Al dat nadenken over de dood – we zijn nu zowat voor de tiende keer in een nationaal debat over euthanasie verzeild – heeft één mankement: de focus ligt op onze eigen dood, en hoe we die ons voorstellen. Welke plaats heeft lijden in onze maatschappij, wat denken we persoonlijk te kunnen dragen, vinden we dat iemand zijn eigen dood mag bespoedigen, en zo ja, onder welke voorwaarden?
Waar we minder over nadenken – laat staan publiekelijk over praten – is wat het betekent te moeten toezien dat iemand waarmee je innig verknocht bent, langzaam maar zeker naar de dood glijdt. De grenzen en contouren van je eigen dood bepalen geeft nog een zeker houvast, een gevoel van controle; maar zodra het een geliefde ander betreft, kun je alleen maar van de zijlijn toekijken en hem of haar ondertussen met handenvol liefde overstelpen.
Een paar weken geleden had ik een stel bij me op de bank zitten. Zij zou snel sterven wisten ze inmiddels, het was alleen nog niet duidelijk wanneer precies en hoe het pad daar naartoe eruit zou zien – laat staan hoe ze dat moest vormgeven. Wilde ze nog behandeld worden, hoe ingrijpend zou dat zijn, hoeveel tijd kon ze daar eigenlijk mee winnen, hoeveel gemedicaliseerde tijd verloor ze ermee, en vooral: hoe moest ze bepalen wanneer het tijd was voor euthanasie?
Wat het nadenken daarover serieus belemmerde, was dat zowat iedereen in haar omgeving vanzelfsprekend aannam dat ze elke behandeling met beide handen zou aangrijpen. Zelf wist ze dat nog zo net niet. Gelukkig gaven haar specialisten haar alle ruimte, en vonden die het niet raar dat ze aarzelde.
Vorige week stierf ze. En nu begint voor haar lief het onzegbaar moeilijke traject van verdriet, rouw en loslaten. En niemand die enig idee heeft hoe dat moet, hoe je dat het met enige robuustheid kunt doen, laat staan hoe buitenstaanders de getroffene daarbij het beste kunnen steunen.
Eind vorig jaar las ik een interview met filosoof Awee Prins, wiens vrouw twee jaar eerder was overleden. Hij zei: ‘Ik liep na de dood van mijn vrouw als een trillend schoothondje over straat en dacht: ik geef al jaren les over eindigheid, over Sein und Zeit van Heidegger, wat een geniaal boek is dat de tijdelijkheid van ons zijn benadrukt. En nu verlies ik mijn vrouw en ben ik totaal verslagen. Dat komt, besef ik nu, omdat in de filosofie alleen maar is nagedacht over onze eigen dood, ons Sein zum Tode. We komen helemaal niet toe aan het nadenken over de dood van een ander.’
Het trof me als een mokerslag.
We zijn zo gepreoccupeerd geraakt met onze eigen dood dat we er tegenwoordig niet snel meer bij stilstaan hoe grondig de dood van een ander het weefsel van ons bestaan kan doen uiteenvallen. Positiever geformuleerd: hoe fundamenteel ons leven verbonden is met dat van de mensen waarvan we houden. De dood doet onze grondvesten schudden.
De grote vraag is: hoe kun je die leegte met anderen delen?
Zo waar Karin! Ik ben, NU(!?!), absoluut niet bang om eens dood te gaan èn merk zo heftig wat een impact de dood van iemand op me heeft. Ook al ken ik de persoon die overlijdt niet, zoals maandag bij de dood van een klasgenote van onze kleinzoon, het raakt me diep, want het raakt hem zo diep en “het komt zo dichtbij” zoals gezegd werd, omdat ze ook 18 was, net als onze kleinzoon. Dus ja Karin, kort door de bocht, de dood van een ander kan veeeel meer impact hebben dan (het denken aan en regelen van) mijn eigen dood. Bedankt voor je artikel!
Voor mijzelf sprekend:
Mijn lief was nog ruim drie maanden officieel terminaal en bij mij thuis. Hij was het die hoopte dat het niet zo heel lang zou duren, “want jij moet wel een keer door straks”. Ik hoorde, maar luisterde niet. Liet die woorden althans niet doordringen. (En het heeft zo lang geduurd als hij het vol hield, en geen moment langer.)
Na zijn dood liet ik die woorden wel binnen. Het bleken gouden woorden. Want hij ‘wil’ dat ik door ga. Dat gaf uiteindelijk kracht. En zo heb ik in feite de leegte in eerste instantie vooral in gedachten met hem gedeeld. Hij staat met stip op 1.
Op een onbetaalbare tweede plaats noteer ik het delen met de lotgenoot die geen woorden nodig heeft. De lieverd wiens aanwezigheid of aandacht volstaat. Ik deelde welhaast telephatisch een peilloos verdriet, waarvan een nog-niet-lotgenoot zich slechts een gebrekkige voorstelling kan maken.
