported to the prosecutor, who after investigation decided that it was indeed well within the boundaries of Swedish law. There simply was no case against Flashback, nor against that user.

In the course of 2000, Björn Fries – an alderman of the Swedish city Karlskrona, and a prominent anti-nazi fighter – started a campaign against Flashback because of this right-wing user page. Flashback insisted on its free speech policy and refused to remove pages that had already been deemed legal. Fries then turned to Flashback’s upstream provider, Air2Net, which in turn was a subsidiary of the us company MCI/Worldcom. Fries managed to rally other downstream providers of both Air2Net and MCI/Worldcom against those pages. Fearing a commercial setback, MCI/Worldcom decided that Flashback had either to pull those pages, or they would pull the plug on both Flashback and on Air2Net, which of course vastly increased the pressure on Flashback. Flashback however kept its stance and was then disconnected: thousands of users suddenly lost their homepages and their e-mail account, simply because a US company didn’t want to lose customers over a disputed but legal page. 19 Flashback tried several other upstream providers, but as it turned out, all of them were dependent upon MCI/Worldcom.

In a case like this, what does your constitutional right to not be censored entail? European national laws allow people their day in court: every citizen is given the opportunity to put his publication before a judge and let the court decide. But here, no court was invoked; actually, the prosecutor had stated that these pages were provocative but solidly within legal limits. It was a US based multinational who decided what you can publish in Sweden and what not.

Something similar happened in The Netherlands. Xtended Internet, a small Dutch provider, hosts a web site which is under attack by Scientology. 20 At the end of 2001, Xtended Internet’s upstream provider, Cignal, received a complaint about that web site. It was from Scientology, claiming copyright infringement on www.xenu.net’s pages. Xtended Internet and the maintainer of www.xenu.net refuted the complaint, but despite that, Xtdended Internet was notified that Cignal’s own upstream provider, the US based company Priority Telecom, had booted Xtended Internet. Again, a whole provider went down over a page that appeared to be perfectly legal. 21

As Paul Wouters of Xtended Internet put it: “We were disconnected even after proving that disconnecting or censoring our customer would violate Dutch case law. We voluntarily agreed to follow the DMCA, 22 so as to make it easier for Cignal to get out of this conflict, even though US law, and thus the DMCA, didn’t apply to us. Yet, Cignal choose the easy way out. Obviously we were not worth the money that Scientology’s lawyers could cost them. And maybe that is what frightens me most. Not that they don’t care about freedom of speech issues, but that they have censored us solely based on commercial reasons. Censorship has become a profitable business and the freedoms that are granted to us by the Dutch constitution are revoked at the stroke of a pen by American corporate lawyers.”

Old media versus new media

In Italy, a remarkable fight developed between ‘traditional’ journalists and internet journalism. Shortly after World War II, in 1948, Italy introduced a national law on the press. According to that law, all published periodicals have to give to the Tribunal (the local district court) the name of an ‘responsible director’, who in turn has to be member of the National Order of Journalists. Registration costs about 200 dollars. Additionally, all periodicals are obliged to print the name and address of their editor and printer.

The National Order of Journalists – which poses quite a powerful body in Italy – was rather suspicious of internet journalism developing, and undertook a lobby for internet publications to be brought under the scope of the existing law. The new law was adopted in April 2001. The NJO lobby forced big portals (such as Kataweb-Repubblica, Rai.it, Supereva, etc) to recognize the digital “journalist profession” and, subsequently, to financially compensate hundreds of people who work as their colleagues, but with less guarantees.

What started as an attempt to extend state subsidies to internet media, basically brought those publications under the 1948 press law. And the new law itself is, as Interlex – an Italian web magazine about law, technology and information – put it, “confused and confusing [..] the law is shameful, its rules absurd”. A strict interpretation of the law defines “every Italian web site geared to transmit information towards the public” as an “editorial product” and subjects it to the regulations of the law. 23

And more fundamentally, the law is impossible to live up to, due to technical flaws, amongst others the obligation to state the name and address of the printer, while there are no printers on the net and people usually do not know on which server their pages are hosted, least of all where that server is physically. Additionally, the law claims jurisdiction over internet publications that are hosted on foreign servers

While it seems unlikely that web sites that are not producing regular news and information will be forced to register, it is highly possible that web sites like Indymedia will, and will have to give the name of a ‘responsible director’ and a ‘printer’. Many people fear that this law will indeed be used to weed out publications that do stand outside the currently accepted frame.

