Soms ligt ze ergens voor pampus, uitgestrekt op een stoel ofzo, en dan valt het me ineens op: hemel, wat is die gróót geworden! Max is allang niet meer dat minuscule katje van weleer. (En ‘weleer’ is nog maar twee maanden geleden…) Dat groot worden van haar is trouwens vooral in de lengte en de hoogte, ik kan haar lijfje nog steeds makkelijk met mijn handen omvatten, maar ze groeit als kool. Toen de dierenarts haar bij haar tweede vaccinatie op de weegschaal zette, woog ze bijna drie pond; nu, een maand later, al ruim twee kilo.
Haar oren groeien mee, die zijn verhoudingsgewijs nog steeds erg groot. Haar staart is een stuk langer dan toen ze hier kwam wonen: indertijd was het een dun en rafelig sliertje. Inmiddels is het een volle, lange staart geworden van zeker twintig centimeter lang. Een sterke staart, ook: ik pak ‘m wel eens beet en laat hem door mijn handen glijden, dan valt me telkens op hoe krachtig die spieren daar zijn.
Haar hele lichaam is trouwens flink gespierd. Nergens vet te bekennen: als ik haar flanken, rug of buik streel voelt ze stevig en compact, met daaroverheen een superzacht en glad satijnen pelsje. Als je Michaels buik streelt – hij heeft een dikke, langharige, bijna Perzische vacht – voel je lucht en gesmolten boter: donzige dieptes waarin je handen verdwijnen en oplossen. De buik van Max daarentegen is van satijnen staal.
Inmiddels past ze ook niet meer in het bakje dat tussen toetsenbord en monitor staat, ze puilde aan alle kanten uit. Zodat ik het bakje inmiddels heb vervangen door een schoenendoos die een paar maatjes groter is. Om het verschil aan te geven: de eerste foto is van begin mei, de tweede van eind juni. In nog geen twee maanden tijd kun je kennelijk een heleboel groeien als je een kitten bent. Pardon, wás.
Want een kitten is ze natuurlijk niet meer. Max is nu vier maanden oud en ze pubert dat het een aard heeft. Ze kent niet veel grenzen en denkt dat de wereld aan haar voeten ligt. Andere Karin – die hier regelmatig komt – typeerde Max laatst scherp: ‘Ik mag lekker aaaalles, ik mag lekker aaaalles!’ Da’s natuurlijk helemaal niet waar, ik probeer haar heus goed op te voeden en regels te stellen (inmiddels kan ik zelfs rustig eten zonder dat zij zich ertussen wurmt, nou ja: meestal dan), maar Max heeft nu een fase van puberale overmoed.
Ze denkt derhalve dat ze met alles wegkomt. Ze ziet overal uitwegen en achterdeurtjes. ‘Neenouja natuurlijk is Michael sterker dan ik maar als-ie me nou halfhartig slaat en ik ga meteen gedwee en onderdanig op mijn rug liggen? Dan geeft-ie subiet op heb ik gemerkt, en dan kan ik bést liggend en wel met een voorpoot stiekem naar hem slaan en hem nog wat uitdagen? Toch? Want als ik op mijn rug lig durft-ie verder lekker niks meer!’ En geraffineerd als ze is lijkt ze daarmee weg te komen. Zo denkt ze tegenwoordig ook dat ze mij gerust als kaatsobject kan gebruiken als ze door het huis stuitert, zodat ik ineens potenvol nagels in mijn nek of op mijn rug voel terwijl die kat zelf alweer drie meter verder is. Of ze vindt dat ze, als ze de pest in heeft, mij mag bijten. Maar dat mag ze natuurlijk helemaal niet, dus dat komt ‘r op een draai om d’r oren of een (kortstondige) opsluiting in de badkamer te staan.
