De presentatie van Marleens Stikkers boek Het internet is stuk (maar we kunnen het repareren) leverde een levendig debat op. Waar zowat iedereen het over eens was: internet is inderdaad flink kaduuk. Privacy wordt er vermalen; onze eigenschappen en gedragingen worden er door derden uitgebaat; we krijgen er een identiteit toegeschreven, die vervolgens wordt vermarkt; de grote platforms proberen ons van #hype naar #ophef te jagen, om zich van continue clicks te verzekeren.
Over hoe die beoogde reparatie eruit kan zien, waren de meningen minder helder. Ook Stikker zelf was dat niet: in haar boek staan rijp en groen naast elkaar. Neem open source: software die gratis is, en gebaseerd op creative commons licenties – iedereen mag meebouwen en meesleutelen, maar niemand is eigenaar. Het was al jaren eerder een geweldig idee.
Maar diezelfde overheden die zich pakweg 15 jaar geleden hartelijk aan die beweging en haar doelstellingen committeerden, zijn nu massaal overgestapt op Google Suite. Ook gratis, maar niet vrij: je betaalt er met je gegevens, en van portabiliteit is geen sprake. Integendeel: hoe meer diensten je er gebruikt, hoe moeilijker je nog kunt overstappen op een ander pakket. Het is een nieuwe vorm van vendor lock-in: je wordt hun eeuwige klant.
Stikker wees er terecht op dat we het internet eigenlijk niet kunnen repareren als we niet ook naar de politiek en economie kijken. Het marktdenken domineert immers niet alleen internet; het heeft ons overal in de greep. Wil je dat burgers hun soevereiniteit op internet herwinnen, dan zul je dat neoliberalisme bijgevolg ook op andere terreinen moeten aanvechten.
Ze formuleerde het pregnant. ‘We hebben inmiddels zowat alles vermarkt: onderwijs, zorg, milieu, cultuur, data, wetenschap, onderzoek,’ – zelfs aandacht, zou ik daaraan willen toevoegen – ‘en haast niemand zet zich nog in voor publieke waarden.’
Ineens dacht ik: nee, het is erger. We hechten wel degelijk aan publieke waarden, maar die hebben we inmiddels tot op het bot geïndividualiseerd. Publieke waarden zijn niet langer een publieke zaak of taak; wij, de burgers, zijn nu hoogstpersoonlijk verantwoordelijk gesteld om die in stand te houden. Doen we dat niet, dan wordt dat ons aangerekend als persoonlijk falen. Het ligt nooit aan de markt – altijd aan ons.
Daarom moet u zich doodschamen als u een plastic rietje gebruikt, maar mag de frisdrankindustrie een statiegeldregel voor kleine plastic flesjes tegenhouden. Daarom bent u fout als u te warm stookt, maar mag Shell gerust nog miljarden liters olie oppompen: dat is namelijk goed voor ‘onze’ economie. Daarom is het vreselijk als iemand in de bijstand ergens een centje bijverdient, maar ligt niemand op regeringsniveau ooit wakker van de jaren durende miljoenenfraudes met dividendbelasting, of van witwasserij op de Amsterdamse Zuidas.
Publieke kwesties reduceren tot persoonlijke keuzes: ook dat is politiek.
[Beeld: Guillaume Paumier, CC-BY op Wikimedia.]