Turkey is currently debating a similar law.

Spain is on the verge of approving one too, in May 2002. The bill for the “Law of Information Society Services and Electronic Commerce” (Ley de Servicios de la Sociedad de la Informacion y de Comercio Electronico, known by its Spanish acronym LSSI) plans to force web sites to register with the government and require web hosting companies to police content by reporting suspected illicit activity. 24 Apart from that, the upcoming law will allow a “competent administrative authority” in government to shut down web sites unilaterally; a power that now requires court approval. In Spain, only a judge can ban printed press editions from the news stands, but under the LSSI, an official could ‘provisionally’ ban the edition of an online publication if it “outrages or could outrage” values protected by the law, while the paper version of the same publication still enjoys constitutional protection. 25

If any such measures would be imposed on other media, people would be outraged. With the net, these kind of measures are often accepted without questioning. Civil liberties organisations fear that limiting internet publication freedoms is only a first step towards curtailing other media; after all, once a measure is accepted in one area, it is difficult to stop it in another.

Conclusion

Seeing the amount of effort that Western countries are taking to filter content on the web, it is only a matter of time before other countries catch up. What we are seeing meanwhile is that more and more countries put internet publications and private communications under greater scrutiny, and pass laws that restrict digital publications more than analogue ones – in part, because they fear the anarchy that the net once was, and in part, because it suddenly has become technologically feasible to do so.

Networked computers allow for novel uses, unthinkable of in the analogue world. They can be used to circumvent censorship and monitoring. But the internet can also be used to scrutinise publications and communication to a degree that goes way beyond Orwell’s wildest imaginations.

Notes:

Show 25 footnotes

  1. “First, materials going into the home are more heavily censored than those going into the corporate world. [..
  2. See Defeating Singapore Internet Censorship – How to.
  3. See George d’Arnaud, Internetbeperkingen in Dubai, November 10 1997, in the newsgroup xsS4all.general, message-ID <34698854.1990690@news.xs4all.nl>. The ensuing discussion proved that it was rather difficult – and took quite some technical knowledge – to circumvent this national censorship rule.
  4. Quote from “New service to censor Internet”, The Gulf Today, January 25 1997.
  5. Electronic Frontiers Australia Inc., Media Release of September 7 2000: Government Net Censorship Reports – Facts or Fallacies?
  6. Amongst others, the CDA limited access to the King James bible, Tarantino film scripts, lyrics by many pop groups, information about safe sex and breast cancer, and pictures of Michelangelo’s David. The Supreme Court’s ruling warned about the CDA’s “obvious chilling effect on free speech [..
  7. Radikal was put online at http://www.XS4all.nl/~tank/radikal/. The index page also contains a brief history of the German efforts to censor these pages. Unfortunately, many links to press releases and newspaper articles do no longer work.
  8. For an overview of the debate regarding mandatory filtering systems, see the compilation provided by the Massachusetts Institute of Technology, and the news and resources provided by the Internet Free Expression Alliance (IFEA)
  9. See Mainstream Loudoun v. Loudoun County Library, November 23, 1998. The COPA is currently being brought to the Supreme Court by the ACLU, on the grounds that it is against the US First Amendment.
  10. US Congress passed the Children’s Internet Protection Act on December 15, 2000. The full text of the act is at IFEA.
  11. Complaint filed in Philadelphia, March 20 2001.
  12. European Parliament resolution on the existence of a global system for the interception of private and commercial communications (ECHELON interception system), (2001/2098(INI)), released on June 9 2001.
  13. or a concise article about the case, see “Court to Yahoo: Use Nazi Filter” in Wired, November 20, 2000.
  14. Dave Amis: “The Net now has a national court: this month it’s French!”, Internet Freedom, January 9 2001.
  15. Dave Amis, op. cit.
  16. Jay Lyman, “German Court Rules Yahoo! Not Liable For Nazi Auctions”, in NewsFactor Network, March 28 2002.
  17. The Cybercrime Convention (Draft convention on cybercrime and explanatory memorandum related thereto) as accepted by the Council of Europe can be found at www.privacyinternational.org/issues/[..
  18. Joint press release from the Chaos Computer Club and ODEM.org. See ODEM.org and and Alexander J. Kleinjung, “Vom DatenHighway auf die Strasse”, in the German edition of C’T, 2002/9.
  19. Flashback is currently up again, but now only as a news agency.
  20. www.xenu.net. While Scientology has repeatedly threatened Andreas Heldal-Lund, the owner of the web site, they have at the same time abstained from undertaking any legal action against him. Instead, Scientology chose to threaten providers hosting the site, and their upstream providers.
  21. The history of Xtended Internet’s contracts and correspondence with Cygnal is documented here.
  22. The DMCA is a US law that deals with digital copyright infringement. Scientology invoked this US law, even while Xtdended Internet is Dutch and the maintainer of ww.xenu.net is Norwegian. Hence, the DMCA doesn’t even apply in this case.
  23. Manlio Cammarata, “Qui succede un ‘quarantotto'”, Interlex, April 4 2001.
  24. Julia Scheeres, “Fears of a Website Inquisition”, in Wired, May 29 2001.
  25. Steve Kettmann, “Spanish Web Law Sparks Debate”, in Wired, May 1 2002.

