Langzaam klaart mijn hoofd, er komt weer licht en lucht in. ‘Het mocht ‘s tijd worden,’ bromt mijn ene ik tegen mijn andere, ‘je bent al bijna elf maanden uit de running.’ ‘Voor diagnose, amputatie, chemo, herceptin en acute depressie vind ik dat anders nog vrij vlot,’ antwoordt mijn andere ik afgemeten. Ik laat ze maar kibbelen.
Wat maakte nu dat er de afgelopen week ruimte kwam, dat mijn werk me weer ging trekken, anders dan vol schuldbesef en opgekropt plichtsbesef van ‘Ik kan niet wéér om uitstel vragen’ en ‘Oh hemel straks dumpen mijn opdrachtgevers me nog!’, maar me gewoon weer ouderwets leuk leek? Heel stom: tranen. Depressie is opgekropte woede zeggen mensen wel, maar wat me in de greep kreeg nadat de herceptindepressie afnam was geen boosheid, eerder moedeloosheid. Waarom zou ik in hemelsnaam weer opkrabbelen, de ene na de andere ziekte kwam immers op mijn pad en viel me in de rug aan, dus waarom nog die moeite genomen? Kon ik niet maar beter blijven zitten waar ik zat, veilig opgeborgen in mijn ziekte, in déze ziekte, op wat inmiddels bekend en dus vertrouwd terrein was?
Ik jankte bij Joke en Felipe. Dat ik het zo moe was, dat eeuwige gevecht tegen mijn lichaam, dat ik de moed niet meer had. Dat het niet éérlijk was van die kanker, want ik was net een jaar uit de WAO en had de ms eindelijk achter me gelaten (wat op zich al een half medisch wonder was) en dan nu dit – alsof het tapijt onder mijn voeten was weggetrokken. Nog geen week later was ik opnieuw in tranen, omdat mijn eerder zo leuke werk me niks zei. Ditmaal sloegen Mieke en Suzan een arm om me heen. Allemaal lieten ze me gewoon maar jengelig uithalen, wat heel slim was want alle tegenwerpingen, rationalisaties, relativeringen en moedinsprekingen had ik al tientallen malen op mezelf losgelaten, daar ben ik namelijk erg goed in; in huilen minder. Misschien was depressie gestold verdriet en begon ik nu eindelijk te smelten.
En ik realiseerde me dat ik bang was: bang opnieuw teleurgesteld te raken, bang dat het opkrabbelen weer vergeefs zou blijken te zijn. Geen wonder dat ik me zo inert voelde, ik wilde simpelweg niet vooruit, ik wilde blijven waar ik was. Die gedachte hielp: want in de grond ben ik geen bang mens. Ja er is van alles dat me benauwd kan maken en wit om de neus, maar als ik het de moeite waard vind doe ik het uiteindelijk toch, trillend en wel: liever met open ogen in het diepe springen dan koukleumend aan de kant blijven staan. Bovendien: hoezo weer vergeefs? Want mooi dat ik in de tussentijd heerlijk had gewerkt, boeken had geschreven en me geweldig had gevoeld. In de liefde loopt het uiteindelijk ook vaak mis, maar is dat een argument om nooit meer van iemand te houden? Nee, alleen om de eindigheid van alles niet uit het oog te verliezen. Nou dan. Tuthola.
Dus toen was ik al een eind op streek.
Wat me het laatste duwtje gaf, was dat ik een oud boek moest herlezen: Vallende vrouw, het relaas over mijn ms, wordt heruitgegeven en of ik de zetproeven wilde corrigeren. Net als al mijn andere werk stelde ik die klus eindeloos uit. Bovendien, die ms zonk in het niet bij dit-nu-mijn kanker, het zei me allemaal niks. Totdat ik begon. Oh hemel, het was echt erg geweest indertijd: de paniek toen ik wekenlang halfblind was, de radeloosheid toen geen enkele arts me kon of wilde zeggen wat maakte dat mijn lichaam overal instortte, hoe hard de wereld aan me trok toen mijn evenwicht kapot was en ik mezelf steeds maar kotsend ter aarde wierp, en vooral: hoe ik moest wennen aan gehandicapt zijn en hoe vreselijk bang ik was toen mijn armen het leken op te geven. En dat lag inmiddels allemaal achter me, ver, veilig weg.