Op een weldadige derde plaats: de mens die de moeite nam om zijn of haar persoonlijke mooie ervaringen met de overledene voor mij op te schrijven. Zodat ik voelde dat mijn leegte raakt aan een leegte bij anderen. En mijn trots ook.
***
Hoed je voor het delen met De Betweter. Wiens goede raad vroeg of laat ook nog eens omslaat in irritatie achter je rug om. Daar dus geen energie naar weg laten lekken.
Mijn ervaring is dat anderen veelal niet willen dat je deelt. Liever je verdriet relativeren, je vertellen dat jij lekker door moet gaan en zich al snel afvragen waarom het nu nog niet klaar is met de rouw. Heb meer gehad aan mensen die verder van me weg stonden, die ik alleen virtueel ken en minder knullig bedoeld dan het misschien klinkt, die het tijdstip kunnen kiezen om kort te passeren. Wij zijn niet alleen slecht ingesteld op verlies maar ook op andermans verdriet.
Karin,
Als je het zo stelt:
“dat we er tegenwoordig niet snel meer bij stilstaan hoe grondig de dood van een ander het weefsel van ons bestaan kan doen uiteenvallen. Positiever geformuleerd: hoe fundamenteel ons leven verbonden is met dat van de mensen waarvan we houden. De dood doet onze grondvesten schudden.”,
dan ben je nog steeds gefocust op jezelf. Alleen niet op je (eigen) dóód, maar op jezelf als nabestaande. What’s the difference? Het blijft focusen op jezelf, een vorm van egoïsme. Mag van mij, maar denk dan niet dat dat zo anders is.
Ook dit zinnetje van Prins: “We komen helemaal niet toe aan het nadenken over de dood van een ander.” komt in feite op datzelfde neer.
Nadenken over de dood van een ander is naar mijn idee in eerste instantie nadenken over die ander en mét die ander, punt.
Overigens is het erg lastig om na te denken over de gevolgen voor jezelf, als die ander nog stervende is, daar kan je dan onmogelijk op vooruit lopen.
CiNNeR, 3,
Q: “Wij zijn niet alleen slecht ingesteld op verlies maar ook op andermans verdriet.”
Heel juist.
Janus.
Wat een mooie illustratie van hoe wij mensen in het leven staan. We kijken met onze ideeen ipv met ons gevoel. Hoe sta je iemand bij in tijden van rouw? Hoe goed kun je zien en accepteren dat dood en leven feitelijk 1 zijn? Het een bestaat niet zonder het ander. We kijken naar onze pijn met angst. Onze pijn hoort ook bij het leven. In pijn zit ook groei of in ieder geval de mogelijkheid daartoe. Hoe beter iemand in staat is te meanderen mer het leveb hoe beter afscheid nemen gaat. We hechten alleen zoveel waarde aan zaken. Zeker als ze liefde heten. Waar komt onze behoefte aan liefde vandaan? Wat is liefde eigenlijk? Ik denk dat liefde is dat je luistert naar iemand die rouwt. Dat je niks bijzonders doet of zegt maar er BENT. Open en zonder te willen helpen. Ernaast gaan zitten en laten merken dat je tojd neemt.. dat je er helemaal bent voor iemand. Geen tranen drogen.. tranen zien enerkennen. Zoiets.. meer bewustzijn van wat het leven eigenlijk is zou wel eens kunnen helpen niet te verdrinken in tranen maar verdriet te hebben en tegelijk te weten.. het is zoals het kennelijk is.
@2.ingrid “Hoed je voor het delen met De Betweter. Wiens goede raad…”
Zo waar! Met goede bedoelingen is de weg naar de hel geplaveid
@3.CiNNeR “relativeren”
Of op de vraag: “Hoe gaat het?” verplicht “Goed” moeten antwoorden. Anders (bij voorbeeld wanneer je naar waarheid “kut” zegt) blijkt binnen acht seconden dat ze zich een dringende afspraak elders herinneren.
Toen mij zulks bij dezelfde persoon ten zoveelsten male – in de intimiteit van een kroeg nog wel – overkwam (althans, dreigde te overkomen), en ik “dat gaat je geen flikker an” riposteerde, kreeg ik van haar echtgenoot het verwijt “gevoelloos” te zijn. Fuck him, too!
Lang geleden schreef ik op mijn niet meer bestaande homepage…
“Wat geldt voor zowel de ééndagsvlieg als de sequoia ? Hun leven is eindig…
Zoals, op iets langere termijn, alle leven op deze planeet eindig zal blijken te zijn…
op het moment dat onze zon is ‘opgebrand’. Of misschien wel wat eerder, als er
zich een kosmisch of misschien zelfs wel menselijk ongelukje voordoet.
Erg ? Welnee, je moet er alleen even rekening mee houden en zo nu en dan bij stilstaan.
In een complex levend wezen, zoals de mens, treedt de dood voortdurend op.
Het menselijk lichaam wordt tijdens het leven herhaalde malen in vrijwel alle
onderdelen vervangen. Begin en einde wisselen elkaar af en zelfs wanneer we
er in slagen dit wisselen wat af te remmen of iets vaker te laten plaatsvinden…
ooit zijn we ‘uitgewisseld’.
