Amsterdam is van oudsher een vrijplaats. Ook in meer recente decennia trok de stad mensen uit binnen- en buitenland aan die zich elders niet op hun gemak voelden of die een middelpuntbindende plek zochten. Die trek hield zelfs stand terwijl er amper nog woonruimte was voor de nieuwe aanwinsten; een van de redenen waarom het kraken een hoge vlucht nam.
Dit type trek is afgenomen. Amsterdam is niet meer de vrijplaats voor mensen die iets anders willen en er domicilie kiezen. Het aureool van vrijplaats trekt nu veeleer bezoekers: mensen die er voor een weekend of een avond komen en daarna naar hun huis elders teruggaan. Toeristen voor wie de stad geen leefruimte is, maar een vrijblijvende attractie, een droom van tijdelijke bandeloosheid.
De vrijgezellenfeestgangers die een avond de boel op stelten komen zetten, de vrienden die zich een weekend suf blowen of drinken, de zakenlui die dure bordelen langsgaan en zwart geld verbrassen – ze komen naar Amsterdam om gek te doen, maar hebben geen duurzame band met de stad en voelen er geen verantwoordelijkheid voor. Integendeel, ze komen er juist om tijdelijk onverantwoordelijk te zijn en later te kunnen opscheppen over hun excessen. Het centrum van Amsterdam is allang niet meer het domein van de mensen die in de stad wonen.
Ook al niet omdat het centrum bijna compleet is vernut, met overal kantoren, winkelstraten en horeca. Het centrum is overdag en ’s avonds druk, maar het zijn winkelaars, uitgaanders, forensen en bezoekers. De bewoners vertoeven elders. Dat is een van de weinige kenmerken die Amsterdam nog gemeen heeft met andere grote steden, maar niet de leukste. Als het centrum wordt bevolkt door mensen voor wie de stad een tijdelijke plek is, en niet door mensen die gecommitteerd zijn aan het leven in dat centrum, verwordt een stad tot nostalgisch idee.
Gelukkig zijn er nog steeds dingen die trekken. Kortgeleden sprak ik een diverse groep buitenlanders die hoopten naar hier te kunnen verhuizen. Ze haakten naar het rijke kritische klimaat en de traditie van reflectie, naar de vanzelfsprekendheid waarmee disciplines zich hier mengen, naar het gemak waarmee ideeënvorming en praktijk hier hand in hand gaan.
Maar dat is precies het Amsterdam dat steeds meer wordt weggeduwd en weggerenoveerd; het Amsterdam dat wordt verkaveld in boodschappen hier, uitgaan daar en werken dáár. Juist die mix van werken, wonen, verpozen, doen, zoeken, en mekaar onderweg steeds weer tegen het lijf lopen – zodat iedereen zich uiteindelijk leert verhouden tot elkaar – die mix, dat is de kern van een spannende stad. Die mix wordt nu naar de randen van de stad, naar de randen van onze mentale kaart geduwd.
De stad kan dat stoppen. Door het centrum niet tot een gekuist icoon te maken maar haar levend te houden; door rafelranden niet aan te harken maar ze tot het hart van de stad te verklaren; door heel selectief en bijzonder precies te zijn in wat ze niet wil en de rest te laten gisten en groeien. En vooral: door te mikken op mensen met binding met de stad en met een hang naar grootsteeds leven.
Waar moeten al die mixers en mengers en veranderaars anders naartoe? Elk ander mensentype heeft plek zat in Nederland. Zonder een vrijplaats zijn de mixers en mengers dakloos. Ze hoeven niet de hele stad te hebben, maar zijn onontbeerlijk voor de cultuur. Dus laat Guusje ter Horst maar elders haar harkzucht uitburgemeesteren.
Prachtig beschreven. Mijn compliment.
In essentie mee eens, maar er wonen nog aardig wat Amsterdammers in het Centrum, het zijn niet alleen de Bloody Tourists, nationaal of internationaal, die zich daar voortbewegen.
