“INTERNET IS EEN NIEUW openbaar terrein, en ook daar dient de publieke orde gehandhaafd te worden.” Onder dat motto heeft het Korps Landelijke Politiediensten een speciale eenheid opgericht die criminele activiteiten op Internet moet gaan bestrijden. Dat de noodzaak gevoeld wordt om een dergelijke eenheid op te zetten is een teken van de volwassenwording van het net: Internet wordt kennelijk steeds meer beschouwd als integraal onderdeel van het dagelijks leven.
Maar ook is het een bewijs van de uitzonderingspositie die datzelfde Internet inneemt: is er ooit een speciale sectie opgericht voor televisie, mobiele telefoons of voor faxverkeer? (Er zijn meer Nederlanders met een mobiele telefoon dan met Internet: ruim vijf miljoen mensen hebben een mobiele telefoon, en hooguit tweeëneenhalf miljoen heeft een internet-aansluiting, hetzij thuis of op het werk. En zowat iedereen heeft tv.)
Wat nu precies die potentiële criminele activiteiten op het net zijn, werd niet echt uitgelegd. Er werd een obligate referentie naar kinderporno gemaakt (maar het enige dat ik ooit op het net zie, zelfs als ik hard zoek, zijn dezelfde oude zestiger-jaren plaatjes). Er werd gespeculeerd over creditcard fraude via het net (maar zulk bedrog is ook eenvoudig te plegen door faxen te onderscheppen, bankbestanden te kraken of frauduleuze werknemers te lijmen). Er werd gesproken over racisme op het net (maar de Centrumpartij heeft haar homepage in de Verenigde Staten, waar ze wettelijk gezien meer mogen zeggen dan hier; en de enige Nederlander over wie het Openbaar Ministerie ooit een klacht wegens vermeend racisme in behandeling heeft genomen, zei werkelijk geen vreselijke dingen).
Komisch element daarbij is dat er nog nauwelijks politiemensen zijn die tegen die wat onduidelijk gedefinieerde taak zijn opgewassen: echt vertrouwd zijn de politiediensten nog niet met het net. De bewuste dienst wierf deswege paginagroot in de kranten voor personeel en mocht in afgelopen week op alle journaals gratis uitleggen dat ze graag mensen wilden aannemen; vooral hobby-hackers werden uitgenodigd. Veel te verdienen was er niet, legde de woordvoerder trouwhartig uit, maar de eer zou groot zijn, en het vaderland gered. Wordt cybercop! De orde handhaven! De misdaad uitroeien! Het net veilig maken! Onraad in de kiem smoren! Computers van misdadigers hacken en hun bestanden ontsleutelen!
Nou, dat klinkt allemaal reuzestoer, en op Terminator of Robocop lijken willen we allemaal wel. Ik had me haast aangemeld, als internet-deskundige wao’er. Hadden ze nog subsidie op me gekregen ook, vanwege mijn arbeidsongeschiktheid.
Maar er zitten adders onder het gras. In bijzinnen spraken de woordvoerders over surveillance op het net en daartoe te ontwikkelen software. Surveillance zoals wij die van oudsher kennen, is niets meer dan simpelweg en routineus rondhangen en je ogen de kost geven, in de hoop onrust op te merken en met de bedoeling burgers blauw op straat te laten zien ter geruststelling dat men over uw en onze bezittingen en veiligheid waakt. Surveillance via software is echter heel iets anders. De originele, traditionele surveillance heeft per definitie een kanselement in zich: je hoopt dat je als diender ter plaatse bent indien er iets gebeurt, of er tenminste snel bij kunt zijn.
Software die op surveillance gebaseerd heeft echter een radikaal ander karakter: het kanselement is daarbij uitgesloten. Je definieert op voorhand wat mogelijk verdacht is en houdt bij – en later eventueel vast – wie daaraan voldoet. Alle gedragingen, bewegingen en manoeuvres worden vastgelegd en later vergeleken met verdachte handelingen of verdachte mensen, en vervolgens onderzocht en gebruikt.
Surveillance op het net betekent niets anders dan logbestanden bijhouden, opslaan en onderzoeken. Wie bezoekt subversieve homepages? Wie stuurt e-mail aan deze verdachte? Welke onwenselijke, bezoedelde, strafbare woorden worden door wie gebruikt in een IRC of ICQ chat? Wie is waar, en wanneer?
Logs zijn extensief. Ze slaan genereus op. Ze leggen alles vast, inclusief de zaken die normaal zijn of mogelijk mal doch volledig legaal. Er wordt in zulke gevallen altijd meer bijgehouden dan ooit gebruikt wordt – wat in de praktijk betekent dat het gedrag van gewone, onschuldige, naïeve, rondlummelende burgers wordt onderschept, vastgelegd, en bestudeerd.
Heeft u over de telefoon wel eens iets besproken dat niet netjes was? Gezegd dat u zus-of-zo wel kon aanvliegen? Met uw boekhouder een mogelijk legale doch belastingdrukkende operatie besproken? Uw voorkennis van de beurs doorgenomen? Uw drugs per telefoon besteld? Geroepen dat alle feministen, homoseksuelen, islamieten, rechts-radikalen het land uit moesten of plat gebombardeerd moesten worden? Janmaat verdedigd in een gesprek, of RaRa? Uw lief per brief verteld dat u een wisseltruc heeft bedacht, bij wijze van gedachtenexperiment? Een vakantiefoto van uw zesjarige kind naakt aan zee aan oma opgestuurd? Pas maar op. U bent verdacht. En wordt vastgelegd. Als u zulks via het net doet, tenminste.
De nieuwe dienst in oprichting vroeg meteen om nieuwe bevoegdheden – zonder te definiëren welke. Maar er is allang een wet Computercriminaliteit in de maak die precies en heel nauwgezet regelt wie wanneer en waarom digitaal afgeluisterd mag worden, en onder welke omstandigheden. Zulke nieuwe bevoegdheden worden uitgebreid besproken en, zo goed en zo kwaad als dat kan, afgewogen tegen andere belangen, zoals daar zijn privacy, onschuldig zijn tot het tegendeel is bewezen, en het recht op vrije gedachten en vrije meningsuiting.
Niet alles wat kan, is wenselijk. Niet alles wat wenselijk is om de misdaad te bestrijden, is prettig of leefbaar voor de rest van de maatschappij. Maar de cybercops trappelen al van verlangen om hun verse taken ferm ter hand te nemen, en vragen op voorhand om meer dan wat opsporingsdiensten binnenkort officieel mogen en kunnen op het net. Vanwege de kinderpornografen, zegt de cypercops-divisie dan met zedig gezicht, of vanwege de voetbalvandalen die via Internet afspraken maken.
Stel dat zulke vandalen en pornografen teruggrijpen naar brief onder couvert en vaste telefoon. Zou er dan software moeten worden geschreven en een dienst moeten worden opgericht die bijhoudt en bestudeert wie met wie belt en wie aan wie schrijft, opdat zulke gegevens later eventueel gebruikt kunnen worden ter bewijsvoering van mogelijke rechtszaken?