Fysiek is de mens, net zoals de ééndagsvlieg en de sequoia, tot sterven veroordeeld.
Filosofen van alle tijden hebben zich afgevraagd welke de betekenis hiervan is.
In de afscheidsgesprekken met zijn vrienden definieert Socrates al de dood als
scheiding van de onverwoestbare ziel en het vergankelijke lichaam… De dood als doorgang naar het eigenlijke bestaan. Het lichaam wordt prijsgegeven om de ziel te redden.
Andere filosofen, rationeel-progressieven en existentialisten, kwamen bij hun denken tot heel andere uitkomsten: de dood is geen overgang, maar een definitief einde.
Kunnen we weten wie er gelijk heeft ? Nee, ik ga hier niet herhalen, wat ik al bij Kant geschreven heb, maar het antwoord staat voor mij wel vast: dat kunnen we niet !
Naar Hegel: weet hebben van een grens is alleen mogelijk omdat je die grens al
overschreden hebt.
Concluderend:
1. Ik ga dood. ‘Jammer, dat bepaalde dingen er niet meer van komen’ (dit zou zowel morgen als over pakweg 40 jaar gelden). Vervelend, pijnlijk, vreselijk voor dierbaren.; prettig, fijn, fantastisch voor hen die mij haten en de rest van de wereldbevolking zal het koud laten.
2. Ik weet niet en kan niet weten of mijn ‘ziel’, al dan niet individueel, voortleeft en, wanneer dit wel het geval zou zijn, wat dit voortleven in gaat houden.
Kan ik met die onzekerheid niet leven, dan zijn er ontelbare religies die mij graag willen vertellen ‘hoe het zit’.
In het andere geval mag ik het zelf invullen en kan ik als het ware kiezen tussen het definitieve einde en een ‘hiernamaals’. Kies ik voor het laatste dan is het mijn eigen invulling die bepaalt of dat iets wordt om angstig naar uit te kijken of om positief nieuwsgierig mee om te gaan.
Van de vele boeken die over dit onderwerp geschreven zijn, wil ik er hierbij één van harte aanbevelen:
‘Lessen voor levenden’ van Elisabeth Kübler-Ross.
De dood ontlopen is niet mogelijk. We kunnen de buitenkant nog zo mooi renoveren… nieuwe onderdelen inbouwen… aan ons genetisch materiaal gaan sleutelen…
Hein trapt daar uiteindelijk toch niet in. “
En omdat ik het op de één of andere manier wel aan vindt sluiten op het voorgaande een, eveneens ouder, gedichtje van me, dat dezelfde titel draagt als jouw column.
Loslaten
Terwijl de 24-uurs economie oprukt
en alles sneller moet en gaat,
natuurrampen, oorlogen en aanslagen
ons laten geloven dat we terechtgekomen zijn
op de glijbaan naar het einde der tijden…
en ziektes en ongelukken
dit beeld nog eens lijken te bevestigen
zie je plotseling een bloem
tussen het grauwe beton,
ruik je in een winkelstraat
de geur van versgebakken brood,
hoor je drie maten eeuwigheid
in een verder muziekloze compositie
of ontdek je tussen nietszeggende kennissen
een echte vriend of vriendin.
Wanneer je de grote lijnen durft los te laten
zul je je blijven verbazen
over de pracht in het kleine.
De witregels na “Loslaten”, “bevestigen” en “vriendin” zijn verdwenen… toch jammer.
@HenK,
Een lege regel wordt vaak niet weergegeven. De witregel hierboven bevat een spatie.
De witregel hierboven niet.
Hmmm, het werkt toch anders blijkbaar :-)
Dankje Janus. En @JPaul: Je moet natuurlijk niets maar het gevolg is voor velen herkenbaar inderdaad. Wat mij altijd bevreemd heeft is dat veel mensen om mij heen er zo over denken maar het samen in stand lijken te houden. Ik bedoel dat zij allen meer van een ander zouden willen maar zelden bereid zijn hetzelfde aan een ander te geven. Wel eens uitgesproken maar toen werd ik al snel de boosdoener in het gesprek.
@HenK: mooi gedicht.
De overlevers twitteren, ze houden jaarlijks hele sportrondes ter inzameling van kankergelden en de cijfers van autologe transplantatie vallen dan toch nog 19% tegen gerekent op 10 jaar melden poolse (!) cijfers.
Je kende ze eigenlijk niet, maar de muren van oude leukemie- afdeling deden echt gruwelijk zeer. Zo nu en dan nóg mijn rechter duim aan rechter slaap en de middelvinger aan linker zijde. De afdeling is al lang niet meer.
De premier blijft nu vandaag 10.03.2017 zo ondemocratisch als de pest thuis van Nieuwsuur. De mega gaswinning veroorzaakte in 25 jaar pak en beet 375 gevallen extra jonge leukemie en zo´n 40% doden. Hij begint niet aan vragen.