Dodenherdenking geannexeerd

Vlak na Dodenherdenking passeer ik de Dam altijd langzamer dan anders: vanwege de sfeer van Dodenherdenking zelf die het momument nog voelbaar aankleeft, om de bloemen te bekijken, nu zonder poeha van mensen in uniform eromheen, en ook: om die twee minuten van 4 mei stilletjes nog wat op te rekken, want twee minuten is nooit genoeg.

Vanavond stonden er mensen rondom de hekken die de bloemen beschermden. Hekken? Die zijn er anders nooit, realiseerde ik me. Zoveel mensen om ze te bekijken al evenmin. Wat nog meer opviel was dat er vuur tussen de bloemen brandde: vlammen van kaarsen. Ik was zo verbaasd dat ik mijn autootje stilzette en uitstapte om te gaan kijken.

Langs de hekken lagen bossen bloemen opgedragen aan Pim Fortuyn. De kransen die er hoorden – die van Beatrix, van de gemeente Amsterdam, van Joodse en verzetsorganisaties – waren weggehaald: de standaards op de bovenste trap van het monument waren allemaal leeg. Vlak voor die lege standaards lag een rij bloemen, sommige met linten in driekleur. Pal achter het hek: een nog dikkere rij bloemen, gelardeerd met kaarsen. Tussen de bovenste rij zag ik een lint met iets van ‘Pim’ erop. De laagste rij zei overal ‘Fortuyn’. Een agent surveilleerde de blommen.

Wat nu? Waren de dodenherdenkingbloemen weggehaald voor Fortuyn? Waren de oorlogslachtoffers plots minder belangrijk dan die ene man? Moest zijn dood, hoe erg ook, die van de miljoenen oorlogslachtoffers overschaduwen, de dramatische vernietiging van bevolkingsgroepen wegdrukken?

Erger: de overgebleven bloemen van dodenherdenking waren geannexeerd. Je zag geen verschil meer. Alles riep en schreeuwde ‘Fortuyn’. Ik werd misselijk. Honderdduizenden mensen, systematisch vervolgd, en zij die daartegen streden: allemaal verzwolgen door die ene man voor wie afgelopen maandag de skinheads deomonstreerden en fik bij het parlementsgebouw stookten. De surveillerende agente die ik vroeg wat er aan de hand was kon nog wel vertellen dat zij de bloemen van Dodenherdenking en die voor Fortuyn gescheiden moest houden, maar wist niet wat er met de kransen was gebeurd – waarom de symbolen van nationale erkenning van vervolging en verdrukking van bevolkingsgroepen, uitgevoerd door extreem-nationalisten, waren verwijderd.