Zelfs van ziekte naar ziekte gaan kan vooruitgang zijn, want het gaat om de tussentijd bedacht ik. Daarna klaarde mijn hoofd op.
19 februari 2007 / MC, 2 maart 2007
Hoi Karin,
ik ben blij voor en met je! Ik had een keer een verpleegkundige, die na mijn relaas over mijn voorgeschiedenis, slechts zei: geen wonder dat je het vertrouwen in je lichaam kwijt bent.. zo, ineens de kern van wat me plaagde!
Vertrouwen wat elke keer hardnekkig als onkruid, toch gelukkig weer elke keer terugkeert, om weer te verdwijnen en om weer te terug te komen (met wat reserve, maar vooruit!) Wel wonderbaarlijk dat het zo werkt!
Uiteindelijk maakt de reis in het leven het leven interessant (al is het lang niet altijd leuk, fijn, gelukkig en pijnloos) het einddoel is zoveel saaier :D
Liefs, Mien
Had zelf ook odyssee van verschillende stevige ziekten op rij. Waar is ook gewoon dat je per saldo ook een stukje van de wetenschap aan het waarmaken bent. Daarbij is de enkeling uiterst van belang, al lijkt dat soms niet zo en zou je dat naar algemene maatstaven ook niet op voorhand denken.
Het gen waaraan ik ziek was tijdens kanker blijkt nu mede van grote invloed op het krijgen van HIV-infectie. Het hele kleine groepje jongeren in Nederland (en de rest van de wereld) met vergelijkbare leukemie (-genen) is misschien ogenschijnlijk van weinig belang, maar wel van enorme betekenis bij dat hele grote vraagstuk van het toekomstige vaccin tegen HIV. Waar is dat het moet kunnen lukken. Wij overleven ziektevrij na chemo. Op zich is zoiets op zich al een groot goed om voor te leven.
In het geval van Karin vrij te worden van MS en vervolgens kanker te krijgen zegt natuurlijk wel veel over onderliggende moleculair-genetische basis van dat alles. Dat is wel allemaal om te huilen, maar ook iets om voor te leven.
(Kan de bovenstaande huisautist zich alsjeblieft aansluiten bij een daarvoor gepaste vereniging)
Indrukwekkend stukje openheid Karin. Ik lees je regelmatig, reageer eigenlijk nooit. Want wat valt er toe te voegen aan jouw authenticiteit. Maar van dit stukje krijg ik kippevel. “Depressie als gestold verdriet.”
Je bent een indrukwekkende vrouw, voor zover iemand dat ook maar kan bepalen vanachter een beeldscherm.
Wat fijn om te lezen. En wat een kutklus om er zo uit te moeten vechten. Elke ziekte is een nieuwe ramp, onvergelijkbaar met de vorige. Fijn dat je nu de weg naar boven bent ingeslagen.
In judo (ook voor kinderen) heb je iets wat de offerworp heet. Je tegenstander is te sterk en duwt je bijna achter over, maar dan duik je onder zijn zwaartepunt en gooi je hem helemaal over je heen in de richting dat je tegenstander duwt. Het is een risicovolle, maar mits goed uitgevoert, erg effectieve worp. Vooral als je tegenstander met zijn tanden de mat (of buiten de dojo, stoeprand) kan eten.
Verder is de dood een deel van het leven. Maar nooit zinloos. Het gaat er om of je al met al een betere wereld achter je laat voor de mensen waarom je geeft. Geven is nemen in de liefde voor je geliefden.