De binnenstad mag dan niet veel bewoners hebben, het is nog allemaal op loop en fietsafstand voor veel bewoners – en dat hebben veel andere grotere steden niet. En amsterdam heeft nog een overzichtelijk aantal mensen.
En als het concept woning boven een winkel etc in een oud pand leefbaar te maken is kun je ook in de binnenstad wonen. Hoeveel leegstand is er in het centrum ?
Maar hoe vind je de balans tussen teveel aanharken en te weinig?
Want die dronken toeristen, uit de band springende provincialen en vrijgezellenfeesten leveren ook weer overlast voor de bewoners die er nog wel zijn. En voor de mensen die er werken en zelfs voor de andere bezoekers.
Maar als de gemeente (stadsdeel?) daar iets tegen probeert te doen, krijgen ze weer het verwijt dat ze er een overgereguleerd openluchtmuseum van willen maken.
Waar is de balans?
Je zult eerder vermoedelijk al over Ter Horst geschreven hebben (ik ben een zeer luie volger van je), nu sleep je haar aan het slot er nog even bij.
Ik wil er op wijzen dat alle Amsterdamse burgemeesters van de afgelopen decennia ‘harkers’ zijn geweest. Veelal achter een zeer vriendelijk burgervadersmoel hebben zij aldoor geweldig lopen reguleren: dat is de vrijheden en het oprekken van regels waar ‘de Amsterdammer’ zo toe geneigd is (zeker niet alleen aan de zo noodzakelijke rafelranden) in te perken en te regelen. Tot Polak waren ze ook nog van het zeer regenteske
soort. Maw: de politiek loopt haast per definitie achter de feiten aan en in de persoon van de burgemeester komt dat zeker tot uiting. Enz
Blaauw: ja, over Guusje ter Horst heb ik eerder geschreven, zie
http://www.spaink.net/2010/03/16/oh-nee/
http://www.spaink.net/2009/07/21/wantrouwen/
Je hebt gelijk dat de trend al veel langer bestaat: Schelto Patijn maakte het schoonmaken van de stad zowat tot zijn hoofddoel. Onder Cohen is het iets minder geworden, maar niet genoeg minder.
Inez, ik denk dat je meer richten op de bewoners helpt. En vooral: heel precies zijn in wat je niet wilt (in plaats van, zoals nu teveel gebeurt, zowat alles te willen aanharken) en de rest maar wat laten gisten. Terughoudend zijn, derhalve.
Ik schreef ‘tot Polak’ en liet express na Patijn in te vullen. Over regentesk gesproken, maar dat was meer zijn uitstraling. Hij was inderdaad vooral daarmee bezig, en over de situatie van nu; ik zie ook wel nut en noodzaak van grenzen aan uitbaten op een terras en het wringen met het mensen naar de zin te willen maken, op datzelfde terras.
Polak ben ik min of meer gaan ‘haten’ nadat hij het presteerde (door wie of wat dan ook aangestuurd, dat valt buiten mijn waarneming) in plaats van de Gemeente Reiniging het leger en de militair politie op de barricades losliet. [Ik ben er van overtuigd dat dát de ochtend van 3-3-1980 had gemoeten en gekunt] Ook op de PH-kade stonden zware geweren opgesteld. Hoever zou Guusje gaan?
Ik ga nu lezen wat je van haar vindt, ik denk positief over G. Maar ik ben ook maar een man, Karin.
gr/Blaauw
@ 4 Je moet het zo zien, dat wij, buitenlui in heel het land, de hoofdstad en heur inwoners laten bestaan bij de gratie van het fenomeen, de koddigheid. Het vertederende. Als alle, overige, Nederlanders niet zouden willen dat Amsterdam en heure doorluchtige inwoonsters niet zouden bestaan dan bestonden zij niet.
Zo is er in het buitengebied van Groningen tot Maastricht wel eens het plan gelanceerd rondom Amsterdam een heel hoog hek te zetten. Met kleine kijkgaatjes erin waardoor je naar de aapjes kon kijken.
Dat plan dat is wel eens, of meer, gelanceerd.