Het leek warempel of het nationale monument plots aan Fortuyn was gewijd. De poltie hield vriendelijk toezicht.

Dolkstoot in de rug

IN EEN WOORD: AFGRIJSELIJK. Zulke dingen doe je niet, zulke dingen horen niet, zulke dingen zijn wel zo godsgruwelijk fout: als iemands mening je niet aanstaat, debatteer en argumenteer je, ridiculiseer je desnoods, en verder niets. Je slaat hem niet, je molesteert hem niet, en je vermoordt hem al helemaal niet.

Het ongeloof en de verbijstering waren gisteravond, vlak na het nieuws, bijna tastbaar. In de supermarkt spraken onbekenden elkaar aan, wildvreemden brachten elkaar op straat op de hoogte van het nieuws. «Heeft u het al gehoord? Fortuyn is neergeschoten.» Het rare gevoel overviel me dat dit net zoiets was als de moord op John Lennon of het auto-ongeluk van prinses Diana: zo’n moment waarvan je later altijd precies zult weten waar je was toen je het hoorde.

De man die Fortuyn heeft vermoord – naar het schijnt iemand van linkse signatuur – heeft niet alleen een moord op zijn geweten, maar heeft in zijn oneindige stompzinnigheid Fortuyn tevens tot martelaar gemaakt, daarmee zijn eigen doel ondermijnend. Hij wilde een einde aan de man maken, maar heeft een mythe geschapen. «De Kennedy van de Lage Landen» heb ik Fortuyn gisteravond al horen noemen. Dat is bepaald teveel eer. Kennedy was een raspoliticus, Fortuyn een rasopportunist die zijn meningen aanlengde of omgooide zodra dat in zijn kraam te pas kwam en die in zijn leven even vaak van partij als van kostuum is gewisseld. Kennedy stond een sociale politiek voor, Fortuyn een van hardheid. Kennedy bond zijn land, Fortuyn verscheurde het. Wat ze wel gemeen hebben, was dat ze lievelingen van de media waren. Beiden zochten de camera’s als een vlieg de stroop, en de media waren verliefd op ze, al was het maar omdat ze beiden voor een niet-aflatende stroom van nieuws zorgden.

Extreem-rechts heeft zich heel stilletjes gehouden tijdens Fortuyns campagne, wetend dat ongebreidelde steun aan zijn ideeën ‘s mans kansen zou schaden. Gisteravond echter lieten de skinheads openlijk zien dat Fortuyn ook hun held was: de rabauwen verzamelden zich rond het Tweede Kamergebouw, stichtten er brand en trapten er rellen. Klaar ben je met zo’n aanhang, maar Fortuyn heeft het ernaar gemaakt: hij was de perfecte, chic angehauchte vertolker van hun ideeën, de man die hun gedachtengoed salonfähig maakte.

Maar daarom vermoord je iemand nog niet. Als je vreest dat Fortuyn de democratie om zeep helpt, heb je met democratische middelen terug te vechten, niet met het volstrekt totalitaire instrument van de kogel. Wie de politiek denkt te kunnen keren op de wijze van deze moordenaar, maakt de politiek zelf kapot. Die verhardt eigenhandig de maatschappij, die drijft hoogstpersoonlijk een wig in de samenleving en jaagt mensen de angst en de onrust in.

De laatste politieke moord hier in Nederland moet die op Willem de Zwijger zijn geweest, in 1584, in het tumult van de godsdienstoorlogen. Balthasar Gerards vermoordde Willem de Zwijger, kort nadat die als Prins van Oranje een verdrag had getekend waarin werd bepaald dat niemand vanwege zijn geloofsbeleving vervolgd mag worden. (Hoe wrang, dit verschil: Fortuyn maakte juist wel onderscheid naar geloof.)

