De zoon van een goede vriendin – laat ik hem Piet noemen en haar Anna – is een tijdje terug moslim geworden. Hij vat zijn geloof serieus op: geen alcohol of varkensvlees, vasten tijdens de Ramadan en voor dag en dauw bidden. Overdag werkt hij hard en ‘s avonds lopen hij en zijn vrienden de deur bij elkaar plat. Hij had altijd al een hang naar het religieuze, en aangezien hij op straat vriendjes werd met moslims en zodoende veel over hun godsdienst hoorde, leek hem dat een logische keus. De moskeegangers zijn reuzetrots op hem: witte jongens die lid worden zijn zeldzaam. Piet zelf vindt het niet zo bijzonder: hij is gewoon gelovig, net als de meeste van zijn vrienden. Daar praat je verder niet over.
Piet was jarig: hij werd achttien en dus volwassen. Het feest werd gevierd met al zijn vrienden en familie. ‘Uhm, ik moest toch wel even slikken,’ vertelde een familielid later aan mijn vriendin. ‘Zoveel Marokkanen in je huis. Ik greep meteen naar mijn portemonnee.’ Anna ontplofte beheerst: ‘Je moest je diep schamen. Het zijn de vrienden van mijn kind. Waar zie je hen, waar zie je mijn kind voor aan? Wat denk je toch allemaal, geloof je nu heus dat alle Marokkanen dieven zijn?’
Anna’s familielid werd wat ongemakkelijk na haar uitval, want nee, dat had hij nu ook weer niet bedoeld. Maar ja, je hoort van die rare dingen he, en dat blijft hangen. Die Marokkaanse jongens, hoe keken die nu eigenlijk naar haar, vroeg hij bedeesd verder. Vonden ze haar geen hoer, zo zonder man? Anna lachte. ‘Ze zeggen meestal heel beleefd: “Dag moeder van Piet,” en ze staan geregeld met z’n allen in de keuken te koken en dan vragen ze of ik ook iets wil.’
Van een ander familielid kreeg Anna een krantenknipsel overhandigd waarin werd beschreven dat binnen moskeeën soms jongeren werden geronseld voor de Jihad. Ze kreeg dat stukje uit zorg toegespeeld, het was lief en goed bedoeld, maar behalve dat sprak er ook angst uit. Je weet het maar nooit, met die moskeeën… Voor je het weet gaat zoiets mis.
Waarna Anna vriendelijk uitlegde dat voor jonge kinderen en jongvolwassenen overal gevaar dreigt. Op school hadden Piets (Nederlandse) vrienden hem de coffeeshops ingesleept waar altijd wel een paar (witte) volwassenen andere dingen begonnen te pushen. Op de sportschool liepen geregeld (witte) mannen met steroïde anabolen te leuren. Overal zit gespuis, maar als het om moslims of Noord-Afrikanen gaat scheren we plots iedereen over een kam en verdenken we ze en masse van van alles.
Piet wordt niet met de nek aangekeken en in zijn buurt grijpen witte mensen niet naar hun portemonnee. Hij ziet er immers niet uit als moslim. Maar veel van zijn vrienden wel. En waar Anna Piets geloof zo nodig kan verdedigen en al doende die angsten en vooroordelen misschien een beetje kan ontwrichten, krijgen zij die kans niet: Anna’s familieleden en al die andere Nederlanders die islamieten niet vertrouwen, praten daarover niet met die islamieten zelf. Zo gaan die dingen helaas: wat je vreest, dat schuw je. Waarmee je je angst in stand houdt, ook als die op niets geschraagd is.
Die verdenkingen en vooroordelen blijven. En ze worden gevoeld. Pierre Bokma gelezen in het PS van afgelopen zaterdag, die zich boos maakte dat de koran alle andere godsdiensten afwees en vooral in geboden en verboden handelde? Doet de bijbel anders? Nee, maar als de koran hetzelfde doet is het ineens vreselijk eng.
Moslims ervaren het klimaat jegens hen als gaandeweg vijandiger, meldden de inlichtingendiensten eerder deze maand. Het erge is dat daardoor ook de grote groep moslims die zich democraat acht, zich ontheemd begint te voelen: ”Te constateren valt dat een groeiend aantal moslims zich door opiniemakers en opinieleiders in het maatschappelijk verkeer onheus bejegend voelt. Hierbij komt dat in hun ogen de overheid zich niet – of onvoldoende – als onpartijdige arbiter opstelt. Deze gedachte leeft onder de kleine groep van politiek radicale moslims maar ook binnen een groot deel van moslims dat zich wel verbonden voelt met – en gebonden acht aan – de principes van de democratische rechtsstaat,’ schrijft de AIVD.
Naarmate de islam en haar gelovigen meer worden gewantrouwd en geweerd, verhardden de linies zich. Juist in de uitstoting die zo op gang gebracht wordt ligt een grote voedingsbron voor radicalisering, waarschuwt de AIVD. Anders gezegd: de radicalisering waarvoor we hier zo bang zijn komt niet uit de islam voort, maar uit onze argwanende behandeling van haar aanhangers. Wat gij niet wilt dat u geschiedt…