Ook Michael neemt maatregelen. Hij heeft door dat ze blijft én hij heeft door dat ze steeds maar op ‘m af blijft komen, dat ze dus geen grenzen kent en dat hij haar die dan maar moet stellen. De laatste dagen is-ie opvallend minder zachtzinnig met Max, tenminste wanneer ze in de tuin een aanvaring hebben. Als-ie binnenshuis een punthoofd van haar krijgt, gaat Michael jammerend naar buiten, maar in de tuin heeft-ie haar nu al een paar keer klappen gegeven als ze zich opdrong. Dan zag ik ineens twee katten die boven- en onder elkaar tussen de planten door rolden. Ik laat ze dan begaan en kijk geïnteresseerd toe. Ze moeten immers heus zelf uitzoeken hoe hun verhouding in elkaar zit, hoe ze een onderlinge omgang vinden, en daarbij: Michael vecht beschaafd met Max, hij houdt zich in. Anders dan bij de oprispingen tussen Tweety en Michael hoor ik nu nooit kreten of gekerm. Dus het loopt allemaal niet zo’n vaart, ook al gelooft Max oprecht dat ze een stevig robbertje heeft gevochten en vindt ze zichzelf daardoor al een hele Piet.
Ze denkt ook dat ze buiten nu wel zo ongeveer onder de knie heeft. We zitten geregeld samen in de tuin, ik op een stoel en Max aan een lijntje, en dat lijntje vindt ze inmiddels maar onzin. Ze heeft buiten nu gerust wel door, vindt ze. (Ze raakt van de weeromstuit ook enorm geïnteresseerd in dat andere buiten, het buiten dat zich niet achter de keukendeur maar achter de voordeur bevindt, en glipt steeds tussen mijn benen door als ik thuiskom, waarna ik haar weer naar binnen commandeer.) Ze wil de bomen in, het muurtje op: het dakterras – nee, de wijde wereld – lokt!
Tegelijkertijd is ze compleet onervaren. Zodat ze zich het lazarus schrikt als er bij de buurtuin links godbetere ook een buurman blijkt te horen: iemand die rondloopt en enge geluiden maakt. Oren plat in de nek – het liefst zou ze meteen ons huis in schieten maar bewegen durft ze dan effies niet. Ook van vuvuzela’s schrikt ze zich een ongeluk (wat ik overigens een erg sympatiek trekje van haar vind), maar dat plotselinge stemmen van mensen op balkonnen in het huizenblok of passerende vliegtuigen haar doen verstijven van schrik, maakt dat ik denk dat het voorlopig toch verstandiger is Max aan het lijntje te houden.
Bovendien: de tuin blijft haar verrassen. Is ze net gewend aan de luchtjes en de geuren daar, schrikt ze niet meer van Michael of Japie (de kat van de buurvrouw rechts), blijkt ineens dat ook bij de buurman links een kat woont. Een zwart-witte: die had ze nog nóóit gezien, ik kon aan haar houding zien hoe overrompeld Max was. Die zwart-witte (ik mag haar niet: ze heeft mijn katten geregeld tot in onze keuken achterna gezeten, alsof dat kattenluikje geen grens is, en ze heeft hierbinnen geplast), die zwart-wiite gromde tegen Max. Terwijl Max nota bene in ónze tuin zat en de zwart-witte de indringer was. Max ging toen heel lang stil zitten en gromde uiteindelijk terug. En nadat de zwart-witte eindelijk een terugtrekkende beweging maakte, ging Max haar heeeel voorzichtig achterna. Heel voorzichtig – maar ze deed het wel.
Je kunt een boel van die kleine zeggen, maar ze is verdomde dapper voor zo’n pukkie. En daarbij: satijnzacht :)
En ze voetbalt ook nog met ‘beessies’, las ik elders.
Graag gelezen!
Bedankt Karin!
Groet,
Henk.
Oh ja, dat had ik ook nog willen schrijven, maar deze post was al zo lang :)
Zodra we een nationaal voetbalelftal krijgen met vrouwen erin, meld ik Max aan. Ze kan sliden als geen ander, onderscheppen is haar middle name, in dribbelen is ze volleerd en ze geeft passes als de beste. (Anderzijds: ze is al eerder geruime tijd voor de andere sekse doorgegaan, misschien kan ik haar nog voor de wedstrijd van zondag aanmelden…?)
En, hoe heeft Max het onweer van vannacht doorstaan? Het was toch wel flink van de flits en boem en zo…
Was weer een leuk stukje om te lezen. Bedankt!
Ze vond het wel raar geloof ik, maar was niet erg ondersteboven. Twee weken geleden was er een heftiger onweer, toen kraakte het echt in de lucht, en daar schrok ze wel even van.
Onze Sarah is ondertussen alweer 9.
Wanneer ik jouw verhalen lees komt alles weer terug. Ik moet er erg om lachen, wat zijn ze leuk, he?