Andere Europese landen hebben eerder kennis gemaakt met het gruwelijke fenomeen van politieke aanslagen. Aldo Moro, Olof Palme en André Cools zijn eerder vermoord door politieke tegenstanders. Wolfgang Schäuble, en Margaret Thatcher hebben beiden ternauwernood een aanslag overleefd. Nederland heeft nu, net als Italië, Zweden, België«, Duitsland en Engeland zijn politieke onschuld verloren. Wat een rotmanier om een te worden met de rest van Europa.

Vlaamse Rijkswacht (vervolg II)

[Zie ook Te gast bij de Vlaamse Rijkswacht en Chronologie Rijkswacht.]

Laatste nieuws – 26-04-2002

Klotenknijper, de rijkswachter aan wie mijn artikel in De Morgen is gewijd, heeft mij in oktober 1999 gedaagd wegens laster: zowel omdat ik onderstaand artikel heb gepubliceerd als omdat ik een officiële klacht tegen hem heb ingediend. Zie voor dagvaarding www.klotenknijper.com. In november daagde diezelfde rijkswachter ook Zenon Panoussis voor de rechter, wegens de site www.klotenknijper.com.

Op 26 april 2002 werd (eindelijk) vonnis gewezen in beide zaken. Het hof in Antwerpen stelde dat ik mijn artikel kan handhaven maar dat ik niettemin lasterlijk jegens de bewuste rijkswachter ben geweest, en hem daarom een schadevergoeding van € 2500 dien te betalen, plus de proceskosten. Een korte reactie op het vonnis staat hier.

De uitspraak is van dien aard dat hoger beroep noodzakelijk is: eerst intimideert Klotenknijper – naar mijn idee – die jongens op de trein, dan arresteert hij ons onwettelijk, en daarna mishandelt hij mijn lief en dan zou hij daar ook nog een schadevergoding voor krijgen…? Dat gaat me een stap te ver. Daarnaast zijn er principiële issues in het geding: het hof beroept zich op proces-verbalen die Klotenknijper zelf heeft geschreven; de directe aanleiding voor mijn artikel – Zenons mishandelng – wordt terzijde geschoven; ik word in België veroordeeld over uitlatingen die ik in Nederland heb gedaan, en Zenon voor een website die in Nederland staat.

Update, 2008: We hebben indertijd beroep aangetekend maar op de een of andere manier is dat blijven bungelen. De zaak hangt nog altijd in het luchtledige.

Jam en zelfmoord

DE NEDERLANDSE VERENIGING VOOR EUTHANASIE vindt dat hulp bij zelfmoord uit het wetboek van strafrecht moet. Afgelopen zaterdag verzette Willem Pekelder zich in deze krant heftig tegen dat voorstel: hij vond dat de overheid met zulke wetgeving «zwart op wit vastlegt dat het leven niet eerbiedwaardig is».

Hoe Pekelder tot die stelling komt, is onduidelijk. Hulp bij zelfdoding onder strikte condities toestaan is bepaald niet hetzelfde als mensen een vrijbrief voor moord en doodslag geven. Voorwaarde voor straffeloosheid is niet alleen dat er iemand is die oprecht en overtuigd dood wil, maar vooral dat die wens voor de rechtbank onomstotelijk aangetoond kan worden. Zonder overtuigend bewijs voor die wens gaat wie zulke hulp bood, niet vrijuit: dan acht de rechtbank het moord. En daar hebben we al zware straffen voor.

Hulp bij zelfmoord wordt ingeroepen door mensen die niet zelf in staat zijn te doen wat ze willen: dood gaan. Pekelder haalt het voorbeeld aan van zelfmoordconsulent Willem Muns die binnenkort voor de rechter moet verschijnen. «Een gedeeltelijk verlamde vrouw uit Groningen kreeg een bakje vla met dodelijke pillen te eten en daarna een vuilniszak over haar hoofd. [Muns] trok vervolgens een stuk elastiek strak om haar nek.»

