Na een tip probeerde ik op Roadburns tweede dag welgemoed Keiji Haino uit. Haino is een al wat oudere Japanner (60) die geen woord Engels spreekt en die zelden in Europa optreedt. Dit was dus een buitenkans. Maar zodra ik de deur opendeed die toegang gaf tot het balkon, waaide ik omver: een godskolere bak noise waarbij Merzbow verbleekte tot een softie, duwde me van mijn sokken. Pardon: van mijn laarzen. Ik hield het twee minuten vol.
In de kleine zaal speelde inmiddels Aluk Todolo. Dat klonk goed genoeg om naar binnen te willen. Meer mensen waren op dat idee gekomen, heel veel mensen zelfs. Na tien minuten geplet te zijn bij de ingang besloot ik verder te luisteren vanuit het café: Roadburn was zo slim geweest om overal luidsprekers op te hangen en de muziek van de verschillende podia door te sluizen naar de wandelgangen. Live streaming, zeg maar :)
‘s Avonds zou Scorn spelen in de grote zaal: mijn hoogtepunt van die dag. Pal daarvoor zou Sunn O))) daar optreden; ik kende ze amper maar had veel enthousiaste verhalen gehoord. Het strijdplan: ruim op tijd in de grote zaal een goede plek vinden en daar voorlopig niet meer weggaan.
Sunn O))) staat bekend om het volume. Om die reputatie waar te maken, had frontman Stephen O’Malley voor de zekerheid de medewerking gekregen van voornoemde Keiji Haino. Het duo produceerde een heftige, lome drone die maar bleef aanzwellen en zich steeds dieper mijn lichaam in werkte. Op het podium viel niks te zien, een enorme hoeveelheid rook verhulde de muzikanten: een paarse neongloed was al dat we zagen. Overal gingen mensen zitten, vaak met hun ogen gesloten. Dat deze muziek geregeld mensen in trance deed komen, vond ik ineens heel goed voorstelbaar.
Na een half uur verdunde de rook zich. Het podium werd zichtbaar. Het toneel stond vol met enorme luidsprekers, dat sprak voor zich, dat hadden we allang gehoord. Maar middenin was een lege plek, en daar ontwaarden we gaandeweg een man met aan zijn voeten een halve kring van boxen: Haino in zijn heksenkring van geluid. Het was een magisch schouwspel.
De muziek bleef maar dieper worden. In mijn middenrif was een trage trilling ontstaan, een subsonisch gehum, alsof alle ritmes overal ter wereld zich in mij samenbalden en mijn ruggewervels opklauterden of als bassnaar gebruikten. Ik werd ongerust: als ik al zo trilde, wat moest de kersverse iPad in mijn tas dan niet ondergaan? Zou die Sunn O))) overleven?
Na drie kwartier werd de sonische brom zo diep dat ik het niet volhield. Het Amerikaanse leger experimenteert met een sonische bom, weet ik: demonstranten worden zo uiteen gejaagd en iedereen moet plotseling heftig kotsen. Volgens mij stond dat wapen inmiddels op het podium…
En toen: Scorn! Da’s het halfzusje van Godflesh, en dus ook een grote liefde. Scorn is een soort van ambient industrieel: ritmisch, dwingend, met drumlijnen die zodra je ze doorhebt alweer stiekem zijn veranderd. Ik had ze nog nooit live gezien. (Of nou ja, hém – want Scorn is hoofdzakelijk Mick Harris.)
Het was geweldig. Harris speelde zowat het hele laatste album, Refuse: Start Fires en ruim een uur lang kon ik niet stil staan.
Goed, machtig beschreven, maar ik ruk me van verbijstering me grijze haren uit m’n ouwe mannekop, natuurlijk, dat wel. Zelf probeer ik en dat lukte nu heel aardig ‘n paar dagen dat ik weg was langzaam op gang te komen en op topsnelheid tegen ‘n betonnen muur onder een oud en brokkelend viaduct te pletter te rennen en de sensatie is veel gelukzaliger. Helemaal met losse handen dat wel natuurlijk daarna een kwiek en lenig sprongetje in het water. Ben ik blij dat ik niks meer hoor. En zie.