Leuke foto! Maar omdat vrouwen van Venus komen kan het voor jou niet zo zonnig als op deze foto zijn… (P.S. Ga je wel eens naar het strand op een mooie dag als dit? Tijdens kantooruren is het lekker rustig)
Er waren eerder een paar momenten dat ik vanuit intense geraaktheid enkele reacties plaatste in je blog Karin. Ik lees nog steeds wel mee hier, maar mengde me niet meer in de discussie of reageerde naar je. Hoewel je daar dus niets meer van merkt, neemt dat niet weg dat ik nog met je meeleef, en dat wil ik graag gewoon even gezegd hebben.
En ach ….. wat mooi gezegd weer, zo herkenbaar ….. “depressie, gestold verdriet ……”!
Dag!
Ik denk dat ieders leven zo is. Ook als je niet ziek bent. Ook zonder ziekte zijn er heel veel teleurstellingen, je zegt het zelf al, ook in de liefde gaat heel wat fout, en niet alleen daar. Carrières die toch in versuffing uitlopen, liefdes die fout lopen, een lichaam dat het uiteindelijk bij iedereen gaandeweg opgeeft, misschien juist daarom dat de meeste mensen ouder worden als prettig ervaren. Niet omdat je er gaandeweg achter komt dat plannen totaal geen zin heeft omdat het tóch altijd anders loopt, maar ik denk dat het komt door het toegenomen zelfvertrouwen. Ik denk dat voor heel veel mensen geldt dat ze denken: Als ik dít, én dat, én dat, en toen nog dat, állemaal al te boven ben gekomen, dan zal de rest ook wel lukken. Jong zijn is wat dat betreft, hoe effen het pad dan meestal nog is, veel beangstigender. Weet nog wel dat ik vroeger dacht: Stel dat dít gebeurt, of dat, of dit zou ook nog kunnen, stel dat dié dood gaat, of dié me verlaat, dat overleef ik niet. Inmiddels is alles wel zo’n beetje gebeurd wat ik gevreesd had én meer, tot een paar jaar terug kon ik nog denken dat ik in elk geval géén kanker gehad had maar dat kan nu ook niet meer. En toch vind ik het leven nog steeds erg boeiend, prettig, de moeite waard. Zag een stukje op tv bij de dood van Fons Rademakers, dat hij iets gezegd had in de trend van ik weet dat het niet kan want iedereen gaat dood, maar het zou wel leuk zijn als dát aan me voorbij zou kunnen gaan, woorden van die strekking. Dat hij het leven veel te leuk vond om dood te gaan. Dat gevoel heb ik in toenemende mate ook. Opgeven is ook een soort van doodgaan, al leef je dan wel door. Er zijn tálloze mensen die het leven halverwege al opgeven. Ga maar eens in de tram of de metro zitten en kijk naar die uitgebluste blikken, die geslagen uitdrukking. Jammer vind ik dat altijd. Je kunt nog lang genoeg écht dood zijn, en zolang je er bent kun je maar beter leven. En natuurlijk doe je gaandeweg ontzettend veel. Of je nou van ziekte naar ziekte gaat, of van decennium naar decennium, als het goed is zit daar vooruitgang in. Dus gelukkig dat je hoofd weer opgeklaard is. Zal vast ook wel weer eens somber worden, dat hoort er gewoon bij. Als je maar weet dat het altijd weer opklaart daarna. Dat huilen hoort trouwens ook bij kanker. Ik heb ook heel wat afgejankt in die tijd, merk dat ik dat weer steeds minder doe. Geen aanleiding meer toe, het gaat overwegend weer heel lekker en vergeet ook vaak dat ik kanker heb gehad, terwijl het in het begin mijn leven beheerste. Wens jou dat ook erg toe, dat je het langzamerhand zo nu en dan helemaal gaat vergeten.
Eén zin: het is gewoon hartstikke herkenbaar, alles!
Kijk ook eens bij http://www.tegenkanker.net/detail.asp?id=713
en http://www.sabinedevos.com
‘\°_°/’