Mijn ouders waren kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze overleefden die oorlog met groot verlies.
Ze leerden wat verraad en lafbekkerij is, hoe valsheid en hypocrisie werken, en wat het belang is van dapperheid en saamhorigheid. Ze leerden ver voor hun tijd dat bevelen opvolgen en je verstand uitschakelen waarschijnlijk betere overlevingskansen bieden dan naar eer en vermogen handelen, maar ook dat overleven niet alles is en dat je geweten zich niet zomaar laat sussen.
Toen de oorlog brak vierden ze – elk apart – uitgelaten feest, Begin jaren vijftig verloofden ze zich en trouwden een paar jaar later. Van een eigen huis was geen sprake. Ze trokken vanzelfsprekend bij een van de ouderparen in en deelden de zolder met eerder getrouwde stellen.
Kort voor mijn geboorte vonden ze een eigen onderkomen. Ze telden achttienduizend gulden neer voor een koopwoning, een bedrag dat hun vermogen ver te boven ging. Maar het was wederopbouw: elke uitgave nu was een investering in de toekomst. Mijn ouders meenden oprecht dat die vooruitgangsgedachte gold: hun aankoop was een investering in hun nazaten. Hun kinderen hadden van meet af aan bezit!
Mijn ouders werden de belichaming van de vooruitgang. Hun durf straalde op iedereen af en werd de nieuwe maat: zo kon het, zo moest het. Zij werden onbedoeld het voorbeeld voor de rest van de familie. Wat henzelf overigens het spreken ontnam. Elke aarzeling of kanttekening hunnerzijds werd omgesmolten tot een nieuwe aansporing, of tot een hypocriete relativering: ’Nou ja, wat wij hebben is ook niet alles…’
Daarnaast: zijzelf geloofden er echt in. Vooruitgang bestond, daar waren zijzelf immers het levend bewijs van? Wie zijn best doet, zal uiteindelijk altijd beloond worden. Ze waren tot alles bereid om die maandelijkse hypotheek te betalen. Zij zouden godverdomme bewijzen dat koppigheid loonde, dat inzet tot resultaat leidt. Zodat ze jarenlang alles op alles hebben gezet. Want ineens leek het of hun wel of niet ‘niet slagen’ een kwestie van karakterzwakte was geworden.
Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders. We spraken over de eurocrisis, die ik hen al evenmin kan uitleggen als zij mij. Het enige dat ik nu nog weet is dit. Lieverds, investeren in je toekomst is altijd goed. En jezelf dapperder voordoen dan jezelf bent is ook goed: want daarmee trek je anderen over de streep, daarmee investeer je in ieders toekomst.
Maar verder weet ik het ook niet.
[Foto: De wederopbouw in Nederland: In Tiel wordt de 50.000e woning in gebruik genomen. Bioscoopjournaal, februari 1949.]
Prachtig! Dapperheid, dwars door angst en beven heen.
Hun eeuwige kop-op-optimisme heb ik ook wel eens gehaat. Maar vooral ontroert het me.
Ja, het is anders dan een roze bril opzetten en ‘zoveel mogelijk genieten’, wat de meeste mensen plachten te doen; het is koste wat kost willen blijven inspireren en iets voor anderen betekenen.
Werkelijk schitterend geschreven. Zeer waarheidsgetrouw ook in die tijdsgeest weergegeven.
Maar huidige financiele crisis is even van een andere orde van grootte waar elk vierpersoons- huishouden maar even een staatsschuld van pak en beet één tot anderhalve ton in EURO om de nek heeft (naast eventuele persoonlijke schulden). Kortom: dit hele EURO- en Dollar- verhaal is volledig, maar dan ook volledig, uit het roer geraakt.
“American way of life”, 09/11, verzorgingsstaat, hoge CO2- concentratie in lucht, enzovoort, enzovoort, wordt allemaal heel duur betaald. Hoge staatsschuld werkt dus kennelijk ook gewoon niet, drastisch reduceren daarvan in een niet al te lange tijd zou heel veel oplossen. Maar ja, dan moeten wij terug naar wat onze ouders deden.
–
Mooi, zoals de houding van je ouders een voorbeeld werd voor de familie en die familie er mede voor zorgde er geen/nauwelijks ruimte was voor pessimisme en twijfel.
Wat dat betreft zie je tegenwoordig toch (te) vaak het tegenovergestelde gebeuren, worden twijfels eerder vergroot dan weggenomen.
Optimisme, investeren in je toekomst, je dapperder voordoen dan je bent… je had slechtere levenslessen mee kunnen krijgen, K.
Dat een beschaving aan zijn eind komt kun je zien aan het feit dat er weer (zoals in de oorlog door sommigen) veel geld verdient wordt aan de crisis, bijvoorbeeld short-sellers en hedge funds. Men speculeert en verwacht (en bevordert dus ook) een koersdaling van aandelen en valuta. Aasgieren die enkel kadavers vreten.
Een verbod op deze criminele praktijken zit er niet in, want onze politieke nomenklatura is in dienst van de financiële markt.
De crisis is georganiseerd, dus er kan in principe wat aan gedaan worden. Maar dat lijkt me niet mogelijk met een premier als Marc ‘Wammes Waggel’ Rutte.
Afbraak is het motto nu.
Wat me altijd heeft verbaasd, is, dat tussen de mensen die in de oorlog geboren zijn, daarin dus kind waren zoals ik, en de mensen van nu, die opgevoed zijn door mensen zoals die van toen, zo’n totaal onoverbrugbaar schrijnend groot verschil bestaat, altijd zal bestaan, alsof ze van ‘n andere planeet zijn. Het maakt me razend van woede. Zoals het dat alle mensen maakt, die in de oorlog geboren zijn zoals ik, en toen kinderen waren, die hun kinderen hebben opgevoed.
Op zich is dat niet erg. Men komt er vanzelf wel achter.
De band met m’n kinderen is uitstekend. Ze zijn bijna zoals ik.
Mijn moeder die de crisistijd heeft meegemaakt gooide nooit brood weg en stopte sokken. Wij kinderen zijn royaal, er is altijd goed voedsel geweest en je beseft dat je ook van minder kan leven. Hoe het de jonkies van nu zal vergaan? Ik denk dat die razend worden als ze moeilijk(er) aan de gewende luxe kunnen komen.
Dat weet ik niet. Ik denk dat ze over-concentrated, zullen raken in hun branding. Er is weinig vergoelijking. De (jonge) mens is elastisch. Maar daarom nog niet vergevingsgezind.