Pekelder heeft de zaak slecht gevolgd en beschrijft hem tendentieus: mevrouw B. bereidde zelf haar dodelijke mengsel, at dat eigenhandig op en trok zelf zak en elastiek over haar hoofd. Muns staat alleen terecht wegens het verleggen van de zak – van haar linkerhand naar haar rechterhand, of andersom: de zak lag bij haar verlamde arm zodat ze hem later niet goed zou kunnen pakken – en voor het opendraaien van het potje jam waarmee mevrouw B het dodelijke mengsel wilde zoeten. Zelf kon ze namelijk geen jampotjes meer open krijgen.

De zaak toont aan hoe bizar de aanklacht van hulp bij zelfmoord kan zijn. Je mag – als thuishulp, als buddy, als consulent, als buurvrouw – gerust een pot jam opendraaien als iemand zijn brood ermee wil beleggen, maar als je weet dat de jam bedoeld is om een dodelijk middel mee in te nemen, wacht je mogelijk drie jaar gevangenisstraf. Je mag wel een boek binnen handbereik leggen, maar geen plastik zak. Je mag medicijnen bij de apotheek ophalen voor iemand die slecht ter been is. Mag dat ook als je weet dat de zieke ze spaart voor zelfmoord, of ben je dan strafbaar?

En lastiger: hoe kan de wet eisen dat iemand die altijd gevoerd moet worden, zelfstandig een dodelijk middel naar binnen lepelt? Waarom mag een hulpverlener in zo’n geval – als hij dat emotioneel aankan, tenminste – geen handreiking doen? Moet je redelijk gezond zijn om een einde aan je eigen leven te mogen maken? Is fysieke zelfstandigheid een voorwaarde?

Waar het mijns inziens om draait, is bewijs en belang. Je wilt oneigenlijke motieven uitsluiten en verkapte moord verhinderen. Het element van belang hebben bij andermans dood is echter ook anders te ondervangen dan door een algemene verbod op zulke hulp. In Zwitserland is hulp bij zelfdoding alleen in specifieke gevallen strafbaar, namelijk wanneer de helper aantoonbaar baat heeft bij het overlijden van de zelfmoordenaar. Intenties en belangen, daar gaat het dan om, en daarna: bewijslast.

Als we al te vlotte, ondeskundige en ondoordachte hulp bij zelfdoding werkelijk lastig willen maken, dan kun je zulke hulp beter uit het wetboek van strafrecht halen en die naar het tucht- en civielrecht delegeren. Daar is de bewijslast zwakker. In strafzaken mag een verdachte zwijgen en moet zijn schuld boven alle redelijke twijfel verheven zijn vooraleer de rechter hem mag veroordelen. In civielrechtelijke zaken daarentegen hoeven schuld en (mede-) verantwoordelijkheid slechts aannemelijk gemaakt te worden. Maar eigenlijk vind ik al deze argumenten – hoezeer ook ze de zinvolheid en de morele juistheid van een verbod op van hulp relativeren – in het niet vallen bij een ander argument.

Zelfmoord plegen is niet illegaal, en voor alles wat we zelf mogen doen, staat het ons vrij andermans hulp in te roepen. Hulp bij legale activiteiten mag je naar hartelust inhuren of kan je zelfs van overheidswege worden verstrekt: van mensen die je eten bereiden en je billen schoonmaken tot mensen die je seksuele verlangens lenigen, je van A naar B rijden of je boekhouding narekenen. Alleen en uitsluitend bij zelfmoord is hulp uit den boze. Dat is een curieuze juridische figuur, juist omdat zelfmoord zelf niet illegaal is. En sommige mensen kunnen geen zelfmoord plegen, ze zijn fysiek niet meer goed bij machte. Daarom willen ze nu juist dood.

Hannah versus Anne

IN MIJN VORIGE STUKJE verbaasde ik me over de heiligheid waarmee de familie van Anne Frank wordt omgeven. In navolging van Bruno Bettelheim, die behartenswaardige stukken geschreven heeft over joodse cultuur, oorlog en verzet, over aanpassing en overleving, vroeg ik me af hoe het komt dat een familie die zich hoofdzakelijk verstopte zoveel faam heeft gekregen, terwijl er zoveel dapperder en inspirerender voorbeelden zijn. Ik wees onder meer op Hannah Arendt, die met duizenden andere joodse vrouwen in een kamp in Frankrijk werd gedreven en behoorde tot het handjevol dat gebruik maakte van de aanvankelijk gebrekkige bewaking. Dat kleine groepje overleefde de oorlog: daags na hun vlucht werd het kamp hermetisch afgesloten en de achterblijvers werden de gaskamers in gestuurd.