Ik zou er zelf niet onwelwillend, en slechts besmuikt lachend, een spoor van leedvermaak, tegenover staan.
Maar ik vind dat we dat niet moeten doen.
Amsterdam moet blijven zoals het is.
De goedgeluimdheid, het vrijheidslievende, het karaktersterkende, de smeltkroes-mentaliteit met soepel en gemakkelijk behoud van het uiterst typisch karakteristieke, aangevuurd en aangemoedigd op alle fronten door Job Cohen, heeft stad en land goed gedaan.
Karin beschreef het deze keer uiterst goed. Ze moet door de lentezon beschenen zijn geweest. Anders kan ik het niet verklaren.
Dan nu weer met ultrarechtse starheid over tot de orde van de dag.
Een lichte lippenkrulling nog, ten aanzien van de Amsterdammers.
Een die nooit van mijn aangezicht zal wijken.
OBER…!!!!! – Hebt u misschien éven, een héél klein beetje tijd…???
Ik zit hier namelijk al een half uur te wachten. Op uw Amsterdams terras.
Ik zie hoe steeds meer ambitieuze, creatieve amsterdammers erover denken elders te gaan wonen (incl. mezelf), mede door enorme lelijkheid die de stad momenteel kenmerkt: het begint steeds meer op een Almere te lijken met oude gebouwen.
Maar het grootste gevaar is de ambietie van een aantal wereldvreemde paarsebroeken van de PvdA en GL om Amsterdam op de Unesco-lijst te krijgen, wat zal betekenen dat er een hele lijst met nieuwe regels gaat gelden voor het centrum en dat het hele centrum een museum wordt waar helemaal niets meer mag (geen feestjes op straat, geen evenementen, zelfs de kleur van de kozijnen en deuren van de huizen wordt dan door de VN bepaald…). Dit zal Amsterdam de komende 20jaar doen veranderen in een bejaardenhuis. (tot grote vreugde van de babyboomers die er 25jaar geleden voor 15.000 een huisje hebben gekocht en inmiddels wel een beetje genoeg hebben van die blowende toeristen op hun schoongeveegde stoepje.)
Het is veelzeggend dat je het nalaat om studenten aan te halen als een traditionele Amsterdamse bevolkinsgroep, de traditionele nieuwkomers. Jij was toch zelf toentertijd als student naar Amsterdam gekomen vanuit Alphen a/d Rijn om hier politicologie te studeren? Is het de afgunst van oud (radikaal) links versus nieuw (gematigd) links, nu blijkt dat de meeste studenten liever D66 stemmen dan GL? Ja, en ook ik heb D66 gestemd, zoals bijna iedereen die ik dagelijks tegenkom op school. Is dit de reden dat studenten volstrekt buiten jouw blikveld vallen? Karin, een hoop studenten willen zich graag in Amsterdam vestigen, niet alleen om 4 jaar te studeren maar om hier een bestaan op te bouwen, maar kunnen dat niet omdat de afgelopen jaren betaalbare huizen en kamers met de grond gelijk zijn gemaakt om dure koopwoningen en lege kantoren te bouwen, en omdat er geen bijbaantjes meer zijn om je stufi mee aan te vullen. Alle lucratieve bijbaantjes worden jaarlijks ingepikt door “stagairs”. Als studenten het al nauwelijks meer kunnen bijbenen (nu alweer dreigementen om de OV jaarkaart af te schaffen…), hoe wil je dat anderen zich in Pretpark Amsterdam gaan vestigen? D66 houdt zich serieus met dit vraagstuk bezig, GL niet.
TLD: nee, ik noem studenten niet als aparte groep naar-de-stad-trekkers. Ik noem geen enkele specifieke groep, en dus is het niet erg veelzeggend dat ik studenten niet apart noem. En het gebrek aan betaalbare woningen noem ik nu juist wel.
Overigens heb ik nooit in Alphen aan de Rijn gewoond, was ik al Amsterdammer voordat ik student werd en snap ik niet waarom je denkt dat dit stukje een beleidsnota van GroenLinks is, maar dat allemaal terzijde.