Vandaag is het precies twee jaar geleden dat KimMijnkat stierf, twee jaar geleden dat ik haar liet doodmaken, twee jaar gelden dat ik haar samen met andere Karin begroef, twee jaar geleden dat Joke me ontredderd aantrof. Vorig jaar ging haar sterfdag wat aan me voorbij, ik zat toen zwaar onder de chemo, maar ditmaal weet ik het allemaal weer precies en mis ik haar. Ter ere van Kim een reprise van een oude column uit Het Parool van 26 juli 2005.
Schrikkelkatje
Gelukkig wilde de dierenarts hier komen. In haar laatste uur wilde ik niet met haar slepen, en als je dan toch dood moet, dan liever thuis. Kim was op: haar achterpoten weigerden steeds vaker dienst, ze was half blind en doof en werd steeds angstiger. Ze was geboren op schrikkeldag in 1984, zij en ik hadden langer bij elkaar gewoond dan mijn ouders en ik. Ze heeft al mijn liefdes overleefd en is ouder dan mijn ms.
… me ernstig afvragen of haar door laten leven voor haar is of voor mezelf. Als ik het nu doe, is dat dan om mezelf de last te besparen van een klagende, zielige kat die soms een uur kan zitten mauwen om ik weet niet wat want alles wat ze zou kunnen willen heb ik gegeven of gedaan? Als ik het uitstel, ontken ik dan dat ze al eigenlijk helemaal op is, omdat ik haar nog niet wil missen? Beter naar haar kijken. Elke dag opnieuw snel, doch goed beslissen. Wijs wezen.
Hoe beslis je in godesnaam voor een ander, ook al is die ander je huisdier? Ze was mijn grens al lang gepasseerd, maar dat was mijn grens. Hoe kom je erachter waar een ander zelf de grens legt? Hoe scheid ik daarbij mijn belangen van de hare? Ik legde mijn dilemma aan de dierenarts voor die haar onderzocht. ‘Liever een week te vroeg dan een paar dagen te laat,’ zei hij, ‘je wilt ze de pijn besparen.’
Raar dat we die regel bij dieren zo makkelijk accepteren. Bij dieren mogen we onze grens opleggen, bij mensen vinden we het normaal hun grens te passeren door die eindeloos te evalueren, uit het oogpunt van onze zorgvuldigheid. De paradoxale overeenkomst is dat in beide gevallen anderen beslissen wanneer je mag gaan, tenzij je zieke lichaam hen te snel af is. In de dood ben je afhankelijker van anderen dan ooit. Katjes kunnen bovendien geen zelfmoord plegen als ze het niet met jouw grens eens zijn.
De dierenarts is het met me eens: Kim is op. Hij legt me precies uit wat hij gaat doen. Ik houd haar in mijn armen als hij haar verdooft en ik probeer rust uit te stralen zodat ze niet bang wordt. Zo lief en gewoon mogelijk doen, voor haar. ‘Moordenaar,’ scheld ik mezelf intussen uit, ‘moordenaar! Kim, ik heb opdracht gegeven je dood te maken,’ en ik voel me schuldig, tegelijkertijd wetend dat als dierenartsen zulke dingen niet mochten doen, ik over een week eigenhandig haar nekje had gebroken omdat ik haar inderdaad de pijn en paniek van een steeds verder opkruipende verlamming wil besparen.
… mensen en katten zijn twee totaal verschillende soorten die over en weer elkaars gezelschap zoeken, zonder horigheid of materieel gewin. Honden laten zich onze wet voorschrijven, kanariepietjes en hamsters zijn afhankelijk en gevangen, maar katten komen uit vrije wil naar ons toe en velen geen dwang. We geven ze voedsel, warmte en veiligheid, we krijgen een warme schoot, kopjes en soms een haal – maar geen van beide partijen is de ander de baas. De twee wilde zwervers die bij me zijn ingetrokken bewijzen het, ze komen en gaan naar het ze belieft, maar steeds vaker zijn ze hier, uit vrije wil. De verhouding tussen mensen en katten geeft me altijd hoop.
Nu ze dood is, lijkt ze nog kleiner dan eerst. Die hele middag aai ik mijn platte, dode katje.
Katten zijn vaak leuker dan mensen!
Honden zijn dom, of vals.
Een gedicht voor Kim: http://home.hccnet.nl/via.syl/bloemen/
juzo: het is geen EEN
het is een leven dier,
vast een honden type die juzo.
altijd blaffen, overal achteraan lopend, kwijlen of vals bijten
Nou, kwijlen vind ik wel ‘t fijnste eigenlijk, en achteraan lopen. Liefst zo smerig mogelijk. En ook vuns. – ‘\~_~/’ – Wie doet me wat. Jij niet.
wat een mooi integer stukje karin..
Ik hoop dat je ‘n (of meer) goeie nieuwe hebt.
Katten nemen veel trekjes over van de baas of bazin. Bazen en bazinnen van katten nemen veel trekjes over van hun kat. Ik had er eerst twee. Boumfydell en Jipsloop. Genoemd naar stripfiguren uit de Okki of de Taptoe, van toen m’n kinderen klein waren. Ik heb alleen Boumfydell over, die de zoon is van Kikki, een echt hardstikke mooi superverleidend maar uiterst laagstaand en verderfelijk Maastrichts straatkatje. Zó zijn alle Maastrichtsen. Maastrichtsen slopen je. Tot op het bot. En nog veel verder.