Hannah Arendt, jong en oud

Buiten veel bijval kreeg ik ook boze en verdrietige post. Dat ze van die hele Hannah Arendt nog nooit hadden gehoord, schreven een paar mensen me, alsof ik verantwoordelijk ben voor hun onwetendheid. Arendt was een van de grootste politieke filosofen van de vorige eeuw. Ze heeft ronduit briljante boeken geschreven over totalitarisme en over (staats)geweld. Ze heeft de Eichmann-processen in Israël van begin tot einde bijgewoond en onthutste de wereld toen ze uiteenzette dat “de banaliteit van het kwaad” in Eichmanns handelen had gedomineerd: Hij bleek een bureaucraat die ploeterend zijn orders uitvoerde, geen man met een plan, laat staan een duivel in mensenhuid. Demonisering van het kwaad, zo betoogde Arendt, verhinderde juist het totstandkomen van een adequaat besef van de alomvattendheid van wat er in de oorlog was gebeurd, en vooral van de vraag hoe het kwam dat zoveel mensen hadden meegewerkt aan de jodenvervolging.

Hoe ik me durfde te verlaten op Bettelheim, een Amerikaan nota bene, schreef een ander. Welnu, ook Amerikanen kunnen verstand hebben dunkt me, maar los daarvan: Bettelheim was geen Amerikaan. Hij was een Weense jood die vlak na de Duitse annexatie van Oostenrijk in 1938 in een concentratiekamp in Dachau gevangen werd gezet. Dachau ontwikkelde zich pas later tot een van de gruwelijkste vernietigingskampen uit de geschiedenis, maar al in 1938 ondervond Bettelheim er aan den lijve dat deze kampen waren bedoeld om mensen, joodse mensen vooral, te dehumaniseren en hun persoonlijkheid kapot te maken. Bettelheim, toen al een gevierd psychoanalyticus, kwam vrij op voorspraak van Eleanor Roosevelt, emigreerde halsoverkop naar Amerika en deed daar wanhopig zijn best iedereen op de hoogte te stellen van wat er zich echt in Duitsland afspeelde: de voorgenomen vernietiging van de joden door de Nazi’s diende dodelijk serieus opgevat te worden.

Bettelheim wijst, met pijn in het hart, op de lijdzaamheid die joden voor en tijdens de oorlog hebben getoond. Er waren weinig opstanden. Nu kun je heel goed beweren dat toen de oorlog al in volle gang was, de joden in Europa ook geen uitweg meer hadden, en dat is waar. Maar tot in 1939 hadden joden die in een kamp waren gezet, gemiddeld genomen een betere kans op redding dan de goj: de joden die een verklaring tekenden dat ze onmiddellijk uit Duitsland zou vertrekken, mochten weg. Waarom deden de joden dat niet massaal, vraagt Bettelheim? Hij vreest dat moedeloosheid een grote rol speelde: het gevoel op voorhand verslagen te zijn, het gevoel dat er geen uitweg was, het gevoel ook dat niets er nog toe deed. Maar hij wijst er tegelijkertijd op dat wie wel zijn lot in eigen hand nam – de mensen die een plan hadden, die zich verzetten en die terugvochten – een redelijke kans had zijn leven te redden. En zo keert hij terug bij zijn oorspronkelijke probleem: waarom die lijdzaamheid?

Mijn vraag – en die van Bettelheim – blijft daarmee staan. Hoe komt het dat we juist Anne Frank zo zijn gaan vereren, wier familie zichzelf verschool in een val zonder uitweg, in een achterhuis zonder achteruitgang? Is het omdat Anne een modern symbool is geworden voor de onschuld, een jong meisje – met schrijftalent bovendien – in de knop gebroken? Mogelijk. Maar Bettelheim wijst er terecht op dat de schuld van de joden nooit de inzet is geweest. Zelfs de Nazi’s beweerden niet dat de joden schuldig aan een of ander zouden zijn geweest, ze waren botweg ongewenst. Is het erger als een jong meisje met schrijftalent wordt vernield?

