Vier maanden geleden beschreef ik hier hoe akelig na ik de afgrond was geraakt, door een combinatie van rouw, burn-out en verlammende depressie. Ik kwam amper nog mijn huis uit, opende de post al maanden niet meer en sloot mezelf steeds verder af. ‘Met gestrekt been schoof ik almaar dieper de ellende in,’ schreef ik. ‘Dank God voor de automatische overschrijving en voor wat financiële reserve, anders had ik op straat kunnen staan. En dank Allah voor de loyaliteit van opdrachtgevers en vrienden: zonder hen was ik inmiddels weggevaagd.’
De reacties op mijn column waren overweldigend. Zoveel mensen die een vergelijkbaar traject hadden afgelegd, en een deel van hen was inderdaad over de rand gedonderd en had huis en have verloren. Er blijkt op de keper beschouwd slechts weinig te zijn dat ons scheidt van de afgrond: een scheiding, de dood van een geliefde, je baan kwijtraken volstaat. Het enige dat je dan nog voor je val kan behouden, is een verduveld sterk netwerk.
Wegvallen is makkelijker dan we denken, terugkomen aanzienlijk moeilijker. Wie eenmaal dakloos is geworden, heeft geen adres, meestal geen inkomen, geen vastigheid, amper spullen, geen eigen plek, geen veiligheid, geen beschutting, geen warmte, geen rust. Zie dat dan allemaal maar weer eens op te bouwen, van de grond af aan.
Zaterdag mocht ik het midzomerfestival Binnenstebuiten van de Nassaukerk openen. De Nassaukerk doet –samen met Kerk en Buurt- een boel voor daklozen. Onder hun vaste activiteiten vallen een inloopontbijt, een schrijfcursus, honderdvijftig avonden in het jaar waar daklozen en buurtbewoners voor twee euro een goede maaltijd kunnen krijgen, en een kringloopwinkel waaruit zowat een derde van het budget wordt gefinancierd.
De straat stond vol die dag. Daklozen, bewoners, vrijwilligers en belangstellenden, alles liep door elkaar heen. Er werd gepraat, gelachen, gezongen, geluisterd. Ik had drie verrassende gesprekken. Een goedgeklede, gebruinde man –type snelle jongen – vertelde dat hij tot voor een paar jaar geleden op straat had gewoond. Een mevrouw die door veel mazen van het net was gevallen, schreef tegenwoordig dankzij de schrijfcursus prachtige gedichten en bleek mijn boeken gelezen te hebben. Je hoefde maar te vragen, de mooiste verhalen rolden eruit. En de verschillen waren helemaal niet zo groot – als je maar goed keek en echt luisterde.
Binnenstebuiten leven, een mooi idee. Niet opgesloten blijven in je eigen hokje, anderen niet vastprikken op stereotypen, maar van buiten naar binnen kijken en andersom. En vooral: je realiseren dat op de straat, net als in de huizen, echte mensen leven.
Tot mijn plezier kwam ik een bekende tegen op het festival: de daklozenkrantverkoper die ik vroeger altijd bij de Dirk bij de Ferdinand Bol zag: hij droeg soms mijn boodschappen naar mijn autootje, ik gaf hem vaak een extraatje.
Het ging hem tegenwoordig goed, zei hij.
fijn dat het hem goed ging
ja veel verhalen gehoord toen ik in de daklozen opvang werkte een blauwe maandag, boeiend, schrijnend…. wetend dat ik daar ook zou kunnen belanden en een ieder van ons…
liefs thian