[Ter gelegenheid van de 50e XL]
OVER TOEKOMSTFANTASIEËN mag ik schrijven, en mijn droomwereld ontwerpen. Dat betekent dat ik dien te bepalen wat me als het grootste goed voorkomt, en daarvoor vrij baan zou moeten scheppen in mijn wereld. ‘t Is lastig te bepalen wat ik nu precies anders zou willen – er is zoveel, en de consequenties van mijn fictieve ingrepen zijn moeilijk in te schatten. Eigenlijk vind ik bijvoorbeeld dat het verschil tussen he- en ho nu teveel gewicht krijgt, en ten onrechte tot een identiteitskwestie is gemaakt.
Liever zou ik een wereld zien waarin het verschil tussen homo- en heteroseksualiteit dezelfde importantie krijgt toegekend als haarkleur, waarin seksuele preferentie wordt opgevat als iets dat met smaak en type te maken heeft en dat naar willekeur veranderd kan worden. En een wereld waarin het verschil tussen de seksen onbelangrijk is geworden, waarin de M of V in je paspoort evenveel zegt over je voorkomen, capaciteiten, verwachtingen en mogelijkheden als je schoenmaat, je lengte, je gewicht of de kleur van je ogen – een van de vele relatieve verschillen tussen mensen, en niets meer. Ik denk dat ik graag zou experimenteren met, en leven in, een wereld waar sekse niet wordt geregistreerd en waar de morfologie van een lichaam geen causaal verband houdt met maatschappelijke mogelijkheden en patronen. En tegelijkertijd kan ik me nauwelijks voorstellen hoe zo’n wereld er in de praktijk uit zou zien.
De omgekeerde weg bewandelen kan ook. In dat geval zou ik een beeld dienen te schetsen van mijn ergste maatschappelijke angsten, en die dan vervolgens kunnen uitvergroten tot een Brave Gay World. Zoë Fairbairns deed zoiets met betrekking tot het feminisme in haar onthutsende en prachtige book Benefits. Ze extrapoleert daarin allerlei trends die ze in het Engeland van de jaren zeventig waarnam en vlecht die ineen tot een gruwelijke toekomstige wereld waarin iedereen die een uitkering heeft – en dat zijn er nogal wat, hoofdzakelijk vrouwen uiteraard – onder strikt toezicht van de overheid staat; waarin de EEG is verworden tot een log bureaucratisch monster met dictatoriale neigingen; waarin geboorteregulering een staatsaangelegenheid is en er anticonceptiva in het drinkwater zitten, zoals thans het fluor; waarin de richtingenstrijd in het feminisme een zaak van leven en dood is geworden; waarin guerilla-tactieken de enige overgebleven vorm van strijd zijn en homoseksualiteit verboden is. Geen vrolijke literatuur, doch zeer lezenswaard.
Een Brave Gay World heeft meer kans, vrees ik, al was het maar om literaire argumenten. Ideale maatschappijen leveren doorgaans tergende literatuur op, boeken waarin vooral vreselijk veel wordt betoogd en uitgelegd, en waarin de bezoeker – altijd iemand die juist uit die gehate, door ongelijkheid gedefinieerde maar o zo vertrouwde wereld komt – wordt ingewijd in de wetten der gelijkgezinden en der harmonie, en waarin deze reiziger langzaam aan overtuigd moet raken van de voordelen van de Utopie.
Er zijn politieke redenen waarom zulke boeken doorgaans saai zijn: ze beschrijven het collectieve goed, doch verdoezelen wat er gebeurt met de individuele eenling die toevallig een andere opvatting heeft van geluk en aangenaam leven; er zijn geen krachtige tegenstemmen, er is vooral rationaliteit en het streven naar unanimiteit, onder wegstrijking van alles dat oneffenheden kan opleveren. En er is een psychologische reden waarom zulke boeken zelden flamboyant en uitdagend zijn, een reden die Komrij ooit kernachtig heeft samengevat: een verwezenlijkt ideaal is adembenemend saai en stompzinnig. “Zodra het geluk bestaat is alles stilstand, tevredenheid, melk en honing. Wie naar een idylle kijkt valt in slaap. Wie utopische verhalen over het paradijs op aarde leest voelt zich geconfronteerd met de nieuwe orde. De orde van harmonie, gezondheid, reinheid. Het volmaakte geluk is fascistisch. … De meeste mensen zouden het geluk niet eens aankunnen.”
Het enige dat ertoe doet is dat wij streven naar geluk en idealen: dat houdt ons in beweging en op de been, het geeft ons ambities, dat biedt ons een baken in een woelige zee, en het stelt ons in staat onszelf te overstijgen. Zulk streven ontstaat natuurlijk hoofdzakelijk uit het feit dat we ontevreden en ongelukkig zijn, en dat er veel mis is met de wereld. Daarom, stelt Komrij, ligt ons geluk in de ontevredenheid besloten. Ons geluk is dat we ongelukkig zijn.
Wat ik mij wens voor de toekomst is derhalve dat iedereen een ferme dosis ontevredenheid moge behouden. Dat we idealen verketteren wanneer we erin denken te leven en ons er met hand en tand tegen verzetten zodra een ander ons een utopie als wenkend perspectief voorschotelt. Dat we ongelukkig zijn – met flair, met elegantie en met koppigheid.