Daar zit je dan. In de rechtszaal – niet als belangstellende, maar als gedaagde. De officier van justitie houdt zijn openingsbetoog, waarin hij de zaak tactvol uiteenzet en de strafeis bekend maakt. Je hebt naar eer en geweten gehandeld, betoogt de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, en hij laat een betekenisvolle stilte vallen. Dan meldt hij de formele beschuldiging tegen je: moord.
Die paradox – iemand die je zojuist nog hebt geroemd vanwege haar gewetensvolle afweging en haar keurige wijze van handelen, plompverloren van moord betichten – is de crux. Het is de parallelle paradox van wat de wet eist: dat volledig wilsbekwame mensen die, alles overziend, vaststellen dat ze euthanasie willen als ze later wilsonbekwaam zijn geworden, met hun kapotte wil hun oude besluit bekrachtigen.
Ga er maar aan staan. Het kan gewoon niet. Red je daar maar eens uit.
Deze arts, die alles heeft gedaan om volgens de regels der kunst te handelen – ze heeft zich terdege vergewist van de wilsverklaring van de vrouw, van haar dossier, van haar eerdere motieven en overwegingen, van haar actuele gedrag en haar gemoed; ze heeft familie, deskundigen en SCEN-artsen geraadpleegd, en iedereen kwam tot dezelfde conclusie – is verstrikt geraakt in de mazen van de wet. Net zoals zoveel mensen die vertrouwden op hun wilsverklaring nu vastzitten in die mazen: hun vastgelegde wens kan niet worden gehonoreerd omdat hun wil kwijt is, en ze niet meer bij machte zijn hun zo stellige besluit te bevestigen.
Als het al moord is, valt die niet de arts aan te rekenen, maar is er sprake van een complot. We zijn er immers allemaal schuldig aan – de wetgever niet in de laatste plaats – dat we zo hameren op wil en individu. We zijn vergeten dat elk wilsbesluit niet alleen over ‘nu’ gaat, maar ook altijd over een ‘later ik’. We zijn vergeten dat juist een ziekte die je geest en wil wegvreet, moeilijk onder een wetsbepaling geduwd kan worden die vereist dat je wilsbekwaam herhaalt dat je inmiddels wilsonbekwaam bent geworden.
Mijn moeder heeft nooit willen worden wie ze nu is. En ze is ongelukkig: ze huilt, ze dwaalt, ze mist, ze hunkert, en haast niets pleziert haar nog. Ze komt haar dagen moeizaam door. O ja, ze is bij vlagen blij, maar op de keper beschouwd is ze depressief, verdrietig, alleen en bij vlagen wanhopig. Contact maken gaat haar steeds moeilijker af, en ze verliest elke week meer van zichzelf. Ze zinkt weg in de maas van haar leven.
En hoewel ik snap dat euthanasie niet meer aan de orde is, al had ze dat eerder vurig voor zichzelf gewenst, begrijp ik ook dat de dood voor haar waarschijnlijk een verlossing zou zijn. Vooral hoop ik, vaker dan ik wil, dat ze longontsteking krijgt – de vriend van de hoogbejaarden.
Voor die arts die gisteren in de rechtbank zat, hoop ik op een wijze rechter: iemand die besluit dat deze arts in een Gordiaanse knoop zat die we met ons allen hebben gestrikt.
[Beeld: JJ Merelo, Pintura: 1488-1492 (fragment) Wikimedia Commons.]