‘Hoeveel waren het er ook alweer?’ vroeg ik de goede vriend die mijn halfslachtig ziekbed was komen verlichten. ‘Zeven, toch?’
Hij schudde gedecideerd zijn hoofd: ‘Tien.’ Uit het blote hoofd somde hij er zo vier of vijf op. Die had-ie goed, maar de rest moesten we opzoeken. Toen gingen we zelf tellen.
De veepest: check, meermalen zelfs: van varkens- en vogelpest tot aan de gekkekoeienziekte. Overslaan op mensen is, gezien de grote populaties van mens en dier en hun innige nabijheid gekoppeld aan toenemende mobiliteit, steeds makkelijker. Dus nu zitten we met q-koorts en covid-19.
Water dat bloed werd hadden we nog niet gezien, maar wel tragische, eindeloos veel beelden van bomen en struiken die in een rode vuurzee vuur veranderden: dat telde ook, vonden we eensgezind. Australië dus.
Hadden we de duisternis ook meteen gehad, want het is in delen van Australië door de dikke rookwolken dagen achtereen zo donker geweest, dat het overdag op z’n best permanent schemerde, al is was het er hoogzomer.
Sprinkhanen: makkelijk. Die vreten momenteel half Oost-Afrika kaal: Kenia, Somalië, Zuid-Soedan, Oeganda, Ethiopië. Ze zijn ook in Pakistan neergestreken. China stuurt Pakistan hulptroepen: het land vaardigt honderdduizend eenden af om de insecten op te vreten. Dat zijn biologische wapens die effectiever zijn dan bestrijdingsmiddelen,’ zei onderzoeker Lu Lizhi. Eén eend kan dagelijks circa 200 sprinkhanen op, maakt 20 miljoen sprinkhanen per dag. Beat that, Monsanto.
Kikkers – bingo. Kikkers zijn het symbool van de neo-fascisten en vast ingrediënt in de memes van alt-right. En extreemrechts zie je tegenwoordig werkelijk overal de kop opsteken, inclusief blonde prinsesjes die de griezels graag willen zoenen.
Verhip. Zaten we al op vijf.
Muggen? Ook makkelijk: die zouden we aanstaande zomer in overmaat zien, gezien de absurd zachte winter waar we nu middenin zaten, en waarin sneeuw en ijzel ingeruild lijken te zijn voor herfststormen. Zes.
Toen werden we melig. De nieuwe sterke man, dat was de moderne versie van de stinkende zweer die zijn etter over iedereen uitbraakt. Blut und Boden, de nadruk op reinheid, de woest kloppende heethoofden, de bleke puisten, de roodgezwollen woede. Zeven.
Steekvliegen, of anders horzels, dat mocht ook. We keken elkaar peinzend aan. Die wisten we niet zo snel en even haalden we opgelucht adem.
Hagel, dan? ‘Nah, niet met dit soort winters,’ zei de vriend, en hij klaarde zienderogen op.
Mij brak het zweet plotseling uit. Ik realiseerde me wat de laatste plaag was: de dood van de eerstgeborenen. ‘Ave, keizer,’ zei ik, ‘lectori salutem.’
Gelukkig was het niets dan een plaagkoortsje.
[Beeld: Wikimedia]