Het hameren op de onschuld van Anne en haar trieste lotgenoten impliceert dat anderen die vervolgd, gevangen genomen, gemarteld en vernietigd zijn – zigeuners, homoseksuelen, communisten, verzetstrijders – wel schuld zouden hebben gedragen, wat aperte onzin is. Waarom moet Anne heilig zijn om haar lot te kunnen verafschuwen? Is het dan niet erg genoeg dat gewone mensen vernietigd werden?

Cryptohomo

Is het een belediging wanneer je van iemand zegt dat hij vast homoseksueel is? Het kan een onwaarheid zijn, maar is het daarmee ook lasterlijk? Alleen voor wie neerkijkt op homoseksualiteit, dunkt me, en neerkijken op homoseksualiteit is nu niet bepaald iets dat aangemoedigd of geloofd en geprezen dient te worden.

Toch is het een van de dingen waarvoor ik terecht stond in Klotenknijper versus Spaink. Drieëneenhalf jaar geleden zei ik in de trein tegen mijn lief iets over een Vlaamse rijkswachter die vlak naast ons wel heel erg scrupuleus iemands genitaliën onderzocht, op zoek naar drugs maar naar wij meenden ook vooral om de jongen in kwestie te intimideren. ‘Geweldig vak, rijkswachter zijn, als je crypto-homo bent,’ zei ik tegen mijn lief. ‘Je kunt je verlangens uitleven en toch nog een held worden.’ Daarna gebeurde er nog veel meer, mijn lief werd uiteindelijk door de klotenknijper in elkaar geslagen, maar dat staat allemaal uitgebreid elders te lezen.

Veertien maanden later kreeg ik plots een dagvaardig in de bus over het artikel dat ik over dit voorval schreef. De arme rijkswachter beweerde enorm geplaagd te zijn na mijn woorden. Hij wilde, als tegemoetkoming in de schade die hij deswege had ondervonden, 2500 euro van me hebben.

‘U bent geplaagd?’ vroeg ik via mijn advocaat, ‘daar zie ik dan graag bewijs van.’ Waarna Klotenknijper met een schriftelijke getuigenis van een collega kwam aanzetten: Klotenknijper was, zo schreef deze getuige, twee dagen na het voorval door zijn collega’s begroet met een jolig ‘Ha, daar hebben we d’n onderdrukte homoseksueel!’

Tsja, denk ik dan, in zo’n geval lacht men hartelijk terug met dat dat allemaal wel meevalt en begint aan een uitgebreid verhaal over zijn laatste vrouwelijke verovering, of zegt men fier dat men helemaal niet onderdrukt is en in zijn vrije tijd met een roze driehoek op loopt, of men zegt vals dat die Nederlandse wijven toch niks snappen van échte hetero’s zoals menzelve en dat zo’n Nederlands wijf zelf een lelijke pot is die geen goeie vent zoals menzelf kan krijgen en dat ze eigenlijk een stevige beurt verdient, ware het niet dat ze met geen tang aan te pakken is. Of zoiets.

Echte hetero’s worden namelijk niet boos als men zegt dat ze crypto-homo zijn. Echte hetero’s staan daarboven. Echte hetero’s gaan geen potje grienen als iemand een plagende opmerking maakt over hun seksualiteit, en gaan daarvoor zeker geen schadevergoeding vragen. Het zijn alleen de kleinzieligen, de onzekeren die zich zo laten raken door zo’n opmerking; de mannen die geen opmerking over hun viriliteit kunnen velen omdat ze dan meteen als een plumpudding inzakken, afhankelijk als ze zijn van hun imago.

Zielig, eigenlijk.

Het enige waarvoor ik me geneer is dat ik al dan niet verkapte homoseksualiteit heb gebruikt als kenschets van deze man. Dat verdienen de homoseksuelen niet.