TEGENWOORDIG ZIJN DE scherpste kantjes er allang af, maar horrorfilms hebben lange tijd tot de achterkamer van de filmindustrie behoord. Het was een genre waar de meeste mensen – zowel makers als consumenten – op neerkeken; horror had nauwelijks pretenties, je kon niet verliefd worden op de hoofdrolspelers, er werden geen Oscars mee gehaald, van een ingenieus plot was ook al geen sprake en ongeacht de kwaliteit en de mate van gewelddadigheid van de films kregen ze een R- of X-rating.
Horror werd zo een knutselhok waar jongetjes konden freaken zonder dat de rest van de wereld dat in de gaten had, want de deur stond dan wel op een kier maar er kwam toch haast niemand kijken. De budgetten waren doorgaans nog minimaler dan de aantallen toeschouwers, zodat de regisseurs de stunts en trucages (een onmisbaar bestanddeel van het genre immers) met kunst- & vliegwerk tot stand moesten zien te brengen.
In die achterkamertjes werd stug doorgewerkt. Met animo en met veel inventiviteit. Regels en beperkingen waren er om omzeild te worden en waarom had je überhaupt een budget nodig, als je net zo goed de decors en costuums kon benutten die van andere films waren overgebleven? Ze moesten tóch kapot. Als je bovendien je technische vriendjes inzette voor de special effects en je je overige kennissen vroeg voor de figurantenrollen, kwam je een heel eind. Voor de hoofdrollen tenslotte kon altijd geput worden uit het nooit slinkende cohort van aankomende sterren.
Hammer, een nu beroemde maar indertijd verguisde Britse filmmaatschappij, heeft jarenlang op die manier het hoofd boven water gehouden. Waar Hammer zich buitengewoon knap in betoonde, was in het ontduiken van de strenge regels over sex op het scherm. In die dagen was een scène met een man, een vrouw en een bed alleen toegestaan indien beide personages hun voeten op de vloer hielden – elk aan een andere zijde van het bed, wel te verstaan. Hammer had geen bed nodig, Hammer had tanden. In hun films beet Christopher Lee in dameshalzen, de kijkers zag zwoegende boezems en mevrouwen die hun ogen wegdraaiden, diep begonnen te zuchten, hun lippen likten en kreetjes slaakten terwijl Lee ze tot de zijne maakte. Daar kwam verder geen bed aan te pas en ze hoefden er ook helemaal niet bij te gaan liggen. Hammer was bij uitstek de productiemaatschappij die vampirisme tot een equivalent van sex maakte – en de filmkeuring kon er niet veel tegen uitrichten. Die werd zodoende van binnenuit uitgehold en daarna sloop er gaandeweg ook meer seks in ‘gewone’ films. Die met zonder tanden.
Juist vanwege dat vrijbuitersgevoel heeft horror talenten aangetrokken. In de beperking betoonde een aantal regisseurs zich inderdaad meester, en derhalve heeft het genre ook talenten opgeleverd: veel regisseurs die nu ‘gewone’ films maken, hebben een obscuur verleden waarin hun scripts aanzienlijk bloederiger waren. David Cronenberg, Clive Barker en Peter Jackson zijn recente aanwinsten die hun oorspronkelijke genre bovendien trouw blijven.
En zeker op filmtechnisch vlak heeft horror een voortrekkersrol gespeeld. Daar kon wat elders niet mogelijk geacht werd; of liever: de scenario’s schreven scènes voor die elders ondenkbaar waren en die veel van de makers van de special effects vergden. Wat zíj uitvonden, werd gaandeweg ook elders gebruikt. Veel technische grapjes die nu tot de standaarduitrusting van een spannende film worden gerekend – van de cameravoering in gelikte Hollywood-thrillers tot aan de afgerukte armen in de Tarantino-moordpartijen – zijn nazaten van de horrormakers.
Computer-animatie gebruiken was in horror schering en inslag, ver voordat Demi Moore in Disclosure door een grafisch programma was gehaald en in haar virtuele versie Michael Douglas wilde voordoen wat er gebeurt als je iemand herformatteert. En aldoor maar die groene rasters die over gezichten gelegd worden, LSD-achtige zee-anemonen, pastelkleurige blokken en bollen, en mensen die met de camera vol op hun gezicht via ‘morphing’ worden getransformeerd. Je ziet ‘t overal, tegenwoordig.
Onder al dat bloed en al die vaak afzichtelijke monsters gaan kortom innovaties schuil. De meest opmerkelijke vernieuwing die ik zag op het Weekend of Terror, vorig weekend in Amsterdam, was dan ook de nieuwe plaats die voor de graphics was bestemd. Ze hadden de hoofdrol niet meer. Ze waren gewoon geworden.
In letterlijk elke film zat wel een passage die door de computer was gemaakt of bewerkt. En ze vielen nauwelijks nog op. Ja de gifgroene walm die plots uit een mond opsteekt natuurlijk wel, die is er duidelijk ingeplakt en niemand walmt zo en bovendien ziet walm er niet zo uit. Maar er waren mensen wier nagels soms vreemd oplichtten en uitgroeiden, heel terloops, als je goed keek zag je dat ze van iridiserend metaal waren; maar je zou aan je verstand gaan twijfelen, zo… zo órganisch zag het er uit. Net als die meneer bij wie, nadat hij door iets in zijn gezicht geraakt werd, ineens een scherf van zijn wang brak en afviel. ‘t Is dat je weet dat het niet kan, anders zou je het subiet geloven: zo natuurlijk zag het eruit. Ik vraag me nóg af of hij het zelf wel in de gaten had.
Het werd een hele sport om ze te herkennen. Zodat het clubje met wie ik was een wedstrijdje deed wie het eerste de graphics eruit viste. Daar hadden we het knap lastig mee.