DAT ER MINDER gelezen wordt, roept men altoos. (Maar dan hebben ze het eigenlijk over boeken, niet over tijdschriften, en tellen ze voorts de onderschriften op tv en ‘t lezen van e-mail natuurlijk niet mee, want tv kijken wordt nooit als lezen beschouwd en alles wat met Internet van doen heeft, staat in de categorie ‘hobbies’, onder ‘computers’).
Sowieso vraag ik me altijd af hoe onderzoekers dat nu tellen, waaraan men zijn tijd besteedt. Meestal doen mensen veel dingen tegelijk; mijn moeder bijvoorbeeld kookt, vult simultaan een doorloper in en kijkt onderwijl naar de tv. Tussendoor gaf ze dan meestal de kat nog te eten ook, maar die is nu dood. Hoe zou zij haar uren weergeven, mocht ze door zo’n onderzoeker gevraagd worden haar activiteiten te turven? Want in hun invulschema’s kun je per tijdseenheid maar één ding tegelijk doen, en nooit twee of drie naast of dwars door elkaar.
Mengen van bezigheden is schering en inslag. (Werklunches. Wandelen met iemand en dan bijpraten. De tuin wieden en zonnebaden. Ontbijten en de krant lezen. Auto rijden en naar de meisjes kijken. Naar de film gaan en daar tijd doorbrengen met je lief, bij voorkeur voetje vrijend. Boodschappen doen en onderwijl in je hoofd een lastige brief componeren of je tentamens repeteren. Je nagels lakken en naar het nieuws kijken.) Reken maar dat het vrijwilligerswerk nooit zo’n vlucht had genomen wanneer de daarvoor benodigde tijd enkelvoudig werd besteed.
Een homotijdschrift in elkaar zetten, de kantine van de korfbalclub beheren of een avond in een cultureel centrum organiseren is allemaal nuttig, noodzakelijk en lovenswaardig, maar indien het uitsluitend dat ene – nobele – doel diende, waren er te lande aanzienlijk minder vrijwilligers aan de slag dan thans het geval is. Het is natuurlijk werk, dat vooropgesteld, en het blaadje wordt inderdaad gemaakt en de kantine beheerd, maar tegelijkertijd bouwt men aan kennissenkringen en netwerken, men vergaart er expertise, status, getuigschriften en alinea’s in sollicitatiebrieven. Er worden liefdes gevonden, vrienden gemaakt, vaardigheden geleerd en eenzame huizen of narrige verhoudingen ontvlucht.
Hoe dat te boekstaven? Als persoonlijke ontwikkeling en educatie? Als vrije tijd? Als werk voor de gemeenschap? Als verzamelen van items voor op het cv? Als onvoltooide speurtocht naar een geliefde? Als echtelijke therapie? Je kunt zulke dingen vaak niet scheiden, daarvoor zitten levens te ingewikkeld in elkaar en zijn mensen te doortrapt en inventief. En wie een beetje handig mixt, doet in zeven dagen meer dan een onderzoeker aan uren in zijn onderzoeksweekrooster kwijt kan.
Veel interessanter lijkt mij het me overigens om in onderzoek naar tijdsbesteding te turven wat mensen niet meer doen. Wie strijkt er nog, van de generaties na ‘vijftig? (Meer dan dat ene zijden overhemd, bedoel ik.) Wie borduurt er? Wie gaat er nog vissen langs de kant van een watertje? Wie gaat er op burenbezoek? Wie maakt er nog zelf kleren? Wie stopt er sokken? Wie zet de trap in de was? Wie maakt groente in weckflessen in, en maakt z’n eigen jam?
Wat voor dingen doe ik eigenlijk niet meer? Mijn tijdsbesteding is drastisch veranderd, de laatste paar jaar, da’s een feit. Ik ga minder weg: minder naar vrienden, minder naar de film of naar het café. Gaandeweg ben ik vaker achter de computer gaan zitten en schoot de tv er meer bij in; nu kijk ik daar nog slechts zelden naar, hooguit één keer per week. Steeds meer verschillende functies en bezigheden komen bijeen in de computer, die zowel dient als tekstverwerker, agenda, kladschrift, boekhoudmachien, archief, kattebelletjessbezorger, nieuwsdienst, fax en als tegenstander bij spelletjes; bovendien heeft hij de broodnodige functie als vluchthol als ik nergens zin in heb: Eindeloos nieuws lezen, Doom of patience spelen. (Overigens doet die computer ook altijd alles tegelijk. Nieuws ophalen terwijl ik de post lees, een webpagina opzoeken terwijl ik aan een stuk werk, back-ups maken terwijl-ie tegelijk een database sorteert of mijn patiencekaarten schudt.) Het zwaartepunt in mijn huis is aan het verschuiven, en het concentreert zich nu rond mijn bureau. Fax en telefoon ernaast. Op de bank zit ik nog zelden, aan de eettafel slechts om te eten of kranten te lezen. Ik neem zelfs een computer mee als ik naar mijn lief ga – hoewel als ik eenmaal daar ben, hij telkens mijn zwaartepunt blijkt en het ding alleen wordt gebruikt om even de post op te halen, anders loop ik zo schrikbarend achter als ik weer thuis ben.
Ik zou voornamelijk méér tijd willen hebben. Om eindelijk weer ‘s een avond voor de tv te hangen of drie boeken achter elkaar uit te lezen. Om heel erg veel te slapen. Om vier weken onafgebroken aan een boek te werken. Om van de zon te genieten, nu die eindelijk zijn rentrée heeft gemaakt. Om lekker niets te doen, en over de markt te slenteren.
Of gewoon, om eindelijk maar ‘s één ding tegelijkertijd te doen.