Boumfydell is ouder dan twaalf jaar. Ik heb al zijn karaktertrekken en die van Kikki overgenomen. Hij de mijne. We hebben enkele zelfbedachte, perfect dagelijks werkende rituelen. Gelukkig ziet niemand die. Ze zouden me laten opsluiten. Ik zou gemeden worden als ‘n melaatse. Niemand weet het. Ik praat er nooit over. Het is geheim.
Alle wetenschap en onzin die ik uitkraam, heb ik van Boumfydell. Als tegenprestatie kijkt hij alleen maar verstandig, na de dagelijkse transformatie van mijn volslagen ontembare waanzinnigheid.
Ik hoop dat je ‘n goeie nieuwe hebt. Ik wens ‘t je toe. – ‘\~_~/’
“Wat moet ik nou met Karin” vraag ik hem af en toe wel eens.
Inderdaad mooi. Het riep natuurlijk ook herinneringen op aan de katten die ik zelf heb laten inslapen. Omdat het volgens de dierenarts niet anders kon. Het absolute vertrouwen waarmee die diertjes in de armen van het vrouwtje lagen, hun kon niks gebeuren want het vrouwtje was erbij. Het huilen, huilen, huilen na afloop. Mijn moeder stierf in dezelfde week als waarin ik een poes moest laten “inslapen” (rotwoord ook trouwens). En het gekke was dat op dat moment het verdriet om de poes veel intenser was, veel pijnlijker, hoewel ik in later jaren veel meer aan mijn moeder heb teruggedacht en haar veel beter ben gaan begrijpen dan ik dat deed toen ik jonger was. De liefde tussen mens en kat is totaal ongecompliceerd. Vanzelfsprekend en vrolijk. Daarom is het ook zo vreselijk als een kat doodgaat, en nog veel erger als je daar zelf opdracht voor geeft.
En vandaag moest m’n dochter mijn kleinpoes Vrijdag-Toulouse, roepnaam Vrijdagje, laten inslapen… Wat een bizar toeval om daarna jouw mooie column over Kim te lezen. Op dit moment wint de emotie het nog van het rationeel denken (mooie leeftijd, goed leven, geen onnodig lijden). Uiteindelijk resteren vooral de mooie herinneringen…
herinneringen zoals aan mijn eerste vriend Mickey (voor wie het interesseert: http://home.hetnet.nl/~heraclitus/heraclitus_mickey.html )
maar nu nog even niet.
Sterkte bij het omgaan met het gemis.
Wat een lief verhaaltje: dat er bloemen op de kat groeien. Maar ik wil liever toch niet zo naar mijn tuin hoeven kijken. Daar ligt Kim, en daar Tweety, hier Michael… Dan wordt het een dierenkerkhof in plaats van een lusthofje.
Toen ik de titel las, dacht ik: “Hee, ik heb ook een schrikkelkat! Wat een onwijs toeval.” Onze Shiva is van 29 februari 1996. Toen las ik het stuk en begreep dat het niet over die datum ging.
Het is raar, zo een beslissing over leven en dood. En dat je die met huisdieren geacht wordt te kunnen nemen. Mijn oude Knoet heeft ook een prikje van de dierenarts gehad en is toen op mijn schoot gestorven. En lange, lange jaren daarvoor onze Urgje. Ik was twaalf of zo en mijn ouders waren niet thuis. De poes was al een tijdje ziek, maar het werd nu wel heel erg en ik heb de dierenarts gebeld. Die is ‘s avonds langsgeweest en heeft het diertje een prik gegeven. Ik heb nooit geweten of dat euthanasie was of een laatste poging hem te redden. Ik ben gaan slapen met de poes in mijn armen en toen ik de volgende ochtend wakker werd, lag hij er nog – maar nu koud en stijf. Dat zijn van die dingen die je nooit vergeet.
Michiel, Kim was een heuse schrikkelkat: geboren op 29 februari 1984. Een lief en klein schrikkelkatje.
Tranen met tuiten, mezelf verwijtend gevoelsmatig, want rationeel is het duidelijk: het kan écht niet meer.. Onze dierenarts wilde niet komen, ‘want thuis houden katten alleen maar meer vast aan het leven’ volgens mij een excuus om niet té betrokken te raken.
Dus stonden we daar, aan die linoleumtafel met daarop onze Tijger. Het hartje deed het niet goed meer, nog weken hadden we (het was een strijd, het beestje heette niet voor niets tijger) geprobeerd met pillen de benauwdheid te onderdrukken/ op te lossen. Eerst leek het te helpen, later sjokte onze, eerst zo levenslustige, poes omdat ze geen adem meer had.. Duidelijk, dus de spuit..ze was ook zomaar weg, eigenlijk best wel rustig, maar o..wat moesten we janken (al waren er ook tranen om ander verdriet)..
Nu, jouw stukje lezend, schieten me weer de tranen in de ogen..
Jemig, even weer heel dichtbij..
Dag Kim!
Liefs, Mien