Vorige week werd het Nationaal Actieplan Suïcidepreventie gepresenteerd. Ik belandde in een radiopanel waar het stuk werd besproken. Zoals gewoonlijk bedacht ik de juiste vragen en opmerkingen pas achteraf, toen ik allang weer thuis zat. (‘Nooit meer een panel doen, Spaink!’ roep ik dan tegen mezelf. En hoop er de volgende keer iets beters van te maken.)
Het plan bevat veel mooie woorden en weinig wol. Natuurlijk is het een uitstekend idee om spoorwegen beter te beveiligen: zelfmoord plegen door voor de trein te springen is gruwelijk, je maakt daarmee de machinist tot een machteloos instrument van je eigen dood en zadelt een ander op met gruwelijke schuldgevoelens. Maar de NS zegt al jaren dat ze dat wil doch doet er niet al te veel aan. Een paar jaar geleden spande een machinist nog een zaak aan tegen de NS omdat hij vond dat ze te weinig deden op dat vlak, en hem en zijn collega’s met de zooi lieten zitten. In de beveiliging van openbare gebouwen zit meer schot: hoge gebouwen met zo’n fijne open binnengang worden tegenwoordig vaak opgeleverd met valschermen en andere constructies om springen te bemoeilijken.
‘Dat klinkt alsof u denkt dat zelfmoord kan worden uitgebannen,’ zei ik. Persoonlijk geloof ik niet dat dat kan: het aantal zelfmoorden is procentueel door de jaren heen betrekkelijk stabiel, ongeacht wat er aan preventie is bedacht. ‘Vergeet niet dat tachtig procent van alle zelfmoorden impulsief gebeurt,’ zei mede-panellid Joost Zwagerman, ‘en zodra je de mogelijkheid wegneemt kan die impuls niet worden gerealiseerd.’ Hij relativeerde dat getal weliswaar iets – het is niet zo dat je ‘s morgens gelukkig opstaat en ‘s middags, als je je op de dertiende verdieping bevindt van een open kantoor met een binnentuin op de begane grond ineens bedenkt: ‘Ja! De gelegenheid doet zich voor, nu spring ik!’ – maar was er niettemin van overtuigd dat de gelegenheid feitelijk de zelfmoordenaar maakt.
Ik weet het niet. Ik loop al bijna een decennium mee in zelfmoordgroepen op het net, en zie daar geregeld verhalen verschijnen over iemand die ik daar kende en hoe verrast de familie was. ‘Het ging niet altijd even goed met hem, maar zelfmoord… Nee, daar was hij helemaal niet mee bezig,’ melden ze onthutst in de lokale krant, en wij weten dan dat zo iemand al maandenlang sprak over het hoe en waarom van zijn aanstaande dood.
Veel mensen die serieus zelfmoord overwegen, doen hun uiterste best hun omgeving niet te alarmeren. Soms om die omgeving te sparen, maar meestal omdat ze repercussies vrezen, zoals verijdeling van hun plannen of een gedwongen opname. Ze houden zich doelbewust beter dan ze zich voelen. Ze mijden specifieke gespreksonderwerpen en bereiden hun dood in diepe stilte voor hun directe omgeving voor; ze wissen alle sporen van gesprekken in nieuwsgroepen of op mailinglijsten om zulke fora te beschermen tegen eventuele media-hetzes of rechtszaken van nabestaanden. Is een zelfmoord zonder evidente tekenen voor- of achteraf een impulsieve zelfmoord, of is dat juist het tegendeel: een goed voorbereide zelfmoord?
Het actieplan wil voorts veel speerpunten (‘hot spots’ in het huidige jargon) en risicogroepen onderzoeken, daar ‘speciale preventiestrategiën op ontwikkelen’, en expertise opbouwen. Allemaal heel loffelijk maar ook buitengewoon nietszeggend. Over de vraag hoe preventie kan worden gepleegd, is het stuk bijvoorbeeld volstrekt onduidelijk. Het grote probleem in de psychiatrie en psychologie is dat hulpverleners meestal volstrekt niet met patiënten overweg kunnen die over zelfmoord beginnen. Er wordt daar veel gezwaaid met behandelcontracten – ‘je moet nu tekenen dat je gedurende de komende tien weken geen zelfmoordpoging zult ondernemen, doe je het toch, dan kun je mijn patiënt niet meer zijn’- die (nog afgezien van de absurditeit van zo’n contract) eerder dienen om de behandelaar dan de cliënt te beschermen, en die bij de hulpvragers alleen maar het idee versterken dat zelfmoord een onmogelijk gespreksonderwerp is dat bovendien met sancties is belast. Bovendien, hoe kun je als hulpvrager ooit fatsoenlijk praten over je echte gedachten en angsten als je vreest dat een gedwongen opname het gevolg zal zijn? Het actieplan noemt het probleem niet eens.
Er zijn mensen die al jarenlang in het hulpverlenerscircuit verkeren en die door verschillende therapeuten als ‘uitbehandeld’ worden beschouwd. Als de hulpverlening ze opgeeft, waarom zouden die mensen zichzelf dan niet mogen opgeven, vroeg ik. ‘Tsja’, zei psychiater Neeleman, een van de schrijvers van het actieplan, ‘als je er niet vroeg bij bent wordt het wel heel moeilijk om iemand te behandelen.’ En daar liet hij het bij. Mij lijkt dat zijn plan juist daar